Over ‘oarmeluzzekost’ (arme menseneten).

 




Dag lieve mensen.
Vandaag heb ik iets lekkers gegeten.
Nu hoeft je dat niet te verbazen, ik eet altijd lekker. Maar ditmaal kreeg ik ineens een ingeving toen ik samen met mijn geliefde Christiane boodschappen deed in de Colruyt.
Ik zag namelijk blikken met rode bonen in tomatensaus staan en ik dacht aan het feit dat er nog kipfilets in de frigo stonden en dat we nog rijst hadden.
En toen dacht ik bij mezelf, laten we eens chili con carne maken.
En terwijl ik dat aan het klaarmaken was, met boontjes en mais uit blik, een ajuintje wat look een chilipeper daar had ik er ook nog van liggen en een pakje chilikruiden die ik mijn kast liggen had. Op het blikje rode bonen na allemaal zaken die ik in huis had. En dus geen meerkost.
Echte ‘oarmeluzzekost’ zoals ze hier in Nieuwpoort zouden zeggen. Arme menseneten dus.
En toch dacht ik bij mezelf: Hey, chili con carne is arme menseneten.
Het is het Mexicaanse volksvoedsel bij uitstek en zeker zoals ik het deed met die kipfilets.
Het is eten bereid met dingen die men in en om het huis vindt en die altijd beschikbaar zijn.
In Mexico zijn dat mais, rondscharrelende kippetjes, chilipepers, paprika’s, tomaten en dat soort dingen. Hier bij ons zijn dat rapen, kolen, aardappelen, varkenspoten en oren. Waar de arme volkse plattelandsmensen dan hutsepot van maakten voor op de koude dagen. Of wat kropsla, tomaten uit de serre, gekookte boontjes, gekookte ham, komkommers, een gekookt eitje en nog wat zaken die je kan toevoegen aan je koude schotel. Een boerenomelet is weinig meer dan een omelet waarin men allerlei resten van groenten of vlees in verwerkte. Vaak groenten uit de moestuin en vlees van de eigen kippetjes of varken dat in het varkenskot werd vetgemest. Bloedworst maakte men van het opgevangen bloed van datzelfde geslachte varken. Pizza maakte men van de overschotjes van de zondagse maaltijd met de rest van het deeg waar men brood van maakte en in zowat elke kustregio hebben ze hun eigen vissoep zoals de bouillabaisse die wordt klaargemaakt met wat er over is van vis en viskarkassen met de bedoeling om zo weinig mogelijk verloren te laten gaan.

Het is dan ook het soort keuken waar ik de grootste achting voor heb.
Gerechten die gemaakt worden met wat mensen altijd in huis hebben of uit hun moestuin halen. Gerechten die ontstaan zijn vanuit het oogpunt dat ‘niets mag verloren gaan’. Volksvoedsel met zo goedkoop mogelijke ingrediënten.
In een tijd van hippe en vooral dure ‘superfoods’ die worden de hemel in geprezen omwille van hun hoge voedingswaarde. Van trendy hapjes en opgehemelde voedselhypes zoals quinoia Irish Ribeye of Holstein rundvlees of ingevoerde vissen zoals Victoriabaars, pangasius of scampi’s. En andere voeding die veel te veel wordt overhyped en waar je vaak veel voor betaalt omdat het een naam heeft, kies ik voor de simpele en volkse keuken. De alledaagse keuken. De keuken van onze grootouders.
Voor mij is er echt geen reden om neer te kijken op de arme mensenkeuken of zoals ze het in Italië noemen ‘La Cucina Povera’.


Tamme kastanjes werden in Italië gemalen als vervanger voor graan.
Daar maakte men dan brood mee.
Eén van de grondbeginselen van la cucina povera.

Weet je? Niemand kiest ervoor om arm geboren te worden. Geen kind kiest ervoor om in armoede en pure ellende op te groeien. En te weinig mensen staan erbij stil dat al dan niet in welstand leven vooral te maken heeft met zaken als ‘toeval’ en ‘geluk’.
Er zijn gevallen genoeg gekend van daklozen die nu in miserabele toestanden leven, maar die ooit in grote welstand leefden en hun geld op deden aan zaken die hen status en aanzien bezorgden. Wie neerkijkt op dingen als orgaanvlees of vis in blik. Wie een gekookte aardappel maar ‘gewoontjes’ vindt. Wel die moet eigenlijk gewoon eens met zijn BEIDE VOETEN OP DE GROND KOMEN!
We beschouwen onze welstand en het ruime aanbod aan voedsel zoals we dat vandaag de dag kennen, veel te veel als vanzelfsprekend.
EN DAT IS HET HELEMAAL NIET!

Als Poetin het morgen in zijn kop krijgt om West-Europa aan te vallen Dan zullen wij spoedig ondervinden door welke ellende onze (over)grootouders wel gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Als alle voedsel gerantsoeneerd wordt en ge aangewezen zult zijn op rantsoenzegels om aan iets eetbaars te geraken. Als ge uren in de rij zult moeten staan bij de weinige winkels die er nog over zijn en ge met een paar schaarse stukken goedkoop of zelfs minderwaardig voedsel moet doen omdat de beste stukken op waren.
Dan zul je het rap afleren van kieskeurig te zijn.
WIJ ZIJN VERWEND! Punt andere lijn.
Wij westerlingen zijn wat we zijn. Een stel verwende donders!
Elke dag vlees op tafel. Bij de eerste zonnestralen halen we de barbecue uit de schuur en met Kerst en Oudejaar kan het niet op met chique gerechten, grote hoeveelheden vlees en zelfs snobvreten als kreeft, kaviaar en oesters.

Wel, net in deze tijden van overvloed en overdaad kies ik ervoor om af en toe eens een simpel maar gewoon gerecht op tafel te zetten.
Wat is er mis met een simpele kotelet, worst of  blinde vink met schorseneren en een ‘wit sausje’, of doperwten en worteltjes uit blik of gekookte en daarna in boter gebakken sperzieboontjes en gekookte patatjes? Alleen oudere mensen lijken zo’n dingen nog te eten. Terwijl die dingen in mijn kindertijd gewoon dagelijkse kost waren. Echte dagelijkse kost, niet de hippe gerechtjes die volgens TV-kok Jeroen Meus als dagelijkse kost moeten doorgaan.
Wat is er mis met peterselie in plaats van basilicum of oregano? Wat is er mis met kip met appelmoes of ‘kerremelksmeus’ (karnemelksmeus)?
Op Njam-TV zag ik de gekende Britse TV-Kok Ainsley Harriot op zoek naar ‘streetfood’ in het Japanse Osaka. En daar werd hij meegetroond naar een restaurantje ergens in een steegje waar ze Japanse ‘arme mensenkost’ serveerden. Stukken van het rund die de rijke mensen links lieten liggen, maar waarmee de arme inwoners zichzelf in leven hielden. Dingen als uiers, maag, poten en zelfs baarmoeder. En ik zag de goede man een nogal vies gezicht trekken en zich afvragen ‘what is this’?
Wel, toen had ik iets van: “Moest jij net na de Tweede Wereldoorlog in een arm gezin in Osake opgroeien, dan was dit hetgeen wat er op je bord kwam. En je ging het eten omdat je niet beter wist en OMDAT JE ANDERS GEWOON HONGER HAD!
Ik vond het jammer dat hij niet meer moeite deed om die dingen eens te proberen Om zich eens in de plaats van die mensen te zetten die op dat soort voedsel aangewezen waren om in de eerste plaats TE OVERLEVEN!
Gewoon beseffen da we bofkonten zijn, omdat we meer dan ooit toegang hebben tot een ruim aanbod aan gevarieerd en gezond voedsel. En dat het ooit anders was, ook hier bij ons.
En vooral dat deze luxe van een ruime keuze aan aanbod helemaal niet zo vanzelfsprekend is.
INTEGENDEEL ZELFS!



Verloren brood. 


Ja, ik weet het. Dit blogartikel gaat weer eens over eten.
Maar eten is nu éénmaal een levensbehoefte en ook gezond eten.
Maar ooit was dat anders en waren mensen ondervoed omdat ze geen toegang hadden tot gezond en rijk voedsel. Ze moesten het zien te rooien met wat ze vonden of op dat moment verkrijgbaar was. Sprot of haring gerookt boven een vuur. Varkenspoten en oren. Pap van havermout of verloren/gewonnen brood.
Nu is er ruim voldoende aanbod aan voedingswaren die je toestaan om gezond en gevarieerd te koken, en toch grijpen mensen naar kant en klare maaltijden, fastfood en andere rommel. In sommige gevallen omdat ze het niet breed hebben, maar helaas nog veel te veel uit gemakzucht.
Met een beetje moeite kan je sommige van die volkse gerechten heel snel klaarmaken hoor. Of je kan er – als je ze in grote hoeveelheden klaarmaakt – meerdere dagen van eten.
Of gewoon invriezen.


Reacties