Pagina's

donderdag 6 oktober 2016

Lentebriesje (slot)



Maureen De Beuckelaer aanhoorde het verhaal van Charles.
Het raakte haar diep in haar hart.
Charles sprak vol liefde over zijn ‘Roosje’.
Op bepaalde momenten zelfs met een diepe snik in zijn stem.
Na al die jaren zat het verdriet bij hem nog zeer diep.
Ze nam een zakdoek en veegde moederlijk de tranen van zijn gezicht.
Hij toonde een foto van haar, een oude, vefrommelde en vergeelde foto.
Met daarop een leuk uitziend tienermeisje met lieve kuiltjes in haar wangen, een guitige, hartverwarmde glimlach, levendige schitterende ogen en een vrolijke in het rond springende krulletjes.
Als kind hoorde ze over de dingen die er vlak voor de bevrijding gebeurd zijn.
Over hoe op 6 juni 1944, de dag dat de geallieerden landden in Normandië, vier jonge verzetsmensen op het marktplein standrechtelijk werden geëxecuteerd.
En daarna op bevel van de Duitsers ergens in een uithoek van het oude kerkhof werden begraven.
Op hun graven stonden anonieme kruisen met enkel hun initialen erop.
Ook Rosalie kreeg zo’n anoniem graf.
Want in de ogen van de bezetter was zij een ‘terroriste’ en een ‘oproerkraaister’.
Haar oom en tante, en allen die met haar contact hadden werden door de Gestapo ondervraagd.
Het café werd op bevel van de Duitsers gesloten, omdat het volgens hen een ontmoetingsplaats van ‘het verzet’ was.
Drie maanden later kwamen de Britten en Canadezen.
Ze jaagden de Duitsers weg.
Tot grote vreugde van de bevolking.
De gehate Duitse bezetter was eindelijk weg.
Er werd feest gevierd.
Er werd gedanst.
Er werd gedronken.
En vele jonge meisjes wierpen zich in de armen van de stoere Britse en Canadese soldaten.
Maar al snel kwam de vergelding.
De ‘repressie’.
Mensen die verdacht werden van collaboratie werden vernederd en geslagen. De vrouwen werden kaalgeschoren.
Huizen geplunderd en inboedels kapot geslagen.
Charles Verschelden arriveerde kort na de bevrijding terug in ons land.
Het weerzien met zijn vrienden en familie was hartelijk.
Hij werd onthaald als een held.
Op een dag werd er hulde gebracht aan Rosalie en de andere verzetslui die in vielen tijdens ‘Operatie Lentebriesje’.
Ze werden herbegraven in het midden van het oude kerkhof.
Vijf graven voor vijf jonge verzetslui ‘gevallen in de strijd’, zoals men dat zo mooi zei toen.
Het middelste graf werd dat van Rosalie Dewolf.
De ‘Last Post’ werd geblazen.
Charles zag hoe de kist met daarin zijn Roosje langzaam in het pas gedolven graf werd begraven.
Tranen liepen over zijn wangen.
Het graf werd gedicht en bedekt met vele bloemen en kransen.

Rosalie was graag gezien in de stad.
‘Rosalieke met het hartje van koekebrood’.
Zo werd ze genoemd.
Mensen waren zwaar aangedaan door haar vreselijke dood.
Haar collega’s in het naaiatelier, de klanten in het café van haar nonkel en tante, de mensen van het verzet die onder de indruk waren van haar idealisme.
Allen wilden erbij zijn om haar die dag te herdenken.
Om waardig afscheid van haar te nemen.
Wat hen door de Duitsers niet gegund werd.
Want op hun bevel mochten alleen de naaste verwanten aanwezig zijn toen Rosalie en de anderen in hun anonieme graven werden gelegd.
Een priester prevelde wat gebeden en daarna werden ze ter aarde besteld.
Terwijl wat verderop enkele Duitsers met geweer in de aanslag de wacht hielden op een kille grijze ochtend.
Nu verliep het anders, en kregen deze jonge slachtoffers van Duitse repressie een waardige begrafenis.
De kerk was afgeladen vol voor de herdenkingsdienst die vooraf ging.
Daarna ging het in stoet naar het kerkhof.
Vijf lijkkoetsen getrokken door prachtig opgetuigde paarden.
Reden traag en statig door de straten gevuld met honderden, duizenden mensen.
Die spontaan hun hoed afnamen toen de lijkkoetsen passeerden.
Het was stil op dat moment.
Het enige wat je hoorde waren de trappelende hoeven en de bronzen kerkklokken die ritmisch en statig hun klaaglied luidden.
Rene, het plaatselijke hoofd van het verzet hield een afscheidsrede.
Hij had vooral lovende woorden voor de dappere actie van Rosalie.
“Uit pure verontwaardiging om wat ze zag. Om de manier waarop de Duitsers hun gevangenen behandelden. Trok ze haar pistool en schoot Kolonel Adolf Schuhmacher en Soldaat Heinz Ulrich dood.
Waarna soldaat Otto Voigt met een geweersalvo een einde maakte aan haar jonge, beloftevolle leven…
Rosalie, je moed en dapperheid kenden geen grenzen. Evenals je vastberadenheid waarmee je je hebt ingezet voor je opdracht.
De prijs die je betaalde was hoog.
Maar het offer dat je bracht heeft geleid tot het slagen van de operatie.
Daarom eren wij u en het offer dat je bracht voor volk en vaderland”.
Ook haar bazin Gracienne Van Ackere stond erop om een woord van afscheid te richten aan Rosalie, wiens dood haar zo hard had aangegrepen.
Ze nam het woord, sprak met krachtige stem.
"Lieve Rosalie." Sprak ze.
"Niets is nog het zelfde bij ons op het atelier zonder jou.
Zonder jou frisse stem, jou speelse lach, jou opgewekte vrolijkheid.
Maar ook jou warme hard en je medeleven voor wie het moeilijk had worden zo hard gemist.
'Rosalieke met het hartje van koekebrood'.
Zo werd je genoemd.
Het was waar.
Je had een warm hart, en een luisterend oor.
Je sloot mensen in je hart.
Ik zag een grote toekomst voor jou Rosalie.
En wat had ik je daarmee graag geholpen.
Zoals ik al zoveel jonge meisjes zoals jij heb geholpen.
Ik zag de brandende ambitie in je ogen.
Je leerde snel.
Je was intelligent en je toonde leiderschap.
Dingen die ik graag zie in een jonge vrouw.
Het was met veel plezier en uit diepe genegenheid voor jou.
Dat ik mijn hulp aanbood aan je nonkel en tante.
Wiens broodwinning werd afgenomen door de gedwongen sluiting van hun café.
Ik zal jouw nagedachtenis bewaren Rosalie, zolang ik leven zal.
Vaaarwel... Lentebriesje."

Gracienne bracht een laatste groet aan Rosalie.
Legde een ruiker bloemen op de kist.
In diepe stilte.

Enkele militairen losten een geweersalvo.
Waarna ze ter aarde werd besteld.
Charles praatte nadien nog maar zelden over Rosalie en wat er met haar gebeurde.
Maar wie hem kende wist hoe diep zijn verdriet zat.
Maar ja, het leven ging door.
Charles begon weer te werken in de drukkerij.
En wilde aanvankelijk weer gaan wielrennen.
Maar besefte dat na 4 jaar afwezigheid het niet meer zo evident was om de draad weer op te pikken.
Maar hij had wel een neus voor jong talent.
En begon hen te begeleiden.
Begon een wielerclub.
‘The Charlyboys’ heette die.
Een kweekvijver voor jong wielertalent.
Velen van hen sloten zich later aan bij grote wielerclubs en sommigen werden zelfs grote kampioenen.
Later begon hij een eigen zaak, een eigen kleine drukkerij.
Hij leerde een lieve dame kennen.
Francine heette ze.
Francine Bervoets was een lieve en zorgzame vroedvrouw in het moederhuis dat zich in dezelfde straat bevond waar Charles zijn drukkerij had gevestigd.
Hij zag haar sukkelen met haar fiets, lekke band.
Handig en goed van hart als hij was hielp hij haar het euvel te herstellen.
Zo raakten ze aan de praat.
Een mooi verhaal begon.
Ze trouwden en hadden 3 kinderen, twee jongens en één meisje.
Het waren de jaren 50 en 60, de jaren van voorspoed voor velen.
Maar mensen zoals Charles beseften heel goed welke ellende er aan die ‘gouden jaren’ is vooraf gegaan.
En welke zware offers zijn generatie heeft moeten brengen omdat wij in vrijheid zouden kunnen leven.
Die nacht kon Charles amper slapen.
De confrontatie met Jean Verdonkt bracht alle herinneringen terug naar boven.
“Och Roosje.”acht hij bij zichzelf.
“Hoe anders zou het gelopen zijn mochten we niet verraden zijn?
Dan waren we samen gelukkig oud geworden.
Meiske toch.”
Tranen liepen over zijn wangen.
Hij waande zich weer in het kleine pension in Dover waar hij tot aan de bevrijding verbleef.
Waar hij alleen in bed lag.
Zijn hart vol diep verdriet.
Om zijn Roosje, zijn Lentebriesje.
Die in zijn armen stierf en hij moest achterlaten in die vervallen hoeve.

De volgende ochtend had hij een lang gesprek.
Met ‘Joske’ een andere bewoner.
Joseph Wouters  kortweg Joske was de oudste bewoner van het tehuis, 102 jaar maar nog zeer goed te been.
Rad van tong ook.
Een vat vol wijsheid.
“Wat was dat gisterenavond in die TV zaal?” Vroeg hij.
“Ge noemde Jeanke een collaborateur?”
“Ja.” Zei Charles.
"Dat is hem ook godverdomme...
Diene smeerlap heeft ons Rosalieke erbij gelapt met zijn dwaze zatte kop.
Nooit vergeef ik hem dat… NOOIT!!!”
Joske lachte… “Gelooft gij dat nu nog altijd? Na al die jaren?
Ik dacht dat gij toch slimmer waart dan dat hoor Charelke.
Wat Jeanke daar vertelde had voor de Duitsers geen enkele meerwaarde.
Daarom dat hem opsporen en vervolgen voor ’t verzet de laagste prioriteit was”.
Hij keek Charles aan en vervolgde.
“Nenee, Lowie Klandestien… Dat was den echte smeerlap.
Die papte aan met Joris Ongenae, om louche zaakskes te kunnen doen met de moffen.
Die heeft aan ’t verzet wapens en ander gerief geleverd voor grof geld.
En verlinkte hen daarna aan de Duitsers voor geld en om ze te vriend te houden.
De godverdomse… “
Jos keek Charles in de ogen.
“Ge moet niet zo kwaad zijn op Jeanke Charles.
Jeanke… Da’s ne sukkelaar. Daar heb ik echt compassie mee Charles.
Zie hem zitten. Hij is jonger dan ik, jonger dan gij.
Maar kan niet meer uit de voeten zonder looprek.
Het leven heeft die mens niet gespaard Charles.
Echt niet.
Onder ons gezegd hé... Ik denk dat die mens het niet meer lang gaat trekken Charles.
En ik weet, uit zeer goede bron…
Dat hij heel veel wroeging heeft over wat hij gedaan heeft.
Ge moogt een mens niet zo laten afzien.
Niemand is het waard om te moeten sterven met een hart vol wroeging en schuldgevoel.
Jeanke heeft weinig geluk gehad in zijn leven.
De gelukkigste jaren van zijn leven waren toen hij als leerjongen werkte bij Jefke De Velomaker.
Jefke was voor hem een beetje de vader die hij nooit had.
En met Rosalieke kwam hij meer dan goed overeen.
Toen kwam diene kloot van een Lowie hem halen.
Met een zak vol geld en een schoon verhaaltje dat van A tot Z gelogen was.
Lowie was helemaal geen nonkel van Jean.
Lowie da was ne smeerlap die op zoek was naar een jong onwetend hulpje dat hij kon uitbuiten.
Lowie heeft Jean behandeld als een hond.
Hij sliep in een smerig kamerke waar het altijd tochtte en hij kreeg meer slaag dan eten van Jean.
Zo ging die smeerlap te werk.
Hoeveel meisjes heeft hij zo niet van hun arme familie weggesleurd om hen dan te dwingen als prostituee te werken?
Gij weet het niet hé Charles?
Ik wel?
Ik wist veel over dat stuk crapuul.
En over Jean.
Die nadat hij vernam wat er met Rosalie gebeurde, als een dief in de nacht is vertrokken.
Naar Antwerpen.
Daar leidde hij een leven van twaalf stielen en dertien ongelukken.
Alles heeft hem gedaan. Garçon, metser, verhuizer, bakkersknecht… Tot hij aan de slag kon als verzorger in de Zoo.
Hij heeft nog gezorgd voor Gust De Gorilla die jarenlang de vedette van de Zoo was.
Hij huwde met een zekere Carla Bruynincks, maar het was een ongelukkig huwelijk.
Om het lelijk te zeggen… Jean lag onder de sloef.
Ze hadden 2 kinderen een zoon en een dochtertje.
Toen het meisje tien jaar oud was werd ze aangereden door een auto.
Zijn dochtertje stierf voor zijn ogen.
Door de slechte zelfgestookte jenever die hij dronk toen hij bij schoenmaker Torfs werkte, kreeg hij het aan zijn maag.
Mocht van de dokter geen druppel alcohol meer drinken.
En moet voor heel zijn leven zware medicamenten pakken… “
Charles aanhoorde dit alles.
Hij zag Jean Verdonkt zitten.
Aan de ontbijttafel, met gebogen hoofd.
“Die mens ziet er inderdaad heel ongelukkig uit”, bedacht Charles zich.
Hij hield Jean de hele dag in het oog.
Het viel hem op.
Hij sprak met niemand, zat altijd alleen.
In gedachten verzonken.
Vaak zat hij gewoon in zijn kamertje TV te kijken.

Op een mooie lentedag.
Jean zat in de tuin in een plastic tuinzetel.
Het was een prachtige tuin die rond het rusthuis was aangelegd.
Met mooie bloemen, een oude treurwilg in het midden.
En verderop een mooie vijver, wel afgeschermd met een hekken.
Er stonden nog drie tuinzetels waar Jean zat.
Charles zetten zich in de zetel links van Jeanke.
Jean keek beschaamd weg.
“Ik weet dat ge kwaad zijt op mij Charles.
Daar hebde gij alle redenen toe.
Ik was ne dwazerik en een lafaard.”
Hij keek strak voor zich uit.
“Ik vraag me nog altijd af waar ik zat met mijn gedachten.
Waarom ik me liet opjutten door die andere leerjongens van Torfs.
Die mij stonden uit te lachen, die zeiden “mor manneke die Rosalie  is u allang vergeten.
Die kan krijgen wie ze wil, denkt ge dat die omkijkt naar nen arme sloeber gelijk gij”.
Ik geloofde diene zever.
Ze lieten mij in alle opzichten voelen dat ik een arme sloeber en een sukkelaar was.
Da 'k te min was voor hen.
Enkel goed voor ‘de vuil jobkes’.
Ik liep erin.
Ze trapten op mijn hart en speelden met mijn gevoelens.
Nog maar eens werd ik behandeld als de sukkelaar, den onnozelaar, de schotelvod.
En nog maar eens liep ik erin.
En dan dat zuipen… Hoe kon ik zo stom zijn om zoveel van die smerige jenever te drinken?
Ik verloor m’n verstand door dienen bucht.
Werd agressief en wispelturig.
Ik was mijn eigen niemeer.
Ik werkte mijn colère uit op Rosalie, stommen aap dat ik ben.
Terwijl zij 't was die… “ Jean begon te huilen.
Zacht legde Charles zijn hand op Jean zijn schouder.
Ook hij voelde de tranen opwellen.
“Jean.” Zei Charles.
“Kijk eens naar mij Jean.”
Jean keek hem aan.
“Jean Verdonkt… Ik schenk u vergiffenis!
Ja ik heb lang gedacht, “die smeerlap moet mij niet meer onder de ogen komen of ik geef hem een goe pak slaag.
En toen ik u daar zag zitten in die TV zaal en wist wie ge waart.
Raakte ik buiten mezelf van woede.
Maar na een lang gesprek met Joske, denk ik anders over u.
Ge moet u ook niet schuldig voelen.
De echte verrader was die gast waar gij nog voor werkte.
Lowie Klandestien.
Hij en hij alleen wist van die verborgen piloten in de oude hoeve.
En dat gaf hij door aan Joris Ongenae.
Was dit niet gebeurd…
Hadden de moffen hen niet gevonden en waren we samen zonder problemen tot in Engeland geraakt.
Gij hebt geen schuld aan de dood van Rosalie, Jeanke.
Zet dat uit uwe kop.
Doe dat voor mij… Doe dat voor Roosje.
Ze zag u graag.
Ze zou het u vast vergeven hebben als ze daar de kans toe had gekregen.
Dat weet ge”.
Beide mannen keken elkaar aan.
Ze zeiden geen woord, zeker tien minuten lang.
Toen zei Charles ineens.
“Allez kom Jeanke, laat ons gezellig een boomke kaarten.
Samen met Joske en Gerard
Dat gaat uw gedachten een beetje verzetten.”
Beide heren gingen op in het kaartspel.
En Maureen, de lieve verpleegster die Charles en Jean nog van elkander moest scheiden in de leefzaal een paar dagen terug.
Die zag dat het goed was.
Het deed haar deugd aan het hart te zien hoe die twee oude mannen, zo hard geplaagd door een diep en hartverscheurend verdriet.
Zich met elkander verzoenden en afleiding vonden in een gezapig spelletje kaart in de lentezon.

Aan de lieve mensen die dit verhaal hebben gevolgd.
Dit fictieve verhaal schreef ik omdat ik vaststel dat de zaken die gebeurden in de Tweede Wereldoorlog almaar meer in de vergetelheid geraken.
Terwijl we uit die periode zoveel kunnen, ik zou zelfs zeggen MOETEN leren.
Ontelbare families werden uit elkaar gerukt.
Kinderen bleven achter als wees.
Zoals Rosalie.
Die na de dood van haar ouders, broertjes en haar zusje alleen verder moest.
Alleen in een grote boosaardige wereld gecontroleerd door een buitenlandse troepenmacht.
Ze moest verder, met verdriet in haar jonge hartje.
Gelukkig vond ze een onderkomen, werd ze opgevangen door haar nonkel en tante.
Maar dit kreeg ze niet zomaar.
Er moest gewerkt worden.
Hard gewerkt.
En elke cent werd omgedraaid.
Ze vond afleiding, troost en liefde in de armen van Charles Verschelden.
Een lieve en zorgzame jongeman met een luisterend oor bij wie ze haar hartje kon uitstorten.
Een jongeman met idealen ook.
Ze werd verliefd op hem, en hij op haar.
Hun harten vonden elkaar.
Maar er was ook nog Jean.
Voor hem voelde ze ook veel genegenheid.
Ze woonden samen onder hetzelfde dak.
Deelden hun geluk en verdriet.
Ze werden samen groot.
Leerden stiekem 'dat er meer was tussen een jongen en een meisje'.
Tot Jean uit haar leven verdween.
Om dan in volle oorlogstijd, nadat opeenvolgende gebeurtenissen haar leven overhoop haalden.
Terug op het toneel te verschijnen.
Ze voelde nog steeds een warme genegenheid voor Jean. En was bezorgd om hem.
Ze zag hoe die Lowie Klandestien hem behandelde als een stuk vuil.
Hoe hij er onverzorgd bijliep, mager ook.
Het raakte zo diep haar gevoelige hartje.
Maar, ze wilde haar lieve Charles niet laten vallen.
Zo was ze.
Trouw.
Loyaal.
Tot de laatste snik.
Rosalie.
Ze stierf jong.
Als een gevallen heldin in de armen van haar grote liefde.
Maar toch bleef ze tot aan haar dood dat lieve volkse meisje.
‘Rosalieke met het hartje van koekebrood’.
Dit beeld van haar bleef bewaard in de harten van allen die haar kenden.
Een meisje vol idealen, vol hartstocht, vol van liefde en genegenheid voor al diegenen die haar hartje wisten te raken.
Voor hen ging ze door het vuur.
Een straat werd naar haar vernoemd.
Als blijk van erkenning.
Erkenning voor haar dappere daad.
Omdat mensen het nooit zouden vergeten.
In dit verhaal verwees ik naar andere oudere verhalen.
Weet je waarom?
Om zo aan te tonen dat wat destijds gebeurde, nog altijd invloed heeft op het leven vandaag.
Op hoe wij leven en denken.
Nog altijd hebben de gebeurtenissen van toen invloed op onze levens.
En nog altijd blijft de boodschap van toen actueel.
Onze vrijheid, het feit dat wij nu vrij en in vrede kunnen leven.
Daar is hard voor gevochten.
Ja ook door mensen zoals Rosalie en Charles.
Vaak op leven en dood.
En nog altijd heeft dat invloed op mensen van nu.
Nog altijd worden mensen geraakt door die verhalen van toen.
Doet wat destijds gebeurde ons nadenken over het leven, onze maatschappij.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten