Pagina's

woensdag 13 juli 2016

De Confrontatie 4


Het was angstaanjagend stil in het dichte woud ver van de bewoonde wereld.
Enkel doorsneden door een rijbaan die langs de heuvels naar de Franse grens slingerde.
Daar reed een groep Vlaamse wielertoeristen.
Ze kwamen uit Bavikhove. “Deelgemeinte van Oarelbeke (In WestVloandren).Vijf mannen en twee vrouwen.
Elk jaar maakten ze een meerdaagse trip. Met als bedoeling zoveel mogelijk kilometers bij elkaar te fietsen.
De ene keer naar de Franse Opaalkust, de andere keer naar Zeeland. Vorig jaar naar het Zwarte Woud.
Maar dit jaar kozen ze voor de Ardennen.
En toch, konden ze het niet laten om een stukje ‘La Douce France’ aan één hunner uitgestippelde routes toe te voegen.
Eén van de twee vrouwen was Katrien Valcke.
40 jaar oud en van beroep inspecteur bij de Federale Politie.
Katrien was van geen kleintje vervaard.
“Grootgebracht met Bavikhoofse patatten van voadre ziene groend.”, zoals ze zelf steevast zei.
Dat zei voor diegenen die haar kenden al meer dan genoeg.
De ouderwetse West-Vlaamse arbeidsethiek gecombineerd met een onvervalste ‘no nonsense’ mentaliteit maakten deel uit van de opvoeding op de boerderij van de familie Valcke.
Als klein meisje bracht ze zonder vrees de koeien van de stal naar de weide. Zelfs van August, de 500 kilo zware dekstier die al meerdere prijzen op zijn palmares had staan en de familie een meer dan flinke stuiver opbracht had ze geen schrik.
Haar ouders noemden haar een ‘knechtebrokke’.
Voor de niet West-Vlamingen. Een meisje dat meer op een halve jongen leek.
Zo was ze ook.
In bomen klimmen, kampen bouwen, zeepkisten maken.
Ze deed niets liever.
Maar als er gewerkt moest worden konden haar ouders altijd op haar rekenen.
De mesthoop omkeren, de stallen kuisen, de kalfjes voederen
Katrien deed het met veel plezier.
"Ze zoe zie dadde nog nie zo slecht doen hier op de ‘boerhofstee’ als boerinne." Zei haar vader.
Die zijn oudste zoon verloor door omstandigheden die ik later zal uitleggen.
Maar Katrien koos een heel andere richting.
Katrien werd flik.
In  Brussel.
En de gangsters en straatcriminelen hadden het geweten.
Dat Inspecteur Katrien Valcke zich niet gauw laat intimideren.
18 jaar diende ze in onze hoofdstad.
Tot ze werd overgeplaatst.
Naar haar eigen regio.
“De Kortrijkse regio kampt met zware grenscriminaliteit”, zei haar overste.
“Onverschrokken gangsterbendes overvallen winkeliers en maken grote sommen buit.
De mensen willen dat er iets ondernomen wordt.
Liefst harde actie.
Jij bent van daar, je kent de streek.
En je geniet een uitstekende reputatie.
Iemand als jij kunnen ze daar best gebruiken”.

Zo belandde Katrien terug in haar geboortestreek.
En dat beviel haar best.
Ze vond er haar oude vrienden terug en knoopte de sociale banden die ze verloren raakte opnieuw aan.
Katrien is een sportieve dame.
Ze doet aan Karate en taekwondo. Liep al meerdere marathons en doet zelfs regelmatig zware triatlon wedstrijden.
En ze maalt meermaals per week haar kilometers af met de fiets.
Voor deze trip naar de Ardennen had ze verlof aangevraagd.
Dit wilde ze echt niet missen.
Het uitstapje met haar vrienden van Wielertoeristenclub ‘De Deurestampers'.
Die ochtend toen ze met haar wielervrienden zat te ontbijten kreeg ze telefoon van de commissaris.
Of ze het al gehoord heeft van de ontsnapping van Francis Pelckmans.
En of ze niet wilde uitkijken en als ze iets zag of opmerkte meteen zou bellen naar commissaris Lefevre.
Van de Federale Politie in Dinant.
Tuurlijk zou ze dat doen.
“Meinschenlief... Ak diene klootzak en mien anden krieg’n,’t  kan zien da’k em met me blote handen kastreren." Voegde ze eraan toe.
Ze had de hele zaak op de voet gevolgd.
Zelf had ze meer dan genoeg te maken gehad met verkrachtingszaken.
En de ellende die daar het gevolg van was.
Dergelijke mannen konden bij haar op geen enkele genade rekenen.
Maar er was nog een reden waarom ze Francis Pelckmans hartsgrondig haatte.
Een persoonlijke reden, die echter niets met verkrachting te maken had, maar wel met zijn optreden als instructeur bij de para's.

In het hotel, na elke rit en na het avondmaal met het bijbehorende ‘nagenieten’.
Trok Katrien zich op haar kamer terug.
Ze had onlangs het boek van Sandra gekocht in een filiaal van de Standaard Boekhandel in Kortrijk.
En ’s avonds zat ze erin te lezen.
Ze had het al helemaal uitgelezen.
Maar begon gewoon opnieuw.
Omdat de woorden die Sandra schreef zo oprecht waren.
Katrien had oprecht bewondering voor deze dappere jonge vrouw.
Ze had tranen in de ogen, telkens opnieuw. Toen ze in het boek zat te bladeren.
Ze wist nu al dat ze in november naar de boekenbeurs zou gaan, als Sandra er een signeersessie zou houden.
Ze wilde deze moedige jongedame best wel eens ontmoeten.
Ze besefte echter niet.
Dat ze Sandra sneller zou ontmoeten dan ze ooit zou vermoeden.
Helaas in tragische omstandigheden.
En dit zou haar kijk op het leven drastisch veranderen.
Die ochtend waren ‘De Deurestampers’ al vroeg op pad.
De groep hield er een stevige vaart in.
Langs de kleine bochtige wegen, vaak met stevig klimwerk en afdalingen met veel haarspeldbochten.
Zoals je dat wel eens in de bergritten van de grote wielerrondes ziet.
Ze hadden net het dorpje Gedinne verlaten en reden nu in de richting van de Franse grens.
Het enige geluid wat ze hoorden was het gefluit van de vogeltjes en het geluid van ruisende kettingen en en schakelende versnellingen.
Er was nog geen verkeer. Op die ene BMW na die rakelings langs hen raasde in een dolle vaart.
Tot opeens.
Een schot…
De groep remde.
Hoorden ze dat goed? Een schot?
Er was toch geen jachtseizoen.
Katrien keek omhoog.
Ze zag een man tussen de bomen sluipen.
Met een geladen pistool in zijn hand.
Ze deed teken aan de rest van de groep om halt te houden.
Ze zag de man, getaande huidskleur, blauwe sweater, zwarte trainingsbroek.
“’t Es were ne vremden." Foeterde ze stilletjes.

Ze zag hem tweemaal vuren.
Hoorde van hogerop een ruwe pijnkreet.
Katrien kreeg een schok, haar hart ging wild tekeer.
Ze staarde onbewogen naar de beboste helling, bijtend op haar lip.
De jongeman keek even naar beneden en klom dan haastig naar boven, zich vastklampend aan de bomen en struiken.
Toen zagen ze een jonge vrouw naar beneden rollen.
Haar lichaam smakte met volle geweld tegen een boom.
Katrien kreeg het warm en koud tegelijk.
“Shit, wuk est er ier goande?” Vroeg ze zich luidop af.
Ook de anderen stonden als aan de grond genageld.
Katrien liet haar fiets vallen, wipte lenig als een kat over de vangrail en ging naar boven.
Ze kwam bij de boom, ze zag een zieltogende jonge vrouw.
Ze zag haar verwondingen, hoe het bloed uit haar lichaam stroomde.
Ze knielde, raakte de jonge vrouw zachtjes aan, “Zou ze nog leven?” Vroeg ze zich af.
Voorzichtig draaide ze de zieltogende jonge vrouw om.
Katrien zag haar gezicht.
En kreeg het meteen ijskoud.
“Da kan toch ghin woar zien?" Stamelde ze.
Ze tastte in de achterzak van Sandra haar jeansbroek, haalde haar portefeuille eruit.
 Ze zocht naar haar identiteitskaart.
“Naam: Musschaert, voornaam: Sandra.” Las ze.
Katrien hapte naar adem, haar handen trilden.
“Me ziele Gods” zei ze zacht.
Ze hoorde zacht gereutel.
Sandra leefde nog.
Maar was er verschrikkelijk aan toe.
Ze riep naar beneden.
“Belt de hulpdiensten, rap é betje." Schreeuwde ze naar haar wielervrienden beneden.
Ze wende zich weer tot Sandra.
Zag hoe het ongelukkige meisje naar adem hapte.
“Rustig meisje." Zei Katrien.
“Ek ben hier.”
Sandra opende haar ogen.
Het leek of ze iets wilde zeggen.
“Ontsnapt”, zei ze.
“Is ontsnapt.
Wilde me… vermoorden…”
Sandra haalde moeizaam adem. Probeerde haar verhaal te doen.
“Heb hem neer… geslagen…”
Katrien kneep zachtjes in haar arm, ze had meteen door hoe de vork in de steel zat.
“Goe gedoan mokke, goe gedoan.”
Ze gaf Sandra een zoen op haar voorhoofd.
“Diene smeirlap verdient nie beter.”
Katrien greep naar haar GSM, belde meteen naar de commissaris van de Federale Politie in Dinant.
Daarna naar haar eigen overste.
“Ik wil niet… sterven”, prevelde Sandra zachtjes.
“Je zal niet sterven." Antwoordde Katrien.
"Ik ben bij je.
Je komt er wel door meid." Zei ze moederlijk.
Maar diep vanbinnen wist Katrien wel beter.
Sandra had al teveel bloed verloren.
En kreunde van de pijn.
Haar ademhaling werd alsmaar zwakker, alsook haar polsslag.
Het ongelukkige meisje verkeerde in stervensnood.
Katrien besefte dat de hulpdiensten nooit op tijd hier zouden geraken om haar te helpen.
Dat maakte haar triest en woedend tegelijkertijd.

“Caroline”, zei Sandra moeizaam.
Ze hapte naar adem.
“Wil haar… niet achter… laten."
Toen klonk in de verte het geronk van een helikopter.
Katrien kreeg nieuwe hoop.
“Ze zijn daar Sandra”, zei Katrien.
“Ze zullen je naar de kliniek doen, je zal Caroline snel in je armen kunnen sluiten meisje”
Terwijl ze dat zei woelde ze zachtjes door Sandra haar rode krullenbol.
Sandra leek het bewustzijn te gaan verliezen.
“Bij ons blijven." Zei Katrien.
“Komaan meisje vechten! Bij ons blijven… Toe!!!” Smeekte ze.
Tranen kwamen in haar ogen.
Ze zag hoe Sandra de strijd alsnog leek te verliezen.
Ze hoorde Sandra nog iets zeggen.
“Zeg aan… Caroline…
Dat ik… van... "
Sandra slaagde er niet meer in om haar zin af te maken.
Ze verloor voorgoed het bewustzijn.
Hield op met ademen.
Katrien voelde geen hartslag meer.
Boven haar zocht een helikopter van de SAMU, de Waalse tegenhanger van de MUG een plek om te landen.
De wielervrienden van Katrien namen positie in om eventueel aankomende auto's tot stoppen aan te manen terwijl de helikopter de landing inzette.
Meteen stapte de urgentiearts uit. Katrien gidste hem naar boven waar hij Sandra meteen onderzocht.
Maar hij kon enkel nog... HAAR OVERLIJDEN VASTSTELLEN!!!
Even later stond het beneden vol politieagenten en mensen van het parket.
De straat werd afgesloten.
Vlak over de Franse grens hielden gendarmes de inzittenden van een zwarte BMW onder schot.
De gewonde passagier werd meteen op een draagberrie gelegd en met een helikopter naar een ziekenhuis in het stadje Givet afgevoerd.
De bestuurder Abdel Benaïssa werd aangehouden.
Het stoffelijk overschot van Sandra werd in een grijze zak gelegd, die meteen werd toegeritst.
Daarna legden ze de zak in een zwarte kist.
Die werd naar beneden gebracht.
Katrien was in shock.
Ineens drong alles keihard tot haar door.
Maar ook haar vrienden waren danig onder de indruk van hetgeen ze zagen gebeuren.

Intussen thuis.
Een auto stopte in de vroege ochtend bij het appartement van Caroline en Sandra.
Jeroen en Cornelia waren er blijven slapen.
Ze wilden Caroline niet alleen laten, in deze lange uren van pijnlijke onzekerheid
Jeroen deed open.
“Jongeman, wij komen voor Caroline Vermeire, wij zijn van de dienst slachtofferhulp”.
Jeroen ging haar halen.
Ze vreesden het ergste.
“De commissaris wil je spreken Caroline. Het gaat over de verdwijning van Sandra.
Wij zullen erbij zijn om je te steunen”.
“Mogen we mee vroeg Jeroen?"
Dat mocht.
Even later zaten ze in het bureau van de commissaris.
Hij zat kaarsrecht achter zijn bureau, zette zijn bril af en keek Caroline recht in de ogen.
En daarna ook naar Jeroen en Cornelia.
“Jullie zijn vast goede vrienden van Sandra en Caroline, neem ik aan.
Het is goed dat jullie bij haar zijn.
Laat me meteen met de deur in huis vallen.
Francis Pelckmans, nu tegenwoordig bekend onder de naam Abdullah is vannacht met enkele kompanen ontsnapt uit de gevangenis van Brugge.
Wij vrezen dat hij de hand heeft achter de verdwijning van Sandra.
Hij liet al langer aan iedereen die het horen wilde weten dat hij haar zou vermoorden als hij ooit vrij zou komen.”
Caroline verbleekte.
“Nee”, stamelde ze. “Dit kan niet, mag niet.”
Ze begon zacht te snikken.
Cornelia sloeg haar arm om haar schouder.
Drukte haar dicht tegen zich aan.
“Hebben jullie al enig idee waar ze zou kunnen zijn?” Vroeg Jeroen.
“Er zijn overal controles, moesten we een spoor van Pelckmans of van Sandra opvangen.
Of een tip krijgen.
Komt heel het politie apparaat in werking.”
“Maar Pelckmans is vannacht ontsnapt en Sandra is al van gisterenavond spoorloos. Hoe valt dat dan te rijmen?” Vroeg Cornelia.
“Eén van zijn kompanen is Abdel Benaïssa.
Een gevreesde gangster uit het Antwerpse.
Ook zijn broer Rachid is geen onbekende voor het gerecht.
Die laatste wordt nu opgespoord, we denken dat hij meehielp om hen laten ontsnappen.
Hoogstwaarschijnlijk hebben beide heren enkele van hun mannetjes opgetrommeld om Sandra te ontvoeren en naar een geheim adres te brengen.”
De commissaris keek hen vaderlijk doch erg bezorgd aan.
“Wij vrezen met recht en reden voor het leven van Sandra.” Zei hij in volle ernst.
Toen ging de telefoon.
Ze hoorden hem aan de telefoon, van “ja, ja, natuurlijk, vanzelfsprekend.” Daarna stond hij ineens op, wenkte naar de mensen van slachtofferhulp.
Ze verlieten de kamer.
Caroline, Jeroen en Cornelia bleven verweesd achter.
“Wat gebeurt er toch”? Vroeg Caroline huilend.
Cornelia hield haar dicht tegen haar, sloot haar armen om haar heen.
“Rustig maar lieverd”, zei ze zacht.
“Het komt wel goed, wie weet hebben ze haar alsnog gevonden”.
“Oh als dat eens zou kunnen, ik zou haar dolgraag weer in mijn armen sluiten…
Sanneke.” Prevelde ze stilletjes. “Ik mis u toch zo hard lieverd.”

Toen kwamen de commissaris en de mensen van slachtofferhulp terug binnen.
De sfeer in het bureau was nog bedrukter dan voorheen.
De commissaris nam plaats achter zijn bureau en zuchtte heel diep.
“Ik heb… verschrikkelijk slecht nieuws.” Zei de commissaris bedrukt.
Er stond verslagenheid in zijn ogen te lezen.
Maar toch trachtte hij kalm en zakelijk te blijven.
Caroline keek verschrikt voor zich uit, hield de adem in.
“Nee.” Kreunde ze zacht, bijna onhoorbaar.
Hij twijfelde, wist niet goed hoe te beginnen.
“Ze hebben Sandra gevonden." Zei hij.
“In een bos in de Ardennen, vlak tegen de Franse grens.
Ze was zwaargewond. Ze kreeg verschillende klappen en er werd op haar geschoten.
De hulpdiensten hebben… “ De commissaris moest even slikken.
Keek Caroline en haar vrienden met ernstige blik aan.
“Ze hebben haar… Niet meer kunnen redden.”
Caroline slaakte een vreselijke wanhoopskreet.
Ook Jeroen en Cornelia barstten in diepe snikken uit.
Het nieuws sloeg in als een mokerslag.
Sandra… DOOD !!!!
De keiharde waarheid drong slechts langzaam door.
Sandra Musschaert is dood.
Brutaal om het leven gebracht door crimineel uitschot voor wie een mensenleven geen cent waard is.
Het nieuws sloeg hard in bij haar vele vrienden, bij allen die haar in hun hart hadden gesloten.
Het verdriet was groot.

Voor Caroline wachtte er nog een zware taak.
Ze moest het lichaam van Sandra, haar echtgenote, haar vrouw.
Identificeren.
Een loodzware opdracht.
Maar ze stond er niet alleen voor.
Sandra’s ouders zouden meegaan.
“We zijn bij je, we doen dit samen." Zei haar moeder.
En sloot Caroline in haar armen.
Verscheurd door onmetelijk verdriet.
Haar oudste dochter, haar ‘Krullenkopke’.
Zomaar brutaal van haar weggerukt.
Ze stapten samen met de mensen van het parket in een zwarte auto die met een hoge snelheid wegreed.
Na een veel te lange autorit kwamen ze aan in een gebouw ergens in Dinant.
Ze liepen een lange gang door en werden in een kille ruimte ontvangen door een jonge vrouw in een witte doktersschort.
Ze stelde zich voor als Dr Sandrine Couvreur. Wetsdokter.
En condoleerde Caroline en Sandra’s ouders.
Ze sprak met een warme en zorgzame stem.
“Suivre moi sil vous plais." Zei ze.
In het midden van de ruimte stond een soort operatietafel.
Op een tafeltje ernaast allerlei instrumenten.
Onder de grote tafel lag een lichaam onder een smetteloos wit laken.
Sandra.
Dr Couvreur schoof langzaam het laken naar beneden.
Ze zagen Sandra’s hoofd, haar gezicht.
Caroline hapte verschrikt naar adem.
Er was geen twijfel meer mogelijk…
Het dode lichaam onder het laken was dat van Sandra.
Caroline raakte zachtjes het gezicht van Sandra.
“Sandra… meisje toch.
Wat hebben ze met je gedaan.
Mijn lieve schat."
Ze zag hoe haar gezicht opgezwollen was.
Er hing nog wat bloed onder haar neus.
Trekken op haar gezicht verraadden hoe angstig Sandra moest geweest zijn op haar laatste momenten.
Caroline begon te huilen.
Ook Sandra’s moeder barstte in snikken uit.
Ze verlieten de ruimte, verscheurd door verdriet.
De mensen van slachtofferhulp vingen hen gelukkig zeer goed op, op dit voor hen zo vreselijke
moment.
Maar helaas… Voor Caroline begon opnieuw een lange pijnlijke periode van onmetelijk verdriet.
Nog maar eens verloor ze diegene van wie ze zoveel hield.
Eerst Inez, nu Sandra.
Hoeveel verdriet kan een mens verdragen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten