Pagina's

vrijdag 9 maart 2018

Straatje zonder einde.


Een lijnbus reed door de uitgeregende straten.
Het grootste deel van de passagiers waren scholieren op weg van school naar huis.
Luidruchtig, uitgelaten.
Veel branie, veel stoerdoenerij.
Meisjes zaten op de achterbank te kletsen en te roddelen.
Wat meer vooraan op een bank zat een meisje, alleen.
Ze negeerde de anderen en keek door het raam.
Angstig weggedoken.
Ze heette Brenda.
Brenda Decaestecker.
Maar haar klasgenoten riepen liever andere dingen naar haar.
Ook toen ze ineengedoken op de bus zat mocht ze het weer horen.
"Hey MargiBrenda, hebde gij een boer gelaten? Het riekt hier ineens naar Cara-Pils en sperma," riep een jongen.
"Heeft ze weer eur pa gepijpt die vieze gore slet?" Antwoordde een andere.
Brenda voelde zich vernederd.
Nog maar eens.
De hatelijke woorden priemden als gloeiende naalden door haar gekwetste ziel.
Ze huilde stilletjes.
Haar blik naar buiten gericht.
Waar de stad aan haar voorbijschoof.
Mensen onder hun paraplu's zich een weg banend door het druilerige weer.
De neonreclames van de winkels, de koplampen van de auto's.
Een meisje stond recht en liep naar haar toe.
Trok haar bij haar haren.
"Ey marginaal klotewijf, 't is tegen u ze?" Zei ze giftig.
"Of hoorde nie goe misschien?"
Het meisje gaf haar een klap op haar achterhoofd.
"Jakkes ge stinkt naar de pest vies marginaal klotewijf," siste ze.
De bus reedt een halte op.
Brenda stond recht, liep naar de deur.
Een jongen zette haar 'voetje lap'. Ze viel.
"Kunt ge nie kijken waar ge uw voeten zet lompe trut?" zei het meisje dat haar daarnet een klap gaf. "Achterlijk marginaal stinkwijf!!" voegde ze eraan toe.
Brenda stapte uit.
Enige haltes eerder dan voorzien.
Gewoon omdat de aanhoudende pesterijen haar echt teveel werden.
Ze liep door de straten.
Tranen in haar ogen.
15 jaar.
kort blond haar, helblauwe ogen.
Droeg een oude jeansbroek, blauwe sweater en een zwarte anorak.
Haar kledij stak fel af naast die van haar klasgenootjes die zwoeren bij dure merkkleding en hippe trendy spulletjes.
Ze droeg ook nooit make-up.
Had nog een gewone GSM terwijl de rest van de klas met hun smartphones pronkten.
Daardoor viel ze uit de toon.
Hoorde ze er niet bij.
Dat lieten ze graag merken.
Ook het feit dat ze altijd stil en teruggetrokken was had er veel mee te maken.
Brenda huilde.
Voelde zich ellendig.
Ze leunde tegen een reclamebord, hield haar handen voor haar gezicht.
En liet haar tranen de vrije loop.

Intussen thuis.
Zat ook haar vader Rob Decaestecker in zak en as.
In zijn schamele huurappartementje ergens in een treurige afgeleefde achterstandsbuurt zat hij wezenloos naar zijn koud geworden koffie te staren.
Hij kreeg vanochtend te horen dat hij ontslagen werd.
Op de meest brute en grove wijze die een mens zich indenken kan.
Hij kwam die ochtend aan op de fabriek. Wilde zich gaan omkleden met drie andere collega's.
Maar de personeelsdirecteur hield hem tegen, samen met de drie anderen.
"Bon Serge Bonte, Nicolaas Dejonge, Kevin De Paepe en Rob Decaestecker! Ik verwacht jullie op mijn bureau, NU METEEN!", zei hij kortaf.
"Ik heb jullie het één en ander te vertellen."
De jonge personeelsmanager die deel uitmaakte van het nieuwe bedrijfsmanagement zette zich achter zijn bureau en keek het viertal met een zelfvoldane blik aan.
"Ik heb hier jullie evaluatiedossiers staan mijne heren.
En nee... DIE ZIEN ER NIET GOED UIT!
Om een lang verhaal kort te maken.
Jullie zijn ontslagen."
"Pardon?" zei Rob vol verontwaardiging.
"Ja, u hebt het goed gehoord Meneer Decaestecker.
Afgaande op de evaluatiedossiers die wij van het vorige management opvroegen kan ik alleen maar vaststellen dat jullie niet voldoen aan onze eisen en verwachtingen.
Zeker u niet Meneer Decaestecker!
Gij denkt blijkbaar dat ge nog altijd uw eigen baas zijt hé.
Meneer voelt zich te schoon om zich te schikken naar onze regels en wensen!"
"Dit is te belachelijk voor woorden!" Zei Rob boos.
"Heel jullie gedoe hier.
Dit is geen bedrijf meer, dit is een kleutertuin.
Met jullie afsprakenboekjes en dergelijke bullshit!"
"Genoeg!" zei de personeelsdirecteur kortaf.
Hij gaf hen meteen hun C4 en andere nodige documenten.
"Bon... Jullie hebben half uur de tijd om jullie boeltje te pakken en daarna wil ik jullie hier niet meer zien.
In tegenstelling tot het vorige bestuur wensen wij geen tijd te steken in leeglopers en nonchalante lanterfanters die denken dat ze hier hun zinnetje kunnen doen!"

Rob stond perplex.
Zijn wereld stortte in.
Wat nu?
De zoveelste opdoffer.
Teneergeslagen trok hij naar huis.
Hoe moest hij dit aan Brenda gaan vertellen.
Brenda had zich over haar verdriet en pijn weten te zetten.
Verbeet haar tranen.
Trok naar huis toe.
Ze wilde liever niet dat haar vader haar tranen zag.
Ze deed zich sterker voor dan ze was.
Wilde hem niet teleurstellen.
Want, ze was de enige die hem nog restte.
Hij trok zich op aan haar.
Trots omdat ze zo haar best deed op school.
Goede cijfers haalde.
Rob hoorde het slot op de deur dat openklikte.
Brenda liep de kamer in, zag haar vader zitten aan de tafel.
"Papa," zei ze me zachte stem.
"Je huilt papa, wat is er?"
Hij sloeg zijn arm om haar middel.
Zij de hare om zijn hals.
"Ik ben ontslagen zus," zei hij.
"Als een hond aan de deur gezet."
"Nee!!!" kreunde het meisje.
"Wat nu?
Het is al zo moeilijk om rond te komen?
Om de huur te betalen van ons appartementje.
Straks zet de huisbaas ons op straat.
Oh ik ben zo bang papa, bang voor de toekomst".
"Niet doen zus." zei hij.
"Denk aan wat ik je altijd heb gezegd.
We slaan er ons door.
Hoor je me zus.
Wij slaan er ons door.
Altijd!
OK?"
Hij gaf zijn enige dochter een ferme knuffel.
Het was stil in het sober ingerichte appartementje.

Rob Decaestecker was ooit een goedboerende zelfstandige.
Runde zijn eigen bouwbedrijf.
Wat begon als een eenmansbedrijfje dat zich specialiseerde in 'karweien'.
Werd een goeddraaiend bedrijf.
Hij had een tiental personeelsleden in dienst, maar stond zelf ook op de werf.
Hij had twee rechterhanden en was behept met de oude Vlaamse arbeidsethos.
Maar hij regelde veel in het zwart.
"Op verzoek van de klanten," beweerde hij dan.
"Die jaag je alleen maar de stuipen op het lijf als je hen een factuur onder de neus duwt."
Och ja, hij ging 's avonds na de werkuren graag al eens bijklussen.
Rekende dan een 'vriendenprijsje' aan.
Deed hij al toen hij nog voor Romain Dekeyser werkte.
Die hem als 16 jarige als leerjongen aannam en alle knepen van het vak leerde.
Maar die hem ook bijbracht "geef zo weinig mogelijk aan de staat, maar betaal uw personeel fatsoenlijk, want dat geld dat ge aan hen geeft komt terug in de economie. Hetgeen in handen van de staat komt wordt uitgegeven aan nutteloze projecten, of verdwijnt in die dikkoppen hun eigen zakken!"
Maar, na een tijdje ging het minder met de zaken.
Bestellingen bleven uit, schulden stapelden zich op.
Hij moest volk ontslaan.
Welks hij met spijt in het hart deed.
Want het moet gezegd.
Rob Decaestecker was een goede baas.
De manier waarop hij zelf ontslagen werd, de botheid, de grofheid.
Het ging er bij hem niet in.
Alsook de manier waarop het nieuwe management met het personeel omging, alsof het kleuters of erger nog... robotten waren.
"Hoe kunnen ze zo met mensen omgaan?" vroeg hij zich hoofdschuddend af.
En dan, tot overmaat van ramp.
Kreeg hij controle van de 'Arbeidsinspectie'.
En van de BBI (Bijzondere Belasting Inspectie).
De hele boekhouding werd uitgeplozen.
Hij werd beschuldigd van belastingfraude en werken in het zwart.
Met een proces en hoge boete tot gevolg.
Zijn bedrijf ging op de fles.
Zijn huis dat hij zelf bouwde, steen voor steen. Moest hij verkopen.
Verhuisde met zijn vrouw en dochter naar een appartement in de stad.
Een gerieflijk appartement dichtbij de grote winkels.
Hij ging werken in een fabriek, als metaalarbeider
Zijn echtgenote Sonja Goorissen werkte bij een poetsbedrijf.
Zij had geen loonbeslag, dus dankzij haar inkomen konden ze de toch nog rondkomen.
OK, de jaarlijkse reizen naar All-In hotels in Turkije of de Dominicaanse Republiek tijdens het bouwverlof moesten ze vaarwel zeggen.
Maar ach, ze kwamen rond en hoefden hun dochter Brenda niets te ontzeggen.
"We slaan er ons door," zei Rob telkens weer.
Optimistisch als hij was.

Maar op een dag sloeg het noodlot weer toe.
Keihard.
Sonja, de vrouw van zijn leven.
Die hij leerde kennen op een fuif toen ze beiden 16 waren.
Onafscheidelijk waren ze sinds die dag.
Kwam om het leven samen met haar collega Tanja Moreels.
Ze waren net als altijd samen onderweg in het bestelwagentje van 'Clean-Up' de poetsfirma waarvoor ze beiden werkten.
Naar een bedrijf in de haven.
Daar gebeurde het.
Net toen ze de rijbaan wilden dwarsen om de oprit van het havenbedrijf op te rijden, werd hun camionetje gegrepen door een zware vrachtwagen.
Beide vrouwen waren op slag dood.
Rob was ontroostbaar.
Zijn echtgenote, zijn grote liefde, zijn zielsmaatje.
Ineens van hem weggerukt.
Maar ook Brenda leedt erg onder de dood van haar moeder.
Het ooit zo vrolijke meisje werd stil en teruggetrokken.
Haar moeder stierf toen Brenda in het zesde leerjaar zat.
Haar klasgenootjes en juffrouw begrepen haar verdriet.
Steunden haar.
Maar in het secundair was het anders.
Daar had men geen oog voor haar tranen.
Daar telde alleen welke kleren je droeg, welke hippe hebbedingen je had en hoe 'cool' je wel was.
Brenda was niet cool.
Ze was gevoelig.
En stil.
Een makkelijke prooi voor pesters.
En het feit dat haar vader zijn eigen zaak verloor, in loondienst ging werken.
En nadien ook daar werd ontslagen.
Zou daar geen goed aan doen.

Want na de dood van Sonja moesten ze weer verhuizen.
Omdat hij op zijn eentje de huur niet meer kon betalen.
Hij woonde met zijn dochter in een vochtig en veel te klein flatje in een grauwe achterbuurt.
Op het gelijksvloer bevond zich een Marokkaans theehuis.
Waardoor de vloer trilde van de dreunende Arabische muziek die er constant speelde.
Dag en nacht.
Altijd liepen er mensen af en aan.
Was er tot 's avonds laat kabaal te horen.
Auto's met draaiende motoren op straat.
Boven hen woonde een Nigeriaans gezin met drie kleine kinderen die constant leken te schreeuwen en te tieren.
De schimmels staan op de muren en het behang bladdert af.
Het is er constant tochtig en in de winter nauwelijks te verwarmen.
En daarvoor moet Rob elke maand 650 Euro neertellen.
Aan een oude knorpot van een huisbaas zonder greintje gevoel voor humor.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten