Dag lieve mensen.
We leven in een
tijd waarin heel veel aandacht wordt besteed aan scholing en educatie. Je maatschappelijke
status hangt meer dan ooit af van welk onderwijs je genoten hebt. We beschouwen
iemand als slim wanneer hij of zij erin slaagt om alle kennis uit leerboeken en
lessenroosters kan memoriseren en weet wanneer hij of zij deze moet gebruiken
in zijn latere professionele leven. En in heel wat gevallen is dat ook noodzakelijk.
Je wordt liever niet behandeld door en dokter die niet weet hoe hij een
diagnose moet stellen, of verzorgd door een verpleegkundige die niet in staat
is om de juiste procedure te volgen voor het ontsmetten van instrumenten of
injectienaalden.
Wie het kan volhouden om tot zijn 25ste op de schoolbanken te zitten
en het geduld kan opbrengen om al die tijd naar de uitleg van de leerkracht te
luisteren, notities te nemen en zich voorbereiden op toetsen, proefwerken en examens
zal hiervoor beloond worden met een job die hem aanzien of status zal bezorgen.
Je wordt ofwel arts, advocaat, manager, ingenieur, informaticus, notaris,
magistraat of – als je verkozen geraakt tenminste – politicus.
Mensen kijken naar je op, je mama is fier op jou, je verhoogt je kansen op de huwelijks of
relatiemarkt en bedrijven lokken je met allerhande voordelen als een hoog loon,
bedrijfswagen met tankkaart, een hospitalisatieverzekering en een royaal
pensioen.
Maar niet
iedereen heeft de intelligentie en de capaciteiten om dokter, advocaat of CEO
te worden. Maar toch willen heel veel ouders dat hun naar de universiteit of op
zijn minst de hogeschool gaat. Ze willen kunnen opscheppen en zeggen: “Kijk
eens hoe ver onze Brecht het heeft geschopt, hij heeft al een Master diploma
en nu gaat hij voluit voor een BANABA (Bachelor Na Bachelor). En volgend
jaar neemt hij deel aan een Erasmus uitwisselingsprogramma. Stel u voor, hij
gaat studeren aan de Sorbonne. Jamoja dat is wel één van de meest prestigieuze
universiteiten van Europa hé.
En dan zit je daar, aan tafel tijdens een familiefeest. Met een zoon die
houtbewerking doet en een dochter die de richting ‘snit en naad’ volgt. En je
voelt je maar minnetjes, want je kan niet meepraten met de rest van de familie.
“We hebben geen kind om trots op te zijn,” (dixit Raymond Van
Het Groenewoud). Want beroepsonderwijs is nog altijd ‘maar’ beroepsonderwijs.
En door het watervalsysteem komen daar nog heel veel leerlingen terecht
die de hogere studierichtingen die ze op aanmoediging van hun ouders volgden
niet aan kunnen.
Nog altijd noemen we mensen die ‘maar’ beroepsonderwijs gevolgd hebben of
die om één of andere reden hun school niet afmaakten ‘laaggeschoold’. En dan te
denken dat ‘praktisch geschoold’ een veel betere benaming zou zijn. Het zou
meteen het stigma wegnemen dat op de vakken die in het beroepsonderwijs aangeboden
worden nog altijd kleeftIllustratie van ChatGPT.
Leve de vakman (vrouw)!
In een tijd waarin men half Gent en Leuven volbouwd met nog meer
studentenkamers en campussen en de hogescholen en universiteiten vollopen met
leerlingen die richtingen volgen waarvan een gewone mens zich afvraagt ‘maar
wat kunt ge daarmee aanvangen in het beroepsleven?’ Is het volgens mij hoog
tijd om de vakman/vrouw terug de waardering te geven die hij verdient. Dat we
eens gaan beseffen dat echt niet zonder landbouwers, tuinbouwers,
bouwvakkers, loodgieters, garagisten, elektriciéns, schrijnwerkers of tuinmannen
kunnen. En dat ook vuilnismannen, klusjesmannen, schoonmakers,
onderhoudsmensen, koks, keukenhulpen, zorgkundigen en zelfs straatvegers
nog lang niet de waardering krijgen die ze verdienen. Veel van deze mensen die
deze jobs uitoefenen komen uit het buitenland. Er zijn niet alleen de Poolse
bouwvakkers of Roemeense klusjesmannen die met hun gammele bestelwagens
van de ene opdracht naar de andere rijden. Maar er zijn ook de kamermeisjes die
vaak uit Afrika of Oost Europa komen. De straatvegers, afwassers,
onderhoudsmannen of pakjesbezorgers die vaak asielzoekers zijn. Nee, ze leven
heus niet allemaal van een uitkering. Echt niet.
Dat heeft dan ook tot gevolg dat mensen nog meer gaan neerkijken op dergelijk
werk en er hun neus voor ophalen. En ja, de vaak abominabele werkomstandigheden
die met deze jobs gepaard gaan doen er ook geen goed aan.
Nochtans is er een grote vraag naar deftig geschoolde vakmannen die als het
even kan ook nog het Nederlands als moedertaal hebben. Niet elke werkgever
kiest voor buitenlandse werkkrachten omdat deze ‘goedkoper’ zouden zijn. Vaak neemt
men deze mensen aan uit noodzaak en nemen ze de communicatieproblemen vanwege
de gebrekkige kennis van het Nederlands voor lief, ook al zijn deze nefast voor
de veiligheid.
Te weinig mensen beseffen dat kiezen voor een vak – ‘ne stiel’ in ’t schoon Vlaams
– misschien zelfs te verkiezen is boven het kiezen voor hogere studies.
Werkgevers smeken om goeie technici, installateurs, maatwerkers en andere
vakmannen met net dat beetje meer kennis en ervaring. Ook jonge gasten die geen
schrik hebben om zich vuil of moe te maken kunnen snel aan de bak geraken en
nog een mooie cent verdienen ook. Vaak is het enige wat je nodig hebt een
stevige dosis arbeidsethos – oftewel, beseffen dat een week langer duurt dan
vijf dage en een dag langer dan acht uur – een stevige dosis leergierigheid en
de bereidheid om zich bij te scholen.
Gezond
verstand.
We leven in het tijdperk van de expert. En er gaat geen dag voorbij of één of
andere universitair geschoolde wijsneus komt zijn zegje doen over hoe en waarom
wij de dingen anders zouden moeten doen als hoe we het al sinds vele generaties
doen. Jonge managers met hun universitair diploma waarvan de inkt nog niet droog
is komen op de werkvloer, en zij gaan aan iemand met dertig jaar werkervaring
eens zeggen hoe hij zijn werk zou moeten organiseren. En uiteraard is bij zo’n
mensen het belerende vingertje nooit ver weg.
Hun wijsheid komt uit boeken, het is de wijsheid die ze hun hele schoolcarrière
lang na papegaaien zonder deze ook maar één keer aan de realiteit te toetsen. Jonge
mensen komen op de arbeidsmarkt zonder ook maar énig idee te hebben van wat ze
mogen verwachten en nog minder met wat werkgevers van hen verwachten. Ze
geloven in een maakbare wereld met maakbare mensen. Maar de realiteit is helaas
heel anders.
Ja, mensen met een diploma van beroeps of technisch onderwijs zijn minder
geletterd, hebben minder gezonde eetgewoontes en kijken meer TV. Maar even vaak
zijn het mensen die snel een oplossing hebben voor praktische problemen. Bij een
buurman met een diploma beroepsonderwijs kan je altijd aanbellen voor een lek
in je waterleiding of een kapotte zekering. Hij vervang in no time je kapotte
lamp, herstelt je lekker fietsband of slaat blindelings een nagel in de muur om
er een schilderij mee op te hangen. Hij kent het verschil tussen een platte of kruiskopschroevendraaier
en ziet in één oogopslag wanneer de bougies van je auto moeten vervangen
worden. Weet jij minstens twee van die dingen?
Vroeger hadden veel meer mensen deze vaardigheden. Men keek je raar aan als je
als man geen fietsband kon herstellen of het oliepeil van je auto controleren.
Maar tegelijk konden veel meer mensen dan nu hoofdrekenen of in schoonschrift
schrijven. En de DT regels werden er ingestampt. Maar voor de meesten die deze
dril moesten ondergaan waren er geen hogere studies weggelegd. Tot zo’n
vijftig jaar terug was het heel gewoon dat je al vanaf je zestiende of zelfs je
veertiende gewoon ging werken. Eens je de lagere school – met toen nog een
zevende en achtste studiejaar – achter de rug had stond je schoofzak klaar en
mocht je voor dag en dauw gaan werken. Mijn vader was nog van deze generatie. En
toch is hij een man met een zeer brede kennis van zaken. Hij legde met succes
het examen voor radio amateur af (wat echt geen makkie is) en begin jaren
tachtig werkte hij al met computers terwijl in de meeste kantoren de fichebak
nog standaard was. Nu zou hij met zijn diploma van lager onderwijs niet eens meer
aan de bak komen, tenzij na heel veel bijscholen. Maar hij deed het toch maar
en hij heeft veel gasten die jonger waren dan hij paf doen staan met zijn
kennis van computers en programmeren. Hoe deed hij dat toch allemaal?
Leren uit belangstelling.
Eigenlijk is het
antwoord heel eenvoudig. Mijn vader was – en is nog altijd – een nieuwsgierig
man die belangstelling had voor wat er rondom hem gebeurde en voor nieuwe
ontwikkelingen, vooral dan op technologisch vlak. En dat is iets wat hij ook
aan mij doorgaf. Ik heb ook maar een diploma van beroepsonderwijs. Maar toen ik
een jaar of zes/zeven was kon ik wel feilloos de hoofdsteden van de meeste Europese
landen opnoemen. Ook lezen kon ik al vlug heel goed. En ja, ik was een
boekenwurm en ik zat liever met mijn neus in boeken en stripverhalen dan dat ik
TV keek. Hoewel, Knight Rider, CHiP’s of The A-Team wilde ik voor
geen geld ter wereld missen. Maar ja, dat kwam wel meer voor in de jaren
tachtig.
Ik kon uren zitten neuzen en bladeren in de encyclopedieën en atlassen die in
vaders hobbykamer uitgestald stonden. En ja, die afbeeldingen uit verre vreemde
landen vond ik prachtig. Miljaar stel u voor dat het internet toen al was
uitgevonden. Ik denk niet dat ik veel op sociale media had gezeten.
Het cliché als
zouden mensen met een ‘lager’ diploma of zoals ik het liever noem ‘praktisch
geschoolde mensen’ domme kinkels zijn die alleen maar interesse hebben in
voetbal, polonaisemuziek en bierfeesten klopt echt wel niet. Er zijn echt wel
praktisch geschoolde mensen die na hun betaalde arbeid hun tijd besteden aan
avondonderwijs, of zelfeducatie. En soms slagen die mensen er zelfs in om met
die opgedane kennis hun leven een nieuwe wending te geven.
Wat wil ik daarmee zeggen? Je diploma of onderwijsniveau zegt niks over wie je
bent en hoe je in het leven staat? Wat er wel toe doet is leergierigheid, motivatie,
open geest, bereid zijn om je handen uit de mouwen te steken en niet bang zijn
om jezelf vuil te maken of pijn te doen.
Het leven is aan de durvers.
Reacties
Een reactie posten