Pagina's

dinsdag 15 augustus 2017

De Klaverhoeve 4


Het is de jaarlijkse kermis in het dorp.
De tricolore vlaggen hangen uit.
Overal in de straten hingen wimpels uit.
De harmonie speelde de vrolijkste deuntjes.
Er kwam een skatepark, vlak bij de kerk.
Op het braakliggende stukje grond dat het kerkhof scheidde van de oude pastorie.
Een eigen plekje voor de dorpsjeugd.
Omgeven door een muur.
Die ze zelf mochten van een eigen kleurtje voorzien.
Joyce had een mooi ontwerp klaar.
Dat in de smaak viel bij de andere jongeren in het dorp.
Elke vrijdagavond, zaterdag en zondag, alsook elke vakantiedag werd er aan gewerkt.
Joyce gaf aanwijzingen.
Al snel bleek dat het meisje een sterk karakter was en de leiding wist te nemen over de andere jongeren.
Die keken erg op naar haar.
Naar haar kunstzinnige talenten.
Naar haar sterke karakter.
En haar intelligentie.
Nu was het werk klaar.
De burgemeester huldigde het skatepark in.
En feliciteerde haar voor haar mooie ontwerp.
Ze keek verlegen weg.
Willem stond naast haar.
Sloeg zijn handen om haar buik.
"Ik ben trots op je meisje," zei hij teder.
"Ge hebt dat heel goed gedaan."
Er stond een podium bij het skatepark.
Een lokaal rockbandje gaf het beste van zichzelf.
Joyce genoot.
Schudde heftig mee met de muziek.
Maar er was iets wat velen opviel.
Terwijl iedereen pintjes dronk.
Hield ze het op cola en spuitwater.
"Moet gij geen pint hebben Joyce?" Vroeg iemand.
"Nee, sorry. Ik heb al meer of genoeg smeerlapperaa gezien in mijn leven door alcohol en drugs.
Ik hou mij daar verre van af."
Na de verbazing kwam het respect.
"Zoals gij Joyce, zo moesten er meer zijn."

De band speelde een traag liedje.
Joyce nam Willems hand.
"ga de mee dansen maatse?" Vroeg ze.
Ze dansten.
Joyce keek hem diep in de ogen.
"Da's toch een schoon koppel eh", zei Gitte een meisje uit het dorp waarmee Joyce het goed vinden kon.
"Joyce is een meiske met een hart van goud.
De Willem is met zijn gat in de boter gevallen," zei Wannes zijn broer.
Ineens fluisterde ze in zijn oor: "Maatse 't jeukt een beetje. Als ge versta wa 'k wil zeggen?"
Willem verstond het maar al te goed.
"Laten we naar huis gaan?"
"Neeje zot! Zo ne schuune zwoele zomeravond.
Dat vraagt toch om het gewoon buiten te doen.
Ik zijn der gereed veure, veur onzen eerste keer.
Lot ons der ietske speciaals van make.

Kom schattebol, ik verlang hier zo hard naar".
Ze nam Willem bij de hand en ze liepen weg van het dorpsplein.
Weg van het kermisgewoel.
Het dorp uit.
Op weg naar De Klaverhoeve lag er een groot maisveld.
Joyce en Willem liepen in het veld.
Daar trok ze haar t-shirt en BH uit en omhelsde ze Willem en begon ze hem te tongzoenen.
En wiegde sensueel met haar heupen terwijl haar handen over zijn rug en kont gleden.
"Khem wree vele goesting nu Willem." Zei ze smekend.
"Leg maa op de grond, trekt mijne broek uit en pak me.
Pakt me gelijk dat ge mij altijd al wilde pakken, als ge 's nachts van mij lag te drome."
Willem tilde haar op legde haar zacht op de grond.
Knoopte haar short los en schoof die naar beneden.
Streelde haar heerlijke poesje.
"Ooooh," kreunde Joyce zachtjes.
"Uw handen zijn zo zalig maatse.
Maar uwe lul... Die is nog waarschijnlijk nog vele zaliger.
En daar verlange kik nu zo hard naar."
"Niet zo ongeduldig meiske," zei Willem die zijn T-shirt uittrok.
"Gewoon efkes genieten nu.
Gewoon efkes genieten."
Hij streelde het kutje van het knappe meisje dat naakt in het maisveld lag, waarna hij haar lekker lang befte.
Daarna kuste hij haar buik terwijl hij haar verder met zijn vingers bevredigde.
Hij likte haar borsten en zoog zacht op haar tepels.
"Is dat niet zalig?" Fluisterde hij in haar oor.
"Ooooh jaaaah mijne lieve schattebol," kreunde ze.
Hij zoende en likte haar prachtige lichaam.
Haar volumptueze borsten.
Haar strakke buik.
En zo naar beneden.
Gaf het meisje opnieuw een lekker lange befbeurt.
"Ooooh, oooooooh, ooooooooh!!!" Kreunde Joyce.
Ze kwam kreunend en schreeuwend klaar.
Daarna drong hij in haar binnen.
Gaf haar een heerlijke beurt.
"Harder maatse, harder!" Smeekte Joyce.
Het was een heerlijke avond.
Een heerlijke windje streelde de mais.
En ook Willems rug.

Ineens...
Voelde hij regendruppels.
Willem hield op.
"Ge hebt toch gene schrik van een beke regen zeker?
Gewoon doorgaan maatse.
Vrijen in de regen dat is 't toch helemaal de max, toch?".
Er klonk gerommel in de verte
"Nee Joyce," zei Willem.
Het onweert.
We moeten veiliger oorden opzoeken.
Hier is het risico op een blikseminslag te groot.
Hij trok zijn broek aan.
Joyce baalde.
"Godverdomme, het was just zo tof nu.
Dat moest de nacht van maan leven worden."
"Dat kan het toch nog altijd schatje", zei Willem terwijl hij zijn meisje dicht tegen zich aantrok.
Kom we gaan naar de schuur.
De regen viel met bakken uit de hemel.
En het waaide.
Het was een hevig onweer.
In het dorp vluchtte iedereen naar huis of naar de twee dorpscafé's
Die ineens stampvol zaten .
Ook Achiel en Gerda zochten de droogte op in Herberg De Vergulde Zwaan.
"Waar zijn Joyce en Willem"? Vroeg hij.
Wannes, Kevin, Thomas en Shana Joyce haar beste vriendin in het dorp kwamen ook de herberg binnen.
Samen met nog een stel uitgeregende jongelui.
"Weten jullie waar Joyce en Willem zijn?" Vroeg Achiel.
"Die", zei Wannes.
"Die zijn rustiger oorden gaan opzoeken.
De vonken sprongen er goed af, ge had ze moeten zien dansen.
Dat is echt wel dikke mik tussen die twee pa."
"Ik hoop dat ze maar zo verstandig zijn om veiliger oorden op te zoeken," zei Achiel.
Intussen liepen Joyce en Willem zich de benen uit hun lijf.
Plots zagen ze een fel licht.
Een bliksem, heel dichtbij.
Ze konden de elektriciteit voelen.
Daarna een enorme knal.
Een vonk, vanuit De Klaverhoeve.
"Fuck!!!" Riep Willem.
"Da's bij ons".
Hij zag vlammen oplichten.
"Godverdomme, de koeienstal!!!"
Willem versnelde, Joyce volgde.
Ze hoorden de koeien loeien, de dieren waren hoorbaar in paniek.
Willen nam zijn GSM, maar die was al te doorweekt.
"Godverdomme, die kan ik al vergeten."
"Joyce, loop snel naar het woongedeelte en bel de brandweer.
En tracht pa of ma te bereiken, rap!"
Joyce liep naar binnen.
Nam de vaste telefoon en belde de brandweer.
Daarna belde ze Achiel op.
Maar die leek zijn GSM niet te horen.
"Allez pakt nu toch oep joengne." foeterde het meisje.
Voicemail ging af.
Joyce hing op en probeerde opnieuw.
Ditmaal nam hij wel op.
"Vader Achiel 't Is Joyce ier!! De bliksem is ingeslagen op de koeienstal. Ge moet sebiet komen.
Joat Vaoder, de pompiers zaan al onderweg!"
Ze hing op.
Ze hoorde het geloei van de koeien.
Liep naar de koeienstal.
"Willem!!!" Riep ze.
"Willem waar zijde maatse!"
Ze zag de koeien in paniek de stal uit rennen.
Maar waar was Willem.
De vlammen sloegen om zich heen.
En dan ineens.
De angst sloeg het meisje om het hart.
Willem lag midden in het gangpad.

"'t Is nie woare.
Vertrappeld deure de koeien"!!!
Ze liep de stal in...
"Willem!!!!" Schreeuwde ze.
"Godverdomme maatse!!!
Wordt wakker maatse.
Laat me nie in de steke nu, komaan."
Ze schreeuwde wanhopig zijn naam.
"WILLEM!!!!"
Ze tilde hem op.
Strompelde met Willem in haar armen naar buiten., wat niet meeviel voor haar.
Want Wiillem was een stevige knaap.
Joyce had moeite om hem vast te houden.
Moest lossen.
Ineens bewoog Willem het hoofd.
"Willem maatse, we moeten hier weg".
"Waar, ben ik," Vroeg hij.
"Sta recht Willem," gebood Joyce.
"We moeten naar buiten.
De vlammen slaan overal om zich heen.
Willem was gelukkig niet ernstig gewond.
Hij kreeg een stamp van een koe en was even buiten westen.
Joyce hielp hem overeind.
"Kom maatse, we moeten het halen.
We goan het halen, uurde dadde!"
De hitte werd ondraaglijk.
De rook verstikkend.
Joyce slaagde erin om Willem in veiligheid te brengen.
"Ik ga rap de boxen van de laatste koeien openen," zei Joyce.
"Nee," zei Willem.
"Het is te laat.
We kunnen niets meer voor die beesten doen,"
Maar Joyce.
Ze was niet te houden.
Ze liep de stal in, de verzengende hitte trotserend.
Opende de deuren, dat het metaal al goed verhit was deerde haar niet.
"Kom beestekes naar buiten, Ju!!!"
Ze joeg de laatste zes runderen naar de uitgang.
De vlammen likte gretig aan alles wat op hun weg lag...

EN TOEN GEBEURDE HET!!!
Willem krabbelde overein en leidde de laatste runderen naar de weide even buiten het erf.
Het bleef ongenadig regenen.
Dan ineens hoorde hij een hels gebulder.
Het dak van de stal stortte in.
Willem draaide zich om.
Hij zag Joyce die zich haastte naar de uitgang.
Het brandende dak...
VIEL MET VOLLE GEWELD OP HET ONGELUKKIGE MEISJE!!!!
Joyce Tempels had geen schijn van kans.
Nog voor ze het doorhad wat er gebeurde.
Viel het brandende dak met gebinte en al op haar, terwijl ze op minder dan een meter van de uitgang stond.
Willem schreeuwde het uit.
"NEEEEEEEEEEEE!!!!!!!" Schreeuwde hij.
Een vuurbal steeg op.
Even later vielen ook de muren neer.
De brandweer reedt het erf op.
Willem viel huilend op zijn knieën.
En staarde als versteend naar de ingestortte koeienstal.

Mensen kunt ge u voorstellen.
Hoe ruw en hartsverscheurend de schreeuw van Willem klonk.
Toen hij zag hoe het brandende dak de ongelukkige Joyce letterlijk vermorzelde.
De toegesnelde brandweerlui begrepen al snel dat er voor hun ogen een diep menselijk en hartverscheurend drama afspeelde.
Ze riepen een ambulance.
De hulpverleners dienden Willem een verdovend middel toe en hij werd gewikkeld in aluminiumfolie naar de ambulance gebrand.
Dan kwamen ook Achiel en zijn echtgenote Gerda toe, een politieagent lichtte hen in over wat er gebeurd is.
De schok kwam voor het echtpaar Gijsbrechts hard aan.
Alsook voor de andere bewoners die niet lang daarna arriveerden.
Achiel staarde naar de smeulende resten van de koeienstal.
"Joyce, godverdomme.
Meiske toch.
Jongske toch".
Hij huilde.
Iedereen die rond hem stond kende hem, als een nukkige koppige geharde boer.
Nooit zagen ze ze hem huilen.
Nu wel.
Hij schudde het hoofd terwijl de tranen over zijn wangen rolden.
Ook Gerda stond bitter te schreien.
Ondersteund door haar jongste zoon Wannes.
Politie en gerecht kwamen ter plaatse.
Pas in de vroege ochtend, toen de brandweerlui er zeker van waren dat alle vuur geblust was en dus niet meer kon opflakkeren.
Kon men het verkoolde lichaam van het ongelukkige meisje bergen.
De wetsdokter onderzocht haar stoffelijk overschot in een tent naast de stal waar rechercheurs en agenten bleven af en aan lopen.
"Schedel verbrijzeld", zei hij.
"Ze heeft amper iets gevoeld.
Het was meteen voorbij.
Maar toch.
Zonde van zo'n jong en beloftevol meisje."

De schok in het dorp was groot.
Niemand kon het geloven.
De avond voordien was Joyce nog in hun midden.
Lachend.
Gelukkig.
Dansend met haar grote liefde Willem.
Haar mooie blauwe ogen straalden.
Ze genoot van de eer die haar toekwam na de inhuldiging van het skatepark en de mooi beschilderde muur.
Die nu eeuwig aan haar herinneren zou.
En de ochtend daarop.
Was ze er niet meer.
Haar vele vrienden verzamelden bij het skatepark.
Legde bloemen neer bij de muur.
Haar muur.
Lieten hun tranen de vrije loop.
Maar ook de volwassenen waren onder de indruk van wat er afgelopen nacht gebeurde in De Klaverhoeve. Het gebeuren werd druk besproken in de café's en in het kleine buurtwinkeltje.
"Kunt ge da nu geloven?" Zeiden ze.
"Dat meiske kwam hier helemaal op haar plooi.
Had eindelijk richting gegeven aan haar leven.
En dan ineens... Is ze weg."
"Ja, mompelde Gust die het winkeltje al meer dan veertig jaar draaiende hield. "Het leven is niet eerlijk hé. Het leven is godverdomme niet eerlijk."

Een week later zat de kerk afgeladen vol.
Om afscheid te nemen van Joyce Tempels.
Mensen schoven aan, passeerden aan de witte kist waarin ze lag.
Leden van de hondenvereniging waar Joyce samen met Sultan lid van was vormden een erehaag samen met hun honden toen de kist in de kerk werd binnengedragen.
Ook haar moeder was aanwezig.
"Het spijt me meiske," zei ze zacht, terwijl ze voor de kist stond.
"Dat ik je nooit datgene gaf waar je zo naar verlangde.
Een warm nest.
Bij Achiel Gijsbrechts had je dat wel gevonden.
Waarde gij gelukkig.
't Spijt me"...
Daarna trok ze zich terug.
Verliet na de offerande de kerk.
Met gebogen hoofd.
Willem was totaal van de kaart.
Rouwde om zijn meisje.
Het eerste meisje dat hij ooit heeft gehad.
Met wie hij voor het eerst intiem was.
Hij huilde met lange diepe halen terwijl de kist zacht in het graf neerdaalde.
Gerda sloeg haar arm om de rug van haar oudste zoon.
Terwijl de tranen ook over haar wangen liepen.

Joyce.
Die lieve hartverwarmende meid.
Ze wilde maar één ding.
Gelukkig zijn.
Liefde krijgen.
Liefde die ze teruggaf
Aan haar pleegouders;
En vooral aan Willem.
Liefde had ze ook voor de dieren op de boerderij.
Die ze met liefde verzorgde.
De lieve oude Beau.
De jonge spring in 't veld Sultan.
De koeien die ze wilde redden van de vuurdood.
Welks ze met haar jonge leven moest bekopen.
Een week voor haar zeventiende verjaardag eindigde het voor Joyce Tempels, brutaal en onverwacht.
Ze liet allen die van haar hielden wezenloos achter.
In bittere tranen en onwezenlijk verdriet.
Willem zat op het plekje waar hij zo vaak had gezeten met haar.
Uitkijkend op de velden, en het woonhuis.
Hij staarde naar de hemel.
Met tranen in de ogen.
Shana kwam bij hem zitten.
Met haar was Joyce bevriend geraakt toen ze in De Klaverhoeve woonde.
Een volks meisje uit het dorp dat in dezelfde school zat en samen met de groep naar school fietste en terug.
"Gij hebt haar geiren gezien hé." zei Shana terwijl ze hem aankeek.
Willem zweeg, slikte even.
"Ze heeft me laten kennis maken met de liefde," zei hij.
"We fantaseerden samen.
Over samen trouwen en dan de hoeve overnemen.
En vaders werk verder zetten."
"Zoudt ge dat willen?" Vroeg Shana?
"Jonge gasten een thuis geven."
"Ja," zei Willem.
"Joyce zou dat zeker gewild hebben.
En die zou met die gasten kunnen klappen hebben, want ze had het allemaal zelf meegemaakt."
Shana nam Willem's hand vast.
"Laten wij het doen," zei ze.
"Wij twee.
Ik weet dat ge er nu nog niet klaar voor zijt.
Dat ge tijd nodig hebt om de dood van Joyce te verwerken.
Maar... "
Willem sloeg zijn arm rond Shana's middel.
"Merci," zei hij.
"Merci dat gij d'er zijt voor mij.
Laten we d'er gewoon zijn voor mekaar.
Joyce zou dat zo gewild hebben."
Shana legde haar hoofd tegen Willem's schouder.
Ze zeiden geen woord.
Keken naar de ondergaande zon.
En deelden hun verdriet.
Hun verdriet om Joyce.


maandag 14 augustus 2017

De Klaverhoeve 3



Een jaar ging voorbij.
Joyce bloeide helemaal open in De Klaverhoeve.
Een meisje zo hard geraakt door het leven.
Vond rust.
Regelmaat.
En NESTWARMTE!
Zo kwam er een heel andere kant in haar naar boven.
Een rustige, poëtische en kunstzinnige kant.
Een zachte kant
Dromerig keek ze 's avonds naar de ondergaande zon.
Terwijl Beau haar kop op haar been legde.
Het ooit zo rusteloze meisje.
Vond zichzelf terug.
Maar ook tussen haar en Willem, de oudste zoon van het gezin Gijsbrechts onstond een heel innige band.
Maar het meisje was erg breekbaar.
Had nood aan structuur, houvast en vooral VEEL LIEFDE!
Trok zich elke avond terug in de schuur samen met die lieve Beau.
En dat baarde Achiel erg veel zorgen.
Want Beau werd oud en alsmaar zwakker.
Het arme dier kon amper nog lopen.
Sleepte zich letterlijk voort.
Het ware beter dat het arme dier uit haar lijden verlost werd.
Maar hij dacht aan Joyce.
"Zal dit meisje dit verlies wel aankunnen?" Vroeg hij zich af.
's Avonds bij het avondmaal begon hij er voorzichtig over.
"Mannekes," zei hij
"Het gaat niet goed met ons Beau.
Ze wordt oud.
Kan niet meer lopen.
Het zal beter zijn... Als we haar een spuitje geven."
Achiel keek naar Joyce.
Het meisje zuchtte diep.
"Misschien is het beter zo.
Beau'ke ziet zo af Vader Achiel.
Gisteren moest ik haar naar de schuur dragen. 't Beest kon niet meer stappen."
Joyce huilde zacht.
Maar leek zich toch kranig te houden.
"Beau'ke heeft een schoon leven gehad," zei ze.
"Mag ik er bij zijn als ze een spuitje krijgt?
Ik wil afscheid nemen.
Bij haar zijn als ze aan haar laatste reis begint.
Beau'ke betekende veel voor mij.
Meer dan de meeste mensen die ik in mijn leven ontmoette.
Behalve jullie dan."

Achiel stemde in.
Zelf wilde hij er liever niet bij zijn.
Hij was een harde koppige boer.
Maar met een zachte binnenkant.
Hij hield veel van zijn lieve Duitse Herder.
Had het er moeilijk mee dat het dier zo aftakelde.
Diep vanbinnen vrat het verdriet hem op.
Maar hij voelde zich te trots om het te tonen.
Toen de dierenarts diezelfde avond kwam om Beau te laten inslapen.
Zat hij in de keuken.
Tranen liepen over zijn wangen.
Intussen zaten de rest van het gezin en de pleegkinderen in de schuur.
Waar ze afscheid nemen van Beau.
Eén voor één aaiden ze het lieve dier over haar kop.
Het leek wel dat ze wist dat haar einde naderde.
Ze legde haar kop tussen haar voorpoten.
Leek zich in haar lot te berusten.
Joyce ging op haar hurken zitten.
"Beau'ke," zei ze zacht.
De oude hond piepte zachtjes.
Hief haar kop op
Joyce liet het dier haar kop rusten op haar been.
Streelde zacht haar kop en hals.
"Rustig maar Beau'ke.
We gaan u geen pijn doen.
We gaan u doen slapen.
Ge gaat lang slapen,"
Dan diende de dierenarts de injecties toe.
Beau legde haar kop te rusten.
Met tranen in de ogen voelde Joyce hoe die lieve Beau haar laatste adem uitblies.
Dan legde ze het dier neer waarna de dierenarts haar in een plastiek zak stopte die hij dan dichtritste.
Joyce liet haar hoofd zakken tegen Willem's schouder en barstte in diepe snikken uit.
Willem streelde zacht door haar haren en gaf haar een zoentje op haar voorhoofd.

Beau werd begraven achter de koeienstal.
Willem nam een boomstronk en kliefde die met de bijl in twee, en dan nog eens.
Waarna Joyce met een mes de naam van Beau er heel kunstig in kerfde.
Daarna werd de stronk op het graf van Beau geplaatst, waarna Joyce er ook nog een zelfgemaakt bloemstuk naast legde.
Vader Achiel stond achter Joyce en Willem.
"Schoon gedaan jongelui.
Nee echt.
Ik zien da geire, dat jonge gasten zoals gijle nog jullie tijd in iets steken."
Hij gaf hen allebei een schouderklopje en boog dan het hoofd bij het graf van zijn trouwe hond.
"Komt gijlen nekeer mee," zij hij dan ineens.
Joyce en Willem volgden Achiel. Hij liep naar zijn auto, een oude aftandse pick-up truck.
"Doe nekeer één van de achterportieren open," droeg hij Joyce op.
Het meisje deed het. Achter op de zetel die bedekt was met oude kranten zat een kleine Duitse Herder puppy.
"Mooooooooooh!!!!" riep Joyce vertederd.
"Ezo'n schatteke!" 
Ze tilde het dier op en begon het meteen te knuffelen.
"Geen boerderij zonder waakhond," zei Achiel.
"Ik wil dat gij en Willem voor dit manneke zorgen.
Ja 't is een manneke.
En ge moogt zelf de naam kiezen."
Joyce dacht even na.
"Sultan!" zei ze plots.
"Da's ne schuune naam voor nen hond.""Goed dan," zei Vader Achiel.
Welkom op De Klaverhoeve kleine Sultan.

Weer gingen de maanden voorbij.
Sultan groeide als kool en werd de chouchou van de jongelui die opgroeiden op De Klaverhoeve.
Maar het was vooral Joyce die met het dier bezig was.
Ze leerde hem allerlei kunstjes en al snel kende hij heel wat bevelen.
Op een zondagmiddag.
Albert Gijsbrechts de broer van Achiel kwam op bezoek.
Hij is een echte hondenkenner.
Lesgever in een hondenschool en organiseerde wedstrijden in 'gehoorzaamheid', 'Agility' en andere disciplines in de hondensport. Tevens was hij voor zijn pensioen agent en later zelfs instructeur bij de hondenbrigade van de politie.
"Is dat dat meiske dat ge vorig jaar onder uw hoede hebt genomen?" vroeg hij. "Die Joyce Tempels."
Achiel knikte.
"En zeggen dat onze collega's in Gent zeiden dat dat een vogel voor de kat was.
Dat er niks van dat jong terecht zou komen.
Voor galg en rad zoals dat heet."
"Onzin," zei Achiel.
"Geen enkel kind is verloren.
Ik neem al heel mijn leven kinderen op, net zoals ons vader en grootvader dat deden.
En die zijn allemaal goed terecht gekomen."
"Achiel jongen," zei Albert.
"Dat waren andere tijden hé.
Den dag van vandaag is 't allemaal zo simpel niemeer zulle.
Met al dienen drugs.
En al die andere verleidingen.
Ge moogt er niet meer mee doen wat ge wilt ook hoor.
Ze kennen beter hun rechten als wij."
"Albert luistert," zei Achiel.
"De tijden veranderen, maar de mensen niet.
De mensen, en zeker jonge mensen hebben nood aan structuur.
Een houvast.
Hier is dat altijd al geweest.
Discipline, regelmaat, samenwerking, en vooral... Nestwarmte.
Daar hebben jonge gasten altijd al nood aan gehad.
En daar gaan ze altijd nood aan blijven hebben.
Hier maken we tijd voor die gasten.
Hoe druk het ook moge zijn op de boerderij.
Daar zit het probleem den dag van vandaag.
Ouders steken geen tijd meer in hun kinderen."
Albert knikte, moest toegeven dat...
Zijn broer in deze ZO HARD GELIJK HAD!"

"Maar zeg nekeer. Waarom laat ge ze niet meedoen met wedstrijden.
Uwe Sultan gaat prijzen winnen.
En dat gaat Joyce haar eigenwaarde een stevige boost geven."
"Milledjieje!" Mompelde Achiel.
"Daar zegt ge nog iets."
Achiel sprak er over met Joyce en Willem en ze waren allebei enthousiast.
Ze leerden de kleine dappere Sultan allerlei bevelen aan, en oefenden met hem in het schapen drijven.
De jonge leergierige Sultan had het allemaal snel onder de knie.
Over enkele maanden was er een zeer belangrijke wedstrijd in het naburige dorp, en Achiel wilde dat Joyce met Sultan zou meedoen.
Dus werd er zeer gedreven getraind met de schapen.
Joyce gaf het beste van zichzelf en wist het beste uit de jonge Sultan te halen.
Achiel geloofde erg hard in zijn jonge protegé en zijn leergierige herdershond.
Dan brak de dag van de wedstrijd aan.
De eerste manche deden Joyce en Sultan het voortreffelijk.
Zelfs de eigenaars van de meer ervaren herdershonden keken waren verbluft.
Dan wachtte Joyce op de halve finale.
Een man kwam naderbij. Groot, kaal, tatoeages, stierennek, grimmige blik.
Joyce herkende hem.
"Wat doede gij hiere godverdomse kluutzak?" dacht ze bij zichzelf.
"Ierse doarse," zei de man grijnzend.
"Maan stiefdochtere begot. En nog altijd even toppezot van honden hé."
"Wat is 't"?
Vroeg Joyce. "Heb 'k iets van u aan misschiens?"
"Ik wil mor ien dieng tegen aa zegge loetse!
"Tegen ons gode nie winne zulle!"
"Ons?" Vroeg Joyce.
"Doede gij ook mee misschiens?"
"Joak! Khem nen nieuwen hond. Een topperke.
En daor gone kik veel prijzengeld mee opstrijke.
En gaa go maa nie tegenhaawe wete da?
Bastoardsjoenk!"
Joyce wierp haar stiefvader een giftige blik toe.
"Kom Sultan, lot ons aangenoamer gezelschap opzuuke!" zei ze terwijl ze hem een zachte por in de zij gaf.

Dan was het haar beurt.
De zenuwen gierden door haar lichaam.
"En dan nu de eerste kandidate voor de halve finale, juffrouw Joyce Tempels!" Klonk het door de luidsprekers.
Joyce liep het terrein op.
Enkele drijvers joegen de schapen het terrein op, Sultan trok hijgend aan zijn leiband.
"Rustig moatse!" Fluisterde ze zacht.
Dan weerklonk het startsein. Joyce liet Sultan los en het dier liep meteen naar de schapen toe.
Net toen Joyce hem aanwijzingen wilde geven in de vorm van korte bevelen leek hij ineens terug te deinzen.
Of hij aarzelde.
"Wat es me dadde nu?" dacht ze.
Willem stond in het publiek.
Zag een grote kale man met stierennek en tatoeages.
Hij had een laserpen in de hand.
Hij keek even goed, leek wel of hij de enige was die het in de gaten had.
Ja hoor.
Hij richtte de pen op Sultan.
"Godverdomse klootzak!" foeterde hij.
Dan gaf hij hem een por.
"Hey gast! waar zijde gij mee bezig?"
"Wat is 't probleem moatse?" Reageerde de man giftig.
Willem rukte de laserpen uit zijn handen.
Greep de man bij zijn kraag.
"Wat zijt gij daarmee van plan? Hé?
Klootzak!"
De man gaf Willem een slag in het aangezicht!
Willem viel achterover.
Maar Wannes was er ook nog.
En ook Kevin, Tom en Jason.
Ze snelden Willem ter hulp.
"Ey wilde gij mijn broer nekeer gerust laten stuk crapuul dat ge zijt!" riep Wannes.
De pezige Kevin duwde de man tegen de dranghekkens.
Twee politieagenten kwamen op het tumult af.
"Wat is dat hier?" vroegen ze.
"Die gast viel mijn broer lastig!" Zei Wannes.
"En wilde Joyce saboteren!" Riep Kevin. "Kijk hier, een laserpen.
Fucking lowlife, chance dat die flikken er zijn of ik sloeg u in de kliniek.
Weet ge dat!" Sneerde hij giftig naar de man!
"Zozo meneer Decanck wat hebt u hier op te zeggen?" Vroeg de agent!
"Laten we er maar eens de organisatie bij halen, want dit lijkt me wel een ernstige reden voor diskwalificatie! Of niet soms?"
En zo geschiedde.
"Guido Decanck de stiefvader van Joyce, de man die ooit zijn eigen hond brutaal om het leven bracht omdat het dier haar wilde beschermen tegen zijn agressie, werd gediskwalificeerd.
Tevens kwamen mensen zich beklagen over het feit dat een kale man zijn hond nogal bruut behandelde. Zeg maar mishandelde.
"Wilt u even meekomen naar het bureau meneer Decanck?" Vroegen de agenten streng.
De wedstrijd werd overgedaan en Joyce bereikte de finale, waar ze helaas de duimen moest leggen tegen een beter getalenteerde hond met een meer ervaren meester.
Maar dat kon de vreugde niet temperen.
Joyce was vooral Willem en de andere jongens heel dankbaar.
"Dankzij ulder heeft diene klootzak van ne stiefpa zijne verdiende loon gehad."

Die avond lag ze samen met Willem in de schuur.
Het was herfst.
De wind woei door de scheuren en de regen roffelde op het dak.
Sultan speelde in het hooi, wat grappig was om zien.
Joyce had zich in Willems schoot genesteld.
"Ksien u geire maatse!" zei ze met een tedere blik in haar ogen.
"Ik u ook lieverd," antwoordde Willem.
Hij keek haar in de ogen.
Ze drukte haar lippen tegen de zijne en woelde door zijn haren.
Willem liet haar begaan en streelde zacht haar rug.
Dan legde hij haar in het hooi en ging bovenop haar liggen.
Hij trok haar sweater omhoog en streelde haar blote buik.
Zijn vingers gleden over het knoopje van haar broek.
"Wat zijde gij van plan maatse?" vroeg Joyce.
Willem lachte ondeugend.
"Wat denkt ge?" Vroeg hij.
"Is da nie een beetse te vroeg?" vroeg ze met haar typische Gentse accent.
"Kweenie?" Zei Willem.
"Ik ben zot van u Joyce.
Zo zot van u."
"Ik merk het," zei Joyce.
"Maar...
Ik vind het nog een beteke te vroeg maatse.
Snapte."
Willem keek haar aan met een ietwat trieste blik.
"Ge zijt toch nie kwaad?"
"Nee," zei hij.
"Ik mocht zo egoïstisch niet zijn," reageerde hij.
"Sorry Joyce."
"Ey, maatse!" zei Joyce.
"D'er is niemand die zegt dadde gij nen egoïst zijt hé.
Da's normaal da gij verlangens hebt.
Ik hem die uuk zulle.
Mor... "

Joyce zweeg.
Trok Willem dichter.
"Als 'k er gereed voor zijn, dan laat ik het u weten is 't goe?"Willem keek haar aan.
"Daar twijfel ik niet aan... Loetse!" Zei Willem die Joyce haar Gents nu ook al een beetje onder de knie begon te krijgen.







zaterdag 12 augustus 2017

De Klaverhoeve 2


Het was 5u 's morgens.
Joyce stond in de koeienstal.
Ze moest de koeienmest opruimen.
Deze met een grote schop oppakken en in de kruiwagen deponeren.
U begrijpt beste lezer, daar was ze niet graag bij.
Met een lang gezicht schepte ze de mest op haar schop.
En met een kwak gooide ze het in de kruiwagen.
"Godverdoeme," dacht ze bij zichzelf.
"Dienen ouwen boer denkt toch niet da 'k da goan blijven doen zekers? Tons is tem verkeerd zulle."
Maar dan hoorde ze de hengsels van het slot schuiven.
De deur ging open.
Achiel Gijsbrechts kwam kijken hoe zijn nieuwe pleegkind het deed.
Een week verbleef ze nu al op De Klaverhoeve.
Maar Achiel legde er direct de pees op.
Maakte haar meteen duidelijk aan welke regels ze zich moest houden.
1 Meehelpen op de boerderij.
2 Helpen in het huishouden.
3 Om 5u opstaan en ten laatste om 20u in bed.
4 Absoluut geen alcohol, tabak of andere genotsmiddelen, en al zeker geen drugs.
5 Op zondag naar de mis.
6 Geen GSM, tablet, laptop of dergelijke in de slaapkamer.
7 Maximum één uur per dag TV, op vrijdag en zaterdagavond mogen dat er twee zijn, als het werk tenminste gedaan is.
Voor Joyce was dit echt wel wennen.
Structuur, discipline, helpen in het huishouden.
Ze baalde.
Dit liet ze merken door zich in volstrekt stilzwijgen te hullen.
Achiel liet haar begaan.
Hij had ervaring zat met dergelijk gedrag.
"Gewoon volhouden en niet teveel compassie hebben," zo zei hij.
"Dan draaien ze het vlugst van al bij".
Net had ze alle mest opgekuist.
Of één van de runderen liet opnieuw iets vallen.
Woedend gooide ze de spade in een hoek.
"Die beesten peinzen toch nie da 'k hier heel den dag ga zitten scheppen zekers?" Schreeuwde Joyce terwijl ze naar het deurgat liep.
Maar Achiel hield haar tegen.
"Hola mamzel, waar denkt ge naartoe te gaan?"
"Laat me door ouwe, ik ben het hier stinkende beu in diene smerige stal."
"Dan geen ontbijt voor jou jongedame", zei Achiel vastbesloten.
"Ewel!!!" Riep Joyce.
"Dan krepeer kik mor van den honger, 't kan mij allemaal geen kluute niemeer schele weteda!"
Ze liep de stal uit, naar de schuur.
Daar wierp ze zich in het hooi
Nam een hoop hooi en gooide die in het rond.
"Godverdoeme!" Schreeuwde het meisje.

Beau, de oude Duitse Herder die al 12 jaar trouw het erf bewaakte liep op haar slome tempo de schuur in.
Ging naast Joyce in het hooi liggen.
Legde haar snuit op Joyce haar rechterarm.
Likte zacht haar tranen weg.
"Gij zijt een lieveke," fluisterde Joyce.
"Gij zijt d'enige die mij verstaat in heel dat strontkot iere, weteda."
Ze aaide zacht de kop van het oude dier.
Beau piepte zachtjes.
Alsof ze zeggen wou: "Rustig maar meisje, ik ben er voor je."
Zo lagen ze samen stil in het hooi daar in de oude schuur.
Achiel stond in de ingang en aanschouwde zwijgend het tafereel.
Zo ging het wel vaker.
Als de rebelse Joyce met de oude boer of anderen een aanvaring had.
Of op een andere manier zich niet lekker in haar vel voelde.
Ging ze naar de schuur, waar die lieve Beau haar gezelschap kwam houden.
Zo ontstond er een mooie band tussen die twee.
Joyce Tempels een losgeslagen tienermeisje en Beau de oude trouwe hond van Achiel Gijsbrechts.
Geen vreemdeling kwam op het erf wanneer zij dat niet wilde.
Maar voor de jonge gasten die de boer en boerin liefdevol opvingen toonde het trouwe dier al haar liefde en genegenheid.

Maar er was nog iemand die enige genegenheid koesterde voor de jonge Joyce.
Dat was Willem, de oudste zoon van het gezin.
Willem was een fijngevoelige jongen met een zachte inborst.
Ook hij liep naar de schuur, waar Joyce en Beau nog altijd stil in het hooi lagen.
"Klapt gij nekeer met da meiske," zei Achiel tegen zijn oudste zoon.
"Probeert haar een beetje op haar gemak te stellen.
Da jongske heeft het moeilijk, ik zie dat.
Ze zit helemaal met zichzelf in de knoop."
Hij gaf zijn oudste zoon een schouderklopje en keek hem vaderlijk aan.
Stil liep Willem de schuur in, en hurkte op de plaats waar Joyce en Beau lagen.
Hij aaide de hond zacht over haar kop en legde zijn hand op die van Joyce.
Hij gaf haar een zakdoek.
"Hier droog uw tranen meiske", zei hij.
"Merci," fluisterde Joyce zacht.
"Merci maat, echt.
Da's lief."
"Waarom zijt ge zo overstuur?" Vroeg Willem.
"Als het niet gaat moogt ge altijd hulp vragen hoor.
Ik had je wel komen helpen met het kuisen van de stallen hoor.
En Wannes ook.
Ge moet niet alles alleen doen hé, dat zeggen we nu ook niet.
Ge moet gewoon verstaan dat als ge samen leeft op een boerderij, dat iedereen moet helpen.
Dan wordt zelfs het zwaarste werk een stuk lichter."
Joyce zweeg.
Keek Willem aan.
"Allez kom," zei Willem
"Gaan we samen verder de stal kuisen.
Des te rapper kunt ge ontbijten.
Het is zaterdag dus geen school, dus we moeten ons niet haasten,"
Joyce krabbelde overeind.
Samen begonnen ze eraan.
In nog geen kwartier was de stal kraaknet.
Willem begon Joyce wat te plagen.
Joyce deed mee.
Het werd een plezante boel.
Beau kwam meespelen.
Even later gingen ze naar binnen.
Beau bleef liggen.
"Mag Beau niet binnen in het woonhuis"? Vroeg Joyce.
"Jawel?" zei Willem.
"Maar ze wil niet.
Ze voelt zich liever thuis buiten.
Vroeger toen ze jonger was deed ze niets liever dan rennen door de velden.
En de vossen verjagen.
Geen vos moest het wagen om te dicht bij het erf te komen."
Joyce en Willem gingen samen aan tafel.
Aten verse eitjes van de kippen en zelfgebakken brood.
Het meisje at met smaak.
Een blos verscheen op haar wangen.
Ergens beviel het haar best op de klaverhoeve.
Zo gingen de weken voorbij.
Langzaam leek Joyce te ontdooien.
Een heel andere kant van Joyce kwam naar boven.
Een zachte en zorgzame kant.
Vooral naar de dieren toe.
Ze genoot ervan de kippen te voeren.
De koeien naar de weide te leiden en de paarden te borstelen.
Ze deed het met een lieve glimlach op haar lippen.
Ja het ging snel.
Sneller dan Achiel Gijsbrechts had verwacht.
Het rustige leven op de boerderij deed het meisje meer dan deugd.
Ze fleurde op.

Dan werd het zomer.
Veel werk op de boerderij.
Maar ook mooi weer.
Dollen in de weide met Willem, Wannes en met Kevin, Tom en Jason.
Drie andere jongens die onder voogdij van Achiel Gijsbrechts stonden.
Joyce was het enige meisje.
Maar ze stond haar mannetje tussen die plagende jongens.
Maar vooral.
Ze had dat heerlijke gevoel van zo graag gezien te zijn.
Aanvaard te worden.
Dat heerlijke gevoel van nestwarmte.
Als ze samen met hen aan tafel zat.
Op een warme zomeravond.
Joyce leunde tegen de houten omheining van de weide waar de prachtige Brabantse trekpaarden stonden te grazen.
Ze had een schetsboek bij zich.
En zat geconcentreerd te tekenen.
Af en toe hief ze haar hoofd op.
En nam notities van het oude woonhuis.
Dat deels met klimop begroeid was.
En met de stallingen, met verweerde licht afbladderende groene poorten.
Willem kwam naderbij.
Zag haar zitten, haar goudblonde lokken die blonken in de ondergaande zon.
"Mooie tekening," zei hij vol belangstelling.
Joyce borg snel haar schetsboek op.
"Waarom doe je dat Joyce?" Vroeg Willem.
Ge moet uw talent hier niet wegstoppen hoor.
Mag ik eens zien"?
Joyce haalde haar schetsboek terug boven.
"Sorry," zei ze.
"Het is sterker dan mezelf.
Ons ma kon nie verdragen da 'k tekende.
Ze heeft al dikwijls tekeningen van mij voor mijn ogen verscheurd."
Een traan rolde over haar wangen.
"Letterlijk verscheurd Willem."
Willem ging naast haar zitten.
Legde zijn arm rond haar hals.
"Onze boerderij... Schoon Joyce.
Nee echt, ik meen het.
Dit is gewoon knap!"
"Ach," zei ze zacht.
"Het kon beter.
Die lijnen zijn een beetje scheef.
Beetje de bibber,"
"Dat geeft niet.
Een beetje imperfectie vind ik best knap...
Waarom deed je moeder dat?
Je tekeningen verscheuren?"
Joyce zweeg.
Zuchtte diep.
"Ons ma, die kon mij nie verdrage.
Ik was... Ongewenst.
Ik moest als klein boeleke altijd in mijn park zitten.
Mijn eten, kreeg ik in mijn park.
Schij... Allez mijn gevoeg doen.
In  het park.
Ik hoor haar nog roepe.
'Smerig schijtjoenk, gij mocht nooit gebore zijn gij'.
Toen ik ouder werd... "
Joyce huilde.
Willem begreep.

Ook Beau kwam aangelopen.
Op haar duizende gemakken.
"Kijk eens, ons Beau'ke komt u troosten;" zei Willem.
Joyce sloeg zacht met haar hand op haar dij.
"Kom meisje, toe kom maar," riep Joyce naar de oude hond.
Beau nestelde zich naast Joyce.
Willem zag de vertederde blik van Joyce toen ze de hond zacht streelde.
"Ik vind het zo mooi hoe jij en Beau het zo goed met elkaar kunnen vinden.
Die band tussen jullie.
Je blik die zo zacht wordt als je met haar omgaat.
Toen ik dat voor het eerst zag.
Die harde, opstandige meid die zich niet wilde laten temmen.
En dan zo zacht en teder met onze oude Beau omging.
Dat raakte me Joyce.
Echt.
Dat raakte me,"
Joyce legde haar hand in de zijne.
"Mijne stiefpa had ook zo'n hond.
Helemaal dezelfde als Beau.
Het was ook een teefje.
Hij kwam er op een avond mee binnen, het was nog een puppy.
Ik was toen een jaar of vijf.
Kunt ge 't u voorstellen?
Ik een klein meisje.
Met zo'n kleine grappige speelse puppy.
Ons moeder liet ons begaan.
"Als ze met dienen hond speelt hoor kik eur nie", zei ze dan.
We groeiden samen op.
Shelby en ik.
Intussen vloog mijne stiefpa in den bak.
Voor zware feiten.
Hij had een meiske verkracht.
Kunt ge 't u voorstellen wa 'k te horen kreeg op school?
'Uwe pa is ne vuile verkrachter'.
Niemand wilde iets met mij te maken hebben.
Ik was de pispaal van de klas.
Mijn ma die me negeerde.
Ik had maar één iemand waar ik me geborgen bij kon voelen.
Ons Shelby.
5 jaar later, ik was toen tien jaar oud.
Mijn stiefpa kwam vrij.
Maar Shelby herkende hem niet meer.
Toen hij dicht bij mij kwam begon ze te grollen.
Toen... Is mijn stiefpa doorgeslagen."

Tranen rolden over Joyce haar wangen.
Wat Joyce toen vertelde.
Ging echt door merg en been.
Willem huiverde ervan.
"Mijn stiefpa greep mij vast.
Hij beweerde dat ik die hond had opgemaakt tegen hem.
Niet meer of Shelby viel hem aan.
Maar ja, mijn stiefpa was een reus van een vent.
Hij smeet die hond op de grond.
Gaf haar een schop.
Ik hoor haar nog altijd kajieten.
Dan nam hij een tang.
En begon het ongelukkige dier haar tanden uit te trekken.
Dat gekerm Willem.
Dat vergeet ik nooit meer.
Ik begon te huilen.
Hij sloeg die tang tegen mijn gezicht.
"As 'k eu nog huure kriepe dan trek ik a tanden uuk uit!!!" schreeuwde hij.
Ik zat in een hoekske van de keuken.
Met mijn handen voor mijn ogen.
Da gekerm.
Van ons Shelby.
Dat bloed, overal.
Daarna trok hij haar bij eur nekvel naar de koer.
En daar... "
Joyce haar adem stokte.
Willem drukte haar hoofdje tegen zijn borst.
"Rustig maar meiske," zei hij.
Haal efkes adem.
"Toen," ging Joyce verder.
"Pakte mijne stiefpa ne schup.
En hij heeft ons Shelby...
DOODGESLAGEN!"
Joyce huilde.
Met lange diepe snikken.
Het meisje was totaal van de kaart.
Maar ook Willen kon zijn ogen niet drooghouden.
Het verhaal van Joyce en haar lieve trouwe Shelby greep hem naar de keel.
Willem is een gevoelige jongen.
Zeker dierenleed kon hij niet verdragen.
Hij had het er stiekem moeilijk mee dat de dieren van de boerderij soms naar het slachthuis moesten.
En hij was er liever niet bij als vader eigenhandig een rund of varken slachtte.
"Willem," zei Joyce.
"Gij zijt den eerste aan wie ik dat vertel.
Echt waar.
Zelfs aan de gasten waarmee ik dagen en nachtenlang mee op straat rondhing, vertelde ik dit niet.
Daar kon 'k goe mee zeveren ja.
En rottigheid mee uithalen.
Maar een gesprek zoals dit.
Gij zijt den eerste waarmee ik dat echt kon doen.
Omdat 'k u vertrouw.
Echt vertrouw.
Da meen ik maat."
"Dat weet ik wel Joyce," zei Willem.
"Dat voel ik.
Gij hebt veel meegemaakt hé.
Teveel voor iemand die maar een jaar jonger is dan ik."
"Da's waar," zei Joyce.
"Al diegenen bij wie ik mij geborgen moest voelen.
Hebben mij vernederd, misbruikt, genegeerd en de huid volgescholden.
Mijn ma moest nikske van mij weten.
Mijn pa is het afgebold, door ons ma dat dan weer wel.
Mijn stiefpa kon niet met mijn poten van mij blijven.
Mij heeft hij niet verkracht, dat niet.
Maar ik moest wel naakt op zijn schoot liggen, zijne flieter bloot.
Ik weet nog dat hij zei: "Maske nu zijde nog wat klein.
Maar d'er komt een dag dat ge gaat voelen hoe plezant dees dingske wel kan zijn,"
Hij heeft er nooit de kans toe gehad.
Maar diene leraar van turnen wel.
Ik had het wat uitgehangen in de turnles.
Hij riep mij apart.
"Ik wil me u nekeer een woordje klappen," zei hij.
En toen de anderen gasten weg waren.
Nam hij me apart in de kleedkamer.
Hij duwde me tegen de muur, trok mijn turnbroek naar beneden.
En verkrachtte me.
"Niemand gaat zo'n leugenachtig tegendraads wicht gelijk gij geloven," zei hij,"
En zo ging het maar door.
Ik kon nergens terecht.
Hier Willem.
Voel ik me voor het eerst echt op mijn gemak.
Echt geborgen.
En weet ge wat?
DA'S ZO ZALIG GEVOEL MAAT!!!! ZO'N ZALIG GEVOEL!!!"


vrijdag 11 augustus 2017

De Klaverhoeve


Ergens in Vlaanderen.

In het platteland.
Daar vindt je een prachtige oude hoeve.
De Klaverhoeve.
De hoeve lag in de bocht van een rustige landweg.
Vooraan was er de woning in grijze steen die duidelijk toonde dat deze boerderij bewoond werd door welstellende herenboeren.
Wat ook zo was.
De familie Gijsbrechts runde het bedrijf al generaties lang.
Hun naam werd al halfweg de 18de eeuw vernoemd als eigenaars van De Klaverhoeve.
De huidige eigenaar Achiel Gijsbrechts runt het bedrijf samen met zijn twee zonen Wannes en Willem.
Het is een gemengd bedrijf. Naast akkers waar tarwe, gerst, mais, aardappelen, suikerbieten en koolzaad worden verbouwd, hebben ze ook nog runderen en is Achiel Gijsbrechts een gepassioneerde fokker van Brabantse en Vlaamse trekpaarden.
Achiel Gijsbrechts mocht fier zijn op zijn bedrijf.
Het bloeide en bracht de familie welstand en zekerheid.
Wat niet evident is in een tijd waarin landbouwers het niet makkelijk hebben.
Maar de Gijsbrechtsen zijn koppig en zijn niet bang van hard werk.
En er was het feit dat Achiel Gijsbrechts een neus had voor goede zaken.
En het feit dat hij 'kon tellen'.
Wat kon je verkeerd zeggen van een oude gedreven landbouwer als Achiel Gijsbrechts.
Die tevens zeer gelovig was.
En sociaal geëngageerd.
Naar het voorbeeld van zijn vader en grootvader was hij een goede pleegvader voor heel wat geplaatste jongeren.
Talloze jongeren, veelal jongen maar ook enige meisjes vonden op De Klaverhoeve rust, regelmaat en vooral een warme thuis!!
Ze hielpen mee op de boerderij en leerden zo wat hard werken en verantwoordelijkheid was.
Achiel was erg gesteld op orde en discipline, Greta was de moederkloek die altijd in de keuken te vinden was en ervoor zorgde dat er vers voedsel op tafel stond.
De zonen Wannes en Willem waren niet anders gewoon dan dat ze de aandacht van hun ouders, alsook hun leefruimte met andere kinderen moesten delen.
Doch toen beide jongens respectievelijk 15 en 13 jaar waren.
Zouden ze kennis maken met een wel heel speciale medebewoonster die haar opwachting zou maken in De Klaverhoeve.

Ver daar vandaan.
In een grauwe buitenwijk van de grote stad.
Zwierf een groep jonge tieners door de straten.
Eén van hen wist aan alcohol te geraken.
Zomaar, gekocht in een nachtwinkel waar een baardige Pakistaan zich geen reet aantrok van het verbod op het verkopen aan alcohol aan minderjarigen.
Daar liepen ze.
Drie jongens en twee meisjes.
Met een fles vodka.
Eén van de meisjes heette Joyce.
Joyce Tempels, 14 jaar.
Grofgebekt.
Geen huis mee te houden.
Dreef haar alleenstaande moeder tot wanhoop met haar brutale mond, haar nachtelijke rondhanggedrag en aanwezigheid op allerlei fuiven, liefst deze waar ze nog niet binnenmocht.
En vooral omwille van al die keren dat ze haar dochter op het politiebureau mocht gaan afhalen nadat het op zo'n fuif of gewoon op straat weer eens uit de hand liep.
Gulzig dronk het blonde meisje van de fles vodka.
Schopte tegen een leeg colablikje.
Dat kletterde tegen de gevels, of zelfs tegen een auto.
Dat deerde haar niets.
Want ze had voor niets of niemand enig respect.
Een man stak zijn hoofd uit het venster.
"Ey bende snotjoeng!" riep hij.
"'k Zou geire nog een beke wille sloape, dus wilde astemblieft euwen tetter auwe Godverdoeme?"
"Sloapt dan é," riep Joyce.
"Vur oens moete nie wakker blijve zulle, ouwen zaag."
"Tetter auwe zeg 'k U, of moe 'k de flieke belle"?
"Peinsde dawe schrik hemme van de flieke? We smere da tussen ons boterham wette da?" Riep Joyce opnieuw.
En ze schopte het blikje extra hard tegen de gevel van het huis waar de man woonde.
"Godverdoems bende krapulejoeng," foeterde de man.
"Geef mij die flesche vodka nekier?" Vroeg Joyce aan Jayden die net een flinke teug nam.
Ze maakte het laatste restje drank soldaat en liep naar de overkant van de straat.
"Nu moete goe kijke," zei ze schalks.
"Kgoan dienen auwe nekier de schrik van zijn leve bezorge."
"Ey Joyce zijde zot?" Riep Kevin, de oudste jongen van de groep.
"Doar gade miserie mee krijge ze maske."
"Wat is 't mietje? Hebde schrik?" Vroeg ze bits.
"Fucking broekschijter joengne."
En dan gooide ze de fles zo hoog ze kon.
Die kwam recht op het slaapkamerraam terecht.
Luid gerinkel deed de hele straat opschrikken.
Glasscherven vielen naar beneden.
Een hond begon te blaffen.
Het groepje zette het op een lopen.
"Doar gade gulder nie goe van zijn Godverdoms krapuul," riep de man.
Een paar straten verder werden Joyce en haar vrienden tegengehouden door een politiepatrouille.
Twee agenten stapten uit en maanden hen kordaat aan om in de politieauto te stappen.
"Meekomen jongelui," zei een mannelijke agent. "We willen eens een hartig woordje met jullie praten op het bureau."
"Ik zou begot niet weten wa 'k daar zou moeten vertelle," zei Joyce op een gemene toon.
Maar dan kwam de tweede vrouwelijke politieagente van achter het stuur van haar combi vandaan, stapte kordaat op Joyce af en greep haar vast.
Ze duwde het meisje met een kwak tegen de combi en sloeg haar meteen in de boeien.
Ze trok aan haar haren en beet haar bits toe, "wat gaan we doen mamzel? Beetje een franke teut opzetten?
Ik dacht het niet ze, hop de combi in en da 'k u niet meer hoor brutaal joenk."

Meteen reed de combi met flikkerende zwaailichten naar het bureau.
En ja, daar zwaaide er wat.
Niet alleen voor Joyce.
Maar ook voor haar moeder.
Die zo bleek haar dochter niet meteen een goede opvoeding gaf.
Het meisje at voornamelijk ravioli en corned-beef uit blik.
Vulde haar dagen thuis met TV kijken en het kon haar moeder niet schelen of ze naar school ging of niet.
Moeder ontving liever mannen voor seks om dat geld dan te verbrassen aan drank en overmatige snoep.
Was naast zwaar alcoholisch ook verslaafd aan anti-depressiva en slaappillen.
Het appartement waar ze woonde was een vreselijke bende.
En elke week verbleef er een andere man in huis.
Overal lagen lege bierflesjes en slingerde lege pizzadozen rond.
De jeugdrechter besloot om de moeder van Joyce uit de ouderlijke macht te ontzetten en het meisje in een instelling te plaatsen.
Een half jaar later werd Achiel Gijsbrechts gecontacteerd door de dienst pleegzorg.
Of hij geen meisje 'dat opgroeide in een problematische situatie', zoals ze dat zo schoon zeggen in de welzijnssector
Achiel ging akkoord.
Joyce Tempels werd de nieuwe bewoonster van De Klaverhoeve.