Pagina's

donderdag 24 januari 2019

Familiekwesties 3


Die avond.
Een stijlvolle feestzaal even buiten de stad liep langzaam vol met politiemensen, vooral van het hogere kader.
Velen in uniform.
Anderen in het pak.
Alain arriveerde samen met zijn overste commissaris Wim Van Marcke die maar al te graag met Alain meereed.
Dan kon hij tenminste eens een glas meedrinken. Alain die geheelonthouder is zou toch BOB spelen.
Alain was zenuwachtig, hij voelde zich altijd al onwennig in dergelijk gezelschap.
Een jonge hostess in een stijlvol uniform bestaande uit een kort bordeauxrood rokje en dito jasje benaderde hem met een plateau vol Champagneglazen.
"Goede avond meneer, wenst u een glaasje Champagne?" Vroeg ze met een frisse stem.
"Nee dank je, ik ben geheelonthouder, hebt u geen fruitsap of zo?" Vroeg hij.
"Mijn collega wat verder gaat rond met smoothies, neemt u maar gerust." Zei ze terwijl ze haar parelwitte tanden blootlachte.
"Nou ja." Dacht Alain. "Het is eens wat anders."
Toen hij er naartoe liep werd hij meteen aangeklampt door een collega rechercheur van de Gentse politie.
"Mor ierse doarse, den Alain. Hoe is da nog me eu moatse?" Vroeg hij nogal enthousiast.
"Manuel Rosseel was een struise kerel met een flinke snor en handen als kolenschoppen.
Daar werd Alain meteen aan herinnert toen Manuel hem een hand gaf."
Maar Alain mocht hem wel.
Het gesprek werd meteen heel hartelijk en net op dat moment kwam een hostess langs met heerlijke kleurrijke smoothies.
Alain nam er één met aardbei, blauwe bes en Granny Smith appels.
"Hoe dadde gaa da binnenkraagt moatse da verstoan ik nie."
"Zo denk ik hoe langer hoe meer over alcohol mijn beste." Zei Alain.
En hoe langer ik in het vak zit, hoe erger het wordt."
"Ge moe nu ook nie zo negatief doen hé joengne. De meeste mense kunnen toch nog wel omgaan met drank zulle."
"Alain schuifelde zenuwachtig heen en weer."
"Het kruipt in mijn kleren Manu." Zei hij.
"Al die toestanden, al dat leed veroorzaakt door verwrongen geesten.
Ik kan het almaar moeilijker van me afzetten."
"Ja moatse, ik ken dadde." Reageerde Manuel die kortweg Manu werd genoemd.
"Het is een harde stiel. Ge moet tegen een stootje kunnen.
En op tijd afstand nemen."
"Daar zit het hem." Zei Alain.
"De zaken volgen elkaar alsmaar sneller op. Ge krijgt de tijd niet meer om te recupereren.
We moeten het ook alsmaar met minder gaan doen.
Dat gezeik van besparingen altijd.
We zijn toch ook maar mensen hé zeg."
"Ja moatse. Ken dadde.
Zeg, we moeten nekeer wa meer ofspreken hé.
Ne keer bijbabbelen.
Etwoaschen woar da w'op ons gemak zitte.
Nekeer bijbabbelen over vruuger en zo weetewel."


Dan ineens keek Alain om.
Zag iemand binnenkomen die hij absoluut niet luchten kon.
Het was Marcel Lelieart, schepen van veiligheid in zijn stad, volksvertegenwoordiger en bestendige gedeputeerde in de provincieraad, tevens voormalige kabinetchef op het ministerie van binnenlandse zaken.
Alain kon die man echt niet luchten en Manu wist dat.
"Ierse aawen beste moat is doar." zei hij in het plat Gents.
"Dat moest er nog bijkomen.
Die gaat hier toch niet komen speechen zeker?" Zei hij zuchtend.
"Den totentrekker.
Als er één iemand is die mij iets te vaak stokken in de wielen heeft gestoken tijdens een onderzoek, dan is hij het wel.
Niet toevallig vooral in de dossiers rond de pooiersfamilie Valckeneers.
Het zal hem ook wel pikken dat zijn protegé Arnaud Valckeneers in de cel zit."
"Doar heeft hem zijn hande allang van getrokke zulle." Merkte Manu op.
"Tuurlijk.
Doen alsof zijn neus bloed.
En intussen hier wat komen lullen over het belang van goede samenwerking tussen politie en justitie.
Ach, gast spring toch in de vaart... Godverdomsen hypocriet!"
Marcel Leliaert kwam inderdaad speechen.
Besteeg het spreekgestoelte en keek de aanwezigen met een plechtige en autoritaire blik aan.
Strak in een Italiaans maatpak, grijzende slapen, bril met duur montuur.
Hij hanteerde een gedistingeerd taalgebruik en sprak met volumineuze volzinnen.
Wat Alain zijn ergernis nog groter maakte.
"Ik ga een sigaret opsteken." Zei hij.
"Wacht kgon mee." Zei Manu.
"'K Benne wel gestopt me smuure, mor een beke buitenlucht zou me goed doen."

Alain en Manu stonden buiten.
Alain stak een sigaret op en begon er gulzig aan te trekken.
"Nog altijd niet van plan van te stoppe me smuure?" Vroeg Manu.
Alain slaakte een diepe zucht.
"Ik heb dat al zo dikwijls geprobeerd." Zei hij.
"Maar het heeft me alleen zenuwen, slapeloze nachten en een rothumeur opgebracht."
"Joa moatse, kenne dadde." Zei Manu.
"'k Heb dat uuk ollemolle meegemaakt.
Mor toch hebbe kik deurgebete.
Pas oep.
Pas uuk achter da 'k goe onder maan sjokkedeizen heb gekrege van Professor Van Roost van de dienst Cardiologie in 't UZ hier in Gent.
Tons zaan maan uugen opengegoan.
Mor 'k moen er wel baazegge, nog meer dedie van ons Hilde, maan vraawe.
Die heeft er direkt de pees op gelegd.
Nie meer smuure, gezonder eten.
Genen drank en nie meer oep café.
Want ze zeiget sebiet.
Ik wil a nie verlieze 'Beerke'.
Ewel hé.
Na draa joar loater.
Ben ekik  content da 'k het gedoan heb.
Ik voele me vele beter.
Kheb ne conditie van ne gast van midden in de dertig.
Mor soertoe.
Ik smaak were maan eten, en ik riek et sebiet als ons Hilde staot te koken als ekik binnenkom.
Moatse.
Dat is echt zalig.
Om terug alles te ruiken, te proeven, te voelen.
Om terug scherp te kunnen nadenken.
Doe gelik ik Alain.
Lot aa begeleiden.
Ik ken ne goeien therapeut die u heel goed kan helpen in 't proces om te stoppen me smuure.
En uuk ne goeien diëtist.
Khem de telefongnummers."
Manu keek Alain aan.
"Ge moeget nie veur maa doen Alain.
Doeget voor uw eige.
En paast dan nog nekier aan maa."
Ach, ge hebt misschien gelijk.
Ik zal me maar aanpassen aan de groepsdruk zeker."
Bij die woorden zette hij de hak van zijn voet op de sigaret die hij zo even op de grond liet vallen en liep hij terug naar binnen.

Dan werd Alain geroepen door de commissaris.
"Ah Alain kom even.
Meneer Leliaert wil graag eens een woordje met u spreken."
"Hierop zat ik dus te wachten." Dacht Alain bij zichzelf.
Marcel Leliaert stak zijn hand uit.
"Aha kijk eens hier.
Hoofdinspecteur Alain Donck.
Ben blij u te ontmoeten."
"Insgelijks Meneer Leliaert." Zei Alain.
"Sta me toe meneer Donck, om u te feliciteren met het goede speurwerk dat u en uw team het afgelopen jaar hebben verricht.
Vooral dan in de zaak rond Le Mimosa, die hoerenkeet waar minderjarige slachtoffers van mensenhandel tot prostitutie werden gedwongen.
Goed dat daar eens een einde aan gesteld werd.
Nogmaals mijn complimenten."
"OK." Bromde Alain.
"Wat is nu je punt.
Dat je blij bent dat de zaak op een dusdanige manier opgelost werd zodat jij en je corrrupte vriendjes buiten schot bleven?
Tja.
We konden ook niet anders.
Wilden we niet riskeren dat het onderzoek uit handen werd gegeven.
Want daar had je wel het handje van weg hé."
"Alain alstublieft!" Zei commissaris Van Marcke terwijl hij aan Alain zijn mouw trok.
"Wat.
Het is toch waar zeker?
Jarenlang heeft meneer elk onderzoek tegengewerkt, zeker wanneer we iets te dicht in de buurt van hem of van zijn corrupte vriendjes kwamen hadden we prijs.
Onderzoek ingetrokken, dossier overgeheveld, verdachte vrijgelaten wegens gebrek aan bewijzen.
En pas op... Niet een keer hé, maar telkens opnieuw.
Denkt ge dat het niet opviel misschien Meneer Leliaert?
Hé!
Denkt Meneer Leliaert soms dat hij met een stel uilen te doen heeft?
Hé!

En moet ik nu zijn complimentjes in ontvangst nemen gelijk ne kleine die een centje voor zijn zondag krijgt?
Hé!
Wel commissaris.
Aan die show doe ik niet mee!!"
"Meneer Donck." Zei Marcel Leliaert terwijl hij zijn handen op Alain zijn schouders legde.
"U weet toch dat het dankzij mijn vader Omer Leliaert, destijds stafchef op het departement binnenlandse zaken is dat u alsnog werd toegelaten op de politieschool.
Dit echter na mijn bemiddeling.
Want als het aan de toenmalige directeur Guillaume Swerts had gelegen die als leider van de Gentse afdeling van de Witte Brigade een gloeiende hekel had aan alles en iedereen die ook maar iets met collaboratie te maken had.
Dan zou je als kleinzoon van een actieve collaborateur nooit ofte nimmer toegelaten zijn op de politieschool. Ondanks het feit dat je vader zaliger met een Joodse huwde.
En ondanks het feit dat je eigenlijk in een pleeggezin opgroeide.
Dat weet ge toch?
Hé!
Alain Donck, kleinzoon van Joseph Donck. Verantwoordelijk voor het deporteren van talloze Joodse gezinnen, en voor het executeren van vele verzetslui.
Ik wil maar zeggen.
Het wordt tijd om op te houden met de 'prinzipenreiter' uit te hangen mijn beste, en mijn felicitaties gewoon in ontvangst te nemen.
Kwestie van het toch een beetje gezellig te houden.
Want je kan mij toch niets maken.
Tenminste niet zonder je carrière zwaar te schaden en je jarenlang opgebouwde anciënniteit en daaraan verbonden zuurverdiende pensioen  aan je neus voorbij te zien gaan."
Alain werd witheet van woede.
Keek Marcel Leliaert strak in de ogen.
Zijn lip begon te beven.
"Gij godverdoms smerig stuk crapuul!" Foeterde hij.
Waarna hij naar buiten liep, in zijn Range Rover stapte.
En met een rotvaart wegscheurde.
Met als gevolg dat commissaris Van Marcke een taxi moest bellen om thuis te geraken.

Terzelfder tijd.
Een politie combi reed door de straten die ondanks de verwoede pogingen van de strooi en sneeuwruimdiensten opnieuw langzaam bedekt werden met een fijn laagje sneeuw dat de ambitie had om almaar dikker te worden.
Wanneer je in het licht van de straatlantaarns keek zag je dat de lucht weer gevuld was met ragfijne sneeuwvlokken.
Het was flink koud geworden de laatste 24 uur.
En volgens de weersvoorspellingen was dit nog maar het begin.
In de politie combi zaten Jonas Vercoutter en Cindy Byttebier.
Twee jonge maar ambitieuze politiemensen op nachtelijke patrouille.
"Ik heb honger." Zei Jonas.
"Ik eigenlijk ook." Reageerde Cindy.
"Pittake?"
"Welja, dat zou me wel smaken." Zei Cindy.
Jonas hield halt bij een drukbezochte pittabar in de stationsbuurt.
Het was er best druk.
Er zaten vooral jongeren die de vele café's frequenteerden.
Het was tenslotte kerstvakantie.
Jonas bestelde twee pitta's met look.
"Is Ayse er niet?" Vroeg hij.
"Ayse is met vakantie naar Turkije.
Kan goed zijn dat ze er voorgoed blijft." Voegde Mehmet de uitbater en vader van Ayse eraan toe.
Ayse was de meer dan knappe dochter van Mehmet Oztürk, al meer dan 25 jaar uitbater van Pitta-Mehmet.
Veel jonge mannen kwamen vooral voor haar.
Want Ayse hield wel van een grapje en was altijd welgezind.
En zorgde er op haar manier voor dat de sfeer altijd positief bleef.


Met elk een grote pitta liepen Jonas en Cindy terug naar de combi.
Dan ineens een oproep via de radio.
"Oproep aan de beschikbare wagens.
Inbraak in leegstaand pand in de Gracienne Van Ackerelaan.
Getuigen zagen twee mannen een leegstaand pakhuis binnendringen, vermoedelijk koperdieven."
Jonas zette de zwaailichten aan en liet de sirene loeien.
met een rotvaart vlamde hij door de stad.
Over de Gracienne van Ackerelaan naar de industriezone.
Langs de kant van deze drukke baan bevonden zich oude pakhuizen en de ruïne van de oude fabriek.
Maar niet voor lang meer.
Een groot bedrijf had de gronden gekocht en wil er een technisch opleidingscentrum neerpoten.
Eindelijk zou deze onveilige stadskanker en aantrekkingspool voor junkies, koperdieven, illegalen op zoek naar een schuilplaats en ander onguur gespuis verdwijnen.
Jonas parkeerde zijn auto vlak voor het pakhuis.
Er waren sporen in de sneeuw.
Die naar binnen wezen.
Daar gingen de sporen over in natte voetafdrukken op het droge cement.
Met een zaklamp in de hand volgden Jonas en Cindy die sporen.
"Voorzichtig." Zei Cindy.
Hier zijn diepe krochten die naar voorraadplaatsen leidden.
Kan je lelijk in vallen."
"Geen zorgen." Zei Jonas.
"Ik ken dat hier wel hoor.
Heb hier als kind nog vaak gespeeld."
Ze liepen verder.
De voetstappen droogden op.
Liepen naar een ruimte vol onbestemde rommel.
Daarachter was een nis.
Jonas scheen in alle richting met zijn zaklamp.
"Daar." Riep Cindy.
"Daar ligt een lichaam."
Jonas liep er naartoe.
"Wacht, ik dek je." Zei Cindy terwijl ze naar haar dienstwapen greep en op het vermeende lichaam bleef schijnen."
Ook Jonas greep zijn pistool.
"OK. Draai je om met je handen in de lucht." Beval hij.
Het lichaam bleef roerloos liggen.
Hij zag een hoofd.
Lange zwarte haren.
Jonas had er geen goed gevoel bij.
Het lichaam lag onder houten balken, steengruis en verwrongen ijzeren vlechtwerk dat dienst doet in de bouw voor het verstevigen van beton en ander nog onbestemd materiaal.
Jonas schoof enkele houten balken weg.
"Een vrouw, een jonge vrouw." Zei hij.
"Godverdomme, die smeerlappen hebben toch niet."
Hij tilde het hoofd op en draaide het.
Dan... Bleef hij verstijfd voor zich uit staren.
"Cindy... Kom.
Kom eens hier."
Cindy kwam naderbij.
Cindy bekeek het lichaam van de jonge vrouw wiens ogen verstard naar het plafond staarden.
Ook zij herkende haar.
Het was Ayse Oztürk.
De negentienjarige dochter van de uitbater van de pittazaak waar ze zo even nog langs waren geweest...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten