Pagina's

zaterdag 23 mei 2020

Een groene parel 2



Het verdriet was immens.
Fa'o Mara was in diepe rouw gedompeld.
Het tragische nieuws over Samuel kwam aan als een mokerslag voor de kleine maar hechte gemeenschap op Fa'o Mara.
Samuel was dan ook heel geliefd op het eiland.
De dorpsbewoners kwamen samen rond het kleine kerkje, ondanks de gierende wind en de striemende regen van zodra ze hoorden wat er gebeurd was.
Wat niet lang duurde want het nieuws ging als een lopend vuurtje door het dorp.
Joseph liet de rouwende dorpelingen  binnen in zijn kerk.
Waar ze spontaan begonnen te bidden en psalmen zongen.
En hun rouwbeklag over te maken aan hun dominee en zijn echtgenote.
wiens diep en intens verdriet deelden.
Tegen de avond luwde de storm.
Het werd weer rustig op het eiland.
Stil.
Bij het strand zat een meisje.
Het was Mary.
Ze had de kerk verlaten.
Wilde alleen zijn.
Alleen met haar verdriet.
Haar diep en intens verdriet om Samuel.
Haar soulmate.
Aan wie ze al haar geheimen en diepe zielenroerselen kwijt kon.
In alle vertrouwen.
Want Samuel hield alles voor zich.
Hij was haar grote broer die haar altijd bijstond met goede raad.
Zo zag ze hem.
Als een grote broer.
Ook al waren ze even oud.
Twaalf jaar.
Niets zo hartverscheurend om afscheid te moeten nemen van een twaalfjarige.
Of het nu je zoon of dochter is, broer of zus, of buurjongen/buurmeisje.
Het doet pijn.
Altijd.
Het was stil die avond.
Iedereen zat in de kerk.
Op uitzondering van enkele jongeren die verzamelden en op hun eigen manier hun verdriet deelden.
Zoals Johnny samen met enkele vrienden deed.
Mary zocht troost op haar favoriete plek.
Het strand.
Terwijl de tranen over haar wangen rolden keek ze naar de ruisende branding.
Volgde de golven met haar ogen.
Tot het moment dat uiteindelijk beukten op het met schelpen, takken en wrakhout bezaaide strand.
De zee was nog altijd heel wild en woest.
Ofschoon de wind al behoorlijk getemperd was.
Mary huilde.
Met lange diepe halen.
Het besef drong nu pas echt tot haar door.
Dat Samuel, haar zielsmaatje...
Er nooit meer zou zijn om haar een troostende schouder aan te bieden.
Dat ze nooit meer haar hartje zou kunnen luchten, zich vastklampend aan zijn luisterend oor en zich lavend aan zijn woorden van troost en wijsheid.
Verdomd veel wijsheid voor een twaalfjarige.
Samuel was een intelligente knaap, dat was een feit.
"Waarom God?" vroeg ze.
"Waarom heb je Samuel van me afgenomen.
Ik hield van die jongen.
Met heel mijn hart.
Aan hem kon ik alles kwijt.
Waarom?
God, zeg het me?
Waarom?"
Vertwijfeld sloeg ze haar ogen ten hemel.
Haar gezicht onder de tranen.
Dan hoorde ze iets.
Gezang.
Ze hoorde... Zijn stem.
Mary hield de adem in.
Ja zo leek het wel.
Of hij voor haar zong.
Zoals hij dat zo prachtig kon.
In de kerk.
Of op het strand als ze samen waren en ze hem begeleide op de ukelele.
Ze zag het zo voor haar.
Hoe hij zittende in het mulle zand zat te zingen met gesloten ogen.
Ze hoorde het nu heel goed.
"Samuel?" vroeg ze zacht.
"Ben je daar?
Ben je er voor me?
Ja, dat kan haast niet anders.
Dat jij over me zult waken.
Lieve Samuel.
Fijne jongen... "
Ze sloot de ogen.
Hoorde het nu duidelijk.
Dat het geen gezang was.


Ineens veerde Mary recht.
Zo snel haar benen haar dragen konden liep ze langs de waterlijn.
Door het water van een golf die het strand overspoelde.
Lening als een hinde sprong ze over een grote tak die dwars over het strand lag.
Ze gooide haar pareo waar die maar vallen wilde en wierp zich in de branding.
Zwom als een bezetene steeds dieper het water in terwijl ze haar naam riep.
"SAMUEL!!!!
Hou vol maatje, ik ben er!" riep ze voor ze kopje onder ging en proestend weer bovenkwam.
Verderop worstelde een jongen tegen de woeste baren.
Mary zwom naar hem toe en trok hem tot bij haar.
Samen zwommen ze naar de kustlijn waar Mary hem op het droge trok.
Waarna Samuel uitgeput in haar armen viel.
"Samuel lieverd!
Wat is er gebeurd jongen?" vroeg ze snikkend.
Samuel trilde op zijn benen.
"De boot kapseisde," zei hij.
Ik ging kopje onder en moest in ademnood worstelen om tot aan het wateroppervlak te geraken.
Eens ik boen water kwam zag ik dat ik behoorlijk was afgedreven van de anderen.
En de stroming dreef mij alsmaar verder en verder.
Ik riep en riep!
Maar ze hoorden me niet.
Ik ging telkens weer kopje onder.
Dacht dat het met me afgelopen was.
Ik bad God om vergeving en bereidde me voor op mijn nakende einde.
Dan was er ineens een dolfijn.
Die hielp mij telkens weer om boven water te komen.
Gaf me de kans om uit te rusten op zijn rug.
Eerst wilde hij me naar Ma'ehaelo brengen.
Maar de stroming was te sterk.
Dan maar mee met stroming.
Naar Fa'o Mara.
Het was zo zwaar en vermoeiend in dat koude water terwijl de storm zoveel van mijn krachten vergde.
Maar de dolfijn bleef altijd bij me.
Begeleide me tot het voor hem te diep werd.
Kijk daar heb je hem.
Daar hij komt boven water.
Wil afscheid nemen Mary... Kijk dan!
Mary keek over het wateroppervlak.
Zag een dolfijn dansen over de branding.
Ging kopje onder toen er een grote golf kwam en kwam dan terug boven water.
Lenig als een ballerina.
"Dankjewel," riep Mary.
"Dank je wel dat je mijn vriend hebt gered!
Dank je wel!"
De dolfijn slaakte een typische dolfijnenkreet en flapperde met zijn staart.
Daarna verdween hij onder het water.
Om dan verderop nog een mooie buiteling te maken.
Weer sloeg Mary haar armen rond Samuels hals.
Huilde.
Van pure ontroering.
Dan richtte ze haar ogen ten hemel en dankte goed.
Waarna ze zich stevig vastklampte aan Samuel.
Haar zielsmaatje.
Johnny en zijn vrienden hadden het tafereel in de verte gezien en liepen eveneens op Samuel en Mary af.
Een andere jongen was naar het dorp gelopen en waarschuwde de volwassenen die nog steeds in de kerk zaten.
Iedereen liep op Mary en Samuel af.
De vreugde was groot.
Vreugde om de goede afloop.
Dolgelukkig sloten Joseph en zijn echtgenote Jessica hun oudste zoon in de armen.
Dolgelukkig om de goede afloop.
Telkens opnieuw vertelde Samuel over de dolfijn die hem het leven redde.
Iedereen ging naar het strand in de hoop om nog een glimp van het dier op te vangen.
Zongen een leid voor hem.
Een danklied eigenlijk.
Terwijl de zon onderging.
Daar was hij opnieuw.
De dolfijn die Samuel het leven redde.
"Geef hem wat vis," stelde Johnny voor.
"Om hem te bedanken."
Er werd een grote mand vis gehaald en Samuel gooide de ene vis na de andere.
De dolfijn was allerminst mensenschuw want hij kwam zeer dicht bij de kustlijn
Samuel stond al bijna tot aan zijn borst in het water.
De dolfijn kwam dichter en dichter.
Dan raakte hij met zijn snuit Samuels gezicht.
"Dank je lieve Toa.
Je bent een echte Toa.
Een echte held."
"Toa, oftewel 'held' in de plaatselijke taal.
Met deze naam zou deze dolfijn voortaan door het leven gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten