Pagina's

donderdag 8 september 2016

Haar Laatste Verlangen (slot)


Het was een grauwe herfstmorgen.
De Lijsterstraat, de straat waar het ouderlijk huis van Nathalie Van Bosvoorde zich bevond lag er troosteloos bij.
Overal lagen afgevallen bladeren en hier en daar takken.
Nadat een herfststorm het land passeerde en op sommige plekken zelfs lelijk huishield.
Voor de deur stond de statige Dodge Ram van John De Beuckelaer die in het dorp ‘De Sherrif’ werd genoemd.
Aan de overkant van de straat stond zo’n typische Vlaamse fermette. Zo één met een karrewiel in het de gevel verwerkt.
En een waterput in de voortuin.
De bewoners waren een vriendelijk, doch ietwat bemoeiziek oud echtpaar. Francine en Leon heten ze.
Van het soort mensen die altijd klaarstaan met ‘goede raad’, vaak niet beseffend dat niet iedereen daar altijd zat op te wachten.
’s ochtends opende Francine de ramen van de echtelijke slaapkamer.
Die keek pal uit op het kamertje waar Nathalie al van haar kindertijd een eigen stekje had.
Waar ze speelde, studeerde, gezellig kletste met haar vriendinnen, vooral dan met Liesbeth.
De kamer waar ze helaas… Haar laatste dagen doorbracht.
Ze zag meteen dat de rolluiken als enige van het huis aan de overkant nog niet geopend waren.
Francine slikte, ze had er geen goed gevoel bij.
“Ik peins dat het gebeurd is, Leon.” Zei ze met trieste stem.
“Euh... Wat?” Vroeg de oude man terwijl hij zich met veel moeite uit bed probeerde te hijsen.
“Nathalieke, van hier over. Ik peins dat ‘Onze Lieven Heer’ haar komen halen is.”
Francine was heel gelovig. De hele woonkamer stond vol ‘postuurkes’ en heiligenbeeldjes.
En kaarsen.
Leon schuifelde naar het raam, zich achteloos tussen de benen krabbend.
Net op dat moment reed een zwarte lijkwagen de straat ingereden.
Traag slalomde de auto tussen de rondslingerende takken.
Leon stond ook bij het raam en zag de smurrie van bladeren en takken op straat.
“Joengejoenge, dat ‘eet hier lelijk gedaan vandenacht. Mensenlief!” Bromde hij.
Leon en Francine sloegen samen een kruisteken toen ze de lijkwagen achterwaarts de oprit van het ouderlijke huis van Nathalie zagen oprijden.
Aan de overkant ging de deur open.
John De Beuckelaer liep de straat op. Met gekruiste armen keek hij strak voor zich uit.
In zijn eigen autoritaire stijl zoals de mensen hem kenden.
Maar het was duidelijk dat hij diep vanbinnen verscheurd was van verdriet.
De wagen reed achterwaarts de oprit van het gezin Van Bosvoorde op.
John gaf de bestuurder aanwijzingen met handgebaren.
“Hoow stop.” Riep hij als de wagen tot tegen de garagepoort stond.
De motor sloeg af.
Het werd stil, het enige geluid wat je hoorde was de druilerige regen op de herfstbladeren.
De deuren van de grote zwarte lijkwagen zwaaiden open. Twee mannen stapten uit.
De ene was een oude ietwat zwaarlijvige man met zwarte snor en kalende kruin.
Het was Raymond Ceustermans, zaakvoerder van ‘Begrafenissen Ceustermans’.
En meer dan gulle sponsor van allerhande sportieve en culturele activiteiten.
Hij was ook vaste klant in Café The Sherrif, vooral als er gebiljart werd. Raymond was een fervente biljartspeler, niemand kon hem verslaan.
De andere was zijn zoon Jan. Ooit een begenadigd voetballer, de sterspeler van de lokale voetbalploeg.
Kreeg een aanbieding van een grote nationale voetbalploeg, maar sloeg die af.
Wie mijn vorige verhalen gelezen heeft weet waarom.
Nadien besloot  hij om mee in de zaak van zijn vader te stappen.
Beide heren gaven John een warme handdruk en condoleerden hem met het verlies.
Toen gingen ze naar binnen.
Het werd weer stil in de straat. Treurig en stil op een druilerige morgen eind oktober...
Het was voorbij.
Afgelopen nacht is Nathalie Van Bosvoorde in stilte heengegaan.

De ochtend ervoor voelde ze zich nog goed. Ze at met smaak en keek uit naar de komst van enkele van haar vriendinnen waarmee ze nog in de zwemclub zat.
Blijgezind zat ze te babbelen en te tateren. Het was bijna gezellig in haar kamertje.
Ook Liesbeth kwam langs.
En Tim.
Nathalie genoot van de aanwezigheid van haar vrienden en vriendinnen. Het gaf haar de kracht om de helse pijnen die haar afgetakelde lichaam kwelden te verbijten.
Maar ze zag verdriet in hun ogen.
Vooral in de ogen van Liesbeth.
Ineens zei Liesbeth, “ik moet even naar het WC”.
Ze bleef lang weg, en Nathalie wendde zich tot Ilse één van de meisjes met wie ze samen veel wedstrijden zwom.
“Ga eens kijken waar ‘Bethje’ blijft, ik maak me wat zorgen.”
Ilse liep naar ’t WC en hoorde achter de deur zacht gesnik.
“Liesbeth, gaat het?” Vroeg ze.
Er kwam geen antwoord.
Alleen zacht gesnik.
Opeens ging de deur open.
“Het gaat wel hoor.” Zei Liesbeth. Wijl ze probeerde te glimlachen.
“Je hebt gehuild.” Zei Ilse. "Je hebt het moeilijk hé. Begrijpelijk, jij was zo erg close met Nathalie".
“Ik had het even moeilijk ja. Meer is het niet.” Antwoordde Liesbeth beetje kortaf.
En ze ging weer naar boven.
Ilse liep haar zuchtend achterna.
Nathalie kreeg het moeilijk. Ze ademde zwaar en kreeg moeite met spreken.
Haar moeder was bezorgd.
“Misschien dat jullie maar beter afronden, zodat ze kan rusten.”
Maar Nathalie was formeel en met meer kracht in haar stem dan even tevoren zei ze.
“Nee mama, laat ze blijven.
Ik wil er nog even zijn voor hen, zolang het nog kan.
Ik wil de tijd nemen om afscheid van hen te nemen.
Want het is zo definitief Mama.”
Die laatste woorden sprak Nathalie krachtig uit.
Doch met een kleine snik in haar stem.
Het stemde haar droevig haar lieve vrienden en vriendinnen te moeten verlaten.
Zij waren de enige reden waarvoor ze zich zo lang mogelijk vastklampte aan het leven.
Nathalie zei niet veel. Ze had haar laatste krachten bijna opgebruikt.
Maar keek hen lang aan. Nam hun handen vast en streelde zachtjes met haar duim over de rug van hun hand.
Fysiek contact, oogcontact.
Het deed hen deugd.
Maar na een tijdje besloten de meesten toch om te vertrekken.
Doch niet zonder een lange en intense knuffel.
Met tranen in hun ogen.
“Doe het goed." Fluisterde Nathalie hen toe.
Maak iets moois van je leven. En geniet van elke dag.
Ik hou van jullie en da's voor eeuwig."
Ze meende elk woord en dat voelden ze wel.

Het liep tegen de avond.
Liesbeth stond in de gang te praten met Ilse en Sanne die op het punt stonden te vertrekken.
Tim op haar bed en nam haar hand vast.
Nathalie keek hem aan.
“Tim." Zei ze. “Doe me een plezier… Zorg goed voor Liesbeth.
Ze heeft het moeilijk, ik zie dat. Voel dat.
Ze vecht tegen haar tranen, ze trilt op haar benen.
Ze doet zich sterker voor dan ze is.
Ze gaat het moeilijk krijgen Tim.
Het is voor haar de eerste keer dat ze iemand verliest waaraan ze zo gehecht is.
Beide grootouders nog in leven, weet ge wel?
Gelukkige jeugd in een beschermde omgeving.
Nooit echte pijn gekend.
Liesbeth is een tof meisje, maar zo gevoelig.
Dit is een schok voor haar, ik voelde dat al van in het begin toen ik haar zei dat ik niet lang meer te leven had.
Zorg voor haar, bied haar een troostende schouder aan.
Alsjeblief Tim.” Ze vroeg het met lichtjes smekende stem.
Tim gaf haar een zoen op de mond.
Teder raakten zijn lippen de hare.
“Als je dat wil schatje… Dan doe ik dat.
Lesbeth had geluk met zo'n bezorgde vriendin als jij."
Liesbeth kwam terug de kamer binnen.
Nathalie keek haar glimlachend aan.
“’Bethje’.” Zei ze zacht.
"Bedankt voor… die mooie… momenten”.
Ze ademde alsmaar moeilijker en spreken viel haar steeds zwaarder.
“Veel… geluk. Lieve… vriendin.”
Bij die woorden hield ze Liesbeth haar hand vast.
Liesbeth voelde echter hoe haar greep almaar zwakker werd.
“Hou… je… sterk… Lie v er d… “ Probeerde Nathalie nog te zeggen.
Ze schonk haar, haar allerlaatste glimlach.
Toen sloot ze de ogen en zonk weg in een diepe coma.
Liesbeth werd bleek.
Tranen rolden over haar wangen.
Tim nam haar vast.
“NEEEEEEEEEEEEEE!!!!!!!!”  Schreeuwde Liesbeth hartsverscheurend.
“Waarom jij lieve Nathalie… Waarom net jij !!!
Het is ZO FUCKING ONEERLIJK!” Zei Liesbeth huilend.
Tim hield haar in zijn armen.
En streelde zacht haar donkerblonde haren.
Maureen, Nathalie haar moeder kwam de kamer binnen.
Samen met John, haar ‘Parrain’.
Ze zagen Liesbeth hartverscheurend huilen.
“Ik zal haar naar huis brengen.” Zei Tim.
Ik ben toch met de auto van mijn kameraad.
“Doe dat jongen". Zei John.
Toen Tim en Liesbeth weg wilden gaan greep John hem ineens bij zijn schouder, Tim keek om.
"Tim." Zei hij. "Gij zijt ne goeie gast.
En dat meen ik maat. Dat meen ik!"
Tim keek John aan, hij zag dat de oude man een krop in de keel had.
"Merci." Zei hij. Daarna daalde hij samen met Liesbeth de trap af.

Tim ondersteunde haar en liep met haar de trap af. Samen wandelden ze naar buiten.
In de auto stortte Liesbeth haar hart uit.
“Ik hield me sterk Tim… Voor Nathalie.
Ik wilde niet dat ze mijn tranen zag.
Maar ik ging er godverdomme zo onderdoor.
Nachtenlang heb ik me in slaap gehuild.
Ik was een jaar of zeven.
Toen we hierheen verhuisden.
Nieuwe school, nieuwe vriendjes.
Ik kende niemand.
Niemand wilde met me spelen.
Daar waar ik aan de kust waar we voordien woonden, zoveel fijne vriendjes en vriendinnetjes had.
Nu nieuwe omgeving.
Een iemand speelde met mij, nam  me mee naar de zandbak.
Waar we urenlang zandtaartjes bakten.
Nathalie.
Zo was ze.
Sociaal.
Meevoelend."
Tim herkende het.
Deelde zijn ervaringen met Liesbeth.
Toen hij het autotje van zijn vriend voor de deur van Liesbeth haar ouderlijke huis stopte.
Babbelden ze nog even na.
Liesbeth putte er troost uit.
Een klein beetje maar. Maar toch.
Het verlichte heel even de pijn in haar hart dat verscheurd was door intens verdriet.
Intussen gleden de uren traag voorbij.
John waakte bij zijn geliefde kleindochter.
Bij Nathalie.
Terwijl het buiten stormde en regende.
De regen roffelde op het gesloten rolluik, en de wind floot door de spleten.
Nathalie ademde steeds zwaarder en onregelmatiger.
Steeds trager ook.
Het enige licht dat brandde was dat van haar bureaulampje.
John zag haar mooie ronde gezicht en haar lange golvende blonde haren.
De sproetjes rond haar neusje.
Haar mooie fijne lippen.
Hij hoorde haar ademen, heel traag.
Daarna nog eens.
En toen… NIETS MEER!!!!

Het was voorbij.
John had zich altijd kranig gehouden.
Zoals altijd trouwens.
De man had al zoveel meegemaakt.
Zijn broer stierf toen hij zelf nog kind was.
Tijdens zijn legerdienst zag hij één van zijn beste vrienden verongelukken.
Zijn eerste echtgenote kwam om het leven bij een tragisch verkeersongeluk.
Een brand verwoestte een aanpalend gebouw van zijn café en drankcentrale en veroorzaakte heel wat schade in de rest van de gebouwen.
Maar nooit zag je hem huilen.
Dat hoorde toen niet. "Een man mag niet huilen," zo werd het hem al vroeg ingepeperd.
Maar die nacht, toen zijn geliefde kleindochter heenging.
Brak de veer.
Tranen stroomden over zijn wangen.
Zomaar.
Hij hield zijn handen voor zijn gezicht en begon te huilen.
Zijn dochter kwam de kamer binnen.
Ze wist dat het voorbij was.
Ook over haar wangen liepen tranen.
Maar aan de andere kant was ze ook een beetje opgelucht.
Haar dochter had geen pijn meer, haar lijdensweg was eindelijk voorbij.
Na de zomer ging het snel bergaf met haar. De pijn was niet meer te harden en ze werd met de dag zwakker. Alleen haar vader moeder en haar parrain wisten door welke hel ze ging. Hoe zelfs heel hoge dosissen morfine niet meer helpen tegen die alles verterende pijn. Hoe ze veranderde van een robuuste sportieve meid naar een zielig hoopje ellende smachtend naar een moment zonder pijn, hoe kort ook.
“Rust nu maar meisje." Zei ze zachtjes, terwijl ze door haar dochters lange blonde haren woelde. "Het is voorbij nu, je hoeft nooit geen pijn meer te lijden."
Toen streelde ze teder haar vaders rug.
Ze wist niet wat zeggen, maar het deed haar iets.
Haar vaak zo stugge, soms hardvochtige vader.
Onwrikbaar, koppig, weerbarstig.
Toonde zelden enige emotie.
Een man van weinig woorden.
Wanneer hem iets dwars zat ging hij liever naar het keukentje achterin het café.
Daar zat hij dan op een stoel. De krant te lezen, of gewoon te mokken.
Of liep hij naar buiten, liep een blokje om.
In gedachten verzonken.
Nu zat hij daar, in de kamer van zijn kleindochter.
Hij droogde zijn tranen en vermande zich.
“Sorry." Zei hij zachtjes.
Maureen glimlachte.
“Dat is toch nergens voor nodig pa. Ik ben blij dat ge u eens laat gaan.
Ge hebt uw verdriet lang genoeg opgekropt.”
Hij stond recht en nam zijn dochter in de armen.
Samen lieten ze hun tranen de vrije loop.
Intens verdriet… Om Nathalie.

Haar laatste gebaar!
Normaal volgt na dergelijk tragisch overlijden een begrafenis of crematie.
Met koffietafel achteraf.
Maar niet deze keer.
Nathalie had immers een laatste wens.
Die ze op een briefje neerschreef.
Haar ouders had ze er wel over ingelicht, en ook haar Parrain.
En vooral hij vond het een mooie daad van haar.
Voor de anderen schreef ze een mooie brief. Die stond op haar laptop, samen met de adressen naar wie het gestuurd moest worden.
Dit was de tekst.

Lieve vrienden en familie.

Totaal onverwacht kreeg ik in het ziekenhuis te horen dat ik ongeneeslijk ziek ben.
Een tumor in mijn hoofd die uitzaait over mijn hele lichaam.
Het maakte me kwaad, opstandig, triest en woedend tegelijkertijd.
Maar het zette me ook aan het denken.
Hoe kan het dat zoiets kan gebeuren in een tijd waarin de wetenschap verder staat dan ooit.
Dat men machteloos moet toezien hoe een mens in korte tijd aftakelt en sterft.
Ik wil anderen dat leed besparen.
Het spijt me dat ik jullie dat leed niet kon besparen. Dat ik jullie moet achterlaten.
Maar een artikel op het internet deed me nadenken.
En besluiten om mijn lichaam aan de wetenschap te schenken.
Om onderzoek op te verrichten.
Wie weet kan dat helpen?
Om wetenschappers inzicht te verschaffen.
In het hoe of waarom van het ontstaan van deze vreselijke tumoren en andere kankers.
Die zoveel leed aanrichten.
Zoveel verdriet veroorzaken.
Ik hoop dat jullie mijn beslissing kunnen begrijpen.
Misschien maakt het mijn levenseinde minder zinloos.
Kan ik een sprankeltje hoop zijn voor andere mensen.

Lieve vrienden en familie.
Het ga jullie goed.
Ik had nog zoveel willen doen, met jullie aan mijn zijde.
Maar het lot besliste anders.

Tot… ooit !!
Liefs.
Nathalie Van Bosvoorde.

De familie en haar beste vrienden kwam samen om haar te gedenken.
Er werden teksten voorgelezen en Tim schreef een liedje voor haar.
Met een pakkende tekst.
“I was looking for friendship. But on your side I found love.”
Was een deel van de tekst.
Tim zong het met zoveel liefde en passie.
Hij legde dan zijn gitaar neer en boog het hoofd. “Rust zacht, Nathalie. Je was een fijn persoon.
Ik vergeet je nooit.” Fluisterde hij.
Daarna ging hij terug naar zijn plaats. Liesbeth zat vlak naast hem.
Ze keek hem aan, een traan liep over haar wangen.
“Ge hebt dat zo schoon gezongen Tim. Echt waar".
Maanden gingen voorbij.
De winter was lang, koud en somber.
Het maakte het diepe gemis in de harten van allen die Nathalie hadden gekend nog zo zwaar.
Maar toen kwam de lente.
Krokusjes en sneeuwklokjes kwamen piepen.
De bomen begonnen te botten.
De zon gaf eindelijk wat warmte.
Een verliefd paartje wandelde in de zon genietend van de ontluikende natuur.
Tim en Liesbeth. Ze hadden elkaar gevonden.
Tim probeerde er zoveel mogelijk te zijn voor Liesbeth.
Hij had het aan Nathalie beloofd.
Hij zocht haar op.
Nam haar mee naar de stad om iets te gaan drinken.
Of naar de bioscoop.
Of ze wandelden gewoon in het park.
Hand in hand.
Liesbeth vond bij Tim een luisterend oor, troostende woorden uitgesproken met zachte warme stem.
En op zijn tijd een warme knuffel.
Met kerstmis werd Tim uitgenodigd bij Liesbeth thuis.
Ze wilden die jongen die hun dochter door haar ergste verdriet heen hielp beter leren kennen.
En ontvingen hem hartelijk.

Enkele weken later.
Een winters weekendje in januari in de Ardennen.
In een chalet diep in de bossen.
Genoten ze van de sneeuw, die al begon te vallen toen ze nog op weg waren.
Nog voor ze de auto uit hadden geladen begonnen ze sneeuwballen te gooien.
En te rollebollen in de sneeuw.
Om dan voor het knetterende haardvuur na te genieten onder een warm fleece dekentje.
Bij een romantische film op een veel te klein TV scherm.
Liesbeth keek Tim aan.
“Ik hou van je.” Fluisterde ze stilletjes.
“Ja Tim, ik hou zielsveel van je.
En ik meen het.
Ik voel me zo geborgen bij jou.
Dit voelde ik nooit eerder bij een jongen”.
Ze woelde door zijn haren en fluisterde nogmaals stilletjes zijn naam.
“Tim.”
Tim gaf haar lieve zoentjes op haar voorhoofd.
“Je bent een tof meisje Liesbeth.
Zacht en gevoelig. Een goudeerlijke trouwe vriendin.
Nathalie vertelde veel over jou.
Toen ze al op school zat.
Gek dat jullie niet naar dezelfde school gingen.
Maar goed.
Alles wat ze over jou vertelde is waar.
Jij bent een toffe, lieve, schat van een meid… “
Het haardvuur doofde zachtjes uit, de aftiteling van de film liep.
Tim en Liesbeth lagen op de zetel.
In een innige omhelzing. Hun lippen raakten elkaar.
Het was het prille begin.
Van een vriendschap die liefde werd.
Tim en Liesbeth.
Ze waren niet meer te scheiden.
Ze zochten en vonden troost bij elkaar.
Elke kus, elke aanraking.
Heelde langzaam de diepe pijn in hun hart.
Elk woord, liefdevol uitgesproken. Was als pleister op hun gekwetste ziel.
Een meisje, veel te jong gestorven.
Was naast een grote kampioene, een talentvolle sportster.
Vooral een warme vriendin.
Met een luisterend oor en een hart van goud.
Haar lichaam was in handen van een team van wetenschappers.
Die de kranten zouden halen met zoals dat heet “baanbrekend onderzoek naar hersentumoren”.
Maar haar geest.
Was sterk aanwezig in de harten van haar vrienden.
Wiens harten gevuld werden met een liefdevolle warmte.

Liesbeth staarde dromerig naar een foto van Nathalie.
“Bedankt Natske, voor dat mooie gebaar.
Tim heeft zijn belofte gehouden.

Alles verloopt zoals jij het zou gewild hebben.
Merci Suske… “

Geen opmerkingen:

Een reactie posten