Pagina's

maandag 24 juli 2017

Zeg jij het, of ik? (slot)


Twee jaar later.
Vier mensen stonden stonden te wachten aan de aankomsthal van de luchthaven.
Sophie Catteeuw met haar kinderen Laura en Thomas.
En Theo De Muyter.
Ze sloegen de niet ophoudende stroom van binnenkomende passagiers gade.
Ze zagen vooral veel orthodoxe Joden, met hun zwarte hoeden en pijpenkrullen.
"De vlucht uit Tel-Aviv," mompelde Theo.
"We zullen nog even moeten wachten."
Daarna vooral Afrikanen wiens vlucht uit Kinshasa er eindelijk op zat.
Sophie hield de adem in.
Beet op haar lip.
De kleine Laura kneep in haar hand terwijl Thomas nerveus stond te wippen.
"Het komt wel goed," zei Theo terwijl hij Sophie dicht tegen zich aan trok.
Eindelijk was hij daar.
Kurt.
Zijn haar was lang en onverzorgd.
En hij droeg een zwarte onverzorgde baard.
Hij gekleed in een sjofele jeans en oude sweater.
En liep op stevige wandelschoenen.
Laura en Thomas liepen meteen op hem af. Kurt sloot zijn kinderen blij in de armen.
"Mijn dappere pelgrim," zei Sophie terwijl ze hem afstapte en hem een stevige pakkerd gaf.
Kurt zei niets.
Wreef Sophie over haar rug, Waarna hij zijn kinderen één voor één vastnam en een knuffel gaf.
Dan liep Theo naar hem toe en ook hij drukte Kurt stevig tegen zich aan.
"Welkom terug," zei hij.
"Ik ben blij dat ik terug thuis ben," zei Kurt.
"En verdorie...
Ik zie de dingen nu echt wel helemaal anders."
"Dat kan ik geloven, na zo'n tocht" zei Theo.
"Ge zult waarschijnlijk wel veel te vertellen hebben nu."
"Teveel," zei hij.
"Maar ik heb ook zoveel te bespreken met Sophie.
En zoveel tijd in te halen met mijn twee rakkers hier.," zei Kurt terwijl hij Thomas over zijn blonde krullenkop aaide.
Dan keek hij Sophie aan.
Ze had een krop in de keel.

Kurt ging door een diep dal.
De breuk met Sophie kwam harder aan dan hij dacht.
Zijn leven lag aan diggelen.
Hij kon zich niet concentreren op zijn werk en dat liet zijn sporen na.
De zaken gingen achteruit.
Weer nam Theo hem apart, zei dat hij zich moest herpakken.
Maar makkelijk was dat niet.
Ook moest Kurt getuigen op het proces tegen Marlies Jonckers.
Ook dat viel hem zwaar.
Uit alles bleek dat Marlies een koele en berekende vrouw was die maar één ding voor ogen had.
Zichzelf verrijken met het geld van de rijke mannen die ze wist te verleiden. Om dan eens ze hen zover kregen dat ze met haar trouwden, hen om het leven te brengen op een zodanig listige manier dat het de gerechtelijke diensten veel moeite kostte om de waarheid te achterhalen.
Kurt besefte aan wat hij was ontsnapt.
Haar opdringerigheid beviel hem totaal niet.
Probeerde daar onder uit te komen.
En maakte zo kennis met haar duistere kant.
Eigenlijk was het zijn mensenkennis die hem had gered.
Hij zag de blik in haar ogen als ze hem probeerde af te wijzen.
Een moordende blik.
Een psychopathische blik.
Van een vrouw die eigenlijk alleen van zichzelf hield.
Een door en door verwend nest dat alleen gaf om geld en luxe.
En daarvoor over lijken ging.
Letterlijk.
Het fortuin dat ze zo wist te verzamelen was enorm.
Maar het gat in haar hand ook.
Een 'goldddigger', zo werd ze genoemd.

Koel, berekend, en alleen uit op geld.
Meer dan ooit vroeg Kurt zich af waar hij in godsnaam mee bezig was.
's Avonds in zijn kleine huurflatje.
Met als enige gezelschap een fles whisky die hij tot de bodem leegdronk.
Om dan 's morgens met een duffe kop in de garage te verschijnen, waar hij dan de hele dag in zijn bureau bleef, wat voordien echt zijn gewoonte niet was.
Dat baarde iedereen zorgen, maar Theo nog het meest van al.
Maar het gesprek met Theo maakte iets los.
's Avonds thuis nam hij de whiskyfles die hij die ochtend nog in de gauwte kocht.
Draaide die open.
En goot de inhoud in de gootsteen.
Daarna staarde hij een vol uur door het keukenraam.
Dan wist hij het wel.
Hij moest zijn leven een andere wending geven.
Maar hoe?
's Anderendaags nam hij Theo apart.
Meteen daarna riep hij iedereen samen en verkondigde hij dat hij de dagelijkse leiding van zijn bedrijf zou overlaten aan Theo.
Om een 'sabbatjaar' te nemen, zoals dat heet.
Hij blokkeerde zijn rekeningen, zegde de huur van zijn appartement op.
Dropte zijn voornaamste bezettingen in een afgesloten ruimte in de garage waar alleen Theo bij kon.
En de volgende dag begon hij aan een lange tocht.
Naar Santiago De Compostela!
Dan op een dag gebeurde er iets...
Iets wat Kurt echt aan het denken zou zetten.
En wat de reden was waarom hij minstens anderhalf jaar voor zo goed als iedereen onbereikbaar was.
Die dag was Kurt reeds twee maanden onderweg.
Heel Frankrijk had hij doorkruist en hij had er zijn eerste nacht op Spaanse bodem opzitten.
Hij sliep in een éénvoudig gasthuis gerund door een vrome Katholieke Spanjaard die de pelgrims op weg naar het gekende bedevaartsoord heel genegen was.
Na een stevig ontbijt op kosten van de gastheer trok Kurt opnieuw de bergen in.
Volgde het eeuwenoude spoor van pelgrims in hun al even oude zoektocht naar zingeving.
In gedachten verzonken trok hij dieper in een steeds ruwer wordende berglandschap.
Rechts van hem een diepe afgrond waar oude knoestige naaldbomen groeiden.
De tocht begon zwaar te wegen.
Maar Kurt zette door.
Zijn lichaam was moe.
Maar zijn geest vond rust.
Eindelijk slaagde hij erin om zijn gedachten op orde te zetten.
Om alles op een rijtje te zetten.
Het was stil.
Hij hoorde alleen het zachte ruisen van de wind in de bomen en het gezang van de vogels.
Het was eind augustus.
En het beloofde een hete droge dag te worden.
Gelukkig had Kurt voldoende water en voedsel ingeslagen.
De klim was stijl, het pad smal en de bewoonde wereld was nu ver weg.
Hij had geen gsm bij.
Amper geld op zak.
Stak hier en daar een helpende hand toe, vaak bij landbouwers.
Voor een kleine vergoeding.
Om daarmee dan voedsel of onderdak te kunnen bekostigen.
Op een bepaald moment zette Kurt zich neer op een groot rotsblok.
Hij aanschouwde de omgeving.
Geen haar op zijn hoofd dat er een jaar geleden aan dacht om hier te zitten, enkel gekleed in een sjofele jeansbroek en versleten t-shirt en stevige stapschoenen.
Maar nu zat hij daar.
En besefte dat hij zich nu beter voelde dan een jaar geleden.
Rustiger.
Opgeruimder.
Gelukkiger?
Nee.
Dat niet.
Maar hij vond vrede met zichzelf.
En kon wat er zich voor hij aan zijn pelgrimstocht begon allemaal  voordeed in zijn leven eindelijk een plaats geven.

Dan ineens stond hij recht.
Hoorde dat goed.
Kurt hield zijn adem in.
"Ayudarme!" klonk het vanuit de diepe afgrond.
"Ayudarme!!! Help me! Please anyone!
HELP ME!!!"
Kurt liet zijn rugzak op de grond zakken en liep naar de afgrond.
Hij tuurde naar beneden.
"Ayudarme!!! Help me!"
Dan zag hij iemand liggen tussen twee boomstammen.
Heel diep onder hem.
Kurt aarzelde geen seconde.
HIj liet zich naar beneden zakken, grijpend naar elke boomstam die in zijn nabijheid kwam.
De afgrond was stijl en verraderlijk.
Maar Kurt had al snel door hoe hij zich op een veilige manier kon laten zakken.
Dan bereikte hij het slachtoffer.
Het was een man van achterin de zestig.
Zijn rechter broekspijp zat onder het bloed.
Hij zag iets uitsteken, een stuk gebeente.
De man had bij zijn val een open beenbreuk opgelopen en had blijkbaar al veel bloed verloren.
"Don't worry!" Zei Kurt.
"I will help you!"
"Maar hoe?" Vroeg Kurt zich af.
Hij was ver van de bewoonde wereld.
Had geen gsm bij.
Voor zover dat ook nuttig zou zijn.
Hier was vast amper ontvangst.
Maar Kurt besefte.
Hij moest iets doen.
"Deutsch? English? Français? Español?" vroeg de wanhopige man.
"Don't worry, i speak all of them," zei Kurt.
Gelogen was dat niet.
Het Duits, Engels en Frans had Kurt onder de knie.
En elke avond studeerde hij zich suf aan Spaanse werkwoorden uit het boekje 'Spaans voor beginners' dat hij kocht voor hij aan zijn tocht begon.
"Danke!" zei de man in het Duits.
"Sie sind ein güter man!"
"Geen dank," antwoordde Kurt.
"Ik doe mijn plicht!"
"Loop verder in de richting waarin je aan het wandelen was," zei de oude pelgrim.
Tien kilometer verderop is er een drukke rijbaan.
Er zal wel iemand stoppen."
Kurt deed wat de gewonde pelgrim hem opdroeg.
Hij kwam na tien kilometer intens doorstappen inderdaad een drukke weg tegen.
Hij deed de eerste de beste auto stoppen. Het was een terreinwagen.
"Señor por favor! Hay un herido por la montaña!" (Er ligt een gewonde verderop in de bergen) zei hij in zijn beste Spaans.
"A lo largo del Camino?" vroeg de man. "Langs de pelgrimsroute?"
"Si!" antwoordde Kurt. "En hij is er erg aan toe."
"Stap in," nodigde de man uit.
"Ik ben urgentiearts en ik ken de streek op mijn duimpje. Ben hier opgegroeid zie je."
Zonder aarzelen reed de jonge urgentiearts de onverharde pelgrimsroute op.
"Ginder is het," Zei Kurt toen hij zijn rugzak zag liggen. Het laatste stuk moesten ze te voet doen.
Beide mannen daalden meteen af.
De ongelukkige pelgrim had het bewustzijn verloren.
De jonge dokter haalde een kleine radiozender boven en riep in het Baskisch op om meteen een helikopter te sturen.
Dan liep hij terug naar boven achter enig medisch materiaal.
Dan bewoog de ongelukkige pelgrim het hoofd.
"Wakker blijven." Zei Kurt.
"De man die met mij mee is is een dokter.
Hij zal je helpen."
"Danke." Zei de pelgrim opnieuw.

De helikopter kwam en landde beneden op een klein stukje open veld.
Twee mannen kwamen naar boven met een schepbrancard terwijl de ter hulp gesnelde dokter een 'tourniquette' had gelegd om het bloed te stelpen.
Met veel zorg werd de gewonde pelgrim naar beneden gebracht.
Kurt ging mee met de helikopter die met spoed naar het dichtsbijzijnde hospitaal vloog.
Daar werd de pelgrim meteen aan zijn been geopereerd.
Kurt bleef al die tijd op de gang wachten.
Als de man weer bij kennis was mocht Kurt erbij.
"Danke für ihre hilfe!" zei de oude pelgrim.
"Sie haben mein leben gerettet."
"Mijn naam is Kurt Smets," zei hij. "En ik ben een pelgrim net als jij."
"Heinrich!" zei de man terwijl hij Kurts hand vastnam.
"Heinrich Schultze!"
Beide mannen raakten aan de praat.
"Is dit jou eerste pelgrimstocht?" vroeg Heinrich.
Kurt knikte.
"Je bent erg moedig.
Vele pelgrims mijden dit stuk omwille van de diepe afgronden en smalle bergpaadjes.
Laat staan dat zoals jij zou afdalen in die afgrond waar stenen zomaar kunnen afbrokkelen"
"Ik zocht stilte," zei Kurt.
"Bezinning.
Ver van de mensen.
Ver van alle geluid."
"Dass verstehe ich," zei Heinrich met diepe vaderlijke stem.
Dit is de reden waarom ik elke vijf jaar op pelgrimstocht ga.
De stilte.
De rust.
De eenzaamheid.
Nergens ben je dichter bij God dan hier."
Kurt knikte.
"Ik zocht God niet," zei hij.
"Ik zocht mezelf.
En dan vooral vrede met mezelf.
Nadat ik van mijn leven een puinhoop had gemaakt."
Kurt vertelde over het waarom van zijn pelgrimstocht.
Heinricht knikte.
"Ich kenne das," zei hij.
"War auch so.
Ik was ook zo iemand die dacht dat hij de wijsheid in pacht had.
En dacht dat mijn manier van leven de enige juiste was."
Heinrich keek Kurt aan en begon dan zijn verhaal.
"Ik was een kind van de DDR.
Geloofde rotsvast in het communistische ideaal.
Iedereen was communist.
Mijn ouders.
Mijn broer en mijn twee zussen.
Ooms, tantes, neven, nichten.
Mijn klasgenootjes en vriendjes uit de wijk waar ik opgroeide.
Mijn leraren.
Er was niemand die ook maar wilde twijfelen aan de doelstellingen van het communisme.
Of die onze leiders en 'Die Partei' en haar beslissingen in vraag zou stellen.
Waarom zou je ook? Dacht ik.
'Die Partei hat immer recht'! Weet je wel.
Het kwam niet in me op dat men daar ook maar één moment aan twijfelen kon.
Dit werd ons immers met de paplepel ingegeven, en dit van kleins af aan.
Ik was bij de 'Freie Deutsche Jügend', de officiële jeugdbeweging van de DDR en schopte het tot leider van onze plaatselijke afdeling. Ik zag het als een eer om als leider de 'FDJ', de partij en mijn land ter dienste te zijn, en ik geloofde rotsvast in de communistische waarden.
Uiteraard wist ik dat er 'dissidenten' waren.
Mensen die het oneens waren met de partij, en dat deze daarvoor werden opgepakt.
Maar als trotse zelfbewuste communist was het mijn overtuiging dat ze dat enkel en alleen aan zichzelf te danken hadden.
Het waren verraders in mijn ogen.
En ik zag het als mijn taak om elke 'verrader' of 'spion' in dienst van Amerika en zijn handlangers te ontmaskeren en aan de politie uit te leveren.
Op die manier kon ik opklimmen en was mijn plaats in de hogere gelederen van de SED (Socialistische Einheitspartei Duitsland) de officiële communistische partij van Oost-Duitsland verzekerd.
Ik klom zo op tot regionaal voorzitter en zetelde zelfs in 'Volkskammer' het toenmalige Oost-Duitse parlement.
Dat was heel wat voor mij als zoon van een eenvoudige fabrieksarbeider.
Ik had aanzien en mensen keken naar mij op.
Ik voelde mij heel wat en ik genoot van de macht en status die ermee gepaard ging.
En nee.
Ik kon daarmee niet om.
Om het in alle eerlijkheid te zeggen.
Ik besefte dat ik mensen kon maken of kraken.
En daar genoot ik van.
Als iemand tegen mij inging dan bestempelde ik die persoon als 'verdacht'.
Speelde ik zijn dossier door aan de Stasi, de beruchte geheime dienst waarvoor ik werkte als informant, ook puur uit eigenbelang en om mijn maatschappelijke positie te versterken.
Mensen wisten dat ze voor mij moesten uitkijken.
Dat ze mij beter te vriend konden houden.
Die macht...
Erotiseerde ook.
Jonge vrouwen lagen aan mijn voeten.
En daar genoot ik van."

"Heinrich zweeg.
Tot die dag...
Die dag dat ik door de 'Volkspolizei' uit mijn bed werd gelicht en in de cel gegooid.
Waarna mensen van de 'Stasi' mij kwamen ophalen.
En mij genadeloos ondervroegen.
Ik werd door één van mijn eigen medewerkers verraden.
En belandde in de gevangenis, in een afdeling voor 'staatsgevaarlijke elementen'.
Toen... BEGON DE HEL VOOR MIJ!
Ik was overgeleverd aan de willekeur van een stel sadistische bewakers.
Eén ervan was een voormalig lid van de plaatselijke afdeling van de FDJ. Die ik ooit had aangegeven voor 'staatsgevaarlijke bezigheden'.
Daardoor werd hem de kans ontnomen om verder te studeren.
Maar hij werd uiteindelijk vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs en hij kon aan de slag als gevangenisbewaarder.
En dat had ik geweten.
Ik werd onder zijn leiding meermaals gefolterd.
Soms dagen aan een stuk.
Nadien werd ik half kreupel geslagen in mijn cel gegooid.
Waar ik werd verzorgd door mijn celgenoot, 'Brüder Gottlieb'.
'Brüder Gottlieb' was een Franciscanermonnik die in de cel belandde vanwege zijn kritiek op het regime en het weigeren om te stoppen met zijn engagement naar kinderen en jongeren toe.
'Brüder Gottlieb' leidde een project gericht op kinderen van dissidenten die bij de jeugdverenigingen van de partij niet welkom waren omwille van het feit dat hun ouders door de overheid als 'staatsgevaarlijk' werden bestempeld.
De oude monnik was nadat zijn kloostergemeenschap onder dwang van de overheid werd opgeheven trouw gebleven aan zijn kloostergeloftes en aan zijn engagement en hield deze hoog in het vaandel.
Ik herinner me hem als een zeer nederig en wijze man.
Die mijn kijk op het leven ingrijpend veranderde.
Onbaatzuchtig ontfermde hij zich over mij.
Ik.
Een in ongenade gevallen partijpionnetje, door iedereen verstoten en gedumpt in een smerige gevangenis tussen zogenaamde 'staatsgevaarlijke elementen'.
Hij.
Een 'bijgelovige'.
Zo zag ik mensen die godsdienstig waren.
Achterlijke bijgelovigen.
We hadden het communisme.
Wij hadden geen geloof meer nodig.
Dat was opium voor het volk, zo leerde ons onze leermeester Karl-Marx.
Wat kon zo iemand ons nog leren?
Veel, zo leerde ik.
Ik heb veel geleerd van mijn celgenoot die mijn steun en toeverlaat werd daar waar alle anderen mij lieten vallen.
Tot mijn eigen ouders en familie toe."

Kurt hoorde met ingehouden adem het verhaal van Heinrich Schultze.
Een in ongenade gevallen mandataris van de toenmalige communistische partij in het voormalige Oost-Duitsland.
Wiens enige vriend hij nog had een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde monnik was.
Die ondanks alle druk.
Ondanks alle repressie.
Trouw bleef aan zijn principes en hetgeen waarin hij geloofde.
Ook al stond hij in deze helemaal alleen.
De oude monnik vertelde over de pelgrimsroute naar Santiago De Compostela.
Die hij ooit aflegde in de woelige jaren voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Meerdere malen zelfs.
Hij smokkelde Joden uit Nazi-Duitsland naar Spanje vermomd als pelgrims de Spaanse grens over.
Zijn truc werkte.
Maar dan kwam het IJzeren Gordijn.
En de Berlijnse Muur.
Vele monniken slaagden er nog in om naar het Westen te vluchten, met in hun koffers de meest waardevolle schatten van het klooster.
Maar voor 'Brüder Gottlieb' ging de barrière aan het IJzeren Gordijn onverbiddelijk dicht.
Hij zat vast.
De oude abdij werd door de staat geconfisqueerd.
'Brüder Gottlieb' had niets meer.
Geen bezittingen, geen geld, geen job.
Alleen zijn idealen.
Waar hij naar leefde, hoe groot de druk ook was.
Met opgeheven hoofd aanhoorde hij de zware straf van de rechter.
En met opgeheven hoofd wandelde hij zijn cel in.
Waar hij enkele dagen voor de val van de Berlijnse Muur zou overlijden.
Terwijl Heinrich bij hem bleef waken.
Vlak voor hij stierf beloofde Heinrich dat wanneer hij zou vrijkomen hij een pelgrimstocht naar Santiago zou ondernemen.
En hij hield woord.
Daar ervoer hij iets wat voordien onbekend was voor iemand als Heinrich Schultze die als Atheïst werd opgevoed.
Iets dat zo krachtig was dat hij zich bij aankomst in Santiago meteen liet dopen.
"Zie je," zei hij.
"Ineens besefte ik wat echt belangrijk is in het leven.
En dat is wat je doet voor je medemens.
Wat je onbaatzuchtig en met heel je hart doet voor je medemens.
Ondanks mijn grote woorden over 'solidariteit', 'gelijkheid' en 'broederschap der volkeren' die ik napapegaaide enkel en alleen omdat men mij dit als knaap opgegroeid in de DDR al van kindsbeen af instampte.
Maar waar ik verder niet over nadacht.
Ondanks die grote woorden was ik eigenlijk niets meer dan een egoïst en een narcist.
Enkel bezig met mezelf.
Met macht, status en aanzien.
Ik klopte mezelf voor de borst dat ik zoveel deed voor mezelf en voor de maatschappij.
Vond dat anderen mij dankbaar moesten zijn voor hetgeen ik allemaal deed.
Maar ach.
Het was allemaal een lege doos.
EEN GROTE LEGE DOOS MET ALLEEN MAAR LUCHT!"
Dan werd het stil in de ziekenhuiskamer in de buurt van de Spaanse stad Pamplona.
Kurt herkende zichzelf zo hard in dit verhaal.
Ook hij leefde voor zichzelf.
En al wat hij ondernam deed hij om zijn ego te strelen.
Hij gaf jonge mensen kansen, zo beweerde hij.
Maar waarom?
Uit mededogen?
Uit onbaatzuchtigheid?
Of gewoon om zijn eigen ego te strelen en om een zweem van edelmoedigheid over zich te laten vallen?
Meer dan ooit besefte hij dat het vooral het laatste was.
Heinrich stond voor een lange periode van revalidatie.
Want het zou enige tijd duren eer zijn open beenbreuk zou herstellen en hij zou veel moeten oefenen en dan nog zou hij nooit meer kunnen lopen zoals voorheen.
Kurt besloot om de oude pelgrim te helpen.
Hij betaalde de ziekenhuisrekening en liet hem opnemen in een gerenommeerd revalidatiecentrum in de buurt van Madrid waarvan hij ooit hoorde vertellen door een Spaanse collega autoverkoper wiens zoon daar revalideerde na een zwaar verkeersongeval.
Heinrich herstelde zeer goed en was Kurt enorm dankbaar.
Ze besloten om samen vanuit Madrid hun pelgrimstocht naar Santiago De Compostela verder te zetten.
Daar aangekomen besloot Kurt om zijn doopgeloften te hernieuwen.
En schreef hij diezelfde avond een lange brief aan Sophie.
Die ging als volgt.

"Liefste Sophie.

Het spijt me.
Ik weet het.
Heb het al eens gezegd.
Maar oprecht was het niet.
Dat merkte je.
En ik voelde dat.
Dat mijn woorden niet tot je doordringen.
Nu weet ik waarom?
Omdat ze NIET GEMEEND WAREN!
Meer dan ooit besef ik dat ik heel mijn leven lang...
Alleen maar voor mezelf leefde.
Jij, de kinderen, Gunther, Theo, en alle anderen.
Waren er alleen maar omdat ik jullie nodig had.
Alles draaide rond mij en als ik iets deed voor jullie was dat alleen maar om daar zelf beter van te worden.
Ik leefde niet, ik werd geleefd.
Ik werd geleefd door mijn driften en verlangens.
Mijn verlangen naar geld, macht, status, aanzien en luxe.
Ik werd gedreven door mijn seksuele driften die alleen maar kortstondig plezier brachten, maar geen enkele bevrediging.
Want ik verlangde altijd maar naar meer, meer, meer.
Meer seks.
Meer geld.
Meer verkoop.
Meer aanzien.
Meer luxe.
Meer, meer, meer.
Ons huwelijk was inderdaad een grap, een farçe, een lege doos.
Ik had geen oog voor jou behoeftes, belangen en ambities.
Jij zette je in voor de logopediepraktijk waar je samen met twee andere gedreven logopedistes je schouders onder zette.
Ik vond dat altijd wat 'minnetjes'.
Om je dagen te vullen met het geven van therapie aan kinderen met spraak en stemproblemen.
Waar maar weinig mee te verdienen viel.
Maar waar jij zoveel voldoening uit haalde.
Je verdiende maar de helft van wat ik verdiende.
Eigenlijk stopte je meer in die praktijk dan je er uit haalde.
Ik vondt dat dom.
Onterecht.
Want je haalde je voldoening niet uit geldgewin, aanzien of uitstraling.
Maar in het helpen van kinderen, vaak kinderen die in moeilijke situaties zaten.
En dat gaf je zoveel energie.
Ik was een dwaas Sophie.
Dat besef ik nu meer dan ooit.
Door een ontmoeting met een man wiens leven ik redde.
En in wie ik mezelf zo hard herkende.
Hoe anders ook zijn situatie was.
Hij deed krak hetzelde als ik.
Anderen gebruiken voor zijn eigen gewin.
Waarvoor ook hij gestraft werd.
Op een manier die wat ik moest ondergaan maar een tik op de billen was.
Ik wou Sophie, dat ik de inzichten waartoe ik gekomen ben kon doorgeven aan Thomas en Laura.
Inzichten waartoe mijn broer Gunther wel was gekomen.
Welks ik niet zag, want ik zag alleen dat hij geen verstand had van geld beheren en zijn leven niet op orde kreeg.
Maar mijn vriend die ik hier leerde kennen kwam ook tot inzicht door iemand die hij als een 'dwaas' beschouwde. Want volgend de communistische ideologie waarmee hij in de DDR was grootgebracht was een diepgelovige monnik die trouw bleef aan zijn geloof en principes ook al werd hij zwaar onder druk gezet door de communistische autoriteiten, ook een dwaas.
Maar net zo'n dwaas gaf Heinrich het inzicht welks hij doorgaf aan mij.
En dat wil ik niet voor mezelf houden Sophie.
Ik wil dat zo graag doorgeven aan onze prachtkinderen.
Nu ze daar nog ontvankelijk voor zijn.
Voorts vraag ik je nederig om vergiffenis.
Voor alle leed dat ik Thomas, Laura en jou heb aangedaan.
Door mijn grote, grote dwaasheid.
Want het berouw knaagt aan mijn hart.
Harder dan ooit tevoren.
Nee ik probeer je met deze brief niet terug te winnen.
Ik wil gewoon verder met een zuiver geweten.
En mijn kinderen terug in de ogen kunnen kijken.
Dat is het enige wat ik van jullie vraag.

Liefs.
Kurt.
Enkele dagen later ontving Sophie de brief.
Ze zette zich aan de keukentafel, schonk zichzelf een kop koffie in en begon hem te lezen.
Tranen sprongen in haar ogen.
Ze barstte in snikken uit.
En huilde zeker een half uur lang.
De twaalfjarige Laura liep de keuken in.
"Waarom huil je mama?" Vroeg het meisje.
Sophie keek in de staalblauwe ogen van haar dochtertje.
"Zou je willen dat papa terugkomt?" vroeg ze.
Laura keek haar mama met grote ogen aan.
Haar gezichtje klaarde op.
"Oh mama!
Als dat eens zou kunnen.
Ik mis papa zo."
Dan kwam ook de tienjarige Thomas binnen.
"Kom eens hier jongen?" gebood Sophie.
Ze herhaalde haar vraag.
"Stel dat papa morgen naar huis zou komen?"
"Zou je dat willen?"
De jongen begon op en neer te springen van opwinding.
"Ja!" zei hij.
"Ja! Ja! Ja!!!!"
Sophie knikte.
"Dan zal mama dat regelen!" zei ze.
Laura en Thomas maakten een vreugdedansje terwijl Sophie haar tranen droogde.

Een maand later.
Blije mensen.
Een prachtig versierde zaal.
Kurt in smoking en Sophie in een prachtig wit kleed.
Ze straalde.
Vooraan stond een ceremoniemeester.
Bij wie ze hun huwelijksbelofte zouden vernieuwen.
Hun oude trouwringen hadden ze laten smelten, samen met de ring die Kurt aan Sophie schonk toen hij haar ten huwelijk vroeg.
Het resultaat was prachtig.
Kurt had Heinrich Schultze gevraagd als getuige.
Het weerzien tussen beide mannen was hartelijk.
Heinrich bekeek Sophie en zei "Sie haben eine hübsche frau." (Je hebt een prachtige vrouw)
Nadat ze beiden het ja woord herhaalden en ze de ringen over elkaars vingers schoven sloot Kurt Sophie in de armen.
En gaf haar een lange liefdevolle kus.
Met gesloten ogen.
"Geen ander meer dan jou." fluisterde hij haar in het oor.
Sophie huilde van ontroering.
Dan nam Kurt het woord, bedankte alle aanwezigen en vooral Heinrich die helemaal vanuit Dresden was overgekomen.

"Beste mensen.

Jaren heb ik gedacht dat geld verdienen en je zaken op orde hebben de belangrijkste taak was die je als mens kon hebben.
Zorgen dat er geld in het bakske kwam.
Jaren heb ik gedacht dat je pas iemand was als je kon tonen als je er goed voor zat.
Dat je pas iemand was als je hard werkte.
Als je kon zeggen dat je meer uren klopte dan de gebruikelijke 38 of 40 uur.
Jarenlang heb ik gedacht dat het gepermitteerd was om mezelf te wentelen in decadente luxe. Want ik werkte er toch voor.
Maar beste mensen.
Meer dan ooit besef ik...
Dat dat een leugen is!
Maar voor ik dat besefte moest ik eerst op mijn bek gaan.
Keihard op mijn bek gaan.
Maar nu.
Na het maken van een domme fout, namelijk het belang van trouw in een relatie, in een huwelijk niet serieus te nemen.
Na een leven van alleen bezig te zijn met mezelf en met mijn eigen belangen.
Besef ik pas goed wat echt belangrijk is in het leven.
En weet je wat dat is beste mensen?
ZORGEN VOOR ELKAAR!
Ja beste mensen.
Dat is wat ik heb geleerd.
Toen ik na alle gebeurtenissen en vooral tijdens mijn tocht naar Santiago De Compostela waar ik een zeer waardevol mens heb leren kennen.
Is dat hetgeen wat mijn kijk op het leven heeft veranderd.
Dat we veel meer moeten zorgen voor elkaar.
Alle geld, alle luxe, alle status, alle idealen, alle mooie woorden en grote daden.
Vervallen in het niets.
Als we geen zorg dragen voor elkaar.
En zorg dragen voor elkaar dat doe je niet met grote woorden en met pompeuze dadendrang.
Maar met kleine alledaagse dingen.
Er zijn voor elkaar.
Welgemeend goeiedag zeggen.
Welgemeend dankjewel zeggen.
Welgemeend en met heel je hart vragen...
WAT KAN IK VOOR U DOEN?
Zonder daarvoor iets terug te verwachten.
Ik geef het toe.
Ik heb dat te weinig gedaan.
Tot vorig jaar.
Toen ik een man redde van een gewisse dood in een ravijn in een onherbergzaam bos in de Pyreneeën.
En vooral.
Van wat die man mij achteraf vertelde.
Toen hij zijn leven vertelde.
Dat hoe verschillend ook.
Veel gemeen had met het mijne.
Daarom beste mensen.
Heb ik op elke stoel een visitekaartje gelegd.
De bedoeling hiervan is duidelijk.
Als er iemand van jullie een probleem heeft.
Behoefte aan advies.
Met een vraag zit.
Over wat dan ook.
Bel me.
Mail me.
Ik ben er.
Voor jullie.
Net zoals ik er voortaan zal zijn.
Voor mijn gezin.
En voor mijn medewerkers.
Ik was twee jaar afwezig...
MAAR NU BEN IK ER TERUG! VOOR JULLIE... "
Kurt keek naar de aanwezigen in de zaal. Hij keek ze allen aan. Zoveel mogelijk in de ogen.
En herhaalde de laatste woorden nogmaals.
"VOOR JULLIE!"
Die nacht betraden Kurt en Sophie de bruidssuite van het hotel dat bij de feestzaal hoorde.
Kurt sloot haar in de armen.
En kuste haar hartstochtelijk.
Voorzichtig ritste hij haar bruidsjurk los.
Deze viel op de grond.
Daarop viel haar BH.
Teder kuste hij haar hals.
Terwijl Sophie door zijn haren woelde.
Ze sloeg haar hoofd achterover.
Ze voelde passie bij elke kus.
Bij elke aanraking.
Dan gooide hij haar op bed.
Trok met een ruk zijn broek naar beneden.
Knoopte zijn hemd los en gooide die waar hij vallen wilde.
Dan kroop hij op haar en spreidde haar benen.
Sophie liet hem toe in het intiemste deel van haar lichaam.
Na twee lange jaren.
Had Kurt opnieuw geslachtsgemeenschap met een vrouw.
Zijn eigen vrouw.
Hij rook haar geur.
Voelde haar warme huid.
Proefde haar zoete lippen.
Die hij onophoudelijk kuste.
En wat voelde dat zalig aan.
Hij raakte in extase.
Probeerde het klaarkomen zo lang mogelijk uit te stellen.
Maar dat lukte niet.
Ze voelde zijn sperma vloeien in haar liefdesgrotje.
Ze las de teleurstelling in zijn ogen.
Ze glimlachte.
Streelde zijn borst en rug.
Bewoog haar bekken.
Dat maakte dat hij weer zin kreeg.
"Zie je wel," fluisterde ze in zijn oor.
"Dat je nog goesting hebt.
Doe maar rustig aan lieverd.
En geniet maar.
Zoals ik van jou geniet.
Lieve schat van me... "

Zeg jij het, of ik? 5


Een maand later.
Kurt woonde alleen.
In een klein appartementje.
Sophie bleef met de kinderen in de echtelijke woning.
Geen van beiden wist eigenlijk hoe het verder moest.
Kurt toonde berouw voor zijn overspel.
Maar had het moeilijk met het feit dat Sophie achter zijn rug een relatie had met zijn bloedeigen broer.
Hij kon het niet vatten.
Sophie, die zo ambitieus was, en zo gedreven bezig was met haar beroep.
Samen met Gunther.
De eeuwige lanterfanter die altijd in geldnood zat, geen vaste job had en leefde van dag tot dag.
Nog steeds gelovend in het utopie van een samenleving zonder klassenverschillen waar iedereen gelijk is.
Op een dag.
Het was al avond, maar Kurt zat nog achter zijn bureau geconcentreerd voor het scherm van zijn PC.
Hij dronk zoals gewoonlijk het ene flesje cola na het andere.
Dan werd er geklopt.
"Binnen." Zei Kurt.
Het was Theo.
"Kurt, stoor ik?"
"Gij stoort nooit Theo, dat weet ge;" antwoordde Kurt.
"Bon, da's goed. Ik wil nekeer serieus klappen met u," zei Theo.
Hij zette zich op één van de twee stoelen die voor het bureau stonden en keek Kurt aan.
"Kijk Kurt." Begon hij.
"Eigenlijk zijn het mijn zaken niet, maar toch moet het van mijn hart.
Waarom blijft ge de schijn ophouden?"
"Hoe bedoelt ge?" vroeg Kurt.
"Dat ge ondanks de vragen van de mensen blijft ontkennen dat Sophie en gij uit elkaar zijn."
Kurt zuchtte.
"We zijn niet uit elkaar.
Enfin, nog niet.
We zijn nog altijd getrouwd.
Maar na wat er allemaal gebeurd is, lijkt het me beter dat we wat afstand nemen van elkaar."
Theo schudde het hoofd.
"Kurt.
Luister naar mijn goede raad.
En stop met uzelf wat wijs te maken.
Het is voorbij.
Definitief.
Voorbij.
Geloof me.
Het heeft geen zin om het opnieuw te proberen.
Dat maakt de zaak alleen maar erger.
Ik heb dat zelf genoeg zien gebeuren.
Daarom dat ik er meteen een punt achte zette toen Nadine er van onder trok.
Ze wilde het ook nog eens proberen.
Maar mijn besluit stond vast.
Buiten is buiten.
Da's hetzelfde als met werknemers.
Ene die zijn ontslag neemt moet ge achteraf ook niet meer binnenpakken.
Dat weet ge als ondernemer goed genoeg... Toch?"
Kurt knikte.
"Ewel.
In een relatie is dat just hetzelfde.
Geloof me.
Ge maakt het alleen maar erger voor haar en voor uzelf.
Als ge geen vechtscheiding wilt die jaren blijft aanslepen en die mentaal en fysiek aan u blijft vreten.
Dan volgt ge gewoon mijn raad op."

Kurt boog het hoofd.
"Theo.
Ons Sophie.
Had een verhouding met de Gunther.
Mijn broer.
Dat bekende ze die avond toen die Marlies bij ons aan de deur stond."
Theo zweeg.
Keek Kurt aan.
"Daar zijt ge van verschoten zeker hé."
Kurt knikte.
"Ewel Kurt...
IK NIET!"
Theo draaide zijn stoel en installeerde zich wat gemakkelijker.
Knikte met zijn hoofd.
"In uw ogen was Gunther maar een naïeve idealist met een onrealistisch wereldbeeld.
Iemand die kon doordraven over hoe de wereld er volgens hem moest uitzien, maar die zijn eigen leven maar niet op orde kreeg.
Just hé Kurt.
Maar de meeste mensen zagen hem heel anders.
Ik ook.
En Sophie ook.
Gij zijt er nooit in geslaagd om uw broer op een positieve manier te bekijken.
Die jongen kon niets goed doen voor u.
Just hé.
Ik heb veel gesprekken met hem gehad.
's Avonds in één van de vele café's in de stationsbuurt waar ik hem trof als ik eens een pint ging drinken.
Diepzinnige gesprekken.
Intelligente gesprekken.
Sorry da 'k het zo zeg Kurt. Maar ik vond bij momenten dat uw broer stukken intelligenter was dan gij.
Dat hij veel dieper over de dingen nadacht.
Ja. 't is waar. Gunther was een idealist.
Wat is daar mis mee?
Weet ge? Bovenal was de Gunther vooral een heel zorgzame mens.
Die begaan was met anderen.
Hij zou zijn laatste boterham geven aan iemand die honger had, ook al had ie zelfs niets meer te eten.
Gij verstaat dat niet hé, dat mensen zo zijn.
Ik wel.
Gij gelooft in hard werken en zien dat er geld in 't bakske komt.
En al wie niet hard genoeg werkt is 'minder' in uw ogen.
En als zo iemand in de miserie zit, dan heeft hij het zogezegd aan zijn eigen te danken.
Geld, aanzien en status.
Dat is uwe wereld.
Iets anders.
Dat kent ge niet.
Geef maar toe."
Theo keek Kurt aan.
"Kurt," zei hij.
"Ik werk graag met u.
Ge zijt een goeie baas.
Correct.
Ambitieus.
Ge hebt verstand van zaken doen.
Maar ge hebt nog altijd niet door...
Dat er meer is in het leven dan werken, geld verdienen en daarmee te koop lopen!"
"Wat is dat 'meer'?" Vroeg Kurt.
"Ik heb een eigen zaak.
Geef mensen werk.
Als ge niet bezig zijt met uw werk, en uw zaken niet op orde hebt.
Dan gaat dat niet.
En ja, ik laat het graag breed hangen.
Ik hou van dure wagens, en van een goede maaltijd in een exquise restaurant.
Mag dat nog?
Ik werk er godverdomme toch voor!!"

"Zie je wel?" zei Theo.
"Ge snapt het niet.
Ik werk ook hard.
Ben ook gedreven en ambitieus.
Als dat niet zo was, zou ik het nooit geschopt hebben tot sales-manager bij één van de best verkopende automerken van dit land.
Want geloof me.
Veeleisend waren ze wel.
En de concurrentie was bikkelhard.
Maar af en toe hé Kurt.
Moet ge eens die klik in uwe kop omdraaien.
En gewoon mens zijn!
Snapt ge.
Gewoon eens MENS ZIJN ONDER DE MENSEN!
Allez ja. Hoe lang is het bijvoorbeeld geleden dat ge nog eens een klapke deed met uwe gebuur?"
"Zot!" Zei Kurt.
Die mens woont om bijna een kilometer van mij vandaan."
"En dan?
Gij zijt dus nog niet naar dat boerhofsteeke gegaan, daar aangeklopt en gezegd: "Hallo ik ben Kurt Smets en ik woon hier in dat gerestaureerde huisje ongeveer een kilometer verderop?"
"Waarom zou ik dat moeten doen?"
"Dat zei ik toch?" Zei Theo.
"Om eens onder de mensen te komen.
Mens te zijn onder de mensen.
Nekeer een gesprek hebben met iemand zonder dat ge daar op één of andere wijze voordeel uit wilt halen.
Hebde gij al eens met een vrouw gepraat zonder bijbedoelingen?
Zonder dat ge haar in bed wilt krijgen?"
Kurt zat er maar beteuterd bij.
"Wat is nu eigenlijk uw punt?" vroeg hij.
"Laat het nekeer efkes bezinken Kurt.
Gij zijt ne verstandige mens, dat weet ik maar al te goed.
Ge zult het wel snappen."
Terzelfdertijd was het voor de jongens in de garage ook tijd om huiswaarts te keren.
Fred Mortelmans, diensthoofd van de afdeling montage en onderhoud was nog bezig in zijn kantoortje dat uitzicht gaf op de garage de inventarissen op te maken.
"Tot morgen Fred." Zei Yassine.
"Tot morgen." Zei Fred terwijl hij even zijn hand opstak.
Yassine Al-Mimoune was de benjamin van de ploeg.
Een ietwat slungelachtige knaap van Marokkaanse afkomst die met een leercontract werkte.
Hij leerde erg snel en was gemotiveerd.
Hij haalde zijn fiets uit het fietsenrek en liep de parking op.
Wat verder stond de potige Range-Rover van Kurt.
Er lag iemand onder, een vrouw.
"Ey bitch wat doede gij daar?" Riep Yassine.
De jonge vrouw kroop onder de auto uit en zette het op een lopen.
Yassine liep de toonzaal in.
"Waar is Kurt? Hij moet sebiet komen!" Zei hij tegen Lies, de receptioniste.
"Wat is er gebeurd?" Vroeg ze.
Ze was van achter de receptie gekomen toen ze een jonge vrouw zag wegrennen.
Ze herkende haar als de vrouw die zich uitgaf als Kurt zijn verloofde.
"Daar was e wijf aan Kurt zijnen otto te prutsen!" Zei hij.
"Wacht!" Zei Lies.
Ze liep het kantoor van Kurt in die nog altijd aan het praten was met Theo.
"Kurt! Die Marlies was hier. Ze was aan uw auto aan het prutsen."
"Godverdomme!" Riep hij terwijl hij het bureau uit liep.
Theo en Yassine volgden.
Kurt zakte door zijn knieën en zijn hoofd verdween onder de auto.
"Smerige teef!" Hoorden Theo en Yassine hem roepen.
"ZE HEEFT DE REMKABELS DOORGEKNIPT!"

Theo haalde zijn gsm uit.
"Dit is werk voor de politie. We moeten de videobeelden bekijken, misschien is ze daarop te zien."
De politie werd erbij gehaald en de camerabeelden werden bekeken.
Ook Alain Donck kwam ter plaatse.
"Yep... Die dame kennen we." Zei hij meteen, toen hij de videobeelden zag.
"Oh ja?" vroeg Kurt.
"Marlies Jonckers: 28 jaar en tot tweemaal toe weduwe.
Haar laatste echtgenoot die dertig jaar ouder was stierf vorig jaar in zeer verdachte omstandigheden.
Waar onze collega's van het parket van Antwerpen nog altijd onderzoek naar voeren."
"En hoe is die mens gestorven?" Vroeg Kurt.
"CO2 vergiftiging.
Ondanks het feit dat de boiler in de badkamer waar ie dood in bad werd aangetroffen technisch perfect in orde was.
Marlies erfde al zijn bezittingen, en dat was heel wat.
Een villa in Brasschaat, en één in Knokke-Zoute. Appartement in Marbella en een zeiljacht in de Nieuwpoortse jachthaven.
Haar eerste echtgenoot een jonge beursmakelaar die het maakte in de Londense City crashte met zijn Porsche tegen een oplegger.
De auto explodeerde meteen, dus het was niet duidelijk of er sprake was van sabotage, dus werd er geen onderzoek naar gevoerd.
Maar daar zal ik zo snel mogelijk verandering in brengen," zei Alain Donck kordaat!

Zeg jij het, of ik? 4


De spanning was te snijden op de oprit van het kleine gerestaureerde landhuis ergens op een plattelandsweg.
Kurt voelde de ijskoude hand van Marlies Jonckers over zijn borst glijden.
En zag de moordende blik van zijn echtgenote Sophie Watteeuw die helemaal onder het stof en de grind zat.
Zijn blik kruiste die van Marlies.
Waanzin stond in haar ogen te lezen.
Hij voelde zijn hart kloppen tot in zijn keel.
"Kom dan," fluisterde Marlies in zijn oor.
"Zeg jij het... ? OF IK!"
Traag bewoog Kurt zijn hoofd.
Ditmaal keek hij Marlies recht in de ogen.
Hij zag haar lip trillen.
Hij was er zeker van.
Dat ze ergens een mes of ander scherp voorwerp verborg.
Waarmee ze elk moment kon uithalen wanneer iets haar niet zinde.
Hij vervloekte zichzelf.
En het feit dat hij met deze jonge vrouw naar bed ging.
Hij vervloekte het feit dat hij die avond in dat ene Brusselse hotel niet gewoon was gaan slapen zoals zijn twee verkopers.
"Ik... " Stamelde Kurt.
"Ik heb niets te zeggen.
Ik herhaal...
Ik heb niets te zeggen!
Behalve...
Dat ik een hele stomme fout heb begaan.
Door met een geschift wijf als gij tussen de lakens te kruipen!"
Vlak nadat hij dat zei stortte hij zich op Marlies.
En gooide haar op de grond.
Dan kneep hij haar keel net niet dicht.
"Nu moet gij eens goed naar mij luisteren smerig rotwijf!" Zei hij.
"Als gij mij en mijn gezin niet met rust laat.
Dan ga je wensen dat je nooit geboren was.
En als ge nu niet rap van mijn eigendom af gaat!
Dan bel ik de flikken en dien ik klacht in tegen u wegens HUISVREDEBREUK!!!
Is dat duidelijk."
"Wat ga je doen Kurtje?" vroeg Marlies spottend.
"Terugkrabbelen?
Proberen je vege lijf en je minderwaardige huwelijk te redden?
Sukkelaar.
We hadden het goed kunnen hebben.
Jij en ik.
Alle dagen seks!
Alle dagen.
Niet één keer om de veertien dagen zoals nu."
"Genoeg!" zei Kurt terwijl hij haar recht trok en naar haar auto duwde.
Dan draaide ze zich om en greep hem bij zijn stropdas.
"Weet je wat Kurt Smets?" zei ze met een grimmige ondertoon in haar stem.
"Hier ga je spijt van krijgen.
Ja echt wel.
Hier ga je heel veel spijt van krijgen.
Smerige oversekste schoft dat ge zijt!"
Ze spuwde hem in het gezicht, sloeg de deur van haar roadster dicht en scheurde weg, een bandenspoor in het grint achterlatend!
De roadster verdween uit het zicht en het stof dat hij deed opwaaien ging langzaam liggen.

Dan draaide hij zich om en keek naar Sophie.
Als een geslagen hond.
Wachtende op wat komen zou.
Sophie gunde hem geen blik en liep naar binnen.
Liet de deur openstaan.
Met gebogen hoofd en hangende schouders ging hij ook naar binnen en sloot de deur.
Sophie had zich teruggetrokken in de badkamer, kleedde zich uit en gooide haar met stof bevuilde kleren in de wasmand.
Daarna ging ze onder de douche.
Kurt trok naar zijn bureau, zette zijn computer aan en surfte naar de website van De Tijd.
Even stond hij recht om de deur te sluiten.
Bedacht zich dat het beter was om alles een beetje te laten bekoelen.
Hij las wat artikelen, met weinig aandacht.
Keek tussendoor uit het raam.
Er was een felle wind opgestoken.
De bladeren aan de bomen zwiepten heen en weer.
Witte wolkjes werden voortgedreven door de staalblauwe hemel.
Hoog daarboven een vliegtuig dat witte condensstrepen achterliet.
Een vliegtuig dat opsteeg in Londen Heathrow een uur geleden met bestemming Islamabad, zo leerde hij na een vluchtige check op Flightradar24.com.
Zo gingen er twee uur voorbij.
Hij had intussen een fles whisky gekraakt die in de drankenkast tegenover het bureau stond.
En was nu al aan het derde glas toe.
Dan ineens stond hij recht en verliet het bureau.
Hij wandelde de woonkamer binnen waar Sophie in de grote leren zetel naar Sturm Der Liebe zat te kijken.
Hij naderde de zetel met kleine stapjes.
Sophie keek op.
"Ziet hem daar staan.... Onnozeloare, zei ze giftig.
"Je hebt gelijk." Zei Kurt.
"Ik ben een onnozelaar."
Sophie zweeg.
Nipte van haar wijnglas.
"Is dat al wat je te zeggen hebt?
Seksmaniak."
"Wat valt er te zeggen?
Dat het me spijt.
Ik weet ook wel dat dit niet volstaat."
Sophie zweeg.
Staarde uit het raam naar het schemerdonker buiten.
"Dacht ge nu echt dat ik het niet door had Kurt?" Vroeg ze.
"Zo ineens naar buiten gaan als de telefoon gaat.
U altijd terugtrekken op uw bureau.
Altijd laat thuis, vergaderingen, etentjes met uw vriendjes van de beleggingsclub.
Om dan later van hun echtgenotes te horen dat ze die avond gewoon thuis waren.
Weet je wat erger is dan uw bedrog Kurt?
Dat ge denkt da 'k een onnozele trezebeze ben.
Die ge van alles wijs kunt maken."
Kurt stond bij de zetel met gebogen hoofd.
"Zet je nere!" Beval Sophie.
Kurt zette zich naast haar in de zetel.
"Zegt nekeer eerlijk.
Komde gij zoveel tekort?" vroeg ze.
Kurt wist niet wat zeggen.
"Ik zou wel wat meer seks willen ja," zei hij.
"En eerlijk gezegd.
Monogamie.
Soms lijkt het me zo saai."
Sophie lachte.
"Venten hé," zei ze.
"Volwassen worden is toch echt jullie sterkste kant niet hé.
Moen kik joen ekeje etwat zeggen Kurt?" Zei ze in het West-Vlaams.
Sophie Watteeuw was afkomstig van Brugge en stak haar afkomst niet onder stoelen of banken.
"Het leven! Dat is saai!
Dat is maken dat den boel aan de kant is, dat er eten op tafel staat, dat er geld in 't baksje komt en dat joen kleren proper zien.
Dat is 't leven.
Voor mij toch.
Jij verwacht toch ook van je werknemers dat hun job op de eerste plaats komt.
Jij hebt dat toch ook niet graag dat ze zich 'teveel gaan verbeelden'.
Het leven is geen film Kurt Smets.
Jij verweet je broer dat hij een onrealistische kijk had op het leven.
Maar eigenlijk hé.
Ben je geen haar beter.
Op professioneel vlak ben je een kei, dat is waar.
Je hebt een neus voor zaken en je werkt hard om je doel te bereiken.
Je bent net zo veeleisend voor jezelf als voor je medewerkers.
Maar privé, is het een heel ander verhaal.
Jij denkt dat het leven één groot feest is.
Tot laat in de nacht blijven hangen, feestjes, recepties, veel blablabla en tralala.
Flirten met de dames.
Zakenreizen met veel grote sier.
Dure hotels en etentjes, veel dikdoenerij.
De patser uithangen in je dure wagens.
Indruk maken op het vrouwelijk schoon.
Mij maakte je echt niet wijs dat je daar in Engeland of op het autosalon van Frankfurt of Geneve alleen sliep in je dure hotelkamer.
Weet je wat Gunther had wat jij niet hebt Kurt?
Principes!
Je broer Gunther bleef trouw aan zijn principes.
Tegen beter weten in.
Hij verkocht zijn ziel niet voor een smak geld.
Hij kwam op voor zijn idealen en voor de mensen waar hij om gaf.
Welks hij met zijn eigen leven moest bekopen."
"Sophie... Alstublieft hou op," zei Kurt.
Hou op met over Gunther te beginnen.
Zijn dood doet me nog altijd pijn.
Ja ik weet, ik heb veel op zijn kap gezeten.
En al bij al, ook al pakte hij de dingen onhandig aan.
Hij bedoelde het niet slecht."
"Je beseft het toch," zei Sophie.
"Gunther had het niet breed.
Maar hij was content met wat hij had.
Hij gaf om mensen.
Niet om geld of status."

Dan werd het stil.
"Kurt," zei Sophie.
"Laten we de dingen onder ogen zien.
Het gaat niet meer tussen ons.
't Marcheert niet meer.
Het heeft nooit gemarcheerd tussen ons.
Toch.
Jij leeft alleen maar voor je werk.
Voor je zaak.
En het ergste van al.
En bent alleen maar bezig met je status.
Altijd maar aan het werk.
Altijd weg.
Altijd maar bezig met geld verdienen en nog meer geld verdienen.
Altijd maar dat blasé gedoe.
Altijd maar proberen om indruk te maken op iedereen.
Met je status, met het feit dat je meer dan tachtig uur per week werkt.
Met het feit dat je zoveel mensen werk geeft.
Je voelt je heel wat omdat je jonge mensen die het moeilijk hebben of hadden een kans wilt geven.
Maar waarom doe je het?
Om indruk te maken.
Ja toch.
Allemaal om indruk te maken.
Voor de schone schijn, niets meer en niets minder.
Zeg nu zelf.
Wanneer hebben we nog eens iets samen gedaan?
Met ons twee.
Wanneer zijn we eens weggeweest zonder de kinderen.
Je bent een goeie vader voor Thomas en Laura, dat ga ik niet ontkennen.
Maar een goede echtgenoot kan ik je bezwaarlijk noemen.
Lijkt wel of we enkel nog getrouwd zijn voor de schone schijn.
Om de wereld de indruk te geven dat je niet alleen geslaagd bent als zakenman maar ook als vader en echtgenoot.
Maar zo ervaar ik het al lang niet meer Kurt.
We praten amper.
En we vrijen amper, maar waarom?
Je bent er Godverdomme nooit.
Als jij thuiskomt ben ik al in bed want voor mij loopt de wekker ook af.
En ik kan het mij niet permitteren om met een vermoeide kop en wallen onder mijn ogen in de praktijk te staan.
En de kinderen moeten ook op tijd hun ontbijt hebben.
En in de weekends is er ook altijd wel wat.
Of je moet naar die beleggersclub, of de voetbal of naar een meeting in verband met die website waar je mee bezig bent.
Of we moeten samen naar zo'n heel chique receptie met allemaal van dat bekakte oppervlakkige klotevolk."
Sophie zweeg.
Er was alleen nog de TV die speelde.
De krasse stem van een acteur die een Grieks oud besje speelde die yoghurt van een groot Frans zuivelconcern aan de man probeerde te brengen.
Kurt sloeg zijn arm om Sophie haar schouder en trok haar dicht tegen zich aan.
Ze liet het zich welgevallen.
Legde haar hand op zijn dij.
Dan keek ze hem aan.
"Je hebt me bedrogen," zei Sophie.
"Welks ik wel wist dat je dat deed.
Ik had het door.
Maar jij niet.
Jij had niet door dat ik jou ook bedroog."
Kurt slikte.
"Met wie?"
"Je had het echt niet door hé?
Waarom ik het altijd opnam voor je broer."
"Je gaat me toch niet vertellen dat?"
Sophie knikte.
"Ik had een relatie met Gunther ja," antwoordde ze
"Met hem had ik gesprekken.
Die ik met jou nooit hebben kon.
Diepgaande gesprekken.
Bij een goed glas wijn.
Bij hem thuis.
Als jij aan het werk was, of weer op reis.
Naar Coventry of naar Frankfurt.
Dan bracht ik de middagpauze door bij Gunther.
Die kookte dan voor mij.
Vaak heel simpele kost.
Soms gewoon ravioli uit blik.
Maar dat deerde me niet.
Het was het gezelschap dat telde.
Eens geen conversatie die ging over auto's of zakenrelaties, personeel dat er zijn klak aan vaagde of klanten die het lieten afweten.
Maar gewoon over de dagelijkse dingen.
Over HET LEVEN!
Zo is er tussen mij en Gunther een band gegroeid.
Zo sterk.
Dit voelde ik nooit eerder Kurt.
Zeker niet met jou.
Bij jou voelde ik passie, zeker toen we nog verloofd waren.
Ik kon niet genoeg van je krijgen.
Maar bij Gunther was het anders.
Dat was echte liefde.
Hij hoefde niet te presteren.
Ik vond het heerlijk als ik gewoon naakt in zijn armen lag.
En zijn ademhaling voelde... "
Dit leek het allerlaatste gesprek dat Kurt en Sophie zouden hebben als koppel.
Ze waren inderdaad uit elkaar gegroeid.
Kurt vertrok nog diezelfde avond en liet het huis aan haar.
Trok in bij een kennis en verhuisde een week later naar een appartement in de stad.
Wanneer hij 's avonds thuiskwam besefte hij pas echt hoe leeg zijn leven was.
Hoe leeg zijn leven al die jaren was.


zondag 23 juli 2017

Zeg jij het, of ik? 3


Sophie Watteeuw had zich net een kop koffie ingeschonken toen Charlene de receptioniste haar kantoor binnenkwam.
"Sophie, die dame die al de hele tijd belt om je te spreken is er. Ze wil je spreken en zegt dat het dringend is," zei ze.
Sophie zuchtte.
"Laat ze binnenkomen, als het dan toch echt moet," zei ze.
Ze zette haar kop koffie op haar bureau en draaide haar laptop en het scherm van haar computer wat meer naar de binnenkant zodat men aan de andere kant van het bureau niet mee naar het scherm kon kijken.
Dan werd er geklopt.
"Binnen." Zei Sophie.
Marlies kwam binnen.
"Goeiedag mevrouw Smets, ben blij dat u bereid bent mij te ontvangen," begon Marlies.
"Maak het kort," zei Sophie.
"Ik heb weinig tijd."
"Dan zal ik meteen ter zake komen," zei Marlies.
"Het zal voor u misschien als een schok overkomen, maar dat ligt dan volledig buiten mijn wil, ik had ook liever gehad dat u het van uw echtgenoot zelf had vernomen.
Maar Kurt en ik, wij hebben sinds enkele maanden een relatie."
Sophie rechtte haar rug en plaatste haar beide handen op het bureau.
"Excuseer?" zei ze verontwaardigd.
"Ja," zei Marlies.
"En het is serieus.
Ik ben voor Kurt veel meer dan een 'scharrel'.
Om het rechtuit te zeggen.
Kurt wil verder met me."
"Onzin!" Zei Sophie.
"Waarom zou Kurt zijn gezin in de steek laten voor jou?
Vertel me dat eens een keer.
Dat hij scharrelt met andere meiden, daar verschiet ik niet van.
Maar dit.
Je bent gek wijf!" Sneerde Sophie.
"Ik ben zwanger," zei Marlies.
"Je had zijn gezicht moeten zien toen ik hem dat vertelde.
Hij werd niet boos.
Dreigde niet met een 'vaderschapstest'.
Nee.
Hij omhelsde me, streelde mijn buik en zei. "Dan groeit er hier een liefdeskindje?"
Ik weet, dat dit een grote schok is voor jou.
Maar Kurt heeft zo meteen een afspraak met zijn advocaat.
Om de echtscheidingsprocedure in te zetten."
Sophie voelde het tegelijkertijd warm en koud worden.
"Meen je dat echt?
Of probeer je me hier op stang te jagen?"
"Ik meen het echt," zei ze.
"Kurt en ik dat...
Ik had het nooit verwacht.
Dat iets wat begon als een simpele flirt.
Een slippertje.
Op zo iets zou uitdraaien.
Als Kurt met me vrijt Sophie.
Dan voel ik liefde.
Passie.
Hij geeft zich helemaal.
Weet je Sophie.
Hij zei dat vrijen met mij een verademing is.
Hij noemde je EEN DIEPVRIES!
Hij zei... Wat ik al een tijdje vermoedde is nu wel duidelijk.
Dat wijf van mij is zo kil en frigide als de pest.
Mij leren kennen deed hem de klik maken en te kiezen voor echte liefde.
Voor pure passie!"
"Godverdomme!" Vloekte Sophie.
"Buiten!
Buiten zeg ik vieze, gore stinkslet dat ge zijt!!"
Sophie kwam van achter het bureau en ging voor Marlies staan.
Haar ogen schoten vuur.
"Krijg je wel vaker hé? Die woede aanvallen.
Ook dat is Kurt beu.
Om altijd op zijn hoede te moeten zijn en te moeten zien wat hij zegt.
Wil hij niet één en ander projectiel achter zijn hoofd krijgen.
Ik dacht dat hij overdreef.
Maar nee.
Hij had gelijk.
MET U VALT ER DUS ECHT NIET TE LEVEN!"
Sophie opende de deur van haar bureau.
"Kijk trutje! Gij hebt precies vijf minuten om te maken dat ge hier buiten zijt!
Of ik bel de flikken GODVERDOMME!"
"Oh nog dit!" zei Marlies terwijl ze gemeen in Sophie's gezicht grijnsde.
"Uw koffers zullen buiten staan als ge thuiskomt.
Want gij... zijt niet meer welkom!"
Daarna verliet Marlies de logopediepraktijk!

Sophie gooide zich in de zetel die in een hoek van haar bureau stond en barstte in diepe snikken uit.
Elena haar collega logopediste kwam op het tumult af en ging in de zetel zitten en streelde zacht Sophie's blonde haren.
"Wat was dat allemaal?" vroeg ze.
"Ik weet het niet?" snikte Sophie.
"Dat wijf beweerde dat ze een relatie heeft met Kurt.
En dat hij ons huwelijk wil stopzetten omwille van haar.
Maar blijkbaar durft hij dat zelf niet zeggen."
"Bedoel je die brunette die daarstraks buiten liep?
En die al de hele tijd probeerde om met u in contact te komen?"
"Ja!" antwoordde Sophie.
"Oti vromiko porni!" Zei Elena in het Grieks. Wat zoveel betekende als 'die vuile slet'.
Elena Patripoulos had Griekse roots maar groeide op in de cités van het Limburgse Waterschei.
Maar de vurige zwartharige vamp had niet veel zin om daar haar leven te slijten en trok op haar achttiende de wijde wereld in.
Ze trok naar Amsterdam en ging er studeren. Ze volgde de richting Medisch Secretariaat.
Overdag les volgen en 's avonds werken als serveerster in een drukbezochte bar.
Na haar studies kwam ze in Knokke-Heist terecht waar ze werkte als assistente en secretaresse in de privé kliniek van een gerenommeerde plastische chirurg.
Intussen schoolde ze zich bij in de richting Logopedie.
Ja Elena is een ambitieuze dame.
"Hey!" zei Elena.
"Laat je door dat wicht niet op stang jagen hoor.
Ik ken haar.
Het is een doorgewinterde fantaste."
Sophie keek op.
"Waarom doet ze dat?
En hoe kent ze Kurt?
Die heeft daarmee liggen vossen hé, de stommekloot!
En die trut weet dat hij een eigen zaak heeft.
En er warmpjes in zit.
Allez ja... Wat moet ik nu doen?"
"Wat je moet doen?" zei Elena.
"Om te beginnen.
Eens goed praten met Kurt.
Hem om een verklaring vragen.
Nee, je moet hem niet meteen vergeven.
Maar laat hem ook niet vallen.
Je hebt twee prachtige kinderen Sophie.
Denk aan hen.
Opgroeien in een gebroken gezin is geen pretje, ik weet er alles van," zei Elena.
Sophie rechte zich, schudde haar prachtige blonde haar.
"Je hebt gelijk," zei ze.
"Wil jij misschien mijn afspraken voor vandaag overnemen.
Ik bel meteen Kurt op en vraag of hij onmiddellijk naar huis wil komen."
"Doe dat," zei Elena.
"Ga jij maar naar huis, ik hou de boel hier wel recht."
Elena gaf Sophie een dikke knuffel. Daarna nam Sophie haar jas en liep ze naar buiten.
Intussen belde ze Kurt op.

Kurt zat in de auto en  verliet net de snelweg toen zijn gsm afging.
"Hallo met Kurt," zei hij.
"Sophie ben jij dat?
Waar ben je nu?"
"Op weg naar huis," was het antwoord.
"We moeten praten Kurt.
Ernstig praten!"
Dan haakte ze in en sprong ze op haar fiets, en reed in zeven haasten naar huis.
"Godverdomme!" dacht Kurt.
"Sophie weet er al alles van.
Hoe gaat ze hierop reageren."
Hij reed de stad in.
Hij zag een bekende passeren op haar fiets.
We kennen haar ook.
De temperamentvolle detective Sheila Verdoolaeghe.
Kurt deed al eens beroep op haar diensten, in verband met het verdwijnen van geld uit de kassa.
Ze stak haar hand op naar hem, maar hij reageerde niet.
Welks hij anders wel zou doen, want hij had wel een oogje op haar en kon zijn ogen niet van haar afgetrainde lichaam houden.
Het was dus wel duidelijk dat Kurt nu heel diep in de put zat.
Hij zag zijn toestand nu echt wel heel somber in.
Toen Sophie thuiskwam zag ze een zwarte BMW-Roadster die geparkeerd stond op de oprit.
Het portier aan de kant van de bestuurder stond open en Marlies leunde nonchalant tegen de zijkant.
"Wat doe jij hier?" vroeg Sophie verontwaardigd terwijl ze haar fiets aan de kant gooide.
"Ik dacht dat Kurt hier zou zijn.
En hij jou koffer zou buitenzetten.
Maar hier is jammer genoeg nog niemand.
Maar da's niet erg.
Doe maar de deur open en pak je koffers maar.
Ik zal er persoonlijk voor zorgen dat je wegkomt tegen dat mijn allerliefste terug thuis is."
"Dit hoef ik niet te pikken!" siste Sophie terwijl ze haar handtas opende om haar gsm te zoeken.
"Wat ga je doen trutje?" vroeg Marlies terwijl ze bruusk de handtas uit Sophie's handen griste.
Ditmaal doorzocht Marlies zelf de handtas, haalde een sleutelbos eruit en probeerde deze één voor één.
"Bluuft uut me kot!" Riep Sophie kwaad!
"Ghodverdomsche teve!"
Ze trok aan Marlies haar haren, maar Marlies draaide zich om en gaf Sophie een geduchte klap in het aangezicht.
Sophie viel op de grond en Marlies plantte meteen de hoge hak van haar rechterschoen op Sophie haar hoofd.
"Je rijk is uit teef!" zei Marlies.
"Ik deel hier vanaf nu de lakens uit.
Jij pakt gewoon je koffers, verdwijnt.
En je komt nooit meer terug.
Kurt is van mij.
En alles op dit domein... Ook!"

Dan arriveerde Kurt.
"Wat is hier aan de hand!" Vroeg hij.
Marlies stapte meteen op Kurt af, omhelsde hem en begon hem als een bezetene te zoenen.
"Schatje!" kreunde ze.
"Ooooh mijn grote liefde.
Man van mijn leven!"
Gulzig zocht haar tong de zijne.
Terwijl haar handen over zijn rug en kont gleden.
En ze sensueel met haar bekken bewoog.
"Eindelijk!" fluisterde ze in zijn oor.
"Eindelijk samen.
Voor altijd samen.
Ooooooooh mon amour!"
Sophie stond recht en klopte de kiezelsteentjes uit haar kleren.
"Kurt Smets!" riep ze.
"IK EIS EEN VERKLARING!"
"Toe... Zeg het maar lieverd.
Ik sta achter je.
Ik sta altijd achter je vanaf nu!"
Kurt voelde zijn hart bonzen.
Het zweet brak hem uit.
Wat moest hij zeggen.
Hij zag weer die blik in Marlies haar ogen.
Zoals toen ze bij hem op het bureau was en hem ineens keihard bij zijn ballen greep.
Die ijskoude blik nijdige blik die door merg en been ging.
Maar hij zag ook de priemende blik van Sophie.
Die een withete woede verraadde.
Hij wist... één verkeerd woord was genoeg.
Ofwel lag zijn huwelijk aan diggelen.
Of mocht hij een uitval vrezen van een compleet dolgedraaide en onberekenbare fantaste die haar zinnen op hem en zijn bezittingen had gezet.

Zeg jij het, of ik? 2


Twee dagen later.
Kurt zat aan zijn bureau te werken.
Had net een telefoongesprek beëindigd en concentreerde zich nu op het beantwoorden van alweer een nieuwe lading binnengekomen e-mails.
Tussendoor dronk hij van zijn flesje cola.
Koffie dronk hij net, maar hij had een serieuze cola verslaving.
Zijn prullenmand zat vol met lege flesjes cola die hij samen had gevouwen.
Tussen het lezen van de e-mails en het bijhouden van de documenten doornam hij zijn collectie naakte vrouwen in verleidelijke poses op zijn harde schijf.
Heerlijke meiden in allerlei verleidelijke poses.
Discreet ritste hij zijn broek los terwijl hij uit de lade een pak zakdoeken haalde.
Dan ging de telefoon.
Het was Lies de receptioniste.
"Hallo Kurt, er is hier een dame die beweert je verloofde te zijn."
"Pardon?" Zei Kurt.
"Ja, zo geeft ze zich uit. En ze staat erop om je meteen te spreken."
Schaamte en woede maakten zich over Kurt meester.
Hij wist meteen, het was Marlies.
"Straks komt alles nog uit," dacht hij bij zichzelf.
Hij liep in zeven haasten de toonzaal binnen.
Daar stond Marlies bij de balie.
Fris rood kleedje, witte diadeem in de haren, daaronder een zonnebril van Gucci.
Ze liep op roodgelakte schoentjes met korte hakjes.
Kurt liep op haar af.
"Waar zijde gij mee bezig? wilt ge mijn leven kapot maken of wat?"
"Wat?" zei Marlies zelfverzekerd.
"Ben ik je verloofde dan niet?"
"Kom mee naar mijn bureau," zei hij terwijl hij haar meetrok.
Hij zag hoe Lies bedenkelijk keek.
Lies was goed bevriend met Sophie, dus u begrijpt dat Kurt zich hier alles behalve goed bij voelde.
Hij duwde haar in zijn bureau en sloeg de deur dicht.
"Kijk Marlies, ik wil dat dit spelletje ophoudt. En wel nu meteen!"
"Kurt," zei Marlies terwijl ze in zijn ogen keek.
"Zeg het toch gewoon tegen Sophie.
Zeg dat je een ander hebt.
Bij wie je je veel gelukkiger voelt dan bij haar.
En bij wie je een liefdeskind hebt verwekt.
Is toch zo.
Kom ervoor uit.
Zet de stap.
Zet de stap naar een gelukkig leven.
Met mij aan mijn zijde."
Kurt zuchtte.
"Marlies.
Ik heb kinderen!
Moeten die in een gebroken gezin opgroeien?"
"En ons kindje dan Kurt?
Ons liefdeskindje?
Moet het zonder vader opgroeien.
Je weet net zo goed als ik dat het niet evident is voor een alleenstaande moeder om rond te komen.
Dat kan je je kindje toch niet aandoen.
Een kind heeft een vader en een moeder nodig.
Kurt.
Ik heb je nodig.
Ons kindje heeft je nodig.
En jij hebt mij nodig.
Ik zag hoe je genoot.
Ik geloof nooit dat Sophie jou zo deed genieten als ik dat deed."
Marlies streelde zijn borst.
Vleide haar lichaam tegen het zijne.
Nestelde haar hoofd tegen zijn schouder.
Haar handen streelden zijn kont.
"Kurt.
Schatje.
Je hoofd zegt nee.
Maar je pik.
Die zegt ja.
Bevrijdt jezelf uit die ontkenningsfase.
En speel open kaart met je echtgenote.
En je kinderen.
Ach.
Er zijn zoveel kinderen die opgroeien in een 'nieuw samengesteld gezin'.
Is altijd beter dan in een gezin zonder liefde.
Ik zal ze evenveel liefde geven als dat ik ons liefdeskindje liefde zal geven.
Ik zie graag kinderen Kurt."

Marlies gleed met haar hand over zijn kruis.
Streelde zijn penis.
Terwijl ze hem aankeek.
"Ik heb zo genoeg van dat stiekeme gedoe.
Ik wil jou voor mij alleen.
En ik zal je krijgen Kurt.
Hoor je me."
Haar blik veranderde.
Haar ogen schoten vuur.
"Je kan me niet dumpen zoals een stuk vuil.
Heb je me gehoord?"
Ze kneep in zijn ballen.
"Want als je dat doet...
Dan maak ik je af!
Heel langzaam, en vooral... HEEL PIJNLIJK!"
Dan verliet ze zijn kantoor.
Liep de toonzaal door, zo naar buiten.
Daar stapte ze in haar auto, een pittige BMW-Roadster, en scheurde weg.
Kurt zuchtte.
Dan kwam Theo binnen, sloot de deur en schoof een stoel die bij de muur stond tot bij het bureau.
"Zeg wie is dat meiske?" voeg hij. "En waarom geeft ze zich uit als je verloofde?"
"Weet ge nog Theo?" antwoordde Kurt.
"Het autosalon.
Die ene hostess bij de Land-Rover stand."
"Die brunette?"
"Ja," ging Kurt verder.
"Die nacht in het hotel.
Jullie waren al gaan slapen.
Ik had nog trek in een borrel en trok naar de bar.
Daar zag ik haar opnieuw.
We raakten aan de praat.
En van het één kwam het ander."
"En ge zijt er mee naar bed geweest."
Kurt knikte.
"En ge hebt telefoonnummers uitgewisseld."
Weer knikte Kurt.
"Ge zijt toch niet zo stom geweest om er opnieuw mee af te spreken hoop ik?"
"Ja, dat had ik. Waarom?"
"Waarom?" Herhaalde Theo hoofdschuddend.
"Gij vraagt nog waarom?
Jongens, toch, jongens toch...
Gijse stommen ezel!" Zei Theo ineens luidop terwijl hij opveerde uit zijn stoel.
Dan legde hij zijn beide handen op Kurts bureau.
"Kurt luistert nekeer hier.
Dat ge vreemd gaat, tot daar.
Ik heb dat ook gedaan.
Elke man gaat vroeg of laat nekeer vreemd.
En waarom ook niet?
Het leven is te kort om monogaam te blijven.
Maar weet ge.
Vreemd gaan is één ding.
Zolang dat blijft bij een 'one night stand' is dat allemaal nog niet zo erg.
Maar vanaf 't moment dat ge een affaire begint met een andere vrouw.
Dan begint de miserie.
Dat loopt altijd verkeerd af!
Altijd!
Vreemdgaan hé dat is 'ene keer en dan nooit meer'!
Geen telefoonnummers, geen adressen, niks, niks, niks!
Daar komt maar één ding van.
Miserie!"
Theo ademde diep in en uit.
"Kurt." Hernam hij.
"Ge hebt zo'n schoon gezin.
Een toffe vrouw.
Twee prachtige kinderen.
En dan maakte gij dat allemaal kapot door een affaire beginnen met zo'n hersenloze tuttebel.
Waarom?
Zo'n vrouwen hé, die zijn goed om u eens een nachtje mee te amuseren.
En daarna... GEDAAN!
Al dat gedoe van 'maitraisses' en 'minnaressen'.
Ik ben daar nooit voor geweest. Nooit.
"Daarbij... Hoe minder dat ze van u weten, hoe beter.
Punt!"
"Allemaal goed en wel? Maar wat moet ik nu doen?" vroeg Kurt.
"Heel simpel.
Contact opnemen met een advocaat.
Meer advies kan ik u niet geven Kurt."

Dan stond Theo recht en verliet het kantoor.
Kurt leunde achterover in zijn bureaustoel.
Hij vroeg zich af.
"Wie is die Marlies eigenlijk?
Waar komt ze vandaan.
Hij typte haar naam in op Google.
Geen links naar Facebook, Twitter of enig ander sociaal netwerk.
Dan nam hij de hoorn van de telefoon.
En belde naar de hoofdzetel van Land-Rover in België.
Daar wisten ze de naam van het castingbureau dat de hostessen voor de stand op het autosalon leverde.
Het was een bedrijf in Brussel.
Maar ze wilden geen informatie geven over hun personeel via de telefoon.
Maar hij kon na lang aandringen wel een afspraak regelen met 'Mme Ghislaine Duvalier.'
Die namiddag parkeerde Kurt zijn Range-Rover tegenover een prachtig gerestaureerd pand in de poepchique Avenue Louise in Brussel.
Hij liep naar binnen en meldde zich aan bij de balie die helemaal in prachtig marmer was opgetrokken en vroeg naar Mme Duvalier.
De receptioniste een bloedmooie jongedame van Congolese afkomst nam de telefoon en voerde een kort gesprek in het Frans.
"Tweede verdiep, derde bureau rechts." Zei ze in vlekkeloos Nederlands.
Kurt betrad de lift, het was een oud model met een smeedijzeren poort zoals je die in oude films zag.
Eens boven liep hij over rode tapijten en meldde zich aan bij de balie op het tweede verdiep.
"C'est pour Mme Duvalier monsieur?" Vroeg wederom een knappe jongedame.
Kurt knikte.
"Suivre moi monsieur." Zei ze terwijl ze op haar hoge hakken de balie uit kwam getrippeld.
Ghislaine Duvalier was een stijlvolle dame van net boven de vijftig.
Ze droeg een mantelpakje van Prada en gelakte zwarte schoenen.
"Bonjour messieur, tu parlez Français ou Neerlandais?" vroeg ze.
"Nederlands.," antwoordde Kurt.
"Ah prachtig," zei Ghislaine, volgt u me maar.
"Ik had graag meer informatie gehad over één van uw hostessen, haar naam is Marlies Jonckers."
"Kijk meneer," zei ze.
"Ik geef nooit zomaar informatie over mijn personeel aan de eerste de beste.
Maar in deze kan ik u wel vertellen dat mademoiselle Jonckers een maand geleden ontslag nam."
"En wat is de reden?" vroeg Kurt.
"Ze had zich verloofd," zei ze.
"Ze zei dat ze voortaan wil leven voor haar toekomstige echtgenoot en haar kindje.
'Ah 'c'est triste'. Zo haar leven vergooien," zei Ghislaine hoofdschuddend.
Kurt wist meer dan genoeg.
"Die meent dat? De zottin," dacht hij bij zichzelf.
Hij verliet het gebouw en stapte terug in zijn auto.
Onderweg ging de telefoon opnieuw.
Het was Marlies.
"Dag schat;" zei ze.
"Wat is er nu weer?
Ik had je toch gezegd dat je me met rust moet laten."
"Ik ben nu op de logopediepraktijk waar je echtgenote werkt," zei Marlies.
"Aangezien je toch niet van plan bent om het te vertellen.
Ga ik het haar maar zeggen.
Oh moet ophangen ze roept me net!"
"Nee!!!!!" dacht Kurt bij zichzelf.

zaterdag 22 juli 2017

Zeg jij het, of ik?


Het was negen uur 's avonds.
De Range Rover van Kurt Smets reed over de fijne kiezelsteentjes van de oprit van de door hemzelf eigenhandig opgeknapte hoeve gelegen langs een rustige plattelandsweg.
Een kleine woning met wat stallen, een schuur en een garage.
Meer was het niet.
Nu ja, er was wel een grote tuin achter het woonhuis.
Met een eigen zwembad.
Kurt stapte uit en liep naar binnen waar zijn echtgenote Sophie Watteeuw in de keuken bezig was. Ze staakte haar bezigheden en liep naar Kurt toe. Hij omhelsde haar en gaf haar een zoen op de mond.
"Je bent laat," zei ze.
"Waar heb je uitgehangen?"
"Aan het werk, daarna naar de boekhouder.
En dan nog in Taverne 't Marktplein een afspraak met David Baldewijns van Bewust Beleggen.
Ja dat laatste liep wat uit ja.
"Kan het me zo voorstellen," zei Sophie sarcastisch.
"Je hebt toch niet gedronken voor je hierheen reed?"
"Bwa, één Brugse Zot, Daarna hield ik het op Cola.
By the way, wat eten we?"
Salade met Quinoia, aubergines en kipfilet," was het antwoord.
Kurt zuchtte diep, kon zijn ergernis niet wegsteken.
"Zijt ge daar weer met uw konijnefret?" vroeg hij.
"Ge hebt al drie keer buitenshuis gegeten afgelopen week," reageerde Sophie.
"Beetje gezonder mag wel...
En wat minder drinken ook," voegde ze eraan toe toen ze zag dat Kurt de whiskyfles uit de drankenkast haalde en een met ijsblokjes gevuld glas vulde met zijn favoriete whisky.
Dan ging Kurt zijn gsm af.
Hij dronk zijn whisky leeg en keilde de ijsblokjes in de gootsteen.
Dan opende hij de schuifdeur en liep hij het terras op zonder iets te zeggen.
Bij het zwembad nam hij de telefoon op.
"Hallo?
Godverdomse trut! Hoe vaak moet ik nog zeggen dat ge moet stoppen met mij heelder dagen te bellen?"
"Heb je het haar al verteld?" Vroeg een vrouwenstem aan de andere kant van de lijn?"
"Heb je geen oren of wat?" Zei Kurt.
"Hou op met mij de hele tijd te bellen!"
"Ik vraag het u een allerlaatste maal Kurt Smets.
Zeg jij het of ik?"
Kurt haakte in.
"Fucking bitch!" Foeterde hij terwijl hij terug naar binnen liep.
"Waarom neem jij je telefoon buiten op?" Vroeg Sophie.
"Slechte verbinding," antwoordde Kurt bits.
"Maak dat de kat wijs Kurt Smets," zei Sophie.
"Jij doet echt wel raar de laatste tijd?
HEB JE EEN ANDER?"
Kurt verliet de keuken en liep naar boven waar hij zijn kleren uittrok en in de wasmand gooide.
Hij stapte in de douche en terwijl het lauwe water over zijn lichaam stroomde zuchtte hij diep.
Naast de zorgen die hij op professioneel gebied had waren er een paar dingen op persoonlijk vlak die hem kopbrekers bezorgden.
Vooreerst was de moord op zijn broer Gunther.
Zoals u in mijn vorige verhaal 'Gerechtigheid Voor Ronny' kon lezen werd Gunther Smets omgebracht door de bende rond Arnaud Valkeneers omdat hij gewichtige informatie over de praktijken van die bende aan de grote klok hing.

De aandachtige lezer zal zich nog herinneren dat het niet goed boterde tussen de beide broers.
Gunther Smets was de naïeve idealist, de wereldverbeteraar.
Met een niet te stoppen geloof in het linkse ideeëngoed.
Welks vloekte met de visie van zijn broer Kurt die als zelfstandig ondernemer veel rationeler naar de wereld keek.
En tevens een echte materialist is, gehecht aan status en aanzien.
Vijftien jaar geleden begon hij een eigen zaak.
Kocht een kleine ietwat afgeleefde garage.
Van het soort dat we kennen uit middelmatige komische reeksen zoals FC De Kampioenen.
Ouwbollige infrastructuur in een vervallen pand.
Dat pand knapte hij op en transformeerde hij in een modern bedrijf waarin hij met een jong en ambitieus team timmerde aan de weg naar het succes.
Hij specialiseerde zich in terreinwagens en SUV's en nog geen twee jaar later nam een vertegenwoordiger van Land-Rover contact met hem op met de vraag of hij geen filiaalhouder wilde worden.
Waar Kurt Smets graag op in ging.
Dit vroeg natuurlijk om een heuse uitbreiding, maar hij stuitte wat dat betrof op flink wat tegenstand van het stadsbestuur en de Vlaamse Overheid.
Welks zijn ideeën over de in zijn ogen 'bemoeizuchtige overheid' alleen maar versterkten.
Ideeën die botsten met die van zijn 'linkse' broer.
Naast zijn eigen broer waren ook twee van zijn automechaniekers betrokken bij deze zaak.
Eén van hen werd gruwelijk om het leven gebracht, de andere verraadde zijn eigen vriend en collega aan de bende van Arnaud Valkeneers en werd dusdanig als medeplichtig beschouwd.
Dit verplichtte Kurt om op zoek te gaan naar twee nieuwe werkkrachten voor zijn garage. Want er was veel werk.
En de klanten waren niet van de minste.
Ook Hoofdinspecteur Alain Donck was hier een vaste klant.
Een moeilijke klant ook.
De eerste sollicitant die zich aanbood was een gemotiveerde jonge kerel die al eerder bij een grote garage had gewerkt en zich meteen 'smeet'.
Maar de tweede die hij aannam, dat was een heel ander verhaal.
Ongeïnteresseerd, ongemotiveerd, liep er de kantjes van af.
Vooral dan NA zijn proefperiode van veertien dagen.
"Het ergste is dat ge zo'n gasten niet zomaar kunt buiten smijten.
Want dan gaan die andere moeials, de vakbonden zich moeien.
Godverdomme, in dit land wordt ge gestraft als ge ambitieus zijt en wilt werken en beloond als ge er de kantjes van af loopt.
En dan zijn ze verwonderd dat niemand nog in dit land wil investeren."
Theo De Muyter zijn oudste verkoper hoorde het aan.
"Zal ik eens met die jongen praten?" Vroeg hij.
"Misschien zit er hem iets dwars of zo.
Problemen thuis, of liefdesverdriet."
"Doe maar," zei Kurt die Theo op dat vlak vertrouwde.
Theo De Muyter was een vat vol levenswijsheid.
Had in het leven al veel watertjes doorzwommen.
Vaarde als boordmecanicien op de lange omvaart en zag zo de halve wereld.
Daarna ging hij aan de slag bij een grote multinational en werkte hij zich op tot 'Sales-Manager'.
Theo's grootste kwaliteit is dat hij met iedereen overweg kon.
Van zwerver tot kroonprins bij wijze van spreken.
Hij had een groot overredingstalent en een enorme mensenkennis.
Een verkoper in hart en nieren.
Maar hij zou nooit iets aansmeren wat boven een klant zijn budget ging.
Theo walgde van die moderne verkooppraktijken en de druk die van hogerhand op verkopers werd opgelegd om zoveel mogelijk te verkopen aan om het even wie.
Zonder zich af te vragen of de persoon aan wie men verkoopt het kan betalen of niet.
"Dit soort praktijken zijn niet alleen schadelijk voor de klanten, maar ook voor het bedrijf." Vond hij.
"Als je dingen verkoopt zonder zich af te vragen of iemand het kan betalen of niet, dan moet je ook niet zeuren dat je last hebt van wanbetalers." Zo vond hij.
Kurt zag hoe Theo naar de jongen in kwestie afstapte en hij hem apart nam.
Daarna liep hij terug naar zijn bureau en deed zijn jas aan.
Om dan naar zijn afspraak met de boekhouder te gaan.
Wat hij daar te horen kreeg stemde hem niet vrolijk.
Ondanks het feit dat de zaken goed gingen en er veel werd verkocht en het op vlak van herstellingen ook heel goed draaide.
Was er toch sprake van dalende winst en zware verliesposten.
Dit baarde hem zorgen.
Maar dit zou voor Kurt Smets algauw...
HET MINSTE VAN ZIJN ZORGEN WORDEN!

Enkele maanden eerder.
Het Autosalon.
Het was de eerste dag.
De dag die traditioneel voorbehouden was voor vakmensen en professionelen, zoals dat heet.
Kurt Smets was elk jaar opnieuw aanwezig op deze dag.
Samen met zijn twee verkopers Theo De Muyter en Filip Vrancken.
Ze werden ontvangen op de stand van Land-Rover door een ravissante hostess.
Kurt bekeek haar met een begerige blik.
Ze had lang donker haar, diepbruine reeënogen en een heerlijk strak figuurtje.
Ze droeg een grijs uniform met rode zomen en liep op hoge hakken.
Marlies Jonckers heette ze.
Haar naam stond op een blinkend zilverkleurig naamkaartje dat ter hoogte van de borststreek was opgespeld.
Kurt toonde zijn uitnodiging.
"Willen de heren mij volgen?" Vroeg ze terwijl ze haar hagelwitte tanden blootlachte.
Terwijl Kurt achter haar aanliep keek hij de hele tijd naar haar heerlijk wiegende kontje.
Hij kreeg een erectie.
Kurt Smets is een liefhebber van vrouwelijk schoon.
En ja, hij heeft Sophie al meermaals bedrogen.
Vooral dan wanneer hij in het buitenland was.
Regelmatig ging hij naar Engeland om er workshops te volgen over verkooptechnieken.
Hij had ook al meermaals de Land-Rover fabrieken bezocht.
Voor Kurt waren dergelijke snoepreisjes de ultieme gelegenheid om eens 'op jacht' te gaan.
Geen reis verliep zonder het verleiden van een knappe vrouw met wie hij dan het bed deelde.
Kurt mocht gezien worden, da's een feit.
Groot, donkerharig, atletisch figuur, diepdonkere ogen.
Strak in het dure maatpak.
Rolex horloge rond zijn arm.
Hij had al snel begrepen dat vrouwen vielen op mannen met status en smaak.
Marlies leidde de heren rond op de stand en gaf al wat uitleg.
Tot de directeur van Land-Rover Belgium het overnam en de heren begroette met een warme handdruk.
Toch hield Kurt tijdens het gesprek Marlies goed in de gaten.
En ze zag het.
Knipoogde even naar hem voor ze de volgende genodigden begroette.
Na een uitleg van een uur verlieten de heren de stand van Land-Rover.
Niet voor Kurt nog even knikte naar Marlies.
"Nog een prettige dag," zei hij terwijl hij haar nog eens goed bekeek.
Hij kleedde haar net niet uit met zijn ogen.
"Voor u ook Meneer Smets," zei Marlies.
Ook zei bekeek Kurt van top tot teen.
Haar blik bleef hangen bij zijn kruis, of ze niet door had dat Kurt al de hele tijd een erectie had en haar met zijn ogen liep uit te kleden.
"Bon heren," zei Theo.
"Ik heb gereserveerd in een heel goed restaurant in het centrum van Brussel.
Een prachtige zaak, één ster.
Excellente keuken.
En de 'patron' aan het fornuis' is een heel goeie maat van me.
Ik weet Kurt dat ge dat niet wilde, dat ge zelf liever trakteerde.
Maar ik wil dat jullie dit adresje echt leren kennen."
Theo is een echte levensgenieter.
Hij houdt van lekker eten, goede wijn.
En van en heerlijke sigaar achteraf.
Savoir vivre zoals hij zelf zegt.
Het goede leven.
Na een excuise maaltijd zaten Theo, Kurt en Filip in het rokersgedeelte van een standingvolle whisky-bar te genieten van een heerlijke Single Malt whisky.
"Toch ver gekomen dat ge in een glazen kot moet gaan zitten als ge bij uw whisky een goeie sigaar wilt roken," merkte Theo geërgerd op.
En als ge bediend wilt worden moet ge naar de bar gaan, want het personeel mag niemand bedienen in het rokers gedeelte.
God wat haat ik al die bemoeienis, die betutteling.
Leven onder het juk van de Nanny State noem ik het."
De glazen waren zo goed als leeg en Theo wilde naar de bar lopen om een nieuwe bestelling te plaatsen.
"Excuses moi, on a fermer...  We gaan sluiten," zei de kelner terwijl hij naar zijn horloge keek.
"Nu al?" Vroeg Theo.
"Kunnen niet anders," zei de kelner.
Willen we later openblijven moeten we een vergunning aanvragen, en dat kost ons teveel."
"Bel dan maar een taxi," zei Theo korzelig.
"Ziet dat eens aan," zei Theo toen hij samen met Kurt en Filip buiten op de taxi stond te wachten.
"Amper twee uur 's nachts en de boel is hier al toe.
Er is bijna geen mens op straat.
Dat was vroeger wel anders.
Toen kon je hier over de koppen lopen.
En had je hier nachtclubs, discotheken, stripteasebars en andere uitgaansgelegenheden bij de vleet.
En pas op, deftige etablissementen hé.
Niet zoals nu van die vulgaire stinkholen waar ze van die 'boenkeboenke' muziek draaien en ze drugs slikken als snoepgoed.
Maar prachtige danszalen met een live orkest.
En iedereen in 'pitaleir'.
En de vrouwen met prachtige cocktailjurken.
Dat waren tenminste tijden.
God wat is dat toch allemaal naartoe?" vroeg hij zich nostalgisch af.
Ook voor Kurt was de avond te vroeg voorbij naar zijn goesting.

Eens aangekomen in het hotel besloot Theo om zijn bed op te zoeken en ook Filip trok zich op zijn kamer terug.
Kurt daarentegen had nog zin in een afzakkertje.
De bar van het hotel was nog open.
Meer nog.
Er zat nog heel wat volk.
Kurt liep naar de bar en zette zich op een kruk.
Bestelde een 'Glenfiddich' zonder ijs.
Keek om zich heen, zijn kennersoog bespeurde al meteen een paar knappe vrouwen.
Maar van sommige onder hen wist hij dat het 'prostituees' waren op zoek naar potentiële klanten.
Maar dat interesseerde Kurt niet.
Ineens voelde hij dat iemand hem porde.
"Hallo, dag Kurt," zei een bevallige vrouwenstem.
Kurt draaide zich om.
Daar stond ze.
Marlies Jonckers.
In een prachtige avondjurk met split.
Diadeem in het haar.
Prachtige gouden armband rond haar rechter pols.
Gouden kettinkje rond de linker enkel.
Kurt kreeg weer een erectie.
"Is deze kruk nog vrij?" Vroeg Marlies wijzende naar de kruk rechts van hem.
"Ja," zei Kurt.
"De man die er zat had zonet afgerekend.
Drink je iets van mij?" Voegde Kurt eraan toe.
Marlies glimlachte.
"Doe mij ook maar een whisky," zei ze terwijl ze met het topje van haar tong haar bovenlip aflikte.
Kurt wenkte de barman en bestelde nog een whisky.
Daarna proostte hij met de bevallige Marlies.
Raakte aan de praat.
Hij vroeg haar uit over haar werk als hostess.
Zij over zijn zaak, de verkoop en dat soort dingen.
"Ben je gehuwd?" Vroeg Marlies ineens;
"Ja," zei Kurt.
"En. Is de passie er nog?" Was de tweede vraag.
"Hoe moet ik het zeggen?" Antwoordde Kurt.
"Sleet hé.
Beide een drukke job, mijn echtgenote is logopediste.
En dan zijn er nog de 'kids'.
Als we het twee a drie keer in de maand doen is het veel."
"Veel te weinig zeker?" Vroeg Marlies.
"Eigenlijk wel ja," zei Kurt.
"Heb je een minnares?" Vroeg Marlies met een licht kirretje in haar stem.
"Nee, niet echt.
Wel af en toe een 'one-night-stand'."
"Dat is toch niet hetzelfde als een minnares.
Met wie je al eens kan experimenteren.
Toch?"
Kurt knikte.
Er weerklonk een romantisch liedje.
Marlies wreef over Kurts been.
"Dansen?" Vroeg ze terwijl ze hem in de ogen keek.
Kurt zei niets en stond recht, nam Marlies haar hand vast.
Even later stonden ze op het kleine dansvloertje te slowen.
"Ge hebt goesting hé.," zei Marlies.
Ze kronkelde met haar heupen.
"Voel je het?" Vroeg Kurt.
"Hmmmmmmmmmm," kirde Marlies met een sensuele stem.
"Gij hebt precies een ferm pak."
Dan sloeg ze haar armen nog meer over zijn hals en begon ze hem te kussen.
Kurts handen gleden over haar kont.
Hij voelde de contouren van haar slip.
Marlies bewoog hitsig haar bekken.
Ze werd nat in haar broekje.
"Ik wil dat je me neukt," Fluisterde ze in zijn oor.

Even later opende Kurt de deur van zijn kamer.
Marlies betrad de kamer met een elegante tred.
Vlak voor het bed ritste ze haar avondjurk los en liet deze zakken.
Onder haar jurk droeg ze zwarte lingerie van fijne kant.
Kurt stond achter haar en sloeg zijn armen rond haar middel.
Streelde haar zijdezachte buik.
Marlies liet haar slipje zakken en nam dan Kurts handen vast.
Met zachte dwang duwde hij zijn rechterhand tussen haar benen.
Meteen begon hij haar te vingeren.
Voelde hoe haar lichaam schokte.
Ze draaide haar hoofd, zocht zijn lippen.
Kuste hem.
Kurt schuurde zijn stijve penis over haar bilnaad, terwijl hij haar BH losmaakte met zijn linkerhand.
Marlies gooide haar BH op de linker hoofdkussen van het bed.
Draaide haar lichaam om en  kuste Kurt.
Haar tong raakte de zijne met lange stevige halen terwijl haar vingers naar zijn gulp tastten.
Met een stevige ruk trok ze zijn broek naar beneden.
Ze zakte door haar knieën en begon Kurt meteen te pijpen.
Kurt trok zijn jas en hemd uit terwijl hij klaarkwam.
Marlies slikte zijn sperma door en likte speels zijn eikel.
Hij had niet lang nodig om opnieuw tot een erectie te komen.
Marlies nam zijn penis tussen haar borsten.
Haar heerlijke stevige borsten.
Terwijl ze met haar handen zijn rug streelde.
En hem vol verwachting aankeek.
"Neuk me," smeekte ze.
Even later lagen Kurt en Marlies op bed.
Hij gaf de jonge hostess een stevige beurt.
Marlies kreunde als een bezetene.
"Meer! Meer! MEER!!!" Smeekte ze.
Hij kuste haar terwijl hij bleef stoten.
Kon maar geen genoeg krijgen van haar ravissante lichaam, haar volle rode lippen, haar heerlijke stevige borsten en haar nauwe spannende kutje.
Waarin hij nu al voor de tweede keer klaarkwam.
Het werd bijna licht.
Marlies en Kurt genoten nog even na van een passionele nacht.
"Je bent een goeie minnaar Kurt," zei Marlies.
"Jij bent een heerlijke vrouw," reageerde Kurt.
"Wil je meer?" Vroeg Marlies.
"Hoe bedoel je?"
"Wat denk je?
Regelmatig afspreken.
Voor een stevige pot seks.
Heb ook mijn behoeftes hoor als jonge vrouw.
Je bent helemaal mijn type.
Je hebt standing, klasse, stijl.
En in bed ben je een echte tijger.
Ik doe het niet voor het geld of voor de cadeautjes.
Ik wil gewoon lekkere seks?
Zonder meer.
Geen relatie, geen klef gedoe.
Daarom doe ik het met gehuwde mannen, snap je.
"Denk het wel," antwoordde Kurt.
"Ach waarom niet?" Dacht hij.
Marlies is een knappe jonge vrouw.
Met een eigen leven.
En een drukke baan, net als hijzelf.
Hoe graag hij Sophie ook zag.
De sleur begon in hun huwelijk te komen.
En er waren strubbelingen.
En kleine ergernissen die steeds vaker tot ruzie leidden.
Marlies keek Kurt aan.
"Mag ik je minnaresje zijn?" Vroeg ze met smekende ogen.
"Ja." Zei Kurt...
"Gij moogt mijn minnaresje zijn!"