Pagina's

woensdag 20 december 2017

De liefde kwam met kerst.



Het was koud.
Een miezerige mengeling van regen, sneeuw en hagel hield het land in zijn greep.
En maakte dat niemand buitenkwam wanneer dat niet nodig was.
Slechts een handvol mensen waagden zich in de winkelstraat om hun eindejaarsaankopen te doen.
Met open paraplu's of warm ingeduffeld in hun winterkleren met kappen diep over hun hoofd getrokken zochten ze hun weg naar de winkels, of gewoon van hun werk naar huis.
Sommigen waren geladen als muilezels met shoppingtassen, plastiek zakken of zelfs met grote kartonnen dozen.
Anderen keken de hele tijd naar hun smartphone.
Niemand had oog voor het jonge meisje dat weggedoken zat in het portaal van een leegstaande winkel.
Waar ze beschutting hoopte te vinden voor de striemende regenvlagen die elkaar voortdurend leken op te volgen.
Haar hoofd verborgen tussen haar knieën en de kap van haar oude winterjas over haar hoofd getrokken zat ze weggedoken in het portaal.
Naast haar, vlak tegen de rand van de dorpel van het winkelportaal stond bekertje met wat kleingeld. Op een karton had ze een tekst geschreven: "Help me, geen geld voor eten noch medicijnen! Ben erg ziek!"
Af en toe hief ze haar hoofd op en keek ze naar de mensen die haar passeerden zonder dat ze ook maar één moment oog hadden voor haar.
Haar doffe ogen zaten diep in haar kassen.
Haar lippen zagen blauw. Niet alleen omdat ze het koud had, maar ook vanwege de hartafwijking waar ze al sedert haar kindertijd mee sukkelt.
En die geluk bij ongeluk  de schooldokter alert maakte, vooral dan over hoe er thuis mee werd omgegaan.
Of beter, hoe er NIET mee werd omgegaan.

Yenka Muylaert groeide op in miserabele omstandigheden.
Haar vader was een dronkaard die zijn onrechtmatig verkregen invaliditeitsuitkering aandikte met zwartwerk en gesjacher met gestolen goederen.
En over haar moeder kunnen we maar beter zwijgen.
Want is een vrouw die haar eigen kind uren of soms dagenlang in haar eigen uitwerpselen liet zitten in de kinderbox, terwijl versuft door de medicatie en de porto waaraan ze zwaar verslaafd is de dag voor de TV doorbracht de benaming 'moeder' eigenlijk wel waard?
De dienst jeugdbescherming trad nadat de schooldokter aan de alarmbel trok op en Yenka werd in een instelling geplaatst.
Nu ja, eigenlijk zat ze meer in de kliniek dan in die instelling.
Ze was dat zielige meisje dat nooit bezoek kreeg.
Dat zat weg te kwijnen in haar kamertje.
Dan kwam ze in een pleeggezin terecht.
Bloeide open.
Eindelijk.
Mocht mee op reis, zag voor het eerst in haar leven de zee.
Met open mond stond Yenka naar die grote watermassa te staren.
Naast haar stond Amber, die net als zij als pleegkind in het gezin werd opgenomen.
Yenka was heel erg close met Amber. Beide meisjes waren gewoon twee handen op één buik.
Twee vrolijke meiden van twaalf jaar die niets liever deden dan streken uithalen en daarmee hun pleegouders tot wanhoop drijven.
Het waren de gelukkigste momenten uit Yenka's leven.
Na die vakantie in Zeeland ging ze naar het secundair onderwijs.
Waar de mentaliteit heel anders was dan in het basisschooltje waar ze voordien school liep en waar de hele klas als het ware aan elkaar hing.
Nee, daar was het één en al kliekjesvorming met de bijhorende narigheden zoals achterklap, intriges en elkaar de loef afsteken met de duurste merkkledij en de juiste hebbedingetjes.
Yenka hoorde tot geen enkel groepje.
Stond alleen.
Was de outsider.
Miste haar vriendinnetjes die naar andere scholen gingen.
Maar het meest van al miste ze Amber.
Die brutaal van haar werd weggerukt.
Die voor haar ogen verongelukte.
Omver gemaaid door een ronduit asociale hardrijder.
De dood van haar pleegzusje, haar hartsvriendinnetje bracht Yenka compleet van haar stuk.
De diepe wonde die haar hart openreet zou nooit meer helen.

Yenka was een gevoelig meisje dat zich niet thuis voelde tussen de groepjes van oppervlakkige, voortdurend met elkaar in concurrentie zijnde meisjes.
Ze hoorde nergens bij, trok zich in stilte terug.
Alleen met haar verdriet, in stilte teruggetrokken in een hoekje van de speelplaats.
En daarop werd ze zwaar afgerekend.
Werd de pispaal van de klas.
Pesterijen.
Zware pesterijen.
Ze liep weg.
Weg van de school.
Weg uit het pleeggezin waarvan ze dacht dat zij haar toch niet helpen konden.
Waar alles haar zo hard aan Amber herinnerde.
Dan liep ze weg van huis.
Trok op met krakers, drop-outs en andere jeugdige verschoppelingen.
Begon alcohol te drinken, cannabis te roken en andere drugs te gebruiken.
Dit in combinatie van met haar hartkwaal was de aanleiding voor nog meer gezondheidsproblemen.
Maar dan begin ze nog een andere zware fout.
Ze ging samenwonen met een jongen, ze huurden een kleine studio. Het was de bedoeling dat ze samen de kosten zouden delen.
Maar ze gaf in haar documenten aan dat ze 'alleenstaande' was.
Zodoende trok ze dan ook een werkloosheidsuitkering voor een alleenstaande.
Tot ze tegen de lamp liep en de RVA haar uitkeringen met terugwerkende kracht terugeiste.
Roelof Regterschot, haar toenmalige vriend die met haar samenwoonde en  haar zover kreeg dat ze de kleine vochtige studio waarin ze woonden op haar zette, liet haar meteen vallen en vertrok van de ene dag op de andere.
Daar stond ze dan.
Zonder uitkering, zonder werk.
De huur en vaste kosten niet meer kunnen betalen.
Ze werd uit de studio gezet en belandde zo op straat.
Verstoten door de maatschappij.
Haar gezondheid ging zienderogen achteruit.
Een bibberend hoopje ellende dat met een plastiek bekertje wat schamele 'rosse' centjes bijéén probeerde te bedelen om te kunnen overleven.
Naast haar stond haar rugzak met daarin haar enige bezittingen.

Het werd almaar kouder.
En ook donker.
De regen werd sneeuw.
Smeltende sneeuw.
Die een papperige drab achterliet.
Een man stond voor haar, blies de rook van zijn sigaar vol minachting in haar gezicht.
"Zijde gaa nie verlegen lui veirken?" vroeg hij met dikke tong. De man was duidelijk boven zijn theewater.
"Hier zitte bedelen?
In plots van te goan waarke gelijk ieder fatsoenlijk mens!"
Hij gaf haar een schop in haar zij.
"Ze moeste aa in e werkkamp steken! Smerig joenk!"
Yenka krom ineen.
Van de pijn.
Van de schaamte.
De pure diepe schaamte.
Waarom liep ze weg uit dat pleeggezin?
De enige plek waar ze warmte en genegenheid vond.
Waarom trok ze op met 'losers' en 'kraakpandjunks'?
Ze krabbelde voorzichtig overeind.
Probeerde recht te staan.
Maar ze trilde op haar benen.
Leek door haar benen te zakken.
Alles draaide.
"Gaat het kinneke?" hoorde ze een bezorgde stem zeggen.
Yenka keek om.
Ze zag een oude vrouw.
Met rollator.
Ze had het oude dametje hier wel vaker gezien.
En een praatje met haar gemaakt.
Eén van de weinige mensen die omkeek naar haar, de moeite nam om een praatje met haar te slaan.
Meer nog.
Af en toe bracht ze een kopje koffie mee van de broodjeszaak wat verderop.
Of een warme kom soep.
"Het gaat wel," zei Yenka terwijl ze steun zocht.
"Nie liege!" Zei het oude vrouwtje kordaat.
"Gaa é nen doktoor nodig! Ik zie da direct"
Yenka keek haar aan.
"Ja Antoinetje ge hebt gelijk," zei ze met doffe stem.
"Maar ik kan er geen betalen."
Ze griste een doosje medicijnen uit haar rugzak met daarin haar weinige bezittingen.
"Kijk," zei ze.
"Mijn medicamenten.
Bijna op.
Zonder die pillen kunnen ze mijn rottend lijk van de straat rapen."
Antoinette sloeg een kruis.
"Ochere kinneke toch," stamelde ze.
"En dees dooske, waarmee hebde gij dat betaalt.
Dat zijn wel dure medicamenten hé.
En de 'ziekenkas' betaalt dat niet terug.
Just of nie?"
"Tja," zei Yenka.
Terwijl ze het hoofd liet zakken.
"Wat doet ge als vrouw als ge rap geld nodig hebt?"
"Ge goa maa toch nie zegge da.
Dadde gaa... "
"Ja Antoinetje," zei Yenka.
"Ik lig met mijn benen open voor dees pillekes."
En voor wat wiet of sterke drank.
Om mijn miserie efkes te kunnen vergeten."
Antoinette keek Yenka aan.
Zag haar doffe uitgebluste ogen.
"Kinneke toch," zei ze.
"Ik wou da 'k u kon helpen meiske.
Mor ik zen zelf een arm sloor.
Khem amper genoeg om de huur van maan appartementje te betoale.
Mor as ik u zo zie zitten in dat portaal.
Of doar on den ingang van de stoase.
Dan...
Dan hemme kik zo'n kompasse me aa.
Wat hét dees wereld aa oangedaon kinneke?""Domicilifraude," zei Yenka.
"Ze hebben me gedwongen om alles wat ik van uitkeringen kreeg terug te geven.
Alles in beslag genomen.
Geen huur of niks meer kunnen betalen.
Op straat.
Ach, het was allemaal mijn schuld.
Voor een cent meer.
Appartement op mijn naam laten zetten en die gast die 'mijn vriend' was.
Of dat dacht ik tenminste.
Die liet mij vallen als een baksteen."
Antoinette stak haar magere hand uit en trok aan Yenka's mouw.
Nam haar hand vast en kneep erin.
"Kinneke," zei ze.
"Ge moet niet zo hard zijn voor uw eigen.
Gij zijt niet in fout.
Mor de maatschappij.
De maatschappij die een jong maske lot op straat zetten, zonder enige compassie."
De oude vrouw keek Yenka aan.
"Ge moet u late verzorgen kinneke." zei ze.
"Mijn hart doe zo'n zeer azze kik u zo zien."
Zwijgend liepen ze door de winkelstraat.
Een dakloos meisje en een haveloze oude vrouw.
Beiden getekend door het leven.
Antoinette Lafargue woonde in een vochtige studio boven een ongure sisha-bar.
Wanneer ze de huur en de vaste kosten betaald had bleef er van haar karige pensioentje zo goed als niks meer over.
Ze was aangewezen op de voedselbanken.
Of leefde van sardientjes in blik en oud brood.
Toch had ze te doen met de dakloze en doodzieke Yenka.
"Waar slaapte gij kinneke?" vroeg Antoinette.
"In het opvangcentrum hier verderop." was het antwoord.
"Mor kinneke toch," zei Antoinette.
"Tussen al die marginalen en zatlappen.
Zie mor daze u nie verkrachten!"
"Mannen en vrouwen slapen er gescheiden." zei Yenka.
"Komt baa maa wonen." stelde Antoinette ineens voor.
"Nee," zei Yenka.
"Dat kan ik niet aannemen.
Als ze er op uit komen wat dan?
Dan staat gij ook op straat."
"Wie gaat er waar op uitkomen?" zei Antoinette.
"Ik zal naa nekier iet zeggen hé kinneke.
Ik lot in maan appartement binnen wie da kik wil, was me da na?"
"Ik moet gaan," zei Yenka ineens.
"Heb een afspraak.
Moet aan nieuwe medicamenten zien te geraken.
Maar we spreken elkaar nog, OK?"
Zonder dat Antoinette iets kon zeggen maakte Yenka zich uit de voeten.
Ze stapte wat wankel, steunde halfweg tegen een lantaarnpaal.
Antoinette sloeg haar hoofdschuddend gade.
"Kinneke toch," mompelde ze terwijl ze de tranen  over haar wangen voelde rollen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten