Pagina's

maandag 17 oktober 2016

Haveloos.



Het werd avond.
Het schemerduister omhulde de stad en de neonlichten begonnen te branden.
Mensen stapten haastig door de straten, hun werkdag zat er weer op, en het werd tijd dat ze om de rit huiswaarts weer aan te vangen.
Met de auto, bus of trein.  Urenlang foeteren in de file, of zuchten omdat de trein of bus weer niet of te laat komt opdagen.
Snel even een winkel binnenstappen voor dat ene stuk vlees, dat schoolgerief voor zoon of dochter, of dat voorgeschreven medicijn.
Mensen stappen haastig door. Met hun hoofd vol zorgen en hun blik op scherp.
Niemand had oog voor die jonge vrouw in haar slonzige kleren en de doffe blik in haar ogen.
Traag slenterde ze met gebogen hoofd door de winkelstraat.
De pijn van het leven stond in haar ogen te lezen, en haar lichaamstaal gaf een uitgebluste en moegestreden indruk.
27 jaar was ze. 27 jaar en nu al murw geslagen. Zowel letterlijk als figuurlijk.
Ze zette zich neer op een bank, de grote plastic zakken die ze meezeulde zette ze naast zich. En ze staarde wezenloos voor zich uit. Ze tastte in de rechterzak van de vuilgrijze dikke jas die ze aanhad, en haalde met trillende handen een pak sigaretten en een aansteker uit.
Met veel moeite peuterde ze een sigaret uit het pakje, stak die aan zoog met krachtige halen de nicotine eruit. En dan nog eens…
Toen leek ze tot rust te komen.
Ze keek rond naar de mensen die haastig door de winkelstraat stapten.
Giechelende schoolmeisjes die een pak chips deelden. Een verliefd koppeltje. Een oudere dame met een looprek waaraan een plastic zak van de Aldi hing, volgestouwd met levensmiddelen. Een jongeman met GSM aan het oor driftig aan het tateren.
Ze boog het hoofd. Radeloos was ze.
In de zakken die ze meezeulde zaten haar kleren en haar laatste bezittingen.
Ze is uit haar appartement gezet… Wat moest ze nu doen?
Ze huilde. Dikke tranen rolden over haar wangen…
Geen werk, geen woning, geen familie.
Ze was helemaal alleen, helemaal alleen zonder een rooie duit. Met enkel maar een hoop oude versleten kleren. Wat boeken, haar toiletgerief en enige andere bezittingen waar ze enige emotionele waarde aan hechtte. Voor de rest had ze niets meer.
Haar gezicht was vaal en ze  had wallen onder haar ogen. Haar jukbeenderen verraadden dat ze erg vermagerd was. Haar ogen waren dof en levenloos, evenals haar ooit zo mooie blonde haren die er nu dof uitzagen, zonder glans zonder leven.
Haar magere handen trilden en ze had moeite om de sigaret die ze rookte vast te houden.
Amper 27 jaar, maar als je ze zag zou je ze zeker twintig jaar ouder schatten.

Haar naam was Vanessa.
Ooit lachte de toekomst haar toe. Ze leerde voor kapster in het beroepsonderwijs en ze had een droom. Een eigen kapsalon.
Daar werkte en spaarde ze hard voor.
Ze kwam uit een kansarm gezin, elke frank moest in tweeën gebeten worden.
Papa was invalide na een arbeidsongeval en Mama werkte in een wasserij. En moest toen nog eens voor vijf kinderen en een invalide man zorgen.
Op reis gaan, cinema, schoolreizen, speelgoed. Mama moest het hun kinderen met veel spijt in het hart ontzeggen.
Maar Vanessa wist één ding. Dit zouden haar kinderen nooit moeten ondergaan.
Ze ging werken, bij een kapper die in de wolken was over haar talent en haar inzet.
Ze verdiende schoon geld en daarmee kon mama haar jongere broertjes en zusjes al eens op een extraatje trakteren.
En dat motiveerde de jonge Vanessa.
Ze was ambitieus en strijdvaardig. Ze wist wat ze wou in het leven.
Maar ze was ook een levenslustige jonge meid die al eens uitging en zot was van jongens.
Haar verzetje was de zaterdagavond in de disco. Feesten, pret maken met de vriendinnen, en ja… Flirten met de jongens.
Ze raakte in de ban van een jongen, Jonathan heette hij.
Een knapperd met een ‘lekker vette bak’. Een omgebouwde BMW waarmee Jonathan graag grote sier maakte.
Maar Vanessa had niet door dat die Jonathan van haar profiteerde.
Hij was niets meer dan een lui showventje dat alleen aandacht had voor zijn auto, zijn mooie kleren en zijn avondjes uit in de disco.
Maar dat kost geld hé, en voor geld moet je werken.
En dat was het probleem. Jonathan was zo’n jongen die nooit langer dan drie maanden een job kon houden.
Maar Vanessa was dolverliefd en zo goed van hart. Ze stak hem geld toe, tegen beter weten in. En als dank liet hij haar zitten, En die som geld die ze hem leende die was ze kwijt.
Weg mooie droom van een eigen kapsalon?
Of toch niet.
Zo snel kon je Vanessa niet klein krijgen.
Ze werkte hard in het kapsalon en ging eens ze van school af was nog na haar uren aan de bar van een jeugdcafé gaan staan.
Pinten tappen, drankjes serveren. Onvermoeibaar was ze.
En ze was graag gezien bij de klanten hé, jaa ‘Nesje' was een toffe, en ze had een luisterend oor voor iederéén.
En ja er kwam weer een jongen in haar leven. Tim, een lieve knul die als hulpkok werkte en eveneens droomde van een eigen zaak.
Ze besloten samen te wonen. In een klein appartementje midden in de stad. En intussen werkte Vanessa verder aan haar droom. Haar mooie grote droom.
Ze volgde bijscholingen en cursussen en ging op zoek naar een leegstaand winkelpand.
En ze had veel aan de steun van haar lieve Tim die haar bij dit alles volop steunde.
Ze vond een kapsalon die over te nemen was, alle materiaal, de drogers, de wasbakken en zo kon ze overnemen. En dat voor weinig geld.
Eindelijk was het zover. Haar eigen kapsalon.
Kapsalon Vanessa heette het voortaan. En de zaak liep op rolletjes.
Glunderend stond de mooie Vanessa te knippen, te brushen, klanten te onthalen, enzovoort…
Zielsgelukkig was ze. Het geluk stond op haar lieve gezicht te lezen.
Haar ogen straalden en er stond een mooie blos op haar wangen.
Veel van haar klanten waren moeders met kleine kinderen.
Kinderen die geen andere kapster wilden dan die lieve Vanessa die hen altijd op hun gemak wist te stellen met haar stralende lach, haar geduld en haar vrolijkheid.
En als de kleintjes braaf waren kregen ze een lolly van haar.
Wat genoot ze van die stralende oogjes van die kinderen die dat lekkers met een bedeesde ‘dank u Nessa’ in ontvangst namen.
Zielsgelukkig was ze met haar eenvoudige maar o zo mooie droom.

Maar een donkere schaduw kwam over hun geluk.
Tim lustte graag een pintje, en ging na het werk al eens op de lappen met zijn maten van het werk.
En ja hij kwam vaak stomdronken thuis.
Iets te vaak om gezond te zijn.
En op het werk dronk de kok al eens van de fles wijn of de keukencognac, en Tim kreeg ook een slokje.
En elk 'service' werd afgesloten met een versgetapte pint van 't vat.
Kortom alcohol maakte deel uit van zijn leven, of nee, het ging zijn leven gaan leiden.
En zo stapelden de problemen zich op.
Al het geld waarvoor Vanessa zich uit de naad werkte zoop hij op.
Er bleef almaar minder over om de facturen die hoorden bij  een eigen zaak te betalen.
En daardoor kwamen conflicten en Vanessa… Die arme Vanessa.
Ze kreeg slagen, harde slagen.
Meerdere malen belandde ze op de spoedafdeling. Compleet murw geslagen door Tim die zichzelf niet meer onder controle had.
Tot die keer dat ze zwanger was en ze door de slagen op haar buik een miskraam deed.
Toen was voor haar de maat vol en gooide ze Tim eruit.
Maar dacht je dat de miserie ophield?
Nee hoor. Stalken, bedreigen, de ruiten van haar kapsalon ingooien, haatmails, haar nieuwe vriend werd bedreigd en zelfs door Tim en enkele van zijn maatjes in elkaar geslagen.
Die kon het niet meer aan en ook aan deze relatie kwam een einde.
Ze diende talloze klachten in, processen en wat weet ik allemaal.
Het vrat aan haar, ze ging er onderdoor.
Ze werd depressief, viel in een zwart gat.
En uiteindelijk ging haar kapsalon, haar droom er aan kapot.
Failliet, een hele hoop schulden.
Ze zocht werk maar opnieuw voor een baas werken na al die jaren een eigen zaak te hebben gehad. Het lukte niet meer.

Arme Vanessa.
Het leven had haar gekraakt.
Mama was enige jaren terug onverwacht overleden. En Papa zat in een rusthuis.
Haar broers en zussen, daar had ze nauwelijks nog contact mee.
Ze hadden elk hun leven, hun zorgen. De jongsten moesten het zonder Mama’s zorgende handen stellen. Zich nu helemaal alleen in het leven storten. Hen kon ze met haar ellende niet lastigvallen.
Haar vrienden hadden haar laten vallen.
Ze was alleen, Ze had niets meer.
Ze stond op, en zette haar tocht verder.
Ze wandelde de stad door. Met stevige tred ditmaal. Het was intussen avond geworden.
Ze nam de metro tot aan de rand van de stad. Enkele straten verder stapte ze een café binnen.
Daar zat Tim, laveloos aan de toog met een halflege pint in de handen.
“Wa komde gaa hier doen bitch?” Vroeg hij terwijl hij haar vol minachting aankeek.
“Ik kom u bedanken." Zei ze cynisch.
“Ik kom u bedanken omdat ge er in geslaagd zijt om mijn leven te RUINEREN!!
Godverdomse klootzak.”
“Ik ben alles kwijt, mijn kapsalon, een dak boven mijn hoofd. Zelfs mijn kind hebt ge uit mijn buik geschopt gijse fucking zuiplap!!"
Ze nam zijn pint. “Kom jongen zuipt… Zuipt onnozele kloot!!!! Da’s toch het enige wat ge kunt. Zuipen en vrouwen slaan!” Ze gooide de inhoud van het bierglas in zijn gezicht.
“Ga weg!!!” Riep Tim. “Ga godverdomme weg teef dat ge zijt!!!!"
Gij hebt mij nooit gesteund toen ik mijn job verloor, toen ik zonder werk zat. Altijd zagen ‘drinkt zoveel niet, doe dat niet, zoudt ge niet beter...
Altijd staakt ge de schuld op mij.  Klotewijf!"
“Och hoor uzelf." Zei ze.
“Al ONS geld hebt ge verbrast in de café’s. Maar als ik er iets op zei wat deed je? Slaan!
Ja gij laffen hond. Ge had geen verweer tegen mijn argumenten, ge wist goed genoeg dat het uw verslaving was die u en mij in de schulden stak. Ge wist dat ge een drankprobleem had.
Maar ge waart te zwak, wa zeg ik? Te laf dat waart ge.
Te laf om er iets aan te doen. Ja veel beloven, ‘ja zoetje ik ga naar de AA. Ik ga me laten behandelen’.
Beloftes alleen maar beloftes”. Ze begon te zingen 'Paroles paroles paroleeees'.
Ze keek hem uitdagend aan.
“Maar de volgende dag stond ge daar weer hé. Strontzat, onder de kots, stinkend naar den drank.
En weer mocht ik er niets van zeggen. Want dan spraken je vuisten weer… KLOOT!!
Ik zei het iedere keer, denkt aan uw job. Denk aan ons geluk!”
Ze sloeg hem hard in het gezicht.
“Zielige, ZIELIGE ZWAKKELING!!!!!”“Oeew den Tim krijgt slaag van een vrouw!” Lachte één van de zatlappen die naast hem aan de toog zaten.
De anderen lachten luidop mee.
“Den Tim ligt onder de sloef hahaha.”
Toen stond Tim recht.
Hij gaf Vanessa een duw. Ze viel op de grond.
Hij pakte zijn barkruk en sloeg haar ermee op het hoofd.
Eenmaal, tweemaal, driemaal, viermaal. Bloed spatte in alle richtingen.
De cafébaas wilde tussenbeide komen.
“Tim zijde zot geworden gast? Stopt daarmee”.
“Moeidunie!” Schreeuwde hij en hij mepte met zijn barkruk in de cafébaas zijn gezicht.
Niemand durfde nog dichterbij te komen
Toen gooide hij de kruk met volle kracht op Vanessa’s levenloze lichaam.
“Pak aan BITCH!!!” Schreeuwde hij. En hij liep wankelend van zattigheid de kroeg uit.

Vanessa is dood.
Maar dat is wat ze wilde.
Tim, de eens zo lieve zorgzame jongen was door de drank totaal veranderd.
Hij was een zuiplap en een vrouwenmepper die het niet kon verdragen dat een vrouw hem afwees.
Ze herinnerde zich die keer dat ze hem wanhopig uit één of andere marginale kroeg wilde halen.
Toen kreeg ze ook slaag. Keihard, op haar buik. Ze verloor het kindje in haar buik dat ze zo liefdevol koesterde.
Tim kon het niet verdragen dat een vrouw hem de les spelde.
En al zeker niet in het bijzijn van zijn cafévrienden in wiens aanwezigheid hij zich 'de man' voelde.
Dus stampte hij haar op haar bolle buikje.
Zijn macho gedrag, het indruk maken op zijn marginale cafématen - die alleen maar konden zuipen, brallen en domme praat uitkramen - was hem meer waard dan het ongeboren leven dat hij zelf verwekte.
Ze was het niet vergeten, hoe hij met zijn vandalenstreken zijn stalkgedrag en zijn getreiter er alles aan deed om haar leven kapot te maken.
Hij genoot ervan toen hij hoorde dat Simon haar 'nieuwe vriend' een einde maakte aan hun relatie, alleen al omwille van zijn getreiter. En toen hij hoorde dat haar kapsalon over de kop ging gaf hij een vat. Dat er geen geld meer over was om de huur van zijn miezerige studio te betalen kon hem geen barst schelen. Haat, wraak en rancune hadden meester gemaakt van zijn door alcohol aangetaste brein.
"Gij wilt mij kapot?" Dacht Vanessa.
OK 'Timmeke'... Doe maar.
Ge moogt uw werk afmaken."
Dat is wat ze dacht toen ze die groezelige keet binnenstapte waar hij zich laveloos zat te zuipen.
Ze wilde niet liever dan dat hij zou slaan, schoppen stampen.
Ze had toch niets meer…
Ze voelde pijn noch vrees toen Tim met die barkruk op haar hoofd timmerde.
Ze voelde zelfs een soort van euforie.
Want ze had toch niets meer te verliezen. En te sterven door zijn bruut geweld leek haar minder pijnlijk dan te moeten wegkwijnen in de anonimiteit en de marginaliteit van het dakloos en haveloos zijn.
En vooral het feit dat hij voor haar dood zou gestraft worden.
Dat hij EINDELIJK zou gestraft worden.
Dat motiveerde haar nog het meest van al.
Niets meer dan dat gaf haar de moed om zich naar dat ene vieze marginale cafeetje te begeven waar hij, naar ze vernam heelder dagen aan de toog hing om zich te compleet Lazarus te zuipen.
Ja ze was kapster hé. En als kapster hoor je wel eens wat. Ook al moet je noodgedwongen werken voor een baas.
En toen dacht ze. "Mijn leven kapot? Ewel... Het uwe ook... "

Dag lieve Vanessa.
Het was je niet gegund, die mooie droom waar je zo hard voor werkte, zo hard voor vocht.
Het leven was hard voor jou, maar je sloeg op je eigen manier terug.
Je kwelduivel zal nu voor het gerecht moeten verschijnen. En iedereen zal in de krant lezen wat hij je heeft aangedaan.
 Je hebt dat goed gedaan dappere meid.
Nu mag je rusten, voor eeuwig rusten.
Laat die pijn nu maar los lieverd. Laat alle ellende maar uit je lichaam vloeien, samen met je laatste levenskrachten.
Rust nu maar. Ja meisje laat de eeuwige rust over je komen. Je hebt het meer dan verdient…

VAARWEL VANESSA!!!

donderdag 6 oktober 2016

Lentebriesje (slot)



Maureen De Beuckelaer aanhoorde het verhaal van Charles.
Het raakte haar diep in haar hart.
Charles sprak vol liefde over zijn ‘Roosje’.
Op bepaalde momenten zelfs met een diepe snik in zijn stem.
Na al die jaren zat het verdriet bij hem nog zeer diep.
Ze nam een zakdoek en veegde moederlijk de tranen van zijn gezicht.
Hij toonde een foto van haar, een oude, vefrommelde en vergeelde foto.
Met daarop een leuk uitziend tienermeisje met lieve kuiltjes in haar wangen, een guitige, hartverwarmde glimlach, levendige schitterende ogen en een vrolijke in het rond springende krulletjes.
Als kind hoorde ze over de dingen die er vlak voor de bevrijding gebeurd zijn.
Over hoe op 6 juni 1944, de dag dat de geallieerden landden in Normandië, vier jonge verzetsmensen op het marktplein standrechtelijk werden geëxecuteerd.
En daarna op bevel van de Duitsers ergens in een uithoek van het oude kerkhof werden begraven.
Op hun graven stonden anonieme kruisen met enkel hun initialen erop.
Ook Rosalie kreeg zo’n anoniem graf.
Want in de ogen van de bezetter was zij een ‘terroriste’ en een ‘oproerkraaister’.
Haar oom en tante, en allen die met haar contact hadden werden door de Gestapo ondervraagd.
Het café werd op bevel van de Duitsers gesloten, omdat het volgens hen een ontmoetingsplaats van ‘het verzet’ was.
Drie maanden later kwamen de Britten en Canadezen.
Ze jaagden de Duitsers weg.
Tot grote vreugde van de bevolking.
De gehate Duitse bezetter was eindelijk weg.
Er werd feest gevierd.
Er werd gedanst.
Er werd gedronken.
En vele jonge meisjes wierpen zich in de armen van de stoere Britse en Canadese soldaten.
Maar al snel kwam de vergelding.
De ‘repressie’.
Mensen die verdacht werden van collaboratie werden vernederd en geslagen. De vrouwen werden kaalgeschoren.
Huizen geplunderd en inboedels kapot geslagen.
Charles Verschelden arriveerde kort na de bevrijding terug in ons land.
Het weerzien met zijn vrienden en familie was hartelijk.
Hij werd onthaald als een held.
Op een dag werd er hulde gebracht aan Rosalie en de andere verzetslui die in vielen tijdens ‘Operatie Lentebriesje’.
Ze werden herbegraven in het midden van het oude kerkhof.
Vijf graven voor vijf jonge verzetslui ‘gevallen in de strijd’, zoals men dat zo mooi zei toen.
Het middelste graf werd dat van Rosalie Dewolf.
De ‘Last Post’ werd geblazen.
Charles zag hoe de kist met daarin zijn Roosje langzaam in het pas gedolven graf werd begraven.
Tranen liepen over zijn wangen.
Het graf werd gedicht en bedekt met vele bloemen en kransen.

Rosalie was graag gezien in de stad.
‘Rosalieke met het hartje van koekebrood’.
Zo werd ze genoemd.
Mensen waren zwaar aangedaan door haar vreselijke dood.
Haar collega’s in het naaiatelier, de klanten in het café van haar nonkel en tante, de mensen van het verzet die onder de indruk waren van haar idealisme.
Allen wilden erbij zijn om haar die dag te herdenken.
Om waardig afscheid van haar te nemen.
Wat hen door de Duitsers niet gegund werd.
Want op hun bevel mochten alleen de naaste verwanten aanwezig zijn toen Rosalie en de anderen in hun anonieme graven werden gelegd.
Een priester prevelde wat gebeden en daarna werden ze ter aarde besteld.
Terwijl wat verderop enkele Duitsers met geweer in de aanslag de wacht hielden op een kille grijze ochtend.
Nu verliep het anders, en kregen deze jonge slachtoffers van Duitse repressie een waardige begrafenis.
De kerk was afgeladen vol voor de herdenkingsdienst die vooraf ging.
Daarna ging het in stoet naar het kerkhof.
Vijf lijkkoetsen getrokken door prachtig opgetuigde paarden.
Reden traag en statig door de straten gevuld met honderden, duizenden mensen.
Die spontaan hun hoed afnamen toen de lijkkoetsen passeerden.
Het was stil op dat moment.
Het enige wat je hoorde waren de trappelende hoeven en de bronzen kerkklokken die ritmisch en statig hun klaaglied luidden.
Rene, het plaatselijke hoofd van het verzet hield een afscheidsrede.
Hij had vooral lovende woorden voor de dappere actie van Rosalie.
“Uit pure verontwaardiging om wat ze zag. Om de manier waarop de Duitsers hun gevangenen behandelden. Trok ze haar pistool en schoot Kolonel Adolf Schuhmacher en Soldaat Heinz Ulrich dood.
Waarna soldaat Otto Voigt met een geweersalvo een einde maakte aan haar jonge, beloftevolle leven…
Rosalie, je moed en dapperheid kenden geen grenzen. Evenals je vastberadenheid waarmee je je hebt ingezet voor je opdracht.
De prijs die je betaalde was hoog.
Maar het offer dat je bracht heeft geleid tot het slagen van de operatie.
Daarom eren wij u en het offer dat je bracht voor volk en vaderland”.
Ook haar bazin Gracienne Van Ackere stond erop om een woord van afscheid te richten aan Rosalie, wiens dood haar zo hard had aangegrepen.
Ze nam het woord, sprak met krachtige stem.
"Lieve Rosalie." Sprak ze.
"Niets is nog het zelfde bij ons op het atelier zonder jou.
Zonder jou frisse stem, jou speelse lach, jou opgewekte vrolijkheid.
Maar ook jou warme hard en je medeleven voor wie het moeilijk had worden zo hard gemist.
'Rosalieke met het hartje van koekebrood'.
Zo werd je genoemd.
Het was waar.
Je had een warm hart, en een luisterend oor.
Je sloot mensen in je hart.
Ik zag een grote toekomst voor jou Rosalie.
En wat had ik je daarmee graag geholpen.
Zoals ik al zoveel jonge meisjes zoals jij heb geholpen.
Ik zag de brandende ambitie in je ogen.
Je leerde snel.
Je was intelligent en je toonde leiderschap.
Dingen die ik graag zie in een jonge vrouw.
Het was met veel plezier en uit diepe genegenheid voor jou.
Dat ik mijn hulp aanbood aan je nonkel en tante.
Wiens broodwinning werd afgenomen door de gedwongen sluiting van hun café.
Ik zal jouw nagedachtenis bewaren Rosalie, zolang ik leven zal.
Vaaarwel... Lentebriesje."

Gracienne bracht een laatste groet aan Rosalie.
Legde een ruiker bloemen op de kist.
In diepe stilte.

Enkele militairen losten een geweersalvo.
Waarna ze ter aarde werd besteld.
Charles praatte nadien nog maar zelden over Rosalie en wat er met haar gebeurde.
Maar wie hem kende wist hoe diep zijn verdriet zat.
Maar ja, het leven ging door.
Charles begon weer te werken in de drukkerij.
En wilde aanvankelijk weer gaan wielrennen.
Maar besefte dat na 4 jaar afwezigheid het niet meer zo evident was om de draad weer op te pikken.
Maar hij had wel een neus voor jong talent.
En begon hen te begeleiden.
Begon een wielerclub.
‘The Charlyboys’ heette die.
Een kweekvijver voor jong wielertalent.
Velen van hen sloten zich later aan bij grote wielerclubs en sommigen werden zelfs grote kampioenen.
Later begon hij een eigen zaak, een eigen kleine drukkerij.
Hij leerde een lieve dame kennen.
Francine heette ze.
Francine Bervoets was een lieve en zorgzame vroedvrouw in het moederhuis dat zich in dezelfde straat bevond waar Charles zijn drukkerij had gevestigd.
Hij zag haar sukkelen met haar fiets, lekke band.
Handig en goed van hart als hij was hielp hij haar het euvel te herstellen.
Zo raakten ze aan de praat.
Een mooi verhaal begon.
Ze trouwden en hadden 3 kinderen, twee jongens en één meisje.
Het waren de jaren 50 en 60, de jaren van voorspoed voor velen.
Maar mensen zoals Charles beseften heel goed welke ellende er aan die ‘gouden jaren’ is vooraf gegaan.
En welke zware offers zijn generatie heeft moeten brengen omdat wij in vrijheid zouden kunnen leven.
Die nacht kon Charles amper slapen.
De confrontatie met Jean Verdonkt bracht alle herinneringen terug naar boven.
“Och Roosje.”acht hij bij zichzelf.
“Hoe anders zou het gelopen zijn mochten we niet verraden zijn?
Dan waren we samen gelukkig oud geworden.
Meiske toch.”
Tranen liepen over zijn wangen.
Hij waande zich weer in het kleine pension in Dover waar hij tot aan de bevrijding verbleef.
Waar hij alleen in bed lag.
Zijn hart vol diep verdriet.
Om zijn Roosje, zijn Lentebriesje.
Die in zijn armen stierf en hij moest achterlaten in die vervallen hoeve.

De volgende ochtend had hij een lang gesprek.
Met ‘Joske’ een andere bewoner.
Joseph Wouters  kortweg Joske was de oudste bewoner van het tehuis, 102 jaar maar nog zeer goed te been.
Rad van tong ook.
Een vat vol wijsheid.
“Wat was dat gisterenavond in die TV zaal?” Vroeg hij.
“Ge noemde Jeanke een collaborateur?”
“Ja.” Zei Charles.
"Dat is hem ook godverdomme...
Diene smeerlap heeft ons Rosalieke erbij gelapt met zijn dwaze zatte kop.
Nooit vergeef ik hem dat… NOOIT!!!”
Joske lachte… “Gelooft gij dat nu nog altijd? Na al die jaren?
Ik dacht dat gij toch slimmer waart dan dat hoor Charelke.
Wat Jeanke daar vertelde had voor de Duitsers geen enkele meerwaarde.
Daarom dat hem opsporen en vervolgen voor ’t verzet de laagste prioriteit was”.
Hij keek Charles aan en vervolgde.
“Nenee, Lowie Klandestien… Dat was den echte smeerlap.
Die papte aan met Joris Ongenae, om louche zaakskes te kunnen doen met de moffen.
Die heeft aan ’t verzet wapens en ander gerief geleverd voor grof geld.
En verlinkte hen daarna aan de Duitsers voor geld en om ze te vriend te houden.
De godverdomse… “
Jos keek Charles in de ogen.
“Ge moet niet zo kwaad zijn op Jeanke Charles.
Jeanke… Da’s ne sukkelaar. Daar heb ik echt compassie mee Charles.
Zie hem zitten. Hij is jonger dan ik, jonger dan gij.
Maar kan niet meer uit de voeten zonder looprek.
Het leven heeft die mens niet gespaard Charles.
Echt niet.
Onder ons gezegd hé... Ik denk dat die mens het niet meer lang gaat trekken Charles.
En ik weet, uit zeer goede bron…
Dat hij heel veel wroeging heeft over wat hij gedaan heeft.
Ge moogt een mens niet zo laten afzien.
Niemand is het waard om te moeten sterven met een hart vol wroeging en schuldgevoel.
Jeanke heeft weinig geluk gehad in zijn leven.
De gelukkigste jaren van zijn leven waren toen hij als leerjongen werkte bij Jefke De Velomaker.
Jefke was voor hem een beetje de vader die hij nooit had.
En met Rosalieke kwam hij meer dan goed overeen.
Toen kwam diene kloot van een Lowie hem halen.
Met een zak vol geld en een schoon verhaaltje dat van A tot Z gelogen was.
Lowie was helemaal geen nonkel van Jean.
Lowie da was ne smeerlap die op zoek was naar een jong onwetend hulpje dat hij kon uitbuiten.
Lowie heeft Jean behandeld als een hond.
Hij sliep in een smerig kamerke waar het altijd tochtte en hij kreeg meer slaag dan eten van Jean.
Zo ging die smeerlap te werk.
Hoeveel meisjes heeft hij zo niet van hun arme familie weggesleurd om hen dan te dwingen als prostituee te werken?
Gij weet het niet hé Charles?
Ik wel?
Ik wist veel over dat stuk crapuul.
En over Jean.
Die nadat hij vernam wat er met Rosalie gebeurde, als een dief in de nacht is vertrokken.
Naar Antwerpen.
Daar leidde hij een leven van twaalf stielen en dertien ongelukken.
Alles heeft hem gedaan. Garçon, metser, verhuizer, bakkersknecht… Tot hij aan de slag kon als verzorger in de Zoo.
Hij heeft nog gezorgd voor Gust De Gorilla die jarenlang de vedette van de Zoo was.
Hij huwde met een zekere Carla Bruynincks, maar het was een ongelukkig huwelijk.
Om het lelijk te zeggen… Jean lag onder de sloef.
Ze hadden 2 kinderen een zoon en een dochtertje.
Toen het meisje tien jaar oud was werd ze aangereden door een auto.
Zijn dochtertje stierf voor zijn ogen.
Door de slechte zelfgestookte jenever die hij dronk toen hij bij schoenmaker Torfs werkte, kreeg hij het aan zijn maag.
Mocht van de dokter geen druppel alcohol meer drinken.
En moet voor heel zijn leven zware medicamenten pakken… “
Charles aanhoorde dit alles.
Hij zag Jean Verdonkt zitten.
Aan de ontbijttafel, met gebogen hoofd.
“Die mens ziet er inderdaad heel ongelukkig uit”, bedacht Charles zich.
Hij hield Jean de hele dag in het oog.
Het viel hem op.
Hij sprak met niemand, zat altijd alleen.
In gedachten verzonken.
Vaak zat hij gewoon in zijn kamertje TV te kijken.

Op een mooie lentedag.
Jean zat in de tuin in een plastic tuinzetel.
Het was een prachtige tuin die rond het rusthuis was aangelegd.
Met mooie bloemen, een oude treurwilg in het midden.
En verderop een mooie vijver, wel afgeschermd met een hekken.
Er stonden nog drie tuinzetels waar Jean zat.
Charles zetten zich in de zetel links van Jeanke.
Jean keek beschaamd weg.
“Ik weet dat ge kwaad zijt op mij Charles.
Daar hebde gij alle redenen toe.
Ik was ne dwazerik en een lafaard.”
Hij keek strak voor zich uit.
“Ik vraag me nog altijd af waar ik zat met mijn gedachten.
Waarom ik me liet opjutten door die andere leerjongens van Torfs.
Die mij stonden uit te lachen, die zeiden “mor manneke die Rosalie  is u allang vergeten.
Die kan krijgen wie ze wil, denkt ge dat die omkijkt naar nen arme sloeber gelijk gij”.
Ik geloofde diene zever.
Ze lieten mij in alle opzichten voelen dat ik een arme sloeber en een sukkelaar was.
Da 'k te min was voor hen.
Enkel goed voor ‘de vuil jobkes’.
Ik liep erin.
Ze trapten op mijn hart en speelden met mijn gevoelens.
Nog maar eens werd ik behandeld als de sukkelaar, den onnozelaar, de schotelvod.
En nog maar eens liep ik erin.
En dan dat zuipen… Hoe kon ik zo stom zijn om zoveel van die smerige jenever te drinken?
Ik verloor m’n verstand door dienen bucht.
Werd agressief en wispelturig.
Ik was mijn eigen niemeer.
Ik werkte mijn colère uit op Rosalie, stommen aap dat ik ben.
Terwijl zij 't was die… “ Jean begon te huilen.
Zacht legde Charles zijn hand op Jean zijn schouder.
Ook hij voelde de tranen opwellen.
“Jean.” Zei Charles.
“Kijk eens naar mij Jean.”
Jean keek hem aan.
“Jean Verdonkt… Ik schenk u vergiffenis!
Ja ik heb lang gedacht, “die smeerlap moet mij niet meer onder de ogen komen of ik geef hem een goe pak slaag.
En toen ik u daar zag zitten in die TV zaal en wist wie ge waart.
Raakte ik buiten mezelf van woede.
Maar na een lang gesprek met Joske, denk ik anders over u.
Ge moet u ook niet schuldig voelen.
De echte verrader was die gast waar gij nog voor werkte.
Lowie Klandestien.
Hij en hij alleen wist van die verborgen piloten in de oude hoeve.
En dat gaf hij door aan Joris Ongenae.
Was dit niet gebeurd…
Hadden de moffen hen niet gevonden en waren we samen zonder problemen tot in Engeland geraakt.
Gij hebt geen schuld aan de dood van Rosalie, Jeanke.
Zet dat uit uwe kop.
Doe dat voor mij… Doe dat voor Roosje.
Ze zag u graag.
Ze zou het u vast vergeven hebben als ze daar de kans toe had gekregen.
Dat weet ge”.
Beide mannen keken elkaar aan.
Ze zeiden geen woord, zeker tien minuten lang.
Toen zei Charles ineens.
“Allez kom Jeanke, laat ons gezellig een boomke kaarten.
Samen met Joske en Gerard
Dat gaat uw gedachten een beetje verzetten.”
Beide heren gingen op in het kaartspel.
En Maureen, de lieve verpleegster die Charles en Jean nog van elkander moest scheiden in de leefzaal een paar dagen terug.
Die zag dat het goed was.
Het deed haar deugd aan het hart te zien hoe die twee oude mannen, zo hard geplaagd door een diep en hartverscheurend verdriet.
Zich met elkander verzoenden en afleiding vonden in een gezapig spelletje kaart in de lentezon.

Aan de lieve mensen die dit verhaal hebben gevolgd.
Dit fictieve verhaal schreef ik omdat ik vaststel dat de zaken die gebeurden in de Tweede Wereldoorlog almaar meer in de vergetelheid geraken.
Terwijl we uit die periode zoveel kunnen, ik zou zelfs zeggen MOETEN leren.
Ontelbare families werden uit elkaar gerukt.
Kinderen bleven achter als wees.
Zoals Rosalie.
Die na de dood van haar ouders, broertjes en haar zusje alleen verder moest.
Alleen in een grote boosaardige wereld gecontroleerd door een buitenlandse troepenmacht.
Ze moest verder, met verdriet in haar jonge hartje.
Gelukkig vond ze een onderkomen, werd ze opgevangen door haar nonkel en tante.
Maar dit kreeg ze niet zomaar.
Er moest gewerkt worden.
Hard gewerkt.
En elke cent werd omgedraaid.
Ze vond afleiding, troost en liefde in de armen van Charles Verschelden.
Een lieve en zorgzame jongeman met een luisterend oor bij wie ze haar hartje kon uitstorten.
Een jongeman met idealen ook.
Ze werd verliefd op hem, en hij op haar.
Hun harten vonden elkaar.
Maar er was ook nog Jean.
Voor hem voelde ze ook veel genegenheid.
Ze woonden samen onder hetzelfde dak.
Deelden hun geluk en verdriet.
Ze werden samen groot.
Leerden stiekem 'dat er meer was tussen een jongen en een meisje'.
Tot Jean uit haar leven verdween.
Om dan in volle oorlogstijd, nadat opeenvolgende gebeurtenissen haar leven overhoop haalden.
Terug op het toneel te verschijnen.
Ze voelde nog steeds een warme genegenheid voor Jean. En was bezorgd om hem.
Ze zag hoe die Lowie Klandestien hem behandelde als een stuk vuil.
Hoe hij er onverzorgd bijliep, mager ook.
Het raakte zo diep haar gevoelige hartje.
Maar, ze wilde haar lieve Charles niet laten vallen.
Zo was ze.
Trouw.
Loyaal.
Tot de laatste snik.
Rosalie.
Ze stierf jong.
Als een gevallen heldin in de armen van haar grote liefde.
Maar toch bleef ze tot aan haar dood dat lieve volkse meisje.
‘Rosalieke met het hartje van koekebrood’.
Dit beeld van haar bleef bewaard in de harten van allen die haar kenden.
Een meisje vol idealen, vol hartstocht, vol van liefde en genegenheid voor al diegenen die haar hartje wisten te raken.
Voor hen ging ze door het vuur.
Een straat werd naar haar vernoemd.
Als blijk van erkenning.
Erkenning voor haar dappere daad.
Omdat mensen het nooit zouden vergeten.
In dit verhaal verwees ik naar andere oudere verhalen.
Weet je waarom?
Om zo aan te tonen dat wat destijds gebeurde, nog altijd invloed heeft op het leven vandaag.
Op hoe wij leven en denken.
Nog altijd hebben de gebeurtenissen van toen invloed op onze levens.
En nog altijd blijft de boodschap van toen actueel.
Onze vrijheid, het feit dat wij nu vrij en in vrede kunnen leven.
Daar is hard voor gevochten.
Ja ook door mensen zoals Rosalie en Charles.
Vaak op leven en dood.
En nog altijd heeft dat invloed op mensen van nu.
Nog altijd worden mensen geraakt door die verhalen van toen.
Doet wat destijds gebeurde ons nadenken over het leven, onze maatschappij.


woensdag 5 oktober 2016

Lentebriesje 6


Maandag 5 juni 1944.
Een trein reed door de ochtendnevel.
Een spoor van zwarte rook achterlatend.
Een boemeltrein op weg van station naar station.
In één van de derde klasse wagons zat Charles Verschelden.
Met een glimlach op zijn lippen.
Hij hield een foto vast van zijn ‘Roosje’ en staarde er dromerig naar.
Vandaag zou hij haar terugzien.
het maakte hem zo blij.
Zijn ogen straalden.
Hij voelde zoveel liefde voor haar.
Oprechte, welgemeende liefde.
De trein verminderde vaart.
Hij nam zijn zak met kleren en andere bezittingen en wandelde rustig naar de deur.
Wanneer die openklapten stapte hij uit.
Met stevige pas liep hij de stad door.
Hij keek zoveel mogelijk naar de grond, wilde zo weinig mogelijk herkend worden.
Hij passeerde het café van de nonkel en tante van Rosalie, hij liep er straal voorbij de andere kant opkijkend.
Even buiten de stad, langs een klein vaartje midden in de bossen.
Daar bleef hij even staan.
Keek even in het rond.
Tastte in het gras, en leek ergens aan te trekken.
Hij opende zo de toegang tot een geheime gang waar slechts een handvol leden van het verzet het bestaan van afwisten.
Hij kroop in de put en sloot het deksel.
Intussen kreeg Rosalie weer een brief.
“Schaarstraat zeven ONMIDDELIJK!!”
Ze liep erheen. Er stond een auto met draaiende motor.
De man  van wie ze instructies kreeg zat erin.
En wenkte haar om in te stappen.
Ze reden weg, naar de rand van de stad, daar hielden ze halt bij een brug over het vaartje.
De man liep een eindje met haar mee langs de oever en opende de toegang tot de geheime gang.
Vlug, gewoon de gang volgen. Aan het einde wacht er iemand op je.
Daarbij glimlachte de man mysterieus.
Rosalie kon al raden wie het was.
Ze voelde haar hartje bonzen.
Ze liep rechtdoor, in haar klamme handjes hield ze een zaklamp vast die ze van de man kreeg.
Ze zag een houten deur en opende die.
Een kelder en een trap naar boven.
Ze nam die trap opende de deur.
Ze keek rond, ze zag een heel chique en duur interieur.
Schilderijen in heel schone kaders, dure looptapijten op een peperdure parketvloer.
Een dienstmeisje stapte op haar af, glimlachte lief en zei.
“Helemaal naar boven juffrouw, op zolder.

Ze liep naar boven.
Het laatste stuk langs een steile zoldertrap. Ze opende het luik.
En zag enkele jonge mensen zitten, een paar mannen en een meisje.
Ze kende onder andere het meisje en enkele van de jongens.
Maar wist niet dat ze ook bij het verzet zaten.
Zo goed was het verzet georganiseerd.
Hoe minder leden van elkaar afwisten, hoe kleiner de kans dat ze elkaar zouden verraden als ze in handen van de Gestapo terecht kwamen.
En in de hoek, daar zag ze hem.
Charles. Haar Charelke.
Luid lachend vlogen ze elkaar in de armen, gaven elkaar een flinke knuffel en een intense lange kus.
Tranen liepen over Rosalie haar wangen.
“Charelke.” Zei ze snikkend. “Mijn venteke, mijn mateke, mijne grote schat!”
Ze kuste hem passioneel.
Het weerzien was hartelijk.
Twee verliefde harten hadden elkaar teruggevonden.
Dan kwam de leider van het verzet ook naar boven.
Rene heette hij.
Hij zette zich in het midden en begon zijn betoog.
“Beste vrienden, medestrijders.
Vandaag is het een belangrijke dag.
De start van Operatie Lentebriesje!
Vanavond zullen wij één van onze gevaarlijkste vijanden uitschakelen.
Om dan daarna onze Britse vrienden mee helpen terug huiswaarts te keren.
Vanavond om 22u uur zal collaborateur, landverrader en moffenvriendje Joris Ongenae arriveren in de Top Hat, het Rendez-Vous hotelletje bij het station.
Denkende dat hij zich vannacht lekker zal amuseren met onze dappere Rosalie.
Maar het zal anders uitpakken.
Want Gust, Jef en Staf zullen hem opwachten met getrokken pistolen.
En hem voorgoed uitschakelen.
Moest hij om één of andere reden kunnen vluchten dan staat Georgette in de andere kamer op de uitkijk om toe te slaan en hem alsnog neer te knallen.
Tot zover dus deel 1 van deze Operatie.
Als Joris Ongenae uitgeschakeld is, dan loop jij Rosalie zo snel mogelijk naar het station, waar Charles zal wachten met de vrachtwagen die ik voor hem ter beschikking zal stellen.
Dan rijden jullie samen naar de oude hoeve en pikken daar de Britse piloten op.
En rijden jullie naar Nieuwpoort.
Waar onze medestander Henri Mommerency jullie zal opwachten.
Met zijn snelle vissersboot zal hij jullie samen met de Britse piloten naar Engeland brengen, waar jullie veilig zullen zijn.
Dan zit voor jullie de opdracht erop.
In Engeland zullen jullie dan in alle veiligheid samen kunnen zijn.”
Bij die woorden keek hij fier naar zijn twee beste medewerkers.

Charles nam zijn Rosalieke vast.
“Heb je dat gehood schatteke?” Zei Charles dolgelukkig.
En trok Rosalie dicht tegen zich aan, wreef zacht over haar blonde krullenbol.
Vrienden. Deze operatie is van levensbelang voor ons.
Ik verwacht van jullie alle inzet.
Ik reken op jullie."
Rene vertrok.
De jongens bleven achter.
Charles en Rosalie hadden nog even tijd.
Rosalie vertelde over haar ontmoeting met Jeanke.
Hoe hij haar in stomdronken toestand lastigviel.
En haar sloeg.
Charles was verontwaardigt.
"Godverdomse smeerlap." Vloekte hij.
“Met dat ventje heb ik nog een serieus eike te pellen"
Een schop in zijn kloten, dat kan hij krijgen als ik zijne smoel zie!”
“Nee.” Zei Rosalie.
“Dat verdient hij nu ook weer niet.
Hij is zichzelf niet. Hij zit bij Gaston Torfs de schoenmaker.
Zijn broer heeft een jeneverstokerij, dus daar is altijd drank in huis.
Ik maak me zorgen om Jean, die jongen is echt slecht bezig.
Ik heb schrik dat hij alcolieker aan het worden is”.
“Da’s geen excuus, zei Charles.
Een volwassen vent die vrouwen of kinderen slaat, ewel hé... Dat is ne lafaard!
En ik heb een hekel aan lafaards.
Die moet ge hardhandig aanpakken.
En ze nekeer goed op hun plaats zetten. Ze laten voelen dat ze te ver zijn gegaan.”
Toen nam hij Rosalie vast. Keek haar diep in de ogen.
“Roosje.” Zei hij zacht.
“Mijn lieve, lieve, lieve Roosje, mijn Lentebriesje.
Vanavond onze opdracht uitvoeren. Jij moet je charme tentoon spreiden en zo die onderkruiper van een Joris Ongenae in onze hinderlaag lokken.
Daarna brengen we samen onze Britse vrienden naar Nieuwpoort.
En dan lieve Roosje…
Dan zijn we samen.
Ik zien er zo hard naar uit mijn lieveke.”
Hij nam haar vast… Kuste haar.
Lange tedere kussen op haar zachte mondje.
Haar ogen straalden.
Ze wist even niet wat zeggen.
Maar huilde van ontroering, van puur geluk.
“Ik zien u geiren Charelke." zei ze ineens.
Een moment van intens geluk.
Maar dan was het uur van afscheid gekomen.
“Doe je best Roosje.” Zei Charles.
“We rekenen op jou.
Gij kunt dat, dat weet ik."
“Ik ga u niet teleurstellen Charelke.” Zei ze.
Een laatste kus, een afscheidskus.
En daarna gingen ze uit elkaar.
De zenuwen strak gespannen maar hun harten vol verwachting.

De uren kropen traag voorbij.
Rosalie zat op haar kamer, ze deed haar mooiste jurk aan en spoot een klein vleugje parfum in haar hals.
Tussendoor keek ze door het raam.
En ja hoor. Daar reed de sportwagen van Joris Ongenae de straat in.
Tante riep. Rosalie, "De Joris is daar. Kom rap naar beneden., laat diene mens niet wachten.”
Nu  begon haar rol in ‘Operatie Lentebriesje’.
Ze vloog Joris om de hals.
“Dag lieverd.” Zei ze met een brede glimlach. Ze gaf hem een zoen op de mond.
Ze liepen hand in hand het café uit, naar de auto. Rosalie zwaaide naar haar tante die in de deuropening stond.
Traag reed Joris weg.
“Spannend.” Zei Rosalie. “Ik kijk hier zo hard naar uit lieverd.” Bij die woorden maakte ze de knopen van haar jurk los.
Traag reed Joris door de straten.
Hij zij geen woord.
Hij keek zelfs niet naar haar.
Bleef strak voor zich uit kijken terwijl hij met beide handen het stuur vasthield.
Rosalie vond het maar vreemd. Anders kon hij zijn ogen niet van haar afhouden, laat staan zijn handen.
Het viel haar op… Dat hij niet rechtstreeks naar het station reed.
Maar kriskras door de stad bleef rijden.
Straat in, straat uit.
Ze streelde zacht zijn dij.
En dan iets hoger.
Maar hij bleef stug voor zich uitkijken.
Hij parkeerde de auto, niet ver van het rendez-vous hotelletje.
En zoende haar.
Streelde haar.
Maar zijn kussen voelden kil aan.
Hij beet even in haar oorlelletje. “Zullen we dan maar Rosalie”? Fluisterde hij in haar oor.
Rosalie streelde zacht zijn haren.
“Ja lieverd.” Fluisterde ze.
En glimlachte heel lief.
Joris  gaf nu ineens volle gas en reed de straat in. Voor het rendez-vous hotel stond een vrachtwagen. Duitse soldaten sleurden Gust, Jef, Staf en Georgette naar buiten en dwongen hen in de vrachtwagen te klimmen.
“Loss, im wagen SCHWEINHUNDE!!!!” Brulden de soldaten. Terwijl ze hen sloegen met het achterste van hun geweren. Joris remde vlak achter de vrachtwagen.
Rosalie voelde de grond onder zich wegzakken..
Eerst kreeg ze het koud… Daarna voelde ze het zweet over haar voorhoofd parelen.
“Godverdomme!!!!" Fluisterde ze.
Joris lachte gemeen.
Hij opende het handschoenkastje en haalde er een pistool uit.
“Terminus Rosalieke, uitstappen lieverd... ” Grijnsde hij. “Je mag je vrienden gaan vervoegen in die camion voor ons.” Zei hij schaterlachend.
“Dacht je nu echt dat ik hierin zou trappen lieve Rosalie.”
Ineens gaf Rosalie hem een klap in het gezicht, zijn bril belandde ergens vlak naast de versnellingspook.
"Gijse Godverdomse smeerlap!!!" Brulde ze.
Joris liet zijn pistool vallen. Het belandde in Rosalie haar schoot.
Ze nam het wapen vast en duwde het tegen zijn slaap. Een nijdige grimas verscheen op haar gezicht.
Smerige klotecollaborateur!!!!! STERF GODVERDOMME!!!!!" Brulde ze.

Daarna haalde ze de trekker over.
Bloed spatte alle richtingen uit.
Ze kroop over het lijk van Joris Ongenae. Opende het portier en duwde hem eruit.
Met het plof viel het lichaam neer naast de auto.
Rosalie klapte de deur dicht en nam plaats op de bestuurderszetel.
“Hey was soll dass?” Hoorde ze achter haar roepen.
Ze zette de auto in achteruit en gaf gas.
Als een pijl schoot de wagen achteruit.
Aan het einde van het straatje draaide ze naar links.
“HALT!!!! Stehnbleiben!!” hoorde ze de soldaten roepen.
Ze bukte zich. Hoorde geweersalvo’s. De kogels vlogen om haar heen door de ramen.
Gaf weer gas.
Kwam langzaam weer overeind.
Ze moest weg… Weg uit de stad.
Er was maar één plaats waar ze veilig kon zijn.
Gelukkig had Charles haar eens leren rijden met een bestelwagen van de drukkerij waar hij werkte.
Gewoon, voor de lol. En ook omdat hij vond dat ook vrouwen dit soort dingen moesten kunnen.
"In 't leven moet ge kunnen uw plan trekken." Zo vond hij.
Nu kwam dat van pas, Charles bleek gelijk te hebben.
Rosalie scheurde met een rotvaart door de straten.
Haar hartje bonsde.
Ze reed de stad uit, naar de hoeve waar de Britten verborgen zaten.
Ergens tussen wat struiken en kreupelhout liet ze de auto achter. En liep langs de weiden en akkers naar de hoeve.
Waadde door de grachten.
Niemand mocht haar zien.
Eindelijk was het echt donker, het was al begin juni, de dagen waren op hun langst.
Voor veel mensen een verademing, ze konden wat langer buiten zitten, hoefden zich niet meer opsluiten in hun huizen om acht uur 's avonds.
Maar voor Rosalie was de lange avond minder gunstig, ze besefte dat zowat elke Duitser op zoek was naar haar.
Ze bereikte de achterkant van de hoeve.
Daardoor zag ze de vrachtwagen en de auto van een hoge Duitse officier niet die voor de hoeve geparkeerd stonden.
Stil sloop ze binnen langs de achterkeuken.
Ze hoorde stemmen.
Gebrul.
In het Duits.
Haar hart kromp ineen.
“Nee.” Dacht ze.
Dit kon toch niet.
Het was nu echt wel duidelijk dat ze verraden waren.
Ze verschanste zich achter de vermolmde keukenkast, van hieruit had ze een goed zicht op het leefruimte.
De Engelse piloten lagen plat op hun buik met hun gezicht naar de grond.
Ze waren doodsbang.
Een soldaat bond hun handen vast, en brulde in hun oor.
“Scheiss Engländer!” schreeuwde hij.
Een andere soldaat hield hen onder schot.
Een officier keek tevreden toe.
Een grijnslach op zijn gezicht.
Groot, dikbuikig en een joekel van een rode neus.
Vast van de vele ‘schnaps’ die hij van tijd tot tijd nuttigde.
De soldaat die de piloten onder schot hield schopte met zijn laars keihard in het gezicht van James, de jongste van het stel zijn gezicht.
“Schweinhund!!!!" Schreeuwde hij.
Voor Rosalie die het tafereel van achter de keukenkast aanschouwde.
Werd het nu echt wel allemaal teveel.
Ze voelde haar onderlip beven.
Diep vanbinnen borrelde er een diepe woede.
Een diepe withete woede.
Die ineens in alle hevigheid uitbarstte.
De diepe haat in haar hart jegens alles wat Duits was en een nazi uniform droeg.
Kwam tot uiting in een wanhopige uitval.
“GODVERDOMSE KLOTEMOFFEN!!!!!” Schreeuwde ze.
Ze trok het pistool dat ze na het neerknallen van Joris Ongenae onder haar kleed bewaarde.
En vuurde in de richting van de Duitsers.
Pang!!! De officier zeeg neer met een kogel in het hoofd.
Pang!!!! De soldaat die de Engelsen had vastgebonden greep naar zijn hartstreek, zakte door zijn knieën en viel dood neer op de grond.
Dan richtte ze haar pistool naar de derde soldaat.
Maar die had reeds zijn mitrailleur in de aanslag. Hij richtte die op Rosalie en vuurde een salvo af.
RATATATATATATAAAAA!!!!!!!!!
Bloed spatte in alle richtingen.
Rosalie werd door de kracht van de kogelinslagen tegen de muur geslingerd.
Ze zakte in elkaar.
Ze bloedde hevig, Zeker vijftien kogels doorzeefden haar lichaam.
Ze hapte naar adem en kreunde van de helse pijnen, ze zag hoe de Duitse soldaat haar grijnzend aankeek.

Charles zat weggedoken in de oude vrachtwagen die hij ter zijner beschikking had gekregen.
Af en toe tuurde hij voorzichtig door het raam.
Het was stil in de straat.
Het begon te schemeren.
Vol spanning wachtte hij op Rosalie.
Dan ineens schrok hij op.
"Ze zijn aan 't schieten." Zei hij tegen zichzelf.
Hij keek of er niemand te zien was en opende het portier van de vrachtwagen.
Hij klom eruit en liep snel als een haas naar de hoek van de straat waar het rendezvous hotel gelegen was en aanschouwde zo het gebeuren van in de verte.
Hij zag de sportwagen van Joris Ongenae in een rotvaart wegscheuren.
Zag Ongenae liggen in het midden van de straat… Dood.
"Godvedomme wat is er hier gebeurd?" Vroeg hij zich af.
Hij kwam dichterbij en verschuilde zich tegen de deur van een gesloten café.
Hij zag hoe de jongens die daarnet nog de hinderlaag legden voor Joris Ongenae in de vrachtwagen geduwd werden, die dan meteen wegreed.
Hij hoorde de Duitsers naar elkaar blaffen en ruzie maken onder elkaar.
Charles begreep meteen wat er gebeurde;
Hoe ze het deed was voor hem niet duidelijk, maar Rosalie was er in geslaagd om Joris Ongenae te vermoorden en daarna te vluchten.
Charles wist meteen, hij moest niet denken maar handelen.
Hij liep weer naar de camion - geen Duitser die oog had voor hem. Zo druk waren ze aan het discussiëren - en reed in zeven haasten naar de hoeve.
Hij zag een Duitse legertruck en de wagen van één of andere officier.
“Godverdomme.” Zei hij binnensmonds. “We zijn gewoon verraden? Welke klootzak heeft ons dat gelapt?”
Hij verborg zijn vrachtwagen aan de kant tussen het groen en sloop naar de hoeve, daar klom hij in een boom met het idee dat hij van daaruit het gebeuren kon gadeslaan.
Weer hoorde hij schoten.
Eerst van een revolver.
Daarna het salvo van een machinegeweer.
“Rosalie.” Dacht hij.
Hij sprong uit de boom en sloop dichterbij. Zag een Duitse soldaat in paniek naar de vrachtwagen lopen.
“Ich müss das hauptkwartier warnen!” Zei hij luidop met paniek in zijn stem.
Hij opende de portier van de vrachtwagen.
Maar Charles greep hem vast.
“Vergeet het maar kameraad.” Zei hij.
En hij mepte de Duitser ‘knock-out’.
Toen sloop hij binnen.
Hij zag de dode officier liggen, en wat verder de tweede soldaat.
Hij hoorde gekreun.
Achter de Britse piloten zag hij Rosalie liggen, haar rug half tegen de muur, badend in het bloed.
Hij liep naar haar toe.
“Rosalieke, schatteke”.
Hij nam haar vast en trok haar voorzichig overeind.
Hij legde haar hoofdje tegen zijn borst, woelde door haar haren.
“Ik neem u mee naar de kliniek schatteke, het komt allemaal wel goed.”
Rosalie hapte naar adem.
“Nee... ” Kreunde ze.
“Het is met mij gedaan Charelke.” Zei ze moeizaam.
Ademen werd alsmaar moeilijker, hij hoorde haar kuchen, naar adem happen als een vis op het droge. Ze zag  verschrikkelijk af.
“Nee Roosje, ge moet blijven. Ik heb u nodig Godverdomme!!” Huilde Charles.
“De piloten… Breng ze naar... Huis... " Mompelde ze nog.
Meer kon ze niet meer uitbrengen.
Hij voelde haar pols. Haar polsslag werd almaar zwakker.
“Ik beloof het je Roosje. Ik breng die jongens veilig thuis.
Reken op mij LENTEBRIESJE!!!!”
Rosalie hief haar hoofd op en forceerde nog een laatste glimlach, ze keek Charles nog een laatste maal aan.
Toen zag hij dat haar ogen wegdraaiden.
Ze liet haar hoofdje zakken.
Rosalie stierf in de armen van haar Charelke.
Zachtjes legde Charles haar weer op de grond.
Sloot voorgoed haar ogen, gaf haar een laatste kusje op haar mond.
En begon hartsverscheurend te huilen.
Schreeuwde luid haar naam.
ROSAAAALIIIEEE!!!!!!
Het was voorbij.
Rosalie offerde zich op voor de Engelse piloten die nog steeds vastgebonden op hun buik lagen.
En getuigen waren van de hartverscheurende taferelen die zich voor hun ogen voltrokken.
Maar toen stond Charles recht en vermande hij zich.
Hij maakte de vastgebonden Engelsen los.
“Come on guys, I'll bring you home.”
Hij zag hoe de Duitse soldaat bij bewustzijn kwam en overeind probeerde te krabbelen.
Toen kreeg hij een inval.
Hij duwde zijn pistool tegen zijn slaap.
“Los!!!! Ausziehen!!!" Brulde hij.
Hij wees naar zijn uniform.
“Schneller du arschloch!!!" Schreeuwde hij.
“Hij trok zijn vest hemd en broek uit.
Charles trok zijn bebloede kleren uit en trok het uniform aan.
“Bitte!” Smeekte de Duitser.
“Tote mich nicht… Bitte !!!!”
“Ge moet geen schrik hebben mateke, ik ben geen moordenaar!” Zei Charles.
Terwijl hij de bibberende soldaat diep in de ogen keek.
Maar toch gaat ge boeten voor wat ge Rosalie hebt aangedaan.
Hij sloeg de Duitser vlak in het gezicht.
En nog eens.
En nog eens.
Om hem daarna stevig vast te binden.
“Come on, get in the truck!” Riep hij tot de Engelsen.
Hij duwde ze in de Duitse legertruck.
Gooide een deken over hen en maande hen aan.
“Keep as quiet as possible, have courage now. You’ll be home very soon.”
Toen vatte Charles de rit aan.
Naar Nieuwpoort, waar ene Henri Mommerency op hem wachtte.
Hendrik Mommerency was een reder, eigenaar van verschillende vissersboten.
En leider van de plaatselijke afdeling van het verzet.
Met één van zijn schuiten zouden ze naar Engeland afvaren.
Charles reed zoveel mogelijk langs de stille landwegen.
Ofschoon hij er een stevige vaart in hield, duurde de rit toch wel erg lang.
Hij voelde de vreselijke pijn in zijn hart.
Tranen liepen langs zijn wangen.
“Rosalie.” Fluisterde hij stilletjes.
“Waarom toch godverdomme, waarom moest ge sterven.
Waarom moet ik u nu al afgeven?”
Haar beeld op zijn netvlies gebrand.
Haar lieve lach, haar speelse levendige ogen.
Hij wist nu al dat hij haar heel hard zou missen.
Dat dit verdriet niet gauw over zou gaan.
Uren later na een lange slopende rit kwamen ze aan.
Van controles werden ze gelukkig gespaard.
Behalve dan in Pervijze, tussen Diksmuide en Nieuwpoort.
Hij wist een smoes te verzinnen en de soldaat trapte erin.
“Durchfahren!” brulde hij terwijl hij zijn rechterarm strekte, denkende dat hij met een collega militair in een Duits miltair voertuig te doen had.
“Heil Hitler!” voegde hij eraan toe.
Heil Hitler!” herhaalde Charles.
“Kust nekeer allemaal mijn kloten met ulder Hitler! Ik kan die naam niet meer horen godverdomme” dacht hij bij zichzelf toen hij het raam terug dichtdraaide.
Aan de kade hield hij halt.
Henri Mommenrency wachtte hen persoonlijk op.
De Britse piloten werden snel naar de visserssloep overgebracht.
“Ewel”, zei hij in het plat Nieuwpoorts.
“Ewel!!! Woar es joen partner, Rosalie?”
Charles zuchtte, verbeet zijn tranen.
“Ze is gevallen in de strijd.” Zei hij. Terwijl hij het hoofd boog.
“Miljaardedju!” Zei Henri.
Hij legde zijn hand op Charles zijn schouder.
Zag het verdriet in de ogen van Charles.
“Sterkte moatje!” Zei hij.
Ze stapten naar zijn boot, de Georges II. En startte de motor.
Brullend kwam het schip tot leven.
Enkele van de scheepsjongens die Henri in dienst had maakten de meertouwen los en sprongen op het schip.
Het schip voer de haven uit en koos het ruime sop.
Er waren nog andere piloten op het schip, het werd een hartelijk weerzien.
Het schip zat goed vol. In totaal 7 piloten, 5 verzetslui waarvan het beter was dat ze net als Charles een veilig onderkomen vonden in Engeland.
En Henri en 3 van zijn scheepsjongens.
Ook de verzetslui vroegen naar Rosalie, ze waren al op de hoogte.
Wel noemden ze haar ‘Lentebriesje’, haar codenaam.
Met tranen in de ogen deed hij zijn verhaal.
Het greep de anderen fel aan.
Eens in de internationale wateren nam Henri contact op met Engeland.
Hij wist de contactpersoon van het verzet in Londen te bereiken.
Charles hoorde hem zeggen.
“Operatie gelukt, helaas ‘Lentebriesje’ gevallen.”
Aan de andere kant werd het stil.

Charles zat op het achterdek, hij had behoefte aan frisse lucht.
Hij zag de ochtendzon opkomen.
Hij was verscheurd door verdriet.
Huilde bittere tranen.
Om Rosalie.
James één van de jongens die in de oude hoeve verborgen zat. De jongste van het stel.
Kwam naast hem zitten.
Legde zijn arm om zijn schouders.
“You loved her, right?”
Charles knikte.
“Yes my friend!” Zei hij snikkend.
“She was so sweet, so caring.
I just can’t believe she’s gone for good!”
Hij verborg zijn gezicht onder zijn handen en weende bitter.
“Rosaly was a sweet girl!” Zei James.
“So full of compassion, she allways listened to our stories.
I showed her a picture of my little baby girl.
And she smiled, she said she was happy for me.
And she promised she will do everything to help me going home.
She said… I will do everything until MY LAST BREATH  to bring you to your little girl!!!”
Zwijgend keken de beide mannen naar de opkomende zon.
Links van hen zagen ze in de verte al de gekende witte krijtrotsen.
Engeland was in zicht.
Een uur later meerde het schip aan.
Er stonden enkele mensen aan de kade.
Een man stapte op Charles af.
“Mijn gelukwensen Charles. Dankzij u is ‘Operatie Lentebriesje’ tot een goed einde gekomen.
Alleen jammer dat onze dappere Rosalie tijdens deze actie het leven liet.
Maar… We zullen haar op passende wijze gedenken.
Want ze was een dappere strijdster, een jonge dame met een goed hart en een vurig idealisme."
De echtgenote van  James Ramsey stond ook aan de kade.
Samen met hun dochtertje, de kleine Shirley.
"Daddy, daddy" Riep het meisje dolblij.
Hij nam zijn kleine meisje zielsgelukkig in de armen.
Ook de andere Britten zagen hun partners en familie terug.
Geluk en diep verdriet.
Soms ligt het dichter bij elkaar dan je denkt.

dinsdag 4 oktober 2016

Lentebriesje 5



Rosalie werkte zich snel in als nieuwe ploegbazin.
Ze verdeelde de taken, hield de daguren van de werksters bij, telde de afgewerkte stukken en stuurde de meisjes bij waar dat nodig was.
Ze was streng waar het moest, maar ook meevoelend waar dat nodig was.
Meisjes die het moeilijk hadden om welke reden dan ook stak ze een hart onder de riem.
Op een dag riep Madam Graciënne haar op het bureau.
Daar stond een man.
Groot, blond, ongeveer 40 jaar, chique kostuum, bril met een dure montuur, gouden horloge.
Hij stelde zich voor als vertegenwoordiger van een gekend Duits bedrijf dat naaimachines maakte.
Hij wilde een demonstratie geven in het atelier.
Rosalie moest de man wegwijs maken en dan aan haar bazin vertellen wat ze van die machines vond.
Of het de moeite waard was om deze al dan niet te bestellen.
Zijn naam was Joris Ongenae.
Hij was welbespraakt en zeer charmant.
Hij liet zijn oog vallen op de jonge Rosalie en gaf haar complimentjes en ja… Hij probeerde haar rond zijn vingertje te winden.
Nadat de demonstratie erop zat alsook de werkuren.
Vroeg hij haar. “Lieve juffrouw, mag ik u uitnodigen om iets te drinken in het ‘Grand Café’ bij het station”.
Rosalie had nog even tijd en dacht, waarom niet.
En even later zat Rosalie in een kopje koffie te roeren.
Echte koffie, geen erzats of met chicorei of andere zaken aangelengde koffie.
Maar heerlijke en eigenlijk peperdure mokka.
Samen praatten ze wat. Over het werk, over haar familie.
Hij was luisterend en aandachtig. Hij legde zacht zijn hand op de hare.
“Je bent een mooi meisje.
Jij kan het zoveel verder schoppen dan hier als naaister in een fabriek werken.
Jij zou wat cultuur moeten opdoen. Als je wil neem ik je mee naar Gent. Daar loopt momenteel een hele mooie toneelversie van De Vlaschaard."
Rosalie twijfelde, Ze was vereerd door de aandacht die ze kreeg van zo’n voorname heer.
Maar ze dacht aan Charelke.
Maar thuis, dacht men er anders over.
“Allez Rosalie, zo’n deftige mens. Zo’n kans krijgt ge maar één keer. Ga met hem mee.” Zei Tante José.
Ze bleef twijfelen.

Enkele dagen later werd ze weer aangeklampt door een jongen met een briefje.
“Schaarstraat 7, over een uur.”
Ze ging erheen.
De man, die verloofd bleek te zijn met Madame Graciënne zat weer aan de keukentafel.
“Rosalie.” Sprak hij.
“Ik heb nieuws voor je dat je hartje zeer blij zal maken.
Over 14 dagen zal je je geliefde Charles weer in je armen mogen sluiten”.
Bij die woorden glimlachte hij fijntjes.
Hij wist hoe hard Rosalie en Charles naar elkaar verlangden.
En hij gunde het hen wel, ze waren allebei jonge gedreven idealistische mensen die voor zijn organisatie echt wel een meerwaarde betekenden.
Hij had voor hen iets heel moois voorzien in één van zijn plannen.
Nu ja, het was zijn verloofde Madame Graciënne die met het idee op de proppen kwam, omdat ze de inzet en het idealisme van Rosalie zo hard waardeerde.
“Maar.” Voegde hij er in alle ernst aan toe.
“Voor het zover is, zul je het beste van jezelf moeten geven. Want ik heb een zeer speciale opdracht voor jou.
Kijk Rosalie. Ik heb vernomen dat je in het atelier ene Joris Ongenae over de vloer kreeg.
En die meneer heeft meer dan een boontje voor jou.
We weten dat jij met hem gezien bent in het Grand Café bij het station.
Logisch, hij logeert in het ‘Hotel Du Gare’ boven het Grand Café”.
De man nam een slok van zijn kop oploskoffie en keek Rosalie recht in haar ogen.
“Jij Rosalie… Jij moet hem verleiden. Hem rond zijn vinger winden.
Maken dat hij interesse voor je krijgt, goesting krijgt om met u te vrijen.”
Rosalie schrok.
“Meneer, ik weet niet of... "
“Het is erg belangrijk Rosalie.
Joris Ongenae, hij heet eigenlijk Georges maar liet dat ‘vervlaamsen’ tot Joris, is een gevreesde en voor ons zeer gevaarlijke collaborateur.
Hij staat zeer hoog in de rangen van het VNV en dweept met alles wat Duits is.
Hij gelooft in de superioriteit van het Germaanse ras en het Duitse volk.
En doet alles om de bezetter te behagen.
Zijn werk als vertegenwoordiger is eigenlijk niets meer dan een dekmantel om zoveel mogelijk informatie te verkrijgen over ons.
Om deze dan door te spelen aan zijn Duitse vrienden.
Deze man moet gestopt worden.
En wel zo vlug mogelijk.
Want wij hebben vanuit Londen de opdracht gekregen om zoveel mogelijk piloten  naar Engeland over te brengen.
Ze hebben hen nodig, de invasie van de Geallieerden zal niet lang meer uitblijven.
Lekken en verraad kunnen we dus best missen.
Daarom hebben wij besloten om een val uit te zetten om die Joris voor eens en altijd uit te schakelen.
En daarom… Moet jij hem verleiden.
Joris Ongenae, bijgenaamd ‘De Kortrijkzaan’ is gehuwd, hij kan dus niet zomaar met een jonge meid als jij ergens verschijnen.
Als hij met jou wil vrijen dan zal dat vast gebeuren in één of ander duister Rendez-Vous hotelletje.
De ideale plek voor ons om toe te slaan.
Daarom Rosalie.
Verleid hem, toon hem de pracht van je lichaam.
Doe hem goesting krijgen.
En zodra hij verder wil gaan dan alleen maar kusjes geven of wat spelletjes onder de gordel.
Laat het ons weten.
Zodat ons plan verder kan uitgewerkt worden."

Twee dagen later.
Een BMW 327/28 Roadster, bouwjaar 1940 reed met hoge snelheid richting Gent.
Aan het stuur zat Joris Ongenae, met een zelfvoldane grijns op zijn gezicht.
Naast hem zat Rosalie, in een beeldig witte jurk, beetje rouge op haar lieve gezichtje en een mooie parelketting die ooit nog van haar moeder was om haar hals.
Haar nonkel en tante waar ze bij inwoonde hadden er geen flauw benul van dat ze nog kleine onopvallende, maar daarom niet minder belangrijke taken uitvoerde voor het verzet.
En ze gingen er vanuit dat ze Charles allang vergeten was.
En zoals dat vaak ging in die tijd. Ze waren blij dat ze ‘in kennis was’ met een man van goede afkomst, zoals men dat toen zo schoon zei.
Tuurlijk mocht ze met hem mee naar het theater in Gent.
Hij kwam haar halen in zijn dure BMW sportwagen.
Tante José was fier op naar nichtje.
Die werd opgehaald door een deftige heer in een dure wagen.
Nu reden ze in een rotvaart over de Vlaamse wegen.
Rosalie stond versteld. Ze keek naar de snelheidsmeter.
120 km/u. Zo snel had ze zich nog nooit verplaatst.
“Amai zo rap.” Zei ze verwonderd, terwijl Joris het gaspedaal nog dieper intrapte.
“Ja liefje, Duitse technologie. De beste technologie van heel de wereld.
Met deze wagen werden onze Duitse vrienden eerste in de beroemde ‘Mille Miglia’ in 1940.
Dat een prestigieuze autorenwedstrijd in Italië.
Daar toonden de fiere Duitsers hun superioriteit tegenover die decadente Fransen en die zelfgenoegzame Britten.
Wij Vlamingen hebben er alle belang bij om met de Duitsers een verbond aan te gaan.
Hun hoogstaande cultuur staat zeer dicht bij de onze. Dichter dan die frivole cultuur van de Fransen.
Met hun decadentie, hun wufte maniertjes en hun hooghartigheid.
En dan de Britten, compleet vergeven door de Joodse corruptie.
Dat Rosalie... Dat zijn valse vrienden.
Zo jammer dat Vlaamse jongeren dat niet inzien.
En zich laten vangen door die duivelse verleidingen in de vorm van ‘negerswingmuziek’, sigaretten, drank, ondermaatse stationsromannetjes, en dwaze films die hen een verkeerd beeld geven over de verhoudingen tussen man en vrouw.
Het verheugd mij dat ik een mooie Vlaamse jongedame, intelligent en gracieus kan meenemen naar een mooi toneelstuk naar het werk van Stijn Streuvels, één van onze hedendaagse Vlaamse grootmeesters van de literatuur.
Dat is tenminste een nuttig tijdverdrijf, het verheft je ziel en brengt het beste in de mens naar boven.
En dat wil ik Rosalie.
Het beste in jou naar boven brengen.
Jou naar boven tillen.
Je een kans geven om je op te werken in de maatschappij.”
Zo ging hij maar door.
Praatjes… Rosalie besefte het wel.
Ze kende dat soort types wel.
Mooipraters, veel beloftes.
Steeds piekfijn gekleed, grote manieren.
Om indruk te maken op jonge, naïeve meisjes.
In de hoop dat ze erin zouden trappen.
Om hen dan te misbruiken, hun lusten op hun lichamen te botvieren.
En hen dan te dumpen.
Ze hoorde het verhaal van Julia.
Julia De Meyer, een meisje uit het Gentse.
Even oud als Rosalie zelf.
Ze trapte in de mooipraterijen van Joris Ongenae.
Hij beloofde haar een baan, en een kamertje waar ze gratis mocht wonen.
Op voorwaarde dat hij regelmatig bij haar mocht langskomen.
Als hij zin had in een beurt met een jong meisje.
Tot hij vernam dat haar broer bij het verzet was.
Hij wist op slinkse wijze haar uit te vragen. En kwam zo te weten met wie haar broer omging.
Lieden waarvan het ongelukkige meisje niet kon weten dat het ook verzetslui waren.
Om een lang verhaal kort te maken.
Op een zondagmiddag viel de Gestapo binnen toen het gezin De Meyer het zondagse middagmaal aan het verorberen was.
Ook Julia was die dag bij haar familie gaan eten.
Ze werd afgevoerd naar het kamp van Breendonk.
En overleed nauwelijks een maand later aan tyfus. Amper 18 jaar.

Even later parkeerde Joris zijn auto vlak bij de Gentse stadsschouwburg.
Ze stapten uit en betraden de theaterzaal.
Joris koos een plaatsje achteraan.
Er was niet veel volk die avond, het was midden in de week en het stuk liep al enige maanden.
Dus veel volk hoefde men niet te verwachten.
Dat paste zo hard in zijn gluiperige plannetje.
De lichten gingen uit, het stuk begon.
Joris legde zachtjes zijn hand op haar dij.
Rosalie had niets anders verwacht.
Zachtjes trok hij haar jurk naar boven.
Rosalie speelde haar rol, zoals van haar werd verwacht.
En trok haar jurk zo hoog dat haar kanten slipje dat ze speciaal voor deze gelegenheid aantrok zichtbaar werd.
Ze woelde door zijn haren.
Terwijl zijn hand langzaam tussen haar benen schoof.
“Kus me Rosalie.” Fluisterde hij zachtjes.
Rosalie drukte haar lippen tegen de zijne en gaf hem een zachte maar lekkere tongzoen.
Terwijl ze voelde hoe hij in haar broekje ging.
Joris beroerde zachtjes haar clitje, ze werd er lichtjes nat van.
Haar lichaam schokte.
Uitdagend knoopte ze haar bloesje discreet los.
“Ooh Joris.” Fluisterde ze stilletjes, met een licht kreuntje in haar stem.
Hij nam haar hand en legde die ter hoogte van zijn kruis.
Ze voelde zijn geslachtsorgaan.
Hij had een erectie, zoveel was duidelijk.
Speels liet ze haar handen erover glijden.
Zo zaten ze elkaar te betasten en aan elkaar te frutselen als verliefde pubers in de bioscoop.
Diep in haar binnenste walgde ze van die gluiperige geilaard die alleen uit was op haar mooie lichaam.
Maar anderzijds voelde ze een beetje euforie.
Ze had hem waar ze hem hebben wou.
Hij was nu helemaal in de ban van haar.
Hij begeerde haar, wilde zich laven aan haar mooie goddelijke lichaam.
Voor haar voelde het aan als een overwinning.
“Geniet ervan smeerlap.” Dacht ze. Het zal de laatste keer zijn dat je zal kunnen genieten.
Bij die gedachte kwam ze klaar, daar in de pluchen zetels van de Gentse Schouwburg.
Ze kreunde heel zachtjes, alleen Joris kon het horen.
Omdat ze bewust in zijn oor kreunde.
Na in het buffet een glaasje goedkope wijn te hebben gedronken keerden ze huiswaarts.
Weer zette Joris er een flinke vaart in.
Tot op een bepaald moment.
Parkeerde hij zijn auto in de bosjes.
Greep hij Rosalie vast en begon haar te kussen.
Ze streelde zacht zijn haren en beantwoordde zijn kussen door zachtjes met haar tong over de zijne en over zijn lippen te glijden.
In tussentijd knoopte hij zijn broek los en duwde  op haar hoofd.
Naar zijn geslachtsdeel toe.
“Toe schatje, zuig me.” Smeekte hij. "Niemand ziet ons nu, laat het ons geheimpje zijn."
Ze zakte door haar benen en bevredigde hem oraal. Ze hoorde hem kreunen van geilheid.
En kwam in minder dan een minuut klaar.
“Jij bent een begeerlijke vrouw Rosalie.
Je hebt me in vuur en vlam gezet met je kussen en je strelende handen.
Ik wil met jou de liefde bedrijven.
Echt waar Rosalie.
Volgende week maandag in de ‘Top Hat'.
Het rendez-vous hotel vlakbij het station.
Daar kunnen we discreet afspreken.
Ik kom je ophalen en daar kunnen we dan ongestoord elkaar beminnen.
Ik verlang zo naar jou Rosalie.”

Maar intussen.
Kon haar tante niet zwijgen over hoe haar nichtje ‘in kennis’ is geraakt met een heel schone en deftige man met ‘ne chique voituur’.
En wat wil het toeval.
Dat Jean Verdonckt aan de toog zat.
Hij hoorde alles aan. Ineens zette hij zijn halflege glas bier neer stond recht en liep binnensmonds foeterend en vloekend het café uit.
“Hey Jeanke eerst betalen hé kameraad!!!” Riep José uit.
Maar hij luisterde niet en sloeg de deur van het café achter hem met een luide smak dicht.
Jean voelde zich bedrogen.
En was erg teleurgesteld in Rosalie.
Een dure heer in chique kostuum en met een dure sportwagen.
Dan had hij toch goed gezien vorige week.
Hij zag een vrouw instappen in een sportwagen bij het naaiatelier van Madame Gracienne waar Rosalie werkte.
Maar hij kon haar gezicht niet zien.
Hij zag de auto wegrijden naar het station, en dacht dat het dus iemand anders was. Aangezien Rosalie aan de andere kant van de stad woonde.
Maar toen hij daarnet op weg naar het Café De Zwaan in de verte de zelfde sportwagen een straat zag inrijden.
En daarna Rosalie haar tante zo hoorde opscheppen.
Was er geen twijfel meer mogelijk.
Rosalie had voor een man van stand gekozen.
Hier kon hij niet meer tegen op.
Hij was een eenvoudige weesjongen, had geen geld, woonde sinds kort in een klein kamertje boven het atelier van Gaston Torfs de schoenmaker.
Bij wie hij aan de slag was sinds hij het afbolde bij Lowie Klandestien.
Hij   wist intussen al dat Rosalie iets had met Charles Verschelden en het feit dat hij reeds maanden niet meer opdook gaf Jean nieuwe hoop om haar ooit voor zich te winnen.
Dat hij haar bleef afwijzen deed hem pijn.
Hij liet het niet merken, maar toch.
Het bleef knagen.
Ze wilde alleen maar vrienden zijn.
Hij kon haar niet opgeven. Wilde haar niet opgeven.
Om haar liep hij weg bij ‘Lowie Klandestien’.
Hij wilde niet meewerken aan zijn pogingen om via haar namen van verzetslui aan de Duitsers door te spelen.
Hij wilde nogmaals proberen haar voor zich te winnen.
Was om die reden naar het café van haar nonkel en tante gegaan die avond.
En toen… Hoorde hij over haar verhouding met ene Joris Ongenae, een man waarvan hij nauwelijks wist wie hij was.
Jeanke was boos, verbitterd.
Hij had zich op zijn kamertje teruggetrokken met een fles jenever. Sylvain de broer van Gaston Torfs had een illegale stokerij en zodoende waren er altijd flessen jenever in huis, in ruil voor wat rantsoenzegeltjes en een pak boter wist Jean een fles te versieren van Sylvain.
Jean zoop zich te pletter.
Hij voelde zich zo verraden door Rosalie.
“Vrienden zijn, bezorgd zijn om mij. Ze staat me gewoon in mijn bakkes uit te lachen 't godverdomse serpent!!!"
De liefde die hij voelde voor Rosalie ging over in diepe haat.
Haat die met elke slok jenever erger en erger werd.
Woedend keilde hij de kruik jenever die hij zonet had geledigd tegen de muur.
“GODVERDOMSE HOER”!!! Brulde hij.
Toen viel hij neer in zijn bed, en viel in slaap.
Hij sliep zijn roes uit.

De volgende ochtend.
Rosalie had net het pand in de Schaarstraat verlaten.
Ze wilde wegrijden met haar fiets.
Ineens stormde Jean op haar af.
Hij greep haar vast.
“Ah daar zijt ge... Smerige teef!" Siste hij.
“Gij hebt met mij nog niet gedaan gijse valse tik.”
Terwijl hij dat zei sloeg hij Rosalie vlak in het gezicht.
“Hey maat wat is dat met u?” Vroeg ze boos.
“Ge stinkt naar de drank gast, waar zijt gij in godsnaam mee bezig?”
“Dat ik nu weet waarom ge mij altijd afwijst, mij uit de buurt wilt hebben. Ik ben te min voor madame hé. Madame gaat liever op zwier met rijke snobs die met dure sportwagens rondrijden.
Jeanke is te min voor u hé.” Hij gaf haar nog een klap.
“Wat vind Charelke daarvan?
Is die nu ook te min, Een sportvoituur is natuurlijk chiquer dan ne koersvelo hé, 'madame chichi'.”
Ineens gaf Rosalie hem een duw.
Jean viel op de grond.
“Maakt dat ge weg zijt zatlap. En laat u niet meer zien tot ge nuchter zijt, of ik geef u aan bij de gendarmen voor slagen en verwondingen. Hebt ge dat goed verstaan?”
En weg was Rosalie, ziedend van woede. Jean krabbelde overeind.
“Klacht indienen?
Klacht indienen?
Wacht maar trut, Ksal kik nekeer klacht gaan indienen!
Ik stuur den Duits op u af GODVERDOMSE TEEF!!!”

Intussen zat ook een andere oude bekende niet stil.
Louis Van Bossche.
In een louche cafétje ergens bij het station zat hij een jenever te drinken aan een tafeltje.
Hij hield de deur scherp in de gaten met zijn arendsblik.
en wie komt daar binnen?
Jawel hoor... Joris Ongenae.
Louis wenkte hem, en stond recht.
En gaf de man een stevige handdruk.
Hij wenkte de waard. “Patron geeft die mens een glazeke jenever op mijn kosten!"
Hij stond recht en keek de waard dreigend aan.
"Goei jenever hé kameraad!! Genen aangelengden brol hé, of 'k laat uw kot in brand steken verstaan?"
Hij schoof een enveloppe onder Joris Ongenae zijn neus.
“Bekijk dit eens mijn beste.” Zei hij.
Joris opende de enveloppe en trof er enkele foto’s aan.
Op één van die foto’s herkende hij Rosalie, daarvan moest hij toch even schrikken.
En op een andere drie mannen in een kale, smerige ruimte.
Louis grijnsde.
“Kent u dit meisje.” Vroeg Joris.
“Rosalie Dewolf." Antwoordde Lowie.
"Eure naam wordt in één adem vernoemd met die van Charles Verschelden.
Het gerucht ging de ronde dat die twee iets hadden en dat ze samen in het verzet zaten.
Later werd het stil rond hen.
Charles had de stad verlaten, niemand wist waar naartoe.
De mensen namen aan dat Rosalie toch niks met het verzet te maken had, of d'ermee was gestopt.
Maar niks is minder waar zulle.
Dees is het bewijs.
En die drie, dat zijn Engelsen. Ik denk de piloten van diene vlieger die enkele maanden geleden afgeschoten werd.”
Joris bekeek de foto’s aandachtig.
“Nuttige informatie.” Zei hij. "Zeer nuttige informatie.
Waar ze op de Kommandatur in de wolken van zullen zijn.
En bij de Gestapo nog veel meer.
Voor de dag ermee, wat wil je van me”?
“Samenwerken… Zaken doen!
Ik weet dat nogal wat hogere Duitse officieren graag een goed glazeke lusten, en als ze dat voor een prijske kunnen krijgen zullen ze het zeker niet laten liggen.
Gij kent die mannen, Kolonel Erwin Schweinsteiger gaf me uw naam door als zijnde de ideale persoon om in deze contact mee op te nemen.”
“OK." Zei Joris. "Voor de helft van de winst doe ik mee. Maar laten we de details later bespreken.
Ik heb namelijk onverwachts een heel dringende afspraak”.
En weg was Joris.
Nadat hij zijn glas uitdronk.
“U hoort nog van me”, zei hij.

Joris stapte in zijn sportwagen en reed in zeven haasten naar de ‘Kommandatur’.
Liep met stevige tred naar het bureau van ‘Herr Heinrich Klose’, hoofd van de lokale afdeling van de Gestapo en belast met het opsporen en arresteren van verzetslieden.
Hij klopte aan.
“Wer Ist da?” Hoorde hij aan de andere kant van de deur.
"Ich bins, Joris Ongenae, mit sehr wichtige auskunfte." Zei hij.
Herein.” Hoorde hij. En hij liep binnen.
“Mein guter freund Joris.” Begroette de man hem hartelijk. Waarmee kan ik u van dienst zijn.
Joris toonde de foto’s en vertelde wat hij zonet van Louis Van Bossche had gehoord.
En hoe hij Rosalie leerde kennen in het naaiatelier.
“Ik had meteen door dat er in dat naaiatelier, gerund door een feministe en sufragette interessante informatie zou te rapen vallen. Ik papte wat aan met het meisje dat ze als ‘ploegbazin’ had aangesteld.
En had meteen prijs. Ik heb een heel vette vis rond mijn vinger gedraaid grijnsde hij.
Ik weet zeker dat ze iets van plan is, komende maandag zouden we afspreken in dat rendez-vous hol bij het station. En ik weet zeker dat ze haar vriendjes van het verzet zal optrommelen. Ze denken dat ze mij zullen kunnen uitschakelen… Maar!!!!”
Ondertussen wandelde Jeanke de Kommandatur binnen.
“Was machen sie hier?” Riep een jonge korporaal hem toe.
“Ik kom iemand aangeven, waarvan ik weet dat ze bij het verzet zit.”
“Hier warten.” Brulde de korporaal opnieuw.
Even later moest hij mee, hij werd het bureau van een officier binnengebracht.
In ietwat gebrekkig Nederlands vroeg hij.
“Vertel mich van naaldje tot dradchen, was sie wissen.”
En Jean vertelde over Rosalie, over haar relatie met Charles Verschelden, dat ze brieven ronddeelde en andere taken uitoefende voor het verzet. Dat ze mensen uithoorde en die informatie doorspeelde aan verzetslui.
Veel verzinsels ook.
Uit razernij.
Maar de officier hoorde genoeg.
Hij liep naar boven, waar Herr Heinrich Klose nog steeds met Joris Ongenae aan het babbelen was.
Weer geklop op de deur.
“Herr Klose, hier Commandant Joseph Podolski, Ich habe ihn etwas wichtiges zu melden!!!”
“Wilt u even wachten.” Zei hij tot Joris.
Joris wachtte, vijf minuten… Tien.
Buiten aanhoorde Herr Klose de nieuwe informatie over Rosalie Dewolf uit de mond van Commandant Joseph Podolski.
Hij liep weer naar binnen.
“Kom terug om 8 uur vanavond.” Zei Klose.
Dan houden we spoedvergadering met allen die betrokken zijn met het opsporen en uitschakelen van verzetslui.
HEIL HITLER!!!!” Voegde hij eraan toe.
Joris Ongenae stond kaarsrecht en strekte zijn rechterarm.
“HEIL HITLER!!!!” Herhaalde hij.

Lentebriesje 4



Mei 1944
Naarmate de maanden sinds Stalingrad verstreken en de Duitsers almaar meer verliezen te verwerken kregen.
Werd het leven voor de mensen in de bezette gebieden almaar moeilijker.
De radio’s werden in beslag genomen.
Almaar scherpere controles en almaar meer razzia’s.
De Duitsers werden almaar zenuwachtiger en wantrouwiger.
Ze waren bang voor een eventuele invasie vanuit Groot-Brittannië. En een oorlog op twee fronten konden ze missen als kiespijn.
Daarom hield het verzet zich koest en verliep het leven van Rosalie behoorlijk rustig.
Ze werkte in het atelier, hielp in het café en tussendoor hielp ze waar ze waar ze kon.

Maar er was iets dat haar zorgen baarde, waar ze ongemerkt over liep te piekeren.
Jean probeerde steeds weer avances te maken.
Wilde haar voor zich terug winnen.
Maar na het warme gesprek met Nette had ze de moed gevonden om hem te zeggen wat ze wilde zeggen.
“Lieve Jean, je bent een aardige jongen en ik heb je graag als vriend.
Maar meer dan dit kan er niet langer worden tussen ons.
Ook al zijn de herinneringen die we samen koesteren toch zo mooi.
Er is zoveel gebeurd toen je weg was.
De tijd van onbekommerd spelen en ravotten en van zot doen is voorbij nu.
Er is een andere man in mijn leven, en mijn hart behoort hem toe.
Maar je kan altijd bij me terecht als je ergens mee zit, dat beloof ik je.” Zei ze met een warme stem terwijl ze hem strak in de ogen keek.
Hij voelde dat haar woorden oprecht waren, dat ze meende wat ze zei.
Hij leek het te aanvaarden.
OK Hij liet bloemen afgeven aan het café door één of ander straatjochie.
Of ze vond een briefje in de bus, vaak een zelfgeschreven gedichtje.
Ze begreep hem wel.
Hij had het niet gemakkelijk.
‘Lowie Klandestien’ was een bullebak en niet bepaald zachtaardig tegen hem.
Vaak zag ze het als de vrachtwagen van Lowie ergens geparkeerd stond en Jeanke aan het uitladen was.
Toen zag ze hoe hij Jean behandelde, of beter mishandelde! Hoe hij half zat van de jenever die hij constant liep te drinken tekeer ging tegen die arme Jean.
“Allez vooruit, doe voort, komaan uw uren lopen, luiaard!!!”. Vaak gevolgd door een geduchte klap op Jean zijn achterhoofd.
Alleen in de drukte van haar Nonkel Frans zijn café gedroeg hij zich menselijk.
Maar eens buiten, was het weer van “luiaard, snotjoenk, tamzak, imbeciel, lamme kloot", enzovoort.
Rosalie haar hart brak als ze het zag.
Ze kon het niet hebben.
Jeanke verdient toch zoveel beter, dacht ze dan.

Rosalie.
Ze was zo goed van hart.
Ze voelde oprecht mee met zij die het moeilijk hadden.
Hielp waar ze kon.
In het naaiatelier stopte ze al eens een rantsoenszegeltje in de handen van meisjes die er bleek of vermagerd uitzagen.
Bood een woordje van troost en medeleven.
Zo was ze, zo zou ze herinnerd worden.
“Rosalieke, ze had een hartje van koekebrood.” Zeiden de mensen.
Ze kwam Jeanke tegen, hij zag echt mager en ongezond uit.
Ingevallen wangen, ogen die diep in de kassen zaken.
Een zenuwachtige trek om zijn lippen.
Ze voelde een steek in haar hart toen ze hem zo zag.
“Jeanke, we moeten eens klappen.” Zei ze.
“Nee niet over 'dat ene', ge weet hoe ik daarover denk.
Maar zijt nekeer eerlijk.
Die ‘Nonkel Lowie’, wilt ge daar nu echt voor blijven werken?
Hoe die u behandelt, ge verdient toch veel beter dan dat.”
Bij die woorden wreef ze over zijn warrige ietwat vettige haren.
Jeanke wist niet wat zeggen.
Hij voelde hoe Rosalie met hem inzat, maar diep vanbinnen voelde hij nog altijd een diepe pijn in zijn hart. Pijn omdat ze zich aan een andere man had gegeven.
Pijn die zo diep sneed in hart en ziel als ze hem toesprak met haar lieve stem, en ze hem aankeek met haar warme moederlijke blik.
‘Nonkel Lowie’ is de enige familie die ik nog heb. Als hij er niet meer is heb ik niemand meer die voor me zorgt.
Dan sta ik op straat.
Daarom doe ik wat hij zegt.
Ook al is het niet gemakkelijk.
Ik slaap op een tochtig zolderkamertje, maar ik heb toch een dak boven mijn hoofd.
Af en toe mag ik met de meisjes die bij hem in het café wonen mee in bed, als ge verstaat wat ik wil zeggen.
Ik vind dat fijn ja.
Maar geen van die meisjes winden me zo op dan gij Rosalie.
Jij was zo spannend, zo fris. Het was zo heerlijk in het bezemkot.”
“Ik weet het." Zei Rosalie.
Maar er is meer dan dat.
Je bent handig, ge kunt werken als een paard.
Gij verdient meer dan dat.
Gij verdient meer dan het slaafje te zijn van die dikke sjacheraar.
Velen zouden een moord begaan voor een leerjongen zoals jij die zo naarstig werkt en zo snel leert.
Denk hierover na lieve Jean. Je bent wel nog altijd mijn maatje hé.
Ik heb altijd zoveel warmte en sympathie voor u gevoeld. En dat zal altijd zo blijven.
Wat er ook mag gebeuren.
Mijn hart kan ik je niet schenken, maar voor de rest mag je alles aan me vragen. Ik zal er zijn wanneer je me nodig hebt.
Ik wil je helpen waar ik kan, Jeanke.
Want nogmaals Jean… Wat er ook gebeurd? Ik zal altijd UW MATEKE ZIJN!!!!”
Bij die woorden gaf ze Jean een dikke knuffel en een zoen op de wang.
“Denk eens goed na over wat je wil doen met je leven Jeanke. Ik maak me zorgen over jou."
“Bedankt Rosalie.” Zei hij schuchter.
En maakte zich uit de voeten.
Om de hoek stond ‘Lowie’ met zijn camion. Jean stapte in  en weg waren ze.

Naast haar bezorgdheid om Jeanke, waren er nog de drie Britten die verscholen zaten in een oude hoeve ver buiten de stad.
Om de drie dagen fietste ze er naartoe met een mand vol voedsel drinken en af en toe een bidon gas om eten mee op te warmen.
En eens ze daar was nam ze de tijd om even met die jongens te praten.
De jongste heette James, hij was 20 jaar, was pas getrouwd en had een dochtertje Shirley.
Hij vertelde dat ze genoemd was naar Shirley Temple, het gekende kindsterretje uit Hollywood in de jaren dertig.
Hij liet een foto zien van zijn dochtertje. Rosalie was vertederd van dit mooie beeld.
“You’ve got a lovely daughter.” Zei ze dan. Terwijl ze met vochtige ogen keek naar een verfrommelde foto van een lief glimlachend kindje.
“Konden we die jongens maar helpen om thuis te geraken, hen uit de klauwen van die ‘vieze stinkende rotmoffen houden’.” Dacht ze dan telkens weer.
Rosalie bleef graag babbelen met die Britse jongens. Hun verhalen over het leven in het verre Engeland fascineerden haar.
En steeds hield ze dan even die jongens hun handen vast, of woelde dan zacht door hun haar. Zo schonk ze hen enige troost, en trachtte ze hen wat warmte en geborgenheid te geven. Daar in die muffe vervallen hoeve waar het vaak koud en tochtig was.
“You’re a good girl.” Fluisterden ze dan zachtjes. Diep geraakt door de warmte en sympathie van dit lieve jonge Vlaamse meisje.
Met spijt in het hart moest ze afscheid nemen, telkens weer.

Dan trok ze naar het naaiatelier om te gaan werken.
Weer raakte ze aan de praat met Nette.
“Nette.” Vroeg ze dan.
“Ik weet dat je hier niet graag over praat.
Maar die ‘Lowie Klandestien’, wat voor iemand was dat?”
Nette zuchtte diep.
Ze wist wel waarom ze dat vroeg.
“Weet je Nette.” Zei Rosalie. Hij kwam Jeanke halen, jaren geleden. Beweerde dat hij zijn nonkel was.
Ik geloof dat niet. Ik vind hem zo louche, zo onbetrouwbaar.”
“Daar heb je alle reden toe.” Zei Nette.
’Lowie Klandestien’ is zo’n gluiperige mooiprater die alles in zijn voordeel wil regelen.
Ik herinner me nog het gesprek met mijn moeder.
Hij deed zich voor als broer van mijn vader, een verloren gewaande broer die iets wilde terug doen voor zijn familie.
En hij wilde in ruil voor een ferme smak geld mij meenemen naar zijn thuis.
‘Bij mij kan Nette een betere toekomst hebben’ zei hij.
Ma trapte erin, ik moest mee met Lowie.
Maar eens bij hem thuis moest ik me uitkleden, ik weigerde, was bang en beschaamd. Ik alleen met die stinkende vetzak in die smerige achterkeuken. Hij sloeg me dan met zijn grote zweep.
Toen moest ik op de tafel liggen met mijn benen open.
Lowie verkrachtte mij. Ik was nog geen 14 jaar oud Rosalie”. Zei Nette met een snik in haar stem.
Verstaat ge nu waarom ik daar niet graag over praat.
Die klootzak verkrachtte mij en dwong me om me te prostitueren.
Ik moest ‘met venten mee naar boven gaan’.
En me door hen laten neuken in een smerig en vochtig kamertje op een vuil stinkend bed.
Ik geraakte zwanger, hij aborteerde het kindje in mijn buik met een roestige breinaald.
Daardoor zal ik nooit nog kinderen kunnen krijgen Rosalie.
Dat ging zo jaren door.
Toen kwam een dame, het was Madame Graciënne, ze smeet geld op de toonbank, hij moest mij en de andere meisjes die hij dwong zich te prostitueren met haar meegeven, of heel zijn handel zou aan de douane en het gerecht doorgespeeld worden.
Daar was hij als de dood voor.
Ik hoor het hem nog zeggen toen hij mijn zak met kleren van de trap gooide.
‘Scheer u weg duvelsjoenk, ik wil u nooit meer zien vuil hoere'... "
Nette was aan het schreien. Rosalie troostte haar, streelde zacht haar haren.
“Rosalie.” Zei Nette.
“Gij zijt zo’n lieve, zo’n zachte, zo’n meevoelende.
Ik weet wel waarom ge dat vraagt. Gij zijt bezorgd om Jeanke. En ik versta dat.
Ik kan zo voorstellen hoe Lowie hem behandelt.
Ik zag het bij andere jongens. Slaan, schoppen, uitschelden.
Het is een bullebak en een KLOOTZAK!!!”
Nette gaf Rosalie een zoen op haar voorhoofd.
Rosalie pakte Nette eens goed vast.
“Ksien u geiren.” Zei Rosalie.
“Ik u ook Rozeke.” Zei Nette. “Heel hard zelfs, lieve toffe Mie.”
Toen gingen beide meisjes uit elkaar.
De werkdag zat er weer op.
Na een lieve warme knuffel nam Rosalie afscheid van Nette.
Het was helaas de aller, aller, ALLERLAATSTE KEER!!!!.
Dat ze haar lieve vriendin Nette zag.

Die nacht gebeurde er iets vreselijks.
Nette had al een poosje een verhouding.
Met André, een flinke boerenzoon.
Dat kwam ook de andere meisjes in het pension ten goede want van André kreeg ze vaak pensen, worsten, en andere goedkope stukjes vlees van het varken mee. Alsook kool, rapen, aardappelen en ander lekkers van het land.
Maar ja zo’n gezonde boerenzoon wilde daar wel iets voor in de plaats.
En ‘dat’ moest dan wel onopgemerkt gebeuren.
Zonder dat zijn diepgelovige Katholieke ouders het in de gaten kregen.
In de koeiestal, de hooischuur of boven op zolder.
Hij laafde zich aan het mooie lichaam van Nette en Nette zelf liet zich ook helemaal gaan.
“Ooh lekkere boerenvent, geef het me, geef me je liefde, je passie. Geef alles wat je in je hebt !!!”.
En hij gaf het, in alle standjes.
Die fatale avond deed hij dat ook, maar daardoor was toen ze huiswaarts reed de ‘spertijd’ reeds overschreden.
Een paar Duitse soldaten hielden haar tegen, en haalden meteen de inhoud van haar fietsmand eruit.
“Sieht ja nicht zo gut aus fur dich Fraulein. (Ziet er niet zo goed uit voor jou juffrouw)" Zei één van hen met een vettige grijns op zijn gezicht. En hij trok haar van haar fiets.
Eén van hen hield in zijn borstzak een fles ‘Schnaps’. Nu was het Duitse leger in die dagen erg streng.
Werden ze door een officier terwijl ze in dienst waren met een fles Schnaps betrapt, dan zag het er niet zo goed uit voor hen. Maar ja, jonge mannen in dienst in een veel te lange oorlog.
Wat doen ze dan? Foute dingen. Drinken, meisjes lastig vallen…
“Schau mahl deinen körper liebling (toon eens je lichaam schatje)." Zei een andere. Terwijl hij haar van haar fiets sleurde en haar rok naar beneden wilde trekken.
“Hey was soll das (hey wat moet dat)?". Brulde ze terwijl ze één van hen wegduwde.
De andere gaf haar een klap met zijn geweer.
Half versuft viel ze op de grond.
De twee trokken haar dieper de bosjes in en rukten de kleren van haar lijf. Maar Nette kwam sneller dan hen lief was bij haar positieven en begon zich heftig te verzetten.
“Bende Godverdomse smeerlappen !!!!” Brulde ze, en ze gaf één van die soldaten een klap in het gezicht.
Dit maakte hem zo boos dat hij keihard uithaalde.
Hij sloeg haar vol op het hoofd met de kolf van zijn geweer.
Eénmaal, tweemaal, driemaal... Met brute kracht.
Ze viel op de grond en bleef roerloos liggen.
Ze was DOOD!!!!
Beide soldaten zetten het op een lopen, uit schrik voor de zware straf die hen te wachten stond wanneer dit uitkwam.
Een landbouwer vond haar en verwittigde de rijkswacht.

Diezelfde avond.
Lowie Klandestien kwam aan in zijn woning, annex smokkelaarsnest, annex hoerenkot.
"Jean waar zit ge gaase luien duvel!" Brulde hij terwijl hij een gulzige slok nam van de fles jenever die hij van het schap had genomen.
Jeanke was op zijn kamer, één van de vele ‘meisjes van plezier’ was hem oraal aan het bevredigen.
Lowie trok haar van hem weg en duwde haar naar de deur. "Nor beneje vuil hoer, gaat de vuil glazen afwassen en rap een beetje!" Schreeuwde hij.
Daarna beveelde hij Jean om zijn kleren aan te doen.
“Hoe zit dat naa met die Rosalie?” Vroeg hij.
“Wat weette gij van eur?”
Jean kon niet veel antwoord geven.
“Dat ze ’s avonds helpt in het café van haar nonkel, en overdag werkt ze in het naaiatelier.”
“Bij Graciënne ‘de sufragette’.” antwoordde hij cynisch. “Met die smerige feeks heb ik ook nog een serieus eike te pellen.” Zei hij met een ingehouden woede in zijn stem.
“Voor de rest weet ge niet veel van eurr hé.
Heeft ze nog contact met diene paljas van een Charles Verschelden?”
“Nee.”Was het antwoord. "Niet da 'k weet."
Lowie gaf Jean een klap op het achterhoofd.
"Niet da 'k weet zei them... "
Er volgde een tweede klap.
"Niet da 'k weet!
Godjammenas!! Gij zijt toch echt gene cent waard hé, LUIAARD!!!!
Ik denk dat ge meer bezig zijt met “hoe steek ik mijn stang in Rosalie eur preut.” Dan met de opdracht die ik u gegeven heb… Gijsen ONNOZELAAR!!!”
Lowie schold de arme Jean nog maar eens de huid vol.
“Onnozelaar, Stoemekloot, slappe schotelvod, lulhannes, sukkeleir, nietsnut… “ Eindeloos, eindeloos.
Jean kreeg ook heel wat slagen en schoppen te verwerken.
“Kijk hier é menneken… Ik heb contact met ne péé die zeer dicht staat met Generaal von Falkenhausen!!!!”
Hij keek Jean indringend aan, Jean wist niet wat zeggen of doen. Dat stond Lowie die al wat aangeschoten was totaal niet aan.
“Hallooo loemp verken!!!!  Verstade gaa me niet?
Zijde gij pottedoof? Of gewoon LOEMP!!"
Brulde hij keihard in Jean's oor.
"Ik heb het over Ernst Alexander Alfred Herrmann Freiherr von Falkenhausen!!!!!”
Weer kreeg Jean een klap in het gezicht.
“Dat is wel de grote chef van de Duitse bezettingstroepen in België en Noord-Frankrijk hé kameraad!!!” Brulde Lowie hem nog harder in het oor.
“En daarom kunde gaa zien dat ge tegen volgende week een lijst met namen, en als het efkes kan ook adressen en andere gegevens hebt van gasten waarmee dat joenk van een Rosalie zoal mee omgaat.
Ik wil die contactman een lijst met interessante op te pakken verzetsidioten kunnen onder de neus duwen. Want dan weet dieje pee dat we aan hunne kant staan en gaat hem interesse hebben om met ons samen te werken, om ZAKEN TE DOEN!!!
Dan kan ekik cognac, whisky en andere korten drank leveren aan de Duitse officieren over heel België en Noord-Frankrijk.
Snapt ge dat????IMBECIEL!!!
Daarom, windt die Rosalie om uwe vinger, vraag ze uit. Maar houdt uwe 'flosj' onder controle.
Als ge wilt poepen? Hier lopen sletten genoeg rond om er uwen pijp nekeer in uit te kloppen!"
Maar nu werd het Jean teveel.
“Poept uw sletten zelf apsjaar!!!!” Brulde hij.
"Nooit ga 'k Rosalieke verraden... JAMAIS!
Ik zou het mezelf nooit vergeven als ze door mij in de miserie komt.

Rosalie is één van de weinige mensen die echt om me geeft. Die echt bezorgd om me is.
En nee vetpens, ge moet me niet buiten smijten. IK VIND DEN UITGANG ZELF!!!!
SALUT EN DE KOST!!!”

En weg was Jean.
Hij nam een oude fiets die tegen de gevel stond, en reed met krachtige pedaalslagen naar de stad.
Waar hij hoopte nieuw werk en een onderkomen te vinden.
Lowie nam een ferme slok van zijn fles jenever en lachte luid.
Zijn bulderlach galmde door het huis.
Jeanneke, die gewoonlijk achter de toog stond kwam de kamer in en vroeg wat er aan de hand was.
“Och nikske.” Zei Lowie met dikke tong.
“Ons Jeanke is gaan lopen, hihihi.” Lachte hij, terwijl hij een slok van zijn fles jenever nam.
“Gaat ge er niet achteraan?” Vroeg Jeanneke.
“Zijde gaa zot ofwa? Voor wie zijnen heiligen zou kik achter da loemp verken zijn gat moeten ghon lopen? Zeg me dat naa is nekeer.
Hey... Khebbe kik wel ander dienges te doen zulle.
Ik geef hem één week. Eén week lekker Jeanneke.

En hij staat hier terug met hangende pootjes!!!!”
Wederom lachte hij luid, terwijl hij de deur van het kleine zolderkamertje sloot.
“Kom lekker Jeanneke doe maar uw kleren uit en legt u op 't bed, Lowieke heeft goesting.”
Waarna hij zijn lusten botvierde op Jeanneke Stercx. Met haar 27 jaar één van de oudste dame's in dienst van Lowie Clandestien. Zij runde zijn café en bordeel en hield toezicht op de meisjes wanneer hij er niet was.

De volgende ochtend.
Rosalie was weer op weg.
Met eten voor de Britse soldaten.
Ze kruiste een vrachtwagen.
Ze wist niet.
Dat het Lowie Klandestien was die achter het stuur was.
Ze kon hem dan ook nauwelijks zien in het schemerdonker en zat hij hoog in de cabine.
Hij herkende haar wel.
“Hier se doar se, Rosalieke se.
‘Rosalieke van de velomaker'.” Grijnsde hij.
“Waar goade gaa zo vroeg in de morgen noartoe mijn kinneke?” Zei hij luidop.
“Daar wil ik nu toch nekeer 't fijne van weten."
Hij ging aan de kant en draaide snel en niet te opvallend zijn camion in de andere richting.
Hij zag hoe Rosalie een veldweg insloeg.
Hij reed achter haar, op een veilige afstand.
Hield haar in de gaten met de verrekijker die ergens tussen de vele rommel in de cabine lag.
Hij zag hoe ze halt hield bij een oude hoeve.
Ze ging naar binnen.
Hij zette zijn camion aan de kant en sloop naderbij.
Ze liep weer naar buiten.
Hij verborg zich achter een muurtje.
Nam snel enkele foto’s.
Hij zag haar wegrijden op haar fiets, ze vervolgde haar weg in de zelfde richting als voordien.
Daardoor zag ze zijn vrachtwagen niet wat verder aan de kant stond.
Had ze er dus geen enkel idee van dat ze gevolgd was.
Dan werd het stil, hij keek schichtig in het rond.
Er was niemand te bespeuren.
Hij sloop naar binnen.
In een hoekje zag hij drie mannen zitten.
Hij hoorde hen praten.
In het Engels.
Meer moest hij niet weten.
Hij nam nog een foto.
Zonder flits, zodat het risico bestond dat de foto's waarschijnlijk mislukt zouden zijn.
Maar het was intussen al licht geworden en de mannen zaten net onder een raam in het invallende licht.
Dat gaf hem hoop.
Dan ging hij terug naar buiten en wandelde hij terug naar zijn camion.
“Ik heb Jeanke groot bakkes niet meer nodig.
Dees is op zijn eigen al heel interessant." Grijnsde hij.
"Wacht maar bende paljassen van 't verzet hahaha!
Ge gaat zoveel praat niemeer hebben als de Duitsers die foto's onder ogen krijgen."


Rosalie kwam aan in het naaiatelier.
Er heerste een bedrukte stemming.
“Wat is er gaande vroeg ze?”
“Hoe? Weet ge dat dan niet?” Zei één van de meisjes.
"Wat moet ik weten?" Vroeg Rosalie.
Maar toen werd het stil.
Madame Graciënne kwam de zaal binnen.
Ze droeg een zwart kleed.
Leek of ze in de rouw was.
De meeste meisjes begrepen het, zij waren al op de hoogte.
Rosalie niet.
“Lieve medewerksters.” Begon ze.
“Velen weten het al, anderen nog niet.
Maar afgelopen nacht heeft het onheil ons getroffen.
Onze geliefde ploegbazin Henriette Peeters werd afgelopen nacht dood aangetroffen langs een invalsweg hier vlakbij.
Ze werd aangetroffen door een landbouwer en naar ik vernam zag hij ook vlak ervoor enige Duitse soldaten panikerend weglopen.
De Wehrmacht beloofd dat ze die dingen zal onderzoeken, maar ik en velen met mij twijfelen daar zeer zwaar aan.
Wat er ook van zij.
Onze geliefde Henriette, bijgenaamd Nette is niet meer onder ons.
Daarom had ik graag even een minuut stilte gevraagd ter harer nagedachtenis.”
Rosalie verbleekte…
“Nette… Dood??? Dit kon, mocht niet waar zijn."
Ze hield haar handen voor haar gezicht, voelde de grond onder haar voeten wegzakken.
Haar hart werd verscheurd door intens verdriet.
Tranen liepen over haar wangen.
Enkele meisjes zagen het en ondersteunden haar.
Ze wisten hoezeer Nette en Rosalie bevriend waren.
Een week later werd Nette begraven.
Rosalie was ziek van verdriet.
Met betraande ogen stond ze voor de kist.
“Lieve Nette… Ik had u nog zoveel te vertellen.
Jij was als een grote zus voor mij.
Verdomme, waarom toch? WAAROM TOCH???” Zei ze huilend.
De emoties werden haar te machtig.
Na wat er met Nette gebeurde, haatte ze de Duitsers nog meer.
“Iedereen die ik geiren zie pakken die klootzakken van me af.
Mijn ouders, mijn broers en zusje, Nette… Charelke.
Waarom mag ik niet gelukkig zijn?" Huilde ze.
“Waarom moet ik iedereen die ik zo graag zie telkens weer afgeven?”
Nog meer verlangde ze ernaar om Charles terug te zien.
“Ik zou mijn leven voor hem geven, hij is de enige die ik nog heb?” Dacht ze stilletjes als ze weer alleen in haar bedje lag.
Heel af en toe werd er een brief voor haar afgeleverd op het adres in de Schaarstraat waar ze vaak heen moest om instructies te krijgen.
Een brief van haar lieve Charelke.
Die verborg ze en las ze dan thuis op haar kamertje.
Zo las ze op een avond het volgende.

“Mijn lieve Roosje.

Mijn opdracht in Brussel zit er bijna op, dra zal ik instructies krijgen voor een nakende zeer belangrijke opdracht hier bij ons. Een opdracht waar ook voor u een heel belangrijke rol is weggelegd.
Ik kan u nog niks verklappen, maar… We zullen gauw weer samen zijn lieve Roosje !!
Ik kijk er nu al naar uit om jou weer te zien. Om uw zachte mondje te kussen, je in mijn armen te sluiten.
En om nog eens zoals die ene keer tussen de kolenzakken van jou oprechte zoete liefde te mogen genieten.
De pronte juffrouwtjes en kokette ‘mamzellekes’ hier in Brussel proberen mij rond hun vinger te winden.
Maar geen van hen kan u en uw oprechte liefde vervangen.
Hier alleen op mijn kamer heb ik veel nagedacht en mijn besluit is genomen.
Dat jij de enige vrouw voor mij bent. En dat ooit… MIJN kind in jou mooie buikje zal groeien tot een lief schattig ‘boeleke’ dat hopelijk net zo’n schone oogskes heeft als gij.
Lieve Roosje, Lentebriesje.
Ik tel de dagen af tot ons wederzien.
En ik weet dat gij dat ook doet.
Ik heb de vreselijke dingen vernomen, over wat er met uw collega en goeie vriendin op het werk is gebeurd.
Ik weet dat uw hartje vol verdriet zit, en het doet me pijn dat ik er niet zijn kan om jou te troosten.
Maar hou vol lieve Roosje.
Bijt op uw tanden schatteke.
De dag komt dat we elkander in de armen zullen sluiten.
En dat ik u nooit maar dan ook nooit nog zal loslaten.

Een tedere kus voor u op uw zacht mondeke.
xxx
Uw Charelke.


Rosalie sloot de brief en hield hem dicht tegen haar hartje.
“Oooh Charelke." Zuchtte ze.
“Ik zien u toch zoooo geiren.”
De volgende dag werd Rosalie in het naaiatelier op het bureau van de bazin Madame Graciënne geroepen.
Ze zat kaarsrecht achter het grote eikenhouten bureau, haar haren opgestoken, bril op haar neus.
Haar blik strak vooruit.
Ze straalde één en al zelfzekerheid uit waarin je een geboren leidster herkende.
Ze was ongehuwd, en toch noemde iedereen haar zeer respectvol ‘Madame’.
Omdat ze er tegen alle verwachtingen in, erin slaagde om van een klein naaiateliertje een winstgevende zaak te maken en veel vooral jonge vrouwen tewerk te stellen.
Ze dwong respect af, tot in de hoogste kringen. Waar veel van haar vaste klanten deel van uitmaakten.
Toen Rosalie binnenkwam glimlachte ze.
“Zet u Rosalie." Zei ze rustig.
Rosalie zette zich neer, was een beetje zenuwachtig.
Maar ze begreep dat Madame Graciënne haar op haar gemak wilde stellen met haar zachte warme glimlach.
“Rosalie, Ik wil dat jij Henriëtte Peeters opvolgt als ploegbazin van het atelier.”
Rosalie hapte naar adem. “Ik… Maar Madame, ik.”
“Ik sta erop Rosalie.” Zei Madame Graciënne beslist terwijl ze Rosalie aankeek.
“Jij bent intelligent, je kan goed met mensen omgaan, leiding geven.
Jij hebt alles in je om iemand te worden Rosalie.
Ik bewonder jou.
Ik bewonder ook jou inzet en engagement voor ‘het verzet’.
U weet dat ik in kennis ben met een lieve man, iemand die mijn hart heeft beroerd.
Het is de man die u ontmoet voor het krijgen van instructies in het huis in de Schaarstraat.
Hij is meer dan in de wolken over jou inzet.
En ik ook.
Want net als jij ben ik allerminst gediend met de aanwezigheid van soldaten in dienst van één van de wreedste en gemeenste dictators die op dit moment de macht heeft.
Ik bewonder jou idealisme Rosalie.” Zei Madame Graciënne Van Ackere met een lieve zorgzame stem.
Toen legde ze haar hand zachtjes op die van Rosalie.
Ze voelde hoe Rosalie trilde van de zenuwen.
“Een meisje als jij wil ik steunen op welke manier dan ook om vooruit te komen in het leven.
En daarom heb ik besloten dat jij Nette zal opvolgen en de leiding zal nemen over de meisjes in het atelier. En als je in die functie zo je best doet als je reeds gedaan hebt, dan heb ik nog veel meer voor jou in petto Rosalie.
Maar alles op zijn tijd natuurlijk."
Rosalie was ontroerd.
“Merci Madame.” Zei ze snikkend.
“Dit is een hele eer voor mij, Nette was altijd een beetje mijn grote voorbeeld geweest.
Ik zag haar als een grote zus, aan wie ik me optrok.
Nogmaals Merci Madame.” Zei Rosalie terwijl ze haar bazin recht in de ogen keek.
Graciënne stond recht en streelde zacht door Rosalie haar blonden krullende haren.
“Weet je, ook Nette had enorm veel bewondering voor jou.
Dat vertelde ze me meer dan een keer.
En de warme blik in haar ogen, die sprak boekdelen.
Ik weet zeker, ze zou het zo gewild hebben.” Toen werd Graciënne even heel stil.
Wat er met de Nette gebeurde had haar enorm aangegrepen.
“Weer een jonge vrouw die een zinloze dood stierf, slachtoffer van mannen die hun autoriteit en macht misbruikten om een vrouw te onderdrukken en misbruiken.” Dacht ze dan.
Dit had ze zo vaak zien gebeuren, telkens opnieuw.
Ze kon er maar niet aan wennen, het maakte haar alleen maar bozer en strijdbaarder.
Maar dan vermande ze zich.
“Meer heb ik niet te zeggen. Je mag beschikken Rosalie.” Zei ze met een warme en hartelijke stem.
Ze gaf haar ondergeschikte een warme handdruk en glimlachte zachtjes.
Toen zag ze hoe Rosalie de deur achter zich dichtsloot.
Ze voelde warmte in haar hart.
Warme genegenheid voor dat jonge dappere meisje met haar hart vol liefde en genegenheid voor de weinige familie die ze nog had en voor haar collega's en natuurlijk voor Charles.
En zo vol van idealisme en strijdlust.
Ze keek door het raam en zag Rosalie wegrijden op haar fiets, ze verdween in het drukke verkeer van de straat waar het naaiatelier zich bevond.
Rosalie ging op tussen de voetgangers, fietsers, stootkarren enzovoort.
Haar werkdag zat erop.
Alweer een verstreken.
Alweer een dag dichter bij de terugkeer van HAAR CHARELKE!