Het was koud en miezerig buiten.
Angelo zat op de bank in en zapte nerveus van de ene zender naar de andere.
Hij had zijn katoenen zwarte broek aan, een deftig hemd en stropdas en zijn
grijze overjasje.
Hij haatte die kleren en al helemaal om in die kledij op de bank te zitten,
daar droeg hij als het even kon niets meer dan zijn t-shirt en
‘Simpsons-boxershort’. Of als zijn liefje Sofie erbij was gewoon helemaal
niets.
Hij pakte zijn gsm en keek naar de inkomende berichten, geen nieuwe berichten.
“Waar blijft ze nu toch, godverdomme dat is toch ook altijd hetzelfde met haar
hé.
Hij had sowieso al weinig zin in wat er komen zou.
Kerstavond met de familie aan moeders kant.
Wat haatte hij dat overdreven blasé gedoe.
Gelukkig had hij de cadeaus al op voorhand online besteld dit met enige hulp
van zijn moeder die een paar tips in zijn oor fluisterde.
Maar vooral, dit jaar wilden ze graag zijn vriendin Sofie erbij.
En dat was geen makkie, want Sofie werkt als verpleegster en laat ze het nu
echt wel heel druk hebben nu de covid pandemie weer zo hard oprukt.
Men mocht a blij zijn dat er geen nieuwe lockdown komt met die nieuwe varianten
en zo.
Hij ontving een sms’je, van zijn moeder. “Zijn jullie al onderweg? Over een uur
verwacht Tante Magda ons voor het aperitief, wees aub op tijd.”
“Bellen dan maar,” zei Angelo luidop.
Hij belde Sofie op, de telefoon ging meteen over.
“Waar zit gij?” vroeg Angelo korzelig.
“Ik sta nu aan uw deur, ik wilde net aanbellen,” zei Sofie, hij hoorde haar
stem in stereo.
Meteen stond hij recht en deed hij de deur open. Sofie stond voor hem in een
prachtig bordeauxkleurig kleed, diadeem in haar haren en stralende parelwitte
glimlach.
“Eindelijk, ge zijt er. Ik had u gevraagd om op tijd te zijn hé,” zei Angelo
lichtjes geërgerd.
“Ik kan daar toch moeilijk als een slons verschijnen hé, ge hebt me zelf
gewaarschuwd voor het chichi gehalte van uw familie langs moeders kant.”
“Kom, we gaan er niet over discussiëren en meteen vertrekken,” zei Angelo
terwijl hij zijn autosleutels haalde en binnen alle lichten en de TV uitdeed.
Magda Vervaecke woonde in een typische Vlaamse
fermette met groot kort gemaaid gazon. De leefruimte van haar woning was al
goed gevuld met mensen en de tafel was al feestelijk gedekt. Naast Angelo’s
ouders waren er ook Tante Els en haar echtgenoot Nonkel Peter en Nonkel Jerry
en zijn echtgenote Tante Martine en Angelo’s neven Nick en Sven. Erwin, de man
van Tante Magda ging rond met het aperitief, champagne van een duur merk. Tante
Magda was intussen in de keuken de oesters aan het openen, Lieve, Angelo’s
moeder hielp haar daarbij een handje.
Angelo stelde Sofie aan zijn familie voor en het verbaasde hem niet dat Nonkel
Jerry naar haar decolleté zat te staren terwijl hij Sofie een hand gaf.
Maar ondertussen had Erwin Angelo en Sofie al een coupe champagne in de handen
geduwd – die Sofie beleefd weigerde omdat ze geen alcohol drinkt - en werd
Angelo afgeleid door de neven Sven en Nick die meteen over voetbal begonnen.
De oesters gingen rond, de stemming begon erin te komen en Nonkel Jerry begon
al meteen met schuine moppen te tappen, dat Angelo niet in de mot had dat hij
Sofie met een stiekeme geile blik zat te bekijken zeker. Maar hij moest
natuurlijk zien dat zijn echtgenote Martine het niet zag.
Sofie voelde zich onwennig, ze hoorde de dames opscheppen over hun nieuwe
keuken, nieuwe oprit, de nieuwe auto die ze op het oog hadden, met
saloncondities natuurlijk.
Angelo had Sofie al op voorhand gewaarschuwd, maar toch vervulde dit alles
Sofie met veel afgrijzen.
Sofie komt uit een eenvoudige familie waar sociaal dienstbetoon hoger werd
ingeschat dan persoonlijk gewin, het stond in de sterren geschreven dat Sofie
iets zou doen in wat men ‘de zachte sector’ noemt.
Sofies moeder en plusvader leven heel sober en milieubewust, maar je kan hen er
allerminst van beschuldigen wereldvreemde geitenwollensokkendragers te zijn.
Pluspapa Ronald zet zich al jaren in voor de vzw ‘Help De Vierde Wereld’,
omdat hij zelf heeft mogen ervaren wat het is om in armoede op te groeien.
Hij slaagde erin om met hard werken hogerop de maatschappelijke ladder te
klimmen maar vergat zijn armoedige afkomst nooit. Hij is een zeer intelligent
man en heel sterk in wiskunde, en het is dankzij zijn toenmalige leraar
wiskunde dat hij alsnog in aanmerking kwam voor een studiebeurs, die hij zeer
wel besteedde. Hij werd zelf leerkracht wiskunde en fysica in een zeer
gerenommeerd college en helpt na zijn uren zwakkere leerlingen met hun
wiskunde, dit doet hij geheel vrijwillig omdat hij vind dat elk kind een kans
verdient.
Het was tijdens zijn vrijwilligerswerk voor ‘Help De Vierde Wereld dat Ronald
zijn huidige echtgenote en Sofies moeder Sylvia leerde kennen die net haar man
– Sofies vader – Gilles had verloren bij een tragisch verkeersongeluk. Gilles
en Sylvia baatten samen een goed draaiende taverne uit, maar Sylvia kon de
combinatie van een drukke taverne en de zorg voor haar dochtertje niet aan en
toen de zaak op de fles ging verzeilde Sylvia in een sukkelstraatje. Ronald
hielp de jonge weduwe met raad en daad en gaf bijles aan haar dochtertje, en zo
werden ze een koppel.
Angelo’s moeder nam Sofie apart voor een gesprek, eigenlijk vroeg ze Sofie
gewoon uit over haar studies, werk, hobby’s en dergelijke. Sofie had het gevoel
dat ze aan een kruisverhoor werd onderworpen en ze nog meer dat sommige
antwoorden haar niet bevielen. Sociaal engagement en behulpzaam zijn tegenover
anderen was voor deze familie duidelijk te min.
“Ik wil hier weg,” dacht Sofie tegen zichzelf.
“Godverdomme wat doe ik hier eigenlijk tussen dat fucking bekakte
strekenvolk?”
Dat Nonkel Jerry een racistische mop vertelde die eindigde met ‘ik kom voor
da schaathois da nie wil warreke’ maakte Sofies degout alleen maar groter.
Dan werd iedereen verzocht om aan tafel te zitten en ongelukkiger wijze zat
Nonkel Jerry rechts van Sofie, ze moest zich inhouden om een vlaag van walging
te onderdrukken.
“Geen zorgen,” zei Angelo. “Ik hou hem wel in de gaten.”
Sofie merkte dat Jerry al goed in de wind zat. Hij stonk naar het bier en zijn
dikke rode neus verraadde dat hij meer dronk dan gezond voor hem was.
“Ik ben blij dat ge naast mij zit poepeke,” zei hij. “Ik heb geire schoon
zicht, snapt ge?”
Maar Angelo trakteerde zijn nonkel meteen op een boze blik.
“Ge zijt toch niet jaloers zeker hé Angelooke?” zei Jerry die zijn neef en
petekind met een blik vol spotternij aankeek terwijl hij een flinke slok nam
van de pas geschonken witte wijn. Nog voor er gelegenheid was gegeven om te
klinken.
Er werd geklonken op een vrolijk kerstfeest en op een goed jaar met veel
gezondheid. En een dikke bankrekening,” voegde Erwin eraan toe terwijl hij het
glas hief.
Het gesprek kwam op gang en het thema immigratie en vluchtelingen kwam door een
anekdote van Nonkel Peter.
“Maakt mij minister van binnenlandse zaken en ik maak hier direct korte metten
met dat ‘vremd gespuis’, echt waar zulle. Geen geldige papieren, de
vlieger op en gedaan. Desnoods laat ik
ze gewoon in zee dumpen dat godverdoms nutteloos strontvolk,” zei Nonkel Jerry
onomwonden.
Hij keek daarbij meteen naar Sofie. “Ge moogt het weten ze poepeke, ik zen
racist.
Nie ‘ik zen gene racist, maar’… Nee ik ben racist en ik kom ervoor uit.
Ik stem niet alleen voor ’t Vlaams Belang, maar ik ben er ook lid van.
En van Voorpost die ik als bedrijfsleider met veel plezier sponsor. Dan
ben ik tenminste zeker dat mijn geld goed besteed wordt, kunde van l’Etat
Belgique niet zeggen ze.”
Hey, ge werkt gij toch ook hé, poepeke of niet soms?”
Sofie knikte van ja, maar voelde tegelijk een withete woed in zich opborrelen.
“Ewel dan, wat vinde gij daarvan dat de staat de helft van uw pree afpakt om
die vreemde luizen op hotel te steken of hen voorrang te geven op ne sociale
woning. En wij Vlamingen, wat krijge wij? Nougabollen begot.” Bij die woorden
nam Nonkel Jerry nog een slok wijn en greep hij naar de fles die rechts van hem
in de koeler zat. “Ook nog wat wijn poepeke?” vroeg hij aan Sofie.
“Of moet ge nog rijden? Nee zeker hé, het is waarschijnlijk den Angelo die
rijdt hé. Kom maske ’t is Kerstavond, pakt het het mor is van voor die smerige
moslims dat ons afpakke.”
“Ik drink geen alcohol,” zei Sofie terwijl ze haar glas vlug omdraaide.
Jerry zette de fles met een teleurgestelde blik weg.
Hoe meer Nonkel Jerry dronk hoe platvloerser en vulgairder zijn taalgebruik,
zelfs anderen ergerden zich aan hem. Zijn stem bulderde en hij moest
voortdurend lachen om zijn eigen grappen.
Het voorgerecht, plakjes gerookte zalm met waterkers, een schijf citroen en
gesnipperde peterselie at hij al schrokkend en schransend op terwijl hij
knipogend naar Sofie zat te lonken. “Gij zijt een schoon poepeke gij,
weetteda?” zei hij openlijk gapend in haar decolleté.
“Jerry hou uw manieren is een beetje,” zei zijn echtgenote ineens.
“Wa? Ik doe toch niks. Ik ben gewoon blij voor
mijn petekind. Die jongen heeft smaak.
En hij blijft tenminste bij zijn eigen volk en ras, kan niet van iedereen
gezegd worden,” zei hij terwijl hij keek naar Nick die sinds enige tijd
verkering heeft met een meisje wiens moeder uit Guadaloupe afkomstig is, maar
die Nick op begrijpelijke redenen liever niet meenam naar het kerstfeest.
“Hoe is dat met uw zwarte trees, werkt ze nog of staat ze ook al op den dop
gelijk al dat ander gekleurd volk hier.
Kent ge dat? Zes maanden werken en dan gaat dat gewoon doppen, en krijgt ge dat
met geen stokken meer uit ulder nest.”
“Camille werkt,” zei Nick. En ze doet werk waar veel Vlamingen hun neus voor
ophalen, moogt ge gerust weten ja.”
“Jaja dat zal wel. Ne Vlaming die zijn neus ophaalt voor hard werk dat is genen
echte Vlaming.
Weet ge, de dienstplicht dat mochten ze nooit afgeschaft hebben. Daar leerde ge
pas wat dat afzien was. Die snotneuzen van tegenwoordig, die kunnen niet meer
afzien. Godjammenas zeg, allemaal verwende jankers dat zijn het.
Allez gulder nie hé, mor d’er zijn er godverdomme andere zulle.
Allez zeg het is, wat doet uw zwarte trees nu van werk?”
“Zorgkundige,” zei Nick. “Ze is begonnen als logistiek, maar heeft dan de
verplichte opleiding gaan werken en nu werkt ze voltijds als zorgkundige.”
“Is dat hard werk? Komaan, laat me niet lachen hé.
OK, ze hadden vorig jaar een lastig jaar, maar ze mogen daar nekeer stoppen met
zagen zulle.
Hard werk zegde. Een hele dag in de kou met karkassen van koeien en varkens lopen
sleuren. Uitbenen, scheiden, fileren, ontvellen. Zeven dagen op zeven in de
winter en in de zomer. Dat is hard werk.
Doe dat al van mijn veertiende, en zelfs toen ik studeerde stond ik nog in ons
vader zijn zaak terwijl dat die ander paljassen gingen feesten en zuipen.
Dat is hard werk ja.
En ik moest niet gaan klagen bij de vakbond zulle.
Beste leerschool die d’er is, zo rap mogelijk aan het werk. Leerde veel meer
van dan heelder dagen op die scholen uw broek te verslijten zulle, weetteda?
Allez wat leerde daar allemaal? Wat dat politiek correct is en wat niet? Dat
alle mensen gelijk zijn en dat racisme verkeerd is, en dat ge moet op de groen
stemmen omdat die inzitten met het milieu en al die bleke snotterkes slikken
dat gelijk zoetekoek. Maar eens van school dan trekken ze heel ander oogskes
ze.
Daarmee dat ze iedereen naar de unief willen, om die gasten nog verder te
hersenspoelen.”
“My God,” dacht Sofie. “Is er dan niemand die het lef heeft
om tegen die ploert te zeggen dat hij moet zwijgen?”
Dan werd het hoofdgerecht op tafel gezet en ging men rond met de rode wijn.
Weer moest Sofie herhalen dat ze niet dronk.
“Hedde gij uw eigen bekeerd of wa? Wat is ’t volgende? Dat ge hier met een
hoofddoek binnenkomt.
Of zijde ook zo’n groene trees, geen alcohol, geen vlees, geen auto. Alleen nog
maar konijnenvoer fretten en met de velo rijden. Zijt toch nekeer sociaal en
drinkt nekeer mee met de mensen godverdomme.”
Het gesprek vorderde verder en Jerry werd alsmaar meer dronken, hij had al een
fles rode wijn op zijn eentje geleegd. Sven vertelde tegen Nick dat hij
vorige week zijn boosterprik had laten zetten op zijn werk.
“Onnozelaar!” zei Jerry. “Komt niet zagen dat ge geen kinderen kunt krijgen hé,
of dat ge ne valling krijgt die niet meer weggaat omdat uw immuunsysteem naar
de kloten is.” Zei hij.
“Bij mij komt die vuiligheid er niet in, ik heb mijn eigen immuunsysteem en dat
marcheert heel goe en dat zonder gifspuit.
Werk al heel mijn leven in de beenhouwerij in de kou en nog nooit griep of iets
gehad. Al die corona da’s allemaal bangmakerij en ge moet er nekeer op letten,
al diegene die meegaan met al die verhaaltjes dat zijn die bijna allemaal
beroepsdoppers, gasten aan de ziekenkas en ‘ambetantenaren’. Iedereen
die ik ken en die zelfstandige of ondernemer is, is TEGEN DIE
KUTMAATREGELEN!
Let op mijn woorden, straks mogen alleen gevaccineerden gaan stemmen, en
dat zijn allemaal van die lulleventen en trezebezen die op links stemmen. Ja zo
kan ik ook aan de macht blijven.
Het wordt godverdomme tijd dat er een revolutie komt en dat ze die smerige
virologen een kogel door hunne kop jagen. Godverdomse Communisten!!!
Allez jong zoveel tamtam voor een onnozel griepke. Wie gaat eraan dood? Ouw
peekes, gasten die langdurig ziek zijn en de maatschappij klauwen vol geld
worden en vetzakken die de hele dag op ulder lamme tamme reet zitten. Is toch
waar hij poepeke,” zei hij terwijl hij Sofie dichter tegen zich aan trok en
ongevraagd kuste.”
“How meiske, beetje op uw woorden letten hé,” zei Jerry terwijl hij met een serviet zijn gezicht droogdepte.
“Op mijn woorden letten?” zei Sofie. “Hoor wie het godverdomme zegt! Godverdomse racistische covidioot!
Moet ge eens wat weten domoor? Ik werk als verpleegster in het Stedelijk Ziekenhuis en stond sinds maart vorig jaar maanden aan een stuk op de ‘covid-afdeling’. En ik heb daar mensen zijn sterven terwijl ze letterlijk naar adem hapte. Ik heb mensen moeten laten sterven eenzaam en alleen in een steriele kamer zonder dat hu familie erbij mocht. En dat waren geen ‘ouw peekes’ of mensen die de maatschappij tot last waren. Dat waren mensen die familie hadden, mensen die van hen hielden en NOG ALTIJD om hen rouwen.
Maar dat doet u toch waarschijnlijk niets hé triestige psychopaat!
Maar weet ge wat het ergste is?
Dat niemand hier aan deze tafel het gore lef heeft om u tegen te spreken.
Om u tot de orde te roepen.
Vinden jullie dat echt allemaal normaal die smerige, racistische en ronduit onmenselijke HAATPRAAT?”
Met een moordende blik keek Sofie iedereen aan en zag de een wegkrimpen en de andere met draaiende ogen wegkijken.
“Zeg Sofie het mag wat kalmer hé,” zei Angelo’s moeder. “Het is wel kerstavond hé.”
“Oh ja tuurlijk, het is kerstavond. Dan moeten we huichelen en lachen met domme praat van een domme vent die denkt dat hij het is omdat hij meer uren werkt dan een gemiddelde mens, meer poen binnenraapt dan een gemiddelde mens en zich boven alles en iedereen superieur waant.
Godverdomme had ik dit geweten dan had ik gewoon nee gezegd en gewoon zoals elk jaar samen meet mijn ouders gaan helpen bij ‘Help De Vierde Wereld’. Daar haal ik tenminste wel voldoening uit. Echt wel.”
Dan stond Angelo recht en trok hij Sofie apart. “Hey liefje, doe eens rustig meid.
Nonkel Jerry heeft een grote mond, maar ge moogt wel niet vergeten dat hij diegene is die zorgt voor het hoofdgerecht en de bijgerechten en voor de wijn hé. Komt allemaal van de traiteur die deel uitmaakt van zijn vleesbedrijf.”
“En dat geeft hem het recht om hier de hele avond af te geven op mensen die het zo al moeilijk genoeg hebben, om denigrerende vrouwvijandige praat uit te slaan en om mij te betasten.
Is het daarom dat ge er de hele tijd bijzat als een zoutzak, gij komt niet tussen als uw lief wordt betast omwille van een duur stuk rood vlees. Wat voor ne zak zijde gij eigenlijk?”
“Sofie lieverd, ik had wel degelijk iets gezegd, maar ge hoorde het niet omdat ge verdorie zelf uit uw krammen schoot.”
“Ach sukkel weet ge wat? Bekijk het maar. Verslik uzelf in de alcohol en in dat decadente vreten. Ik ben hier weg.” Met die woorden nam Sofie haar jas, verliet ze de leefruimte en sloeg ze de voordeur met een harde smak dicht.
Ik heb het met veel aandacht uitgelezen. Je hebt jezelf weer overtroffen. Prachtig verhaal, waar jammer genoeg veel realiteit in zit.
BeantwoordenVerwijderen