Pagina's

vrijdag 8 september 2017

Verborgen fortuin (slot)


Dieter en Jens arriveerden in het dorp en verwittigden de hulpdiensten.
Er werd meteen uitgerukt met een helikopter en Marco werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar de dokters zeiden dat hij veel geluk heeft gehad.
"Geluk dat u Mademoiselle Verdoolaeghe, zo kordaat ingreep en de kunde had om meteen een tourniquette te leggen.
Anders was die schotwonde in zijn been Marco fataal geworden."
Een kogel doorboorde zijn onderbeen en verliet het lichaam net onder zijn knie.
Hij zou nog een lange tijd moeten revalideren.
Maar Marco is een taaie.
Dat wist Sheila.
Want ze kende hem nog van toen ze bij de para's was, waar ze nog instructeur was.
Een van de enige vrouwen die de eer had om nieuwkomers op te leiden.
Marco was één van die ze moest opleiden, en hij maakte een blijvende indruk op haar, omwille van zijn vastberadenheid, zijn doorzettingsvermogen en zijn wilskracht.
Dat maakte dat ze een boon had voor hem.
En het was daarom dat ze niet aarzelde om Marco te helpen. Voor hem door een vuur ging.
In de kliniek werd hij geopereerd, nadien was het afwachten of hij geen blijvende letsels zou overhouden aan het gebeuren.
Sheila bleef bij hem toen hij naar het ziekenhuis werd overgebracht.
Ze week geen centimeter van zijn ziekenhuisbed.
Marco ontwaakte uit de narcose na de spoedoperatie.
Keek haar aan.
"Gij." Zei hij.
"Dat gij nog eens mijn leven zoudt redden.
Maar ditmaal letterlijk."
"Ja." Zei Sheila, terwijl ze hem aankeek.
"Ditmaal letterlijk."
Ook Dieter stond bij Marco's ziekbed.
"Ik heb het u gezegd hé." Zei Marco.
"Dat die Jens niet te vertrouwen was."
"Ja." Zei Dieter.
"Ge hebt het mij gezegd.
Maar ik dacht aan mijn grootvader, die de laatste wens van Anatole Honorez vervuld wilden zien.
En dit leek me een goede kans."
"Gij dacht aan uw grootvader.
En aan de laatste wens van Anatole Honorez.
Jens...
Die dacht alleen aan zijn eigen.
't Miezerige mooipratertje."

Marco keek Sheila en Dieter beurtelings aan.
Dieter, de kleinzoon van de man die Marco destijds onder de hoede nam door hem als pleegkind op te nemen in zijn gezin.
En Sheila die hem opleidde toen hij in dienst ging bij de paracommando's.
En die hem erdoor sleurde.
In hem geloofde.
Marco had een alles behalve prettige jeugd.
Als kind zwierf hij rond in de straten.
Terwijl zijn ouders zich op café zaten te bezatten.
Hij werd op zijn tiende al lid van een jeugdbende.
Leerde stelen en vooral vechten en ontdekte hierin de manier om zijn frustraties uit te werken. Wat maakte dat hij zelfs voor kerels die een kop groter waren dan hijzelf ging ie niet uit de weg ging.
'Mad Marco' zo werd ie algauw genoemd in de wijk.
Op zijn twaalfde was ie al bendeleider.
Hij stuurde zijn manschappen erop uit om uit auto's te stelen, winkeldiefstallen te plegen en zelfs mensen af te persen.
Dit alles in opdracht van de echte 'bazen' die er de pees oplegden en de competitie erin hielden.
Marco wilde de beste zijn. De leider van de bende die het meest binnenbracht.
Dat leidde ertoe dat Marco alsmaar roekelozer werd.
Met als resultaat dat hij op een dag werd opgepakt met enkele van zijn kompanen tijdens een inbraak.
Hij werd door de jeugdrechter in een instelling geplaatst.
Daar maakte men algauw kennis met Marco's opvliegende rotkaraktertje.
De opvoeders zeiden het waar hij bijstond.
"Dat gastje is verloren."
Maar daar dacht Dr Gaston Vloeyberghs die er regelmatig over de vloer kwam en er consultaties hield anders over.
Hij leerde Marco tijdens zijn consultaties kennen als een gevoelige jongen die zich sterker voordeed dan hij was.
Hij deed een aanvraag in om Marco als pleegkind in zijn gezin op te nemen.
Marco trok in bij Dr Vloeyberghs die in een oude maar prachtig gerestaureerde hoeve woonde.
Waar hij woonde met zijn echtgenote en drie zoons en met zijn vijf andere pleegkinderen.
Daar bloeide Marco helemaal open.
Dr Vloeyberghs was een strenge maar rechtvaardige pleegvader die van aanpakken wist.
Marco moest helpen op de boerderij.
Dieren voeren, stallen uitmesten, koeien melken, de moestuin onderhouden.
Peter Vloeyberghs, de oudste zoon van Gaston, woonde ook op de hoeve samen met zijn echtgenote en zijn zoontje Dieter.
Hij had de dagelijkse leiding over de boerderij.
Gaston Vloeybergs zag dat zijn oudste zoon niet in de wieg gelegd was voor universitaire studies.
Hij zag dat de jongen liever op het veld bezig was of met de dieren.
Hij kocht weiland bij en bouwde de hoeve die oorspronkelijk vooral als woonhuis dienst deed uit tot een volwaardige boerderij. Terwijl hij zijn zoon naar een landbouwschool stuurde.
Dit combineerde hij met de zorg over de pleegkinderen die hij liet helpen op de hoeve.
Zo leerden ze samenwerken, taken tot een goed einde brengen en verantwoordelijkheid nemen.
Dit alles paste zo goed in elkaar.
Gaston was een zeer humaan mens die zich het lot van de zwaksten en de uitgestotenen aantrok.
En dit leek hem een goede manier om jongens uit instellingen een nieuwe kans te geven.
Marco kon het goed hebben met de kleine Dieter die erg naar Marco opkeek.
Ze werden meer dan goeie vrienden.
Marco was Dieter zijn steun en toeverlaat.
Het deed Dieter pijn aan het hart als Marco naar het leger ging en bijtekende bij de para's.
Maar het maakte hem wel trots te kunnen zeggen dat zijn beste maat 'ne para' was.

Na twee jaar gediend te hebben bij de para's kwam Marco opnieuw in contact met Dieter die afgestudeerd was en dokter was geworden, naar het voorbeeld van zijn grootvader.
En die in Afrika werkte voor een NGO.
Daar konden ze wel een avontuurlijke kerel gebruiken die talent had voor het geven van leiding. Een geknipte job voor Marco, zo wist Dieter.
Samen kwamen ze in Congo terecht waar ze samen een hulppost opstarten in een geïsoleerd gebied ver weg van de grote steden.
Marco als ervaren ex-paracommando die aan missies in Afrika en het Midden-Oosten had meegedaan en Dieter als gedreven jonge dokter vol idealisme.
Het was een gouden team, en hun vriendschap werd nog hechter.
Na vijf jaar in Afrika keerden ze terug.
Dieter ging werken als kinderarts in het plaatselijke ziekenhuis en Marco ging aan de slag als magazijnier, en troffen elkaar nog regelmatig in de Dinky Toys waar ze al eens graag een pint gingen pakken.
Daar stelde Dieter Marco voor aan Jens, zijn ex-kotgenoot.
Marco was meteen al heel sceptisch tegenover Jens die hij maar een praatjesmaker vond.
Een 'gesjeesde' advocaat die zichzelf heel wat vond omdat hij een gebrevetteerde lesgever speleologie en alpinisme was.
Toen Jens met het plan afkwam om samen naar die schat te zoeken had Marco meteen zijn bedenkingen.
"Die weet dat gij het plan hebt van die schat, en is daar op uit." Zei Marco.
"Onzin Marco." Zei Dieter.
"Jens is mijne maat. Die gaat mij toch niet in 't zak zetten zeker?"
"Jens probeert te hard om u te overtuigen.
Jens is ne 'fils-a-papa'.
Die alles te hard in zijn schoot kreeg van zijn papa advocaat.
En voor niets moeite doet.
Hij studeerde rechten, maar waar zit hij nu?
Op de dienst verkoop van een multinational.
Welks al zijn derde job is op vijf jaar tijd.
Vliegt overal buiten.
't Gemakzuchtige opdondertje.
En als instructeur deugt hij ook al niet, waarom anders willen ze hem niet meer bij die jeugdorganisatie met hun zogenaamde bergstages?"
Maar Dieter was niet te vermurwen en wilde absoluut samen met Jens de schat gaan zoeken.
"Ok." Zei Marco. "Als ge toch met alle geweld naar Zuid-Frankrijk wilt, jij je zin.
Maar... IK GA MEE!"
Dieter zette zich op het bed.
"Ben blij dat ge erbij waard." Zei hij.
Stel u voor dat ik alleen zat in die grot.
En die gasten vonden mij."
"Weet ge waar ik spijt van heb?" Zei Marco.
"Dat ik zo onoplettend was.
Waardoor dat stuk verdriet van een Jens Bruynooghe ons kon ontglippen en ons in die grot achterlaten."
Dieter en Marco keken elkaar aan.
Jens bleef al die tijd in het hotel.
Besefte dat hij het bij Dieter en Marco had verkorven.
Maar waarover Sheila het meest verontwaardigd was was de houding van de plaatselijke Gendarmerie.
Terwijl Marco geopereerd werd dienden Sheila, Dieter en Jens klacht in tegen onbekenden.
De groep Russen die hen naar het leven stonden.
"Ecoutes." Zei de commandant.
"De familie Bachmann liet zonet weten dat ze de ultieme tip kregen over hun verloren fortuin.
Waarna wij het bevel kregen om het gebied rond de grotten hermetisch af te sluiten.
Feit is, dat onze manschappen de omgeving uitgekamd hebben en er niemand hebben gezien en er geen sporen van menselijke aanwezigheid was in of rond de grotten."
"Dat kan niet." Zei Sheila.
Ten eerste waren ze allen gewond. Ja daar zit ik voor een stuk in tussen.
En ten tweede... Ik heb de plek gezien waar ze zich ophielden.
Leek wel een stort.
Lege drankflessen, wodka natuurlijk. Etensresten, en andere troep.
Mij maak je niet wijs dat er geen sporen waren."
"Madame sils vous plait!
"Wie wil je dat ik geloof?" Reageerde de commandant boos.
"Mijn eigen manschappen? Of een stel avonturiers die denken met smoesjes toch de beloning te kunnen recupereren.
En als u nu mij nu met rust wil laten? Want ik heb nog veel werk." zei de commandant met aandrang.
"OK." Zei Sheila. "Ik heb genoeg gehoord.
Jullie zijn dus niet van plan om iets te ondernemen tegen dat stel nietwaar?
Mij  best, tot hier mijn vertrouwen in de Franse gendarmerie en gerecht!." Ze wenkte naar Dieter en Jens en verliet het bureau van de commandant.
Ook Marco dacht er het zijne van toen Sheila erover vertelde.
"De Bachmanns zitten erachter." Zei hij.
"Ze wilden de schat recupereren zonder die beloning te moeten uitkeren.
Ze wisten dat ze Dieter en zijn vader in het oog moesten houden als zijnde de nazaten van Dr Gaston Vloeyberghs, de laatste persoon met wie Anatole Honorez sprak.
Het zou me niet verwonderen dat... "
"Dat wat?" Vroeg Sheila.
"Ach. Laat maar." Zei Marco.
Sheila kon het al raden, maar suggereren dat Jens door de Bachmanns werd omgekocht leek haar toch een brug te ver.

Toen Sheila terug bij het hotel kwam die avond merkte ze een jonge vrouw op in de lobby.
Ze herkende haar meteen, het was Esther Bachmann.
CEO van de Europese tak van Bachmann & Co International Business Bank en jongste dochter van Theodore Bachmann die het hoofd was van van de machtig zakenbank.
Esther stond recht en klampte Sheila aan.
"Juffrouw Verdoolaeghe, ik had u graag even gesproken.
Onder vier ogen als het even kan."
"Waarover?" Vroeg Sheila.
"Laten we buiten op het terras een wijntje drinken." Bood Esther Bachmann aan.
Dat praat makkelijker.
Sheila volgde Esther naar het terras van de Brasserie die verbonden was aan het hotel.
Esther Bachmann is een jonge  en knappe vrouw met lang ravenzwart haar, donkere bruine ogen, slank figuur en was elegant gekleed in een kort zwart kleedje en liep op stevige schoenen met hoge hakken.
"Goed, laten we ter zake komen." Zei Esther toen de ober twee glazen en een karaf witte wijn op tafel had gezet.
"Ik wil je graag feliciteren voor de manier waarop je die jongens in veiligheid hebt gebracht."
"U bent goed op de hoogte." Zei Sheila.
"Klopt.
De mannen die zich in de grot bevonden waren door ons ingehuurd."
"En dat zegt u me zomaar in het gezicht?
Eén van die mannen is wel een goede vriend van mij weet je.
Het was toen ik er achter kwam dat de jongste van dat stel zijn makkers in de grot achterliet en een aanslag op zijn leven veinsde met de bedoeling hen aan de galg te praten dat ik mij met de zaken was gaan moeien.
Wat hij deed was verwerpelijk, maar ik vraag me nu nog altijd af.
Wat als hij bij hen had gebleven.
Wat als ik er niet was?
Wat als ik gewoon doorgereden was met mijn motor naar Spanje in plaats van in de bergen even tot rust te willen komen."
"Ach." Zei Esther die vlekkeloos Nederlands sprak.
"Als, als, als.
Is toch niet belangrijk
Je deed het toch maar.
Je moet van heel goede huize zijn om die kerels te kunnen verschalken weet je.
Want die mannen die wij inhuurden zijn goed getrainde Russische soldaten die tot een elite eenheid behoorden en hun strepen verdienden in de oorlog in Tsjetsjenië."
"Ik ben zelf een ex-paracommando." Zei Sheila.
"Ik weet hoe met dergelijke situaties om te gaan."
"Dat weet ik Sheila." Zei Esther terwijl ze haar witte tanden bloot lachte.
"Alsook dat u een meer dan puike detective bent.
Uw detectivewerk heeft onze aandacht al eerder gewekt, zo leerde ik toen ik meer informatie over u opvroeg."
"Dus jullie hebben mij ook laten schaduwen zoals jullie met de familie Vloeyberghs deden.
Want zo ging het toch hé.
Hen schaduwen en wachten tot er voldoende aanwijzingen waren dat één van hen op zoek zou gaan naar de schat. En dat was dus Dieter.
Jullie hadden hem gewoon maar te volgen."
"Goed gezien Sheila." Zei Esther glimlachend.
"Je bent een intelligent vrouw.
U begrijpt vast wel dat wij het niet kunnen maken om ook maar één iets aan het toeval over te laten.
Mensen screenen, hun solvabiliteit nagaan, hun verleden natrekken. Kortom, weten met wie wij echt te doen hebben.
Dat hoort nu eenmaal bij onze job.
Of beter tot de job van onze detectives.
De besten in hun vak.
Daarom vraag ik het u op de man af.
ZOU U NIET VOOR ONS WILLEN WERKEN SHEILA VERDOOLAEGHE?" 

Sheila keek Esther onbewogen aan.
"U hoeft niet meteen ja te zeggen," zei Esther.
"U krijgt voldoende bedenktijd en als je op dit aanbod wilt ingaan dan belt u me maar op mijn persoonlijke gsm nummer. Hier is mijn kaartje.
Denk er maar eens rustig over na.
Een riant loon, een auto van de zaak naar keuze, een eigen appartement in het 16de arrondissement van Parijs, een villa in Saint-Tropez.
Iemand met uw talent en doorzettingsvermogen, daarnaar zijn wij constant op zoek.
Ons team van detective en researchers heeft dringend behoefte aan vers bloed."
"Ik hoef hierover niet na te denken." Zei Sheila terwijl ze het kaartje terug schoof.
"Mijn antwoord is NEEN!"
"Meen je dat?" Vroeg Esther verwonderd.
"Dit is de kans van je leven Sheila.
Menig detective zou een moord begaan voor dergelijk aanbod.
Of wil je je tot aan je pensioen bezig houden met het schaduwen van overspeligaards, het screenen van de vriendenkring van puisterige pubers of het bespioneren van stelende kassières?"
Sheila stond recht.
Ze kookte nu echt wel van woede.
"Nu moet gij eens goed naar mij luisteren HOOGHARTIG ZEIKWIJF!" Zei Sheila.
"Ik schaduw nog liever de rest van mijn leven overspeligaards en stiekeme junks dan dat ik mijn ziel zou verkopen aan een stel geldwolven die denken dat ze meer zijn dan een ander omdat ze zo heel toevallig een machtig bankimperium leiden en om die reden bescherming genieten van politici, rechters en machtige zakenlui.
Nooit zal ik mijn afkomst verloochenen en de mensen die op mij vertrouwen een mes in de rug steken.
Jij geeft grif toe dat jij en die hele familie van u diegenen waren die die kerels op Dieter Vloeybergs en zijn vrienden afstuurden.
En jij vraagt dan zonder blikken of blozen of ik voor jullie zou gaan werken?
Ge ziet dat van hier Esther Bachmann.
Ik zal kort zijn Mevrouw Bachmann.
Ik wil met u en met heel uw familie en imperium... NIKS TE MAKEN HEBBEN!"
Sheila ledigde haar glas en nam haar handtas.
"Nog een prettige dag Mevrouw Bachmann." Zei ze en ze verliet het terras.
Op de luchthaven van Lourdes nam ze afscheid van Dieter en Marco die per vliegtuig naar België werd overgebracht waar hij aan een lange revalidatie zou beginnen.
Jens was al eerder vertrokken.
Met stille trom.
Ze gaf Marco een dikke knuffel.
"Het beste moatje." Zei ze.
Ze keek hem aan.
"Hey.
Koptje nie loaten hangn hé 
Zo ne vint lik ghie."
Ze gaf hem een ferme knuffel.
"Merci." Zei Marco. "Als ik ooit iets voor u kan doen."
Sheila zei niets en wreef eens over zijn kale schedel.
Dan werd hij met rolstoel en al in het vliegtuig gehesen.
Dat meteen opsteeg en aan de horizon verdween.
Sheila stapte op haar motor en reed... Huiswaarts.
WIST NU HEEL GOED WELKE RICHTING ZE MET HAAR LEVEN WILDE INSLAAN!"

donderdag 7 september 2017

Verborgen fortuin 5


Sheila en Jens drongen steeds dieper de grot in.
En kwamen bij diepe nis.
"Ze zijn er niet." Zei Jens.
"Ze zijn vast op zoek naar een andere uitgang."
"In een grot die ze niet kennen, zonder enige ervaring.
Als er hen iets overkomt, dan ben jij verantwoordelijk Jens!
Dat besef je toch?"
"Kom, we dalen af. Jij eerst." Zei Sheila.
Sheila en Jens daalden af in de nis.
Liepen een lange gang door en passeerden een open ruimte.
Daar lagen op elkaar gestapelde goudstaven en zakken vol diamanten en juwelen.
De buit die Anatole Honorez verborgen hield!
Sheila liep de ruimte in en bekeek de stapels goudstaven.
Ze tilde er één op.
"Da's nog zwoar verdomme!" Zei ze.
Dan draaide ze haar hoofd en viel haar blik op de grond daar waar Jens stond.
"Jens. Zet nekeer een stap achteruit." Zei ze.
"Waarom?" Vroeg Jens.
Ze scheen met haar zaklamp naar zijn voeten. "Doe wat ik zeg, mongool!" Zei ze giftig.
Jens had het zo al verkorven bij haar, vooral omwille van het feit dat zijn verhaal langs alle kanten rammelde, en hij alsnog moest bekennen dat hij hier zijn vrienden in de steek liet.
Maar nog meer omdat één van die 'vrienden', iemand was die Sheila zeer goed kende.
En aan wiens intenties ze gewoon niet twijfelen kon.
Vooral omwille van dat laatste had ze nog meer redenen om Jens tot op het bot te minachten.
"Kijkt eens naar beneden." Zei ze.
"Rechts van uw voeten."
"Wat is er rechts van mijn voeten." Vroeg hij.
"Keirel, zieje ghie scheel... Of wil je 't nie zien?" Vroeg Sheila verontwaardigd.
WIL JE 'T NIE ZIEN OFWA? GHODVERDOMSCHEN MONGOOL DAJE ZIET!!"
Jens keek naar beneden.
Zag het ook.
Bloed.
"Jakkes! Waar komt dat vandaan?" Vroeg hij verschrikt!
Sheila grijnsde.
"Trut! Vinde gij dat grappig ofwa?" Vroeg hij verontwaardigd.
"Nee.
Dat bloed niet nee.
Maar uw reactie!
Wat ga je nu doen Jens'ke?
Hoe ga je dat uitleggen?"
"Ik heb hier niks mee te maken!" Zei Jens.
"Nee, dat niet." Zei Sheila.
"Maar hier ben je wel verantwoordelijk voor.
Als dat het bloed van je vrienden is mijn beste.
Dan sta je er niet goed voor.
Ik zou als 'erkend' speleoloog en berggids niet in uw schoenen willen staan mijn beste."
"Hoe bedoel je?" Vroeg Jens.
"Niemand hoeft te weten wat er met hen is gebeurd.
Ik was even weg.
En dan vond ik mijn metgezellen niet meer.
Alleen een plas bloed.
Ik kon ook een slachtoffer geweest zijn.
Als je nu gewoon zegt dat je me uit die ravijn redde... Zonder meer.
Dan is dit vooral voor diegenen die mijn metgezellen ombrachten verzwarend.
Ja toch."
Sheila schudde haar hoofd.
"Neink keirel.
Neink.
Ek ghoan nie lieghen!
Ik ga niet liegen ventje.
Niet voor u.
Gij liet uw vrienden in de steek.
En wilde ze aan de galg praten.
En gij hield geen rekening met het feit dat anderen via andere schachten of spelonken tot bij de nis konden komen.
En je vrienden - voor hen lastige concurrenten in de zoektocht naar de schat van Anatole Honorez - uit de weg konden ruimen.
Wiens probleem is dat?
Het uwe Jens.
Het uwe...
Niet het mijne.
Hoor je me...
NIET HET MIJNE!
En...
Ik wil dat vooral zo houden.
Snap je.
Daarom.
Daarom ga ik niet liegen in jou voordeel.
Niet voor zo'n leugenachtig, egoïstisch en hebzuchtig stuk vreten als jij."

"FUCKING TEEF!!!" Riep Jens.
"Gij wilt mij aan de galg praten en dan die schat claimen.
Godverdomme! Had beter mijn muil gehouden over die schat tegen u.
Vies takkewijf!"
Sheila greep Jens vast.
"Beetje je manieren houden... HUFTERTJE!" Zei ze terwijl ze haar gebalde vuist voor zijn gezicht hield.
"Of ik timmer je melkmuiltje in frut! Eje mie ghoed verstoan? Stiksje krapuul daje ziet!
Die schat Jens'ke.
Interesseert mien ghin kloten.
Ik wil weten wat er met je vrienden is gebeurd?
En wie hier achter zit.
Wie weet zijn ze hier nog in de grot.
En zijn wij de volgende die neergeknald worden."
Jens keek Sheila aan.
"Wat moeten we doen?" Zei hij.
"Moet ge mij vragen?
Gij zijt de grottenkenner.
De erkende speleoloog.
Gij wilde op schattenjacht.
Ten koste van je vrienden.
Of nee...
Het waren geen vrienden.
Het waren gasten die je zover kreeg om mee te gaan achter die schat, wat vooral voor Dieter geldt die de schatkaart in zijn bezit had, die Anatole Honorez aan zijn grootvader overhandigde.
Ja toch.
Zeg het maar zoals het is... Jens'ke!"
Sheila kon haar minachting voor Jens Debusschere niet verbergen.
Ze zag in hem de zoveelste 'nieweirt' die over lijken ging voor snel geldgewin.
Ze had er al zoveel gekend van dat soort.
En net zo'n kereltje wilde Marco Breughelmans die ze nog kende van vroeger op zo'n ellendige manier erbij lappen.
Dit maakte haar pas echt razend.
Ze richtte het schijn van de zaklamp op het bloedspoor.
Dat liep naar de gang, dan naar rechts, dieper de grot in.
Verder van de nis.
Sheila volgde het spoor, Jens volgde hem.
Ineens hoorde ze geklots.
Water.
Ze daalden af door een nauwe en steile gang, daar beneden was er een ondergronds meer.
Dat konden ze pas zien als ze helemaal tot beneden waren afgedaald.
Het was een prachtige galerij waarin het meer gelegen was.
Stalactieten reikten tot aan het wateroppervlak.
Het water was erg diep.
En helder.
Je kon de bodem die bestond uit smalle stalagmieten zien als je er met een zaklamp op scheen.
Dan ineens hield Sheila de adem in.
"Hoor je dat?" Vroeg ze.
"Nee." Antwoordde Jens.
"Vint, je zie nog stokkedoof ook ofwa?" Siste ze binnensmonds.
"Hou je stil en luister." Gebood ze.
Nu hoorde hij het ook.
"Lijkt wel gekreun." Zei hij.
"Het is gekreun." Zei Sheila.
"En het komt van achter die nis daar." Wees ze.
Ze liepen naar een nis net voorbij de plek waar ze tot bij het meer afdaalden.
Daar was een nis, eigenlijk niets meer dan een smalle spleet met een ruimte achter.
Daar zagen ze een man.
HIj was zwaargewond, lag onder het bloed.
"Marco." Riep Jens ineens.
"Fuck man wat is er met u gebeurd?"
"Van oender mien ogen, totentrekker!" siste Sheila terwijl ze Jens met een venijnige blik aankeek.
"Makt e betje plekke zoda 'k hem kun'n onderzoeken."
Sheila onderzocht de man, hij had een lelijke wonde aan het onderbeen, en zijn gezicht zat onder het bloed. Of ie zwaar gevochten had.
"Doe je t-shirt uit." Gebood Sheila.
"Waarom?" Vroeg Jens.
"Omda 'k nie in mien blote tettn kun'n roendlopen hé 'uulevanger' daje ziet. DOE JE T-SHIRT UUT!"
Jens deed wat Sheila hem opdroeg, ze rukte zijn t-shirt uit zijn handen en scheurde het aan flarden.
"Maar hey, wat gaat gij wel doen?" Vroeg hij.
"Een tourniquette leggen. Je gaat me toch niet zeggen dat je dat niet kent hé?"
Sheila bond Marco's been af met het t-shirt van Jens. Daarna waste ze zijn gezicht af.
Zijn ogen waren gezwollen van de slagen.
Marco ademde snel en oppervlakkig.
Ze legde haar rugzak voor Jens zijn voeten.
"In 't zaksje opzij zit een fles ontsmettingsalcohol, en ook een doosje pijnstillers en een flesje plat water, zoek dat even voor mij."
Met bibberende handen doorzocht Jens de rugzak, zonder resultaat!
Dat maakte Sheila nog bozer dan ze al was.
"Es 't er eigenlijk  nog etwat daje ghie wel kut? Triestig prulleventje daje ziet?" Sneerde ze.
Ze haalde in een oogwenk alles uit dat ze nodig had en slaagde erin de toestand van Marco te stabiliseren.
"Gij blijft hier bij Marco." Zei ze.
"En keireltje 'k zweirend je!
Als Marco het niet haalt...
Ghoje ghie weinschen daje ghie nooit geboorn woard!"
Dan ging Sheila op verkenning.
Ze wilde weten waar de laatste man was van het drietal.
Dieter Vloeyberghs, kleinzoon van dokter Gaston Vloeyberghs.
Ze klom, klauterde, gleed door smalle nissen.
Probeerde zo goed mogelijk de route in haar geheugen te prenten en lette op alle mogelijke details.
Dan verborg ze zich in een spleet.
Ze zag schijnende zaklampen.
Twee mannen, in het zwart gekleed.
Ze praatten een Slavische taal.
Russisch.
"My dolzhny nayti yego." Hoorde ze één van hen zeggen.
Wat 'we moeten hem vinden' betekende.
Sheila kende wat Russisch.
Leerde ze van enkele Russische studenten tijdens haar reis met de motor door Spanje.
"Wie moeten ze vinden?" Vroeg ze zich af.
Ze liet de mannen passeren en volgde ze dan.
Weer klauteren, afdalen en door spleten wringen.
Dan vonden de Russen een andere man.
Ook gewond.
Ditmaal één van hen.
"Chto chelovek opytnyy boyets." Hoorde ze hem kreunend zeggen. 'Die man is een getraind vechter'.
"Tuurlijk." Dacht Sheila bij zichzelf.
"Khen ek hem getraind en den tied bie de para's."
Nu was voor Sheila de situatie een stuk duidelijker.
Er waren nog mededingers naar de schat.
Russen.
Die van geen kleintje vervaard bleken te zijn.
Hun uitrusting was verdacht uniform en ze wisten blijkbaar goed waar ze mee bezig waren.
En vooral...
Ze waren gewapend.
Maar ze moest Dieter vinden.
Voor ie in handen van die Russen viel.
Ze ging weer op verkenning.
Kroop door een kleine spleet naar boven.
Ontdekte een ruimte.
Slaapzakken, rugzakken, een geur van zweetsokken en flessen vodka.
Hier verbleven dus die Russen.
Maken dat ze hier wegkwam dus.
Terug naar beneden.
Dan in een nis, zag ze het gedaante van een man.
Die draaide zich om en vloog hem aan, maar ze slaagde erin om hem in bedwang te houden.
Hij had dezelfde helm en uitrusting als Jens en Marco.
"Rustig maar Dieter." Zei Sheila. "Ik ben een vriend.
Ik zal je geen kwaad doen."
"Waar is Marco?
Waar ben ik?
Ik ben verdwaald.
De Godverdomse smeerlap! Heeft ons gewoon in 't zak gezet ja!"
"Ik breng je bij Marco en Jens." Zei Sheila.
"Jullie komen hier samen uit. Ok.
Of nee... Wij komen hier samen uit."
Sheila bracht Dieter bij Marco en Jens.
Toen hij zag hoe Marco eraan toe was ging Dieter over de rooie, hij wilde Jens aanvliegen.
"Ben je nu tevreden stuk crapuul!" Schreeuwde hij.
"Ssssjjt!!!!" Zei Sheila terwijl ze hem de mond snoerde.
"We zijn hier niet alleen.
Hier lopen andere mannen rond.
Gewapend.
Ze hadden Marco bijna te pakken.
En als we niet opletten.
Hebben ze ons... "Dan zweeg Sheila.
"Stemmen." Fluisterde ze.
"Ze komen eraan.
Ze tuurde naar het ondergrondse meer.
Ze zag een schijn.
Een oranjerode gloed.
De ondergaande zon.
Een uitgang.
Ze dacht na.
Touw. Heb ik nodig." Zei ze.
Dieter, jij bent de grootste en stevigste van ons drieën. Jij moet Marco dragen.
We binden hem stevig vast op je rug.
Dan steken we al zwemmend het meer over.
En gij Jens, gij draagt mijn rugzak." Zei Sheila terwijl  al wat overbodig was uit haar rugzak haalde en uit de andere rugzakken die dingen uithaalde die volgens haar van pas konden komen.
"Jij zorgt voor die rugzak, ik wil dat je hem straks nog bij je hebt als ik terug bij jullie ben.
Gaat dat lukken? 'Gespierde wasdroad'." Sneerde ze.
Jens knikte.
"Nu vooruit, ga. Ik probeer die kerels af te leiden."
Dan keek Sheila naar Marco. "Volhouden kerel, we zijn hier bijna uit." Zei ze. Marco knikte, glimlachte even. Zijn ogen blonken, of hij haar herkende. Dat gaf Sheila een goed gevoel.
Dieter en Jens gingen het water in en Sheila ging opnieuw op verkenning door de grotten.
Ze zag flitsen van de zaklantaarns.
"Ze zien bie de schat." Dacht ze bij zichzelf.
"Wacht ekeje e minuutje." Zei ze nu hardop.
Ze stond bij een punt waar meerdere gangen samen kwamen.
"Tied vor e spelletje." Zei ze.
Een van de mannen kwam uit de ruimte waar de schat zich bevond.
Hij zag haar.
"Chto zhenshchiny!" (Daar die vrouw!) Hoorde ze hem roepen.
De andere kwam ook tevoorschijn.
Sheila liep de andere gang in.
Zo snel ze kon.
Dan verborg ze zich in een nis.
De twee mannen liepen al roepend door de gang.
Ze passeerden de nis.
Dan hielden ze halt.
Keken voor zich uit, schenen in alle richtingen met hun zaklantaarns.
Ze hield een steen vastg.
"You're looking for me guys?" Riep ze.
Ze draaiden zich om. Sheila wierp de steen los in het gezicht van de man die het dichtst bij stond.
Dan liep ze.
Zo hard ze kon.
"Shlyukha! (hoer)!" Hoorde ze hem roepen.
"Nog ene keir voe 't of te leern." Dacht Sheila.
Ze klauterde naar boven verborg zich in een gat in het plafond waar ze zich stevig vastklampen kon.
De laatste niet gewonde Rus kwam naderbij, schichtig om zich heen kijkend.
"Kom vintje kom." Dacht Sheila stilletjes.
"Nog e bitje dichter, nog e klein betje dichter!"
Ze hield zich stevig vast.
Dan kwam ze tevoorschijn en met een sierlijke zwaai plantte ze haar voeten recht in zijn gezicht.
Hij viel knock-out op de grond.
Dit gaf haar de gelegenheid om hem even te fouilleren.
Zijn portefeuille.
Identiteitskaart, bankkaart en andere documenten.
En een kaartje.
Esther Bachmann: Chairwoman of Bachmann & Co, International Business Banking Group.. stond er.
Onderaan stonden haar e-mail en telefoonnummer.
"Aaah." Dacht Sheila bij zichzelf.
"Dat zit ier ezo."

Snel begaf ze zich naar het ondergrondse meer begon te zwemmen.
Ze draaide mee naar links in de richting van waar ze de oranje gloed zag die nu iets zwakker was geworden.
Maar het was er nog.
Al wist ze dat het nu vast al aan het schemeren was buiten.
Daarna meedraaien naar rechts.
Daar zag ze de uitgang.
Een kleine holte net groot genoeg.
Het was wel even klimmen.
Maar o wat was ze opgelucht toen ze eindelijk daglicht zag.
En de zon die langzaam onderging.
De grotopening lag in een bosrijke helling.
Beneden in de vallei liep een weg.
Daar trof ze Dieter en de anderen.
Dieter had het gescheurde t-shirt van Sheila vervangen door een echt verband.
En daarmee een verse tourniquette gelegd.
Toen Sheila aankwam gaf hij haar een compliment voor de kundige manier waarop ze de wonden van zijn beste vriend verzorgde.
"Bon." Zei Sheila. "We doen het volgende.
Ik blijf hier bij Marco.
Jens en Dieter, jullie gaan hulp halen.
En Dieter neemt de leiding.
Dat wil zeggen Jens... dat je doet wat Dieter zegt... ZONDER TEGENSPRAAK!
Gaat dat lukken? Onnozeloare!
Denk eraan.
Het leven van Marco ligt in jullie handen.
We zien elkaar hier terug, ok."
Dieter en Jens verdwenen uit het zicht.
Sheila tilde Marco's hoofd op en wiegde hem zacht in haar armen.
Marco's ademhaling werd zwakker.
"Komaan moatje." Zei ze.
"Vecht.
Je kan het.
Vecht."
Dan draaide hij zijn hoofd.
Begon weer iets sneller en regelmatiger te ademen.
Hij kwam bij bewustzijn.
"Bedankt." Zei hij.
"Ghin dank moatje." Zei Sheila terwijl ze hem tegen haar boezem drukte.
Ze drukte hem tegen zich aan en wreef zacht over zijn kaalgeschoren hoofd.
Marco begon rustiger te ademen, alsof hij zich geborgen leek te voelen nu.
Zo bleef ze bij hem waken terwijl het alsmaar killer werd,welks geen pretje was nu haar kleren doorweekt waren. Gelukkig maakte het vuur dat Dieter maakte veel goed.
Maar ze zette door...
VOOR MARCO!

dinsdag 5 september 2017

Verborgen fortuin 4


De rust in de Pyreneeën werd bruut verstoord door het typische dokkerende geluid van een Harley Davidson die door de haarspeldbochten slingerde waaraan maar geen einde leek te komen.
Sheila was al drie dagen onderweg met haar Harley.
De eerste dag reed ze tot even voorbij Parijs, voornamelijk over snelwegen.
Dan verliet ze de snelweg en reed langs voornamelijk rustiger lokale wegen door het Franse landschap. Tot ze stopte bij een rustige Auberge waar ze na een heerlijke maaltijd de nacht doorbracht.
De tweede dag reed ze dan door tot vlakbij Toulouse waar ze dan de stad verkende en gezellig iets at op een terrasje.
En 's anderendaags dokkerde ze de Pyreneeën in.
Ze genoot van de rust, de weidse landschappen en het heerlijke gedokker van de motor van haar Harley.
Dit was voor haar leven.
Stiekem zou ze nu het liefst haar helm afzwieren en haar haren los in de wind laten wapperen.
Maar ze besefte te goed de gevaren van het rijden zonder helm.
Ze stopte bij een flauwe bocht en legde de motor van haar Harley stil.
Ze stapte af en liep tot bij de rand van een toch wel behoorlijk diepe afgrond en keek naar het prachtige landschap.
Er was geen enkele andere auto te horen of te zien.
Er was alleen de stilte.
Sheila zette haar helm af.
Voelde de wind in haar blonde haren.
De zon op haar huid.
Het was eind april.
In België was het waarschijnlijk weer aan het regenen, zoals het de dagen voor haar vertrek ook haast elke dag regende en er maar geen einde kwam aan de voorbijdrijvende grijze wolken.
Hier was de lucht blauw.
En zuiver.
Ze haalde diep adem.
"Verdomme!" Dacht ze bij zichzelf.
"Zo e poar dagen in de bergen met e tentje.
Da zoedt de max zien.
Neeje echt."Ze zette haar helm terug op, startte haar motor opnieuw en reed verder.
Ze had een plan.
En niets kon haar daarvan weerhouden.
Die middag nog kocht ze in een filiaal van een grote keten van sportwinkels een tentje en klimmers materiaal, alsook in een supermarkt mondvoorraad voor de komende dagen.
's Avonds checkte ze in in een klein hotelletje in een bergdorpje niet ver van de Spaanse grens.
Ze at een stevige lokale stoofpot met een flesje 'vin du pays' en ging dan vroeg naar haar kamer waar ze nog wat las in bed.

De volgende ochtend was ze al vroeg op pad.
Het dorpje waar ze logeerde lag al ver achter haar.
Er was alleen nog de stilte, zelfs de drukke baan die door het dorpje liep was niet meer te horen.
Sheila stapte stevig door, haar rugzak goed omgegord en aan haar rugzak vastgemaakt haar tentje.
Eindelijk leek het haar te lukken om haar gedachten wat te ordenen. De spanningen tussen haar en Pieter, de stress van het slecht lopen van de zaken waar hij zich niets van leek aan te trekken, de onbetaalde rekeningen, de aanmaningen, de schulden, de ontevreden klanten.
Eindelijk kon ze het van zich afzetten.
Wat had ze zich toch in die vent vergist.
Nog maar eens.
Nog maar eens had ze zich zo schromelijk vergist in een man.
Ze kon zichzelf wel voor de kop slaan.
Ze zetten zich even op een stuk boomstronk en luisterde naar de stilte.
Hier was geen mens te bespeuren.
Ondanks het feit dat de weg die ze volgde een onderdeel was van 'El Camin'.
Oftewel de oude pelgrimsroute naar Santiago De Compostela.
Dat verraadden de schelpjes langs boomstammen of op palen langs de weg.
Ze dacht aan de avond nadat ze wegging bij Pieter.
En bij Lou verzeild geraakte.
Aan hoe ze in zijn armen lag.
Hoe geborgen ze zich voelde.
Met hem klikte het toch zo goed.
Maar ze wist. Een relatie met hem zat er niet in.
Niet alleen zat het verdriet om zijn geliefde Gracienne nog veel te diep.
Hij wilde ook geen relatie.
Vond dat allemaal maar 'klef' gedoe dat alleen maar uitmond in drama's en bitterheid.
Da's alleen maar schoon in de 'kleffe voddeboekskes' en 'flauwe zemeltrezenfilms' zoals hij het altijd zei.
Ze begreep hem wel.
Ze had het zelf teveel meegemaakt.
Op dit moment moest je haar ook niet spreken over 'een relatie'.
"Fuck wat hein 'k genoeg van ol dat gezeiver. El ol die totentrekkerie.
Ol voe de schone schien.
Neeje 'k bluuvn toene nog liever een oede vrijster."
Dan stond ze weer echt en trok ze verder.
Dieper de bergen in.
Waar het landschap woester werd.
En waar je alleen jezelf kon terugvinden.
Na een lange dag stappen zette ze haar tentje op een licht glooiende berghelling met een prachtig vergezicht.
Ze maakte een kampvuur aan en genoot van een machtig mooie zonsondergang.
Ze liet haar gedachten stromen.
Alsook haar tranen.
Met Sandra in gedachten.
En Graziella.
En Kathy, haar jeugdvriendinnetje.
En Gracienne over wie Lou zo vaak en vooral zo graag vertelde.
En alle anderen die veel te jong en te vroeg gingen.
Ook mijmerde ze over de vele reizen die ze als jonge meid maakte.
Doorheen Europa met haar Harley.
Over haar tijd bij de paracommando's, ze was één van de weinige vrouwen die de harde proeven doorstond en tot verbazing van velen schopte ze het zelfs tot instructeur.
Ze dacht aan de mensen die ze in haar 'wilde jaren' leerde kennen.
En vroeg zich af wat er van hen geworden was?
Ze voelde de avondkilte en merkte dat het vuur langzaam begon te doven.
Eens de zon achter de bergen was zocht ze haar tent op en kroop diep in haar slaapzak, echter niet nadat ze nog wat sprokkelhout op het kampvuur gooide.
Want het scheen dat er in de Pyreneeën roedels wolven waren waargenomen.

De volgende ochtend was Sheila opnieuw op pad.
Ze liep over een smal bergpaadje met rechts van haar een diepe kloof.
Eronder stroomde een bergriviertje dat ze kon horen stromen tot boven, ofschoon de afgrond enorm diep was.
Ineens zag ze dat ze niet alleen was.
Ze zag verderop iemand langs de steile rotswand naar beneden klimmen.
Hij droeg een helm en had klimuitrusting bij.
"Een speleoloog." Dacht Sheila.
"Lijkt me wel interessant om de vele grotten te verkennen," dacht ze.
"En sourtout, spectaculair."
Ze liep verder.
Moest goed op haar tellen passen want het paadje was erg smal en de kloof diep.
Ineens hield ze halt.
Hoorde ze nu iemand roepen?
Ze hield de adem in.
"Aux secours!!!" Klonk het.
"Aux secours sils vous plais!!!"
Het kwam van vlak onder haar.
Een man klampte zich wanhopig vast aan de rotsen en met één hand aan een jong boompje waarvan de wortel er al half uitgerukt was.
Ze herkende de helm die hij droeg, het was de speleoloog die ze daarnet zag afdalen.
"Me ziele ghods." Dacht Sheila terwijl ze het touw van haar rugzak losmaakte.
Ze wist, ze moest niet denken maar doen.
Ze nam haar touw en maakte het vast aan een boom.
Dan liet ze zich naar beneden glijden.
Ze bereikte de man en stak haar hand uit.
"Tenir, je suis la." Zei ze.
Ze reikte hem de hand en gaf hem de gelegenheid om zijn voeten te laten steunen op de rotsen.
"Merci." Zei de man stamelend.
Hij beefde als een rietje.
"Je ghie vele chance ghad." Zei Sheila binnensmonds.
Hij keek haar aan.
"Zijde gij een Vlaamse?" Vroeg hij.
"Yep.
Ben opgegroeid in Bulskamp, maar woon intussen wel elders." Antwoordde Sheila.
Ze hielp hem het touw rond zijn middel te binden.
"Blijf hier, ik klim naar boven en dan trek ik je op." Zei ze.
Eens de jongeman boven was reikte ze hem haar veldfles aan en liet hem drinken.
"Bedankt." Zei hij "Mijn naam is Jens, wat is de jouwe?"
"Sheila." Antwoordde ze.
"Nogmaals bedankt Sheila. Je hebt me het leven gered."
Ze legde haar hand op zijn dij.
"Ik deed mijn plicht." Zei ze.
Ze bekeek zijn oog.
"Dat komt toch niet van die val." Zei ze terwijl ze ernaar wees.
Zijn oog was helemaal blauw.
"Het was geen val." Zei de jongeman.
"Ze wilden me dood."
"Wie?
Wie wilde je dood?" Vroeg Sheila.
"Mijn metgezellen.
Kan ze geen vrienden meer noemen.
Godverdomme.
Had ik dat geweten.
Dan had ik ze mijn hulp niet aangeboden.
Klootzakken.
Godverdomse fucking klootzakken."
Jens boog het hoofd.
Begon te huilen.
"Hey." Zei Sheila.
"Niet huilen man.
Je leeft.
Je bent er nog."
"Ja dat wel.
Maar ze hebben het plan.
Dat leidt naar de schat."
"Welke schat?" Vroeg Sheila.
"Van de familie Bachmann.
Was onlangs in de krant en op TV."
"Ja dat klopt." Zei Sheila.
"Maar daar was toch geen plan van? Of wel."
"Toch wel." Zei Jens.
"Er was een plan.
En dat plan was in het bezit van één van de mannen die beroep op mij deden.
Ze beloofden mij een derde van de winst.
Maar liefst Twee miljoen, vijfhonderd duizend Euro.
Daarmee kon ik wel mijn dromen waarmaken ja."

Toen begon Jens te vertellen.
"Ik ben een ervaren bergbeklimmer en speleoloog en ben een erkende gids.
En ken deze streek op mijn duimpje.
Hier kom ik tot rust.
Ver van de stress en de drukte.
Het geeft me een kick om steile rotsen te beklimmen, of af te dalen.
Om in grotten op verkenning te gaan en langs smalle bergpaden op verkenning te gaan. En dan 's avonds doodmoe in de tent te kruipen.
Maar in België heb ik een gezin en een job.
Zeg maar gerust, een doodsaaie kantoorbaan.
En een leventje van dertien in één dozijn.
's Morgens op een onzalig uur opstaan, dan zitten knikkebollen in de file en dan een hele dag doorbrengen met afgestompte collega's onder leiding van een baas die vastgeroest zit aan regels en geboden
Daar waar ik als jonge kerel amper weg te slaan was uit de bergen, kom ik er nog amper.
Door de geboorte van mijn zoontje is het zelfs meer dan een jaar geleden dat ik nog een berg of grot van dichtbij gezien heb.
En dan kom je een oude studiegenoot tegen.
Dieter Vloeyberghs heet hij.
De kleinzoon van Dr Gaston Vloeyberghs. Intussen zelf dokter geworden.
Dit ondanks het feit dat hij liever genoot van het uitbundige studentenleven en het graag uithing in plaats van te studeren.
En ja, hij ging al eens mee met mij naar de bergen.
Beetje fun maken, raften, klimmen, hiking, eens een grot verkennen. En 's avonds bij het kampvuur schuine moppen tappen met een blik bier in de hand.
Leuke tijd. Helaas groeiden we na een poosje uit elkaar.
Trouwen, kinderen, ge kent dat wel.
Maar dan ineens stond hij er weer.
Hij had een plan.
"Die beloning van 10 miljoen Euro van de familie Bachmann.
Die kan van ons zijn!
Maar dan moet gij ons helpen." Zei hij.
Ik wilde wel.
Ik ging akkoord met twee miljoen vijfhonderduizend Euro.
Dat was meer dan genoeg.
Kon ik eindelijk mijn droom waarmaken.
Een eigen opleidingscentrum beginnen.
En mensen les geven in alpinisme en speleologie."
Jens keek voor zich uit.
"Maar je metgezellen hebben de grot toch niet bereikt. Ofwel?" vroeg Sheila.
"Daarboven." Zei hij.
Die spleet in de rotsen.
Geeft toegang tot de grot waar wijlen Anatole Honorez zijn schatten heeft verborgen.
En je moet goed kijken.
Tussen de rotsen zitten haken waar je touwen in kunt vastmaken.
Ze zijn oud en verroest.
Maar ze zitten verdomd goed vastgemaakt.
Die Anatole Honorez wist waar hij mee bezig was.
"Fuck!" Zei Sheila.
"Dus hier achter deze rotspartij zit een schat die miljoenen waard is verborgen."
Jens knikte.
We hadden foto's genomen van de schat.
En Dieter nam enkele goudstaven en wat diamanten en juwelen mee, zogezegd als bewijs.
Dan daalden we af naar beneden.
Toen...
Greep Dieter me vast.
"Bedankt voor je hulp, maar we hebben je niet meer nodig." Zei hij.
En hij duwde me.
Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen was."

Sheila bekeek Jens van top tot teen en besefte, er klopte iets niet.
Eigenlijk klopte er gewoon niets aan heel zijn verhaal.
"Ik wil die schat wel eens zien." Zei Sheila.
"Wel," reageerde Jens. "Ik wil u die graag tonen."
"Maar mijn voet doet pijn en ik zit onder de schrammen.
En ik wil klacht neerleggen tegen Dieter Vloeyberghs en zijn kompaan Marco Breughelmans."
Sheila voelde hoe elk haartje van haar lichaam overeind ging staan toen ze die laatste naam hoorde.
"Heb je de foto's van de schat nog?" Vroeg ze.
"Staan op mijn digitale camera, maar die ligt beneden in de ravijn." Zei Jens.
"Wat jammer." Zei Sheila grinnikend
"Moet ik je nu geloven?"
"Hoe bedoel je?" Vroeg Jens.
"Denk je dat ik hier wat sta te verzinnen of wat?"
"Ja." Zei Sheila zonder enige stemverheffing.
"Fucking klotewijf!! Ik werd net door die twee mannen de ravijn ingegooid hé.
Had ik me niet kunnen vastklampen dan lag mijn karkas nu in die kolkende rivier ja."
Sheila legde zijn hand op zijn schouder.
"Gij denkt echt dat ik een  onnozele trees ben hé.
Dat ge hier met een tuttebel te doen hebt die ge gelijk wat kunt wijsmaken.
Wel jongen, maar dit slaat wel hard tegen voor je.
Ten eerste: Ik ben een ex-paracommando, ik heb bakken ervaring met het overleven in een ruig gebied als dit. En daar ik het bij de para's tot instructeur geschopt heb weet ik als geen ander hoe je je uitrusting correct aanbrengen moet. En voor iemand die beweert berggids te zijn is het in jou geval maar zeer pover gesteld moet ik zeggen.
Ten tweede: Ben ik een gebrevetteerde privé detective.
Ten derde: Mijn tent stond opgesteld op die helling ginder, en ik zag je die rots hier afdalen.
Alleen.
Moest je echt van die afgrond geduwd zijn dan moest ik je kompanen ofwel tegengekomen zijn ofwel zien lopen in de verte. En dat was niet het geval. Hier was en is nog steeds in de weidse verte geen hond te bespeuren, behalve jij en ik.
Ten vierde: Zei je dat je in de ravijn werd geduwd, maar je oog is wel blauw. Wat niet van die val kwam zoals je zei. Een leugen dus. Een groteske leugen!
Ten vijfde: Je had al je uitrusting omgegord. Hoe kan dat als je meteen bij voet aan de grond de afgrond werd ingeduwd. En alle touwen zijn verwijderd tussen de grotopening hier boven ons en het pad hier.
Ten zesde: Als je van dergelijke steile afgrond zou gegooid worden heb je geen schijn van kans, de vaart die je erop aanhoudt is te snel om je ook maar aan iets te kunnen vastklampen. En al zeker niet aan zo'n jong boompje."
Dan greep Sheila Jens vast en duwde hem tegen de rotswand.
"En tot slot... Je noemde de naam Marco Breughelmans.
Zal ik je wat zeggen kereltje?
DIE KEN IK TOEVALLIG!
En ik ken hem als een eerlijk mens.
Een kerel uit één stuk.
Iemand waar gij niet eens aan kunt tippen... Huftertje.
En gij wilde die een valse aanklacht aan zijn broek smeren.
Terwijl hij na een ellendige rotjeugd iets van zijn leven probeert te maken.
Wel jongen... Ik dacht het niet!
Ghodverdomschen onnozeloare!"
Sheila was nu echt razend.
"Nu voor de dag ermee! Waar zijn je kompanen?"
Ze keek Jens met een nijdige blik aan. Haar lip beefde van pure woede.
"In... In de grot." Zei Jens.
Bij de schat.
Heb de touwen naar boven getrokken, ze kunnen niet weg.
Enfin, dat kunnen ze wel. Als ze één van de andere uitgangen vinden.
Ik wilde ensceneren dat er een aanslag op mijn leven werd gepleegd. Ik zag je komen en dacht dat jij een nuttige getuige zou zijn."
"En dan vlogen je vrienden de cel in en jij hield de beloning voor jezelf.
Slim gespeeld knul.
MAAR NIET SLIM GENOEG!"


maandag 4 september 2017

Verborgen fortuin 3


Café Dinky Toys.
Druk jongerencafé in de stationsbuurt waar mensen die zich ook nog jong voelen ook van harte welkom zijn.
De vaste stamkroeg van Lou Selleslaghs.
Die we al eerder kennen uit het dieptrieste verhaal Toen... Die ene zomer.
Zoals dat in het echte leven gaat beste lezer komen ook in mijn verhalen mensen elkaar tegen.
Ontmoeten mensen met elk hun eigen verhaal elkaar.
Zoals Sheila en Lou elkaar hebben ontmoet.
Patrick Limpens die net op tijd kon verhinderen dat Rosette Pelckmans een tweede kogel door Sheila's lichaam joeg en met wie Sheila nog een stormachtige relatie had toen ze nog bij de para's was en is nog altijd een zeer goede vriend van Lou.
En zo leerde hij Sheila kennen, toen ze beiden na de kickbokstraining nog een pint gingen drinken in de Dinky Toys.
Het klikte meteen tussen Lou en Sheila.
"Les amis de mes amis sont mes amis." Zei hij hartelijk toen hij haar een schuimende pint trakteerde.
Sheila en Lou deelden dezelfde passie.
Muziek.
Ruige harde muziek.
Daar hadden ze het urenlang over.
En dit al vanaf hun eerste ontmoeting.
Lou nam haar mee naar Graspop.
En naar een concert van AC/DC in het Antwerpse Sportpaleis.
Uiteraard was Sheila één en al oor toen hij vertelde dat hij ooit met enkele maten een band had opgericht.
"Een echt groeptje? Mo how zeg... Hoe cool es dadde keirel?" Riep ze verrukt.
Zo hoorde ze ook wat er gebeurde met zijn geliefde Gracienne.
Ze zag zijn diepe verdriet toen hij erover vertelde.
Welks voor haar zo herkenbaar was.
Toen ze tien jaar was verdween haar beste vriendinnetje Kathy Geyselbrecht spoorloos.
Nooit werd er nog iets van haar vernomen.
Deze gebeurtenis tekende Sheila.
Dit was de reden waarom ze na haar tijd bij de paracommando's besloot om detective te worden.
Om zo andere mensen te helpen die met dergelijk drama geconfronteerd wordt.
Ach.
Eigenlijk deed ze het ook voor de nodige portie actie en avontuur.
Maar feit was dat er zo een hechte band ontstond tussen Sheila en Lou.
"We hebben verdomme veel gemeen dan we zouden denken." Zei Lou hierover.
Welks Sheila met een veelbetekenende blik bevestigde.

Lou zat aan de toog een pint te drinken.
En zoals vaker met een stamgast te kletsen.
Zo bracht hij menig avond door als verstokte vrijgezel die hij was.
Na de tragische dood van zijn 'Grace'ke' kon hij geen andere vrouw meer liefhebben.
Het verdriet zat te diep.
Daarom bleef hij liever alleen.
Maar 's avonds alleen thuis zitten viel hem zwaar.
Dan kwamen de herinneringen terug boven.
Daarmee dat hij haast elke avond in zijn stamcafé doorbracht.
Sheila kwam binnen en bestelde meteen een dubbele whisky.
"Hie se, onze West-Vlaamse furie." Zei Lou lachend.
Sheila liep naar hem toe en gaf hem een knuffel.
Hij keek haar aan.
"Is er iets gebeurd?" Vroeg Lou.
"Niets speciaals." Zei Sheila. "Drukke dag, veel administratief gedoe."
"Niet liegen." Zei hij.
"Er is iets.
Ik zie dat aan uw ogen."
Sheila zuchtte.
"Ach ja... Ge moogt het weten." Zei ze.
"Het is gedaan tussen Pieter en mij."
Lou sloeg zijn arm om haar schouder.
"Diene whisky is op mijne rekening." Zei hij.
"Merci." Zei Sheila.
Dan wendde ze zich tot Willem de waard.
"Is de zolderkamer vrij?" Vroeg ze.
"Ja." Zei Willem.
"Niks zolderkamer." Zei Lou die meteen tussenbeide kwam.
Hij keek haar aan.
"Gij slaapt bij mij vannacht."
"Nee dat hoeft niet." Zei Sheila.
"Ik wil u niet... "
"Tut tut tut!" Reageerde Lou.
"Gij slaapt niet alleen vannacht.
Zelfs al had je onderdak, dan nog liet ik je niet gaan."
"Wuk es dat nu voe zever?" Zei Sheila.
"Ik heb er zelf een punt achter gezet.
Het gaat niet meer tussen ons, en doarmee gedoan!"
"Sheila." Zei Lou terwijl hij haar nog indringender aankeek.
"Ge zag hem geire.
Ge waart zot van hem.
Ja toch?
Dat kruipt in uw kleren, weet ge.
Een punt zetten achter een relatie, omdat die persoon u te hard teleurgesteld heeft.
Dat doet zeer.
Is het nu niet dat het zeer doet.
Dan komt de klop vannacht wel.
Als ge alleen in uw bed ligt."
Sheila keek hem aan.
"OK." Zei ze.
"Gij wint.
Ik blijf bij u slapen.
Maar... Op één voorwaarde."
"En die is?" Vroeg Lou.
"Simpel.
Het volgende rondje is van mij.
Ik wil niet dat ge de hele avond trakteert."
Lou stak zijn hand uit.
"Deal." Zei hij.

Enkele uren later zaten ze op Lou's appartement in de zetel.
"Wat denkt ge?" Vroeg hij.
"Samen een filmke zien?"
2001 A Space Oddesey.
Mijn favoriete film en wat mij betreft de beste film ooit gemaakt.
Eigenlijk vind ik alles van Stanley Kubric top."
Je bent niet alleen hoor. Ik vind dat ook." Zei Sheila.
Ze keken naar de film, lekker languit in de zetel.
Met een glas whisky en een schoteltje met chips, blokjes kaas en salami.
"Waar ga je nu wonen?" Vroeg Lou ineens.
"Kreeg vanmiddag mail van één van de immobiliënkantoren die ik aansprak.
Mag morgen huurcontract tekenen.
Daarna mij gaan installeren.
En daarna... Mijn resterende vakantiedagen opnemen.
En zijt maar zeker dat ik ervan ga profiteren."
"Plannen?" Vroeg Lou.
"Ja en nee.
Op mijn Harley springen en nog eens richting Spanje.
En onderweg eens goed nadenken over wat ik met mijn leven wil gaan aanvangen.
Want het besef in een foute relatie te zitten doet me echt wel beseffen dat ik iets te hard begon vast te hangen aan het 'huisje-boompje-beestje' ideaal."
Lou keek haar aan.
"Het zwerversbloed kruipt toch waar het niet gaan kan hé." Zei hij.
"Nee." Reageerde Sheila.
"Ik heb dat soms nodig.
Eens weg van alles.
Alleen met mezelf.
Soms heb ik zo het gevoel dat het leven aan mij voorbij gaat.
Dat de ene dag op de andere lijkt.
En dat wil ik niet.
Ik ben na al wat er het afgelopen jaar gebeurd is te hard gaan beseffen dat het leven zo snel voorbij kan zijn.
Eerst iemand zien sterven onder mijn neus. Doodgeschoten door een gevaarlijke psychopaat."
"Die Graziella." Merkte Lou op.
Sheila knikte.
"Dat beeld blijft op mijn netvlies gebrand.
Dan zelf op een haar na aan de dood ontsnapt.
En dan... "
Hij keek haar aan.
Ze dachten allebei aan dezelfde jonge vrouw die door de handlangers van Francis Pelckmans brutaal om het leven werd gebracht.
Sandra
Die we nog kennen uit nog twee andere verhalen.
En die heel goed bevriend was met Cathy Weylandts, met wie Sheila meer dan goed overeenkomt.
Cathy werkte ook in dezelfde cocktailbar om in de weekends een centje bij te verdienen.
En nam Sheila en Sandra meermaals mee op sleeptouw wanneer ze zin had om eens een weekendje te gaan shoppen in Oostende, Rijsel of Keulen.
Sheila voelde een traan opwellen.
"'k Woaren der echt niet ghoed van toen 'k het hoorde.
't Was de dag dat ik ontslagen werd uit het ziekenhuis, na het herstellen van die schotwonde.
Een normaal mens zou dansen van vreugde wanneer den dokteur u dat komt vertellen.
Mor ek zaten te janken lik e klein kind."
Lou trok Sheila dicht tegen zich aan.
Ze liet hem doen.
Voelde het zelfs warm worden in haar hartje.
Lou was echt wel het type man waar ze voor viel.
Groot.
Lekker ruig met zijn kaalgeschoren hoofd, zijn dikke snor, zijn sik en zijn tatoeages.
De film was afgelopen.
Lou schakelde de DVD-speler uit, en de TV ging automatisch over naar het digitale netwerk.
Het NOS-Journaal was bezig.
Beelden van een persconferentie en een commentaarstem die iets zei over 'goudstaven ten waarde van miljoenen euro's'.
Lou wilde de TV uitschakelen.
"Minuutje! Loat dat eké stoan vint!" Zei Sheila op licht dwingende toon.
Ze hoorden het volgende: "De waardevolle goederen werden ontvreemd door de huisknecht Anatole Honorez die zijn werkgeefster daarna verklikte aan de nazi's.
Anatole Honorez overleed in 1960 in een Belgische gevangenis. De familie Bachmann looft een premie van maar liefst 1 miljoen Euro voor diegene die de ultieme tip kan geven over de exacte locatie van het gestolen goud, juwelen en diamanten."
"Tien miljoen euro." Zei Lou.
"Die Bachmanns zijn zo rijk als de zee diep is, maar toch hebben ze tien miljoen euro veil voor het terugvinden van een paar goudstaven, wat diamanten en een stel kitscherige juwelen.
Ze zouden beter eens wat investeren in Afrika of zo. Waar die diamanten vandaan komen die ze geplunderd hebben.
Godverdomme toch hé, daar wordt ik toch zo pissig van.
Zoveel ellende in de wereld, die zo éénvoudig kan opgelost worden. Maar mensen steken hun geld liever in al die luxe en al die dure troep."
"Je kan het een mens toch niet kwalijk nemen dat ie zijn bezittingen terug wil zeker?" Zei Sheila.
Tien miljoen euro, da's verdomd een smak meer geld dan hetgeen ik van mijn klanten krijg als detective."
Lou lachte.
"Beetje last van beroepsmisvorming Miss Marple?" Grapte hij.
Sheila lachte met hem mee en sloeg haar armen rond zijn hals.
Buiten was het aan het regenen.
Binnen was het gezellig en warm.

vrijdag 1 september 2017

Verborgen fortuin 2


Met zijn laatste krachten deed Anatole Honorez zijn verhaal, terwijl hij met zijn bevende handen een paternoster vasthield. Het enige tastbare wat hij had van zijn moeder die hem bij het weeshuis dumpte.
Over hoe hij als knecht in dienst ging van rijkelui, hun vertrouwen won en hen kostbare juwelen, diamanten en goud afhandig maakte.
Van verschoppeling tot meesterdief.
Maar het spreken viel hem alsmaar zwaarder.
Dr Vloeyberghs haalde voor de doodzieke man een glas water.
"Merci Docteur." Prevelde Anatole.
Dan vertelde hij verder over hoe hij begin jaren dertig in Parijs terecht kwam.
Ik vond opnieuw een betrekking als meesterknecht annex huisbewaarder. Ditmaal bij een Joodse bankiersfamilie.
De familie Bachmann was stinkend rijk. Hun bank Bachmann en Cie was in die tijd één van de invloedrijkste ter wereld.
De 'Pater Familias' Abraham Bachmann was een zeer streng en veeleisend man aan wie ik als meesterknecht elke dag verslag moest uitbrengen.
Alle uitgaven moest ik punctueel noteren en hij zag erop toe dat er geen cent teveel werd uitgegeven.
Hij was een zeer manipulatief persoon die mij zover kreeg dat ik het doen en laten van alle meiden en knechten aan hem overbracht. Hoe snel of traag ze werkten, hoeveel tijd ze nodig hadden om een tafel te dekken of koper te poetsen, hoe lang ze pauze namen.
Daarna kreeg ik de opdracht om de personen die naar zijn mening incompetent waren te melden dat ze ontslagen waren.
Ik moest hen ook bijsturen naar de wensen van Monsieur Bachmann.
Ik ging mee in de oude Bachmann zijn manipulatieve tirannie.
Waardoor ik zijn vertrouwen won.
Maar ik wist ook wie van de ploeg ik in vertrouwen kon nemen.
De mensenkennis die ik in mijn tijd bij de bende smokkelaars opdeed kwam hier goed van pas.
Vlak voor de oorlog stierf de oude Abraham Bachmann.
Zijn zoons waren  reeds uitgeweken naar Londen of New-York en zijn dochters werden door hem uitgehuwelijkt aan leden van rijke bankiersfamilies, waaronder de bekende familie Rothschild...
Er was alleen nog de weduwe Sarach Elouise Elisabeth Bachmann-Tobiasz. Die kortweg Madame Louise werd genoemd.
Zij was nu de enige van de familie die in Parijs achterbleef.
Toen vielen de Duitsers binnen en verklaarden zij de Joden vogelvrij.
Madame Louise vreesde voor haar leven en zodoende besloot ik om haar onder te brengen in mijn flatje in Montmartre waar ik intussen woonde. Voor het eerst sinds ik als knecht aan de slag was verbleef ik niet in het huis van mijn werkgever.
Madame Louise leefde bij mij ondergedoken.
Ik had had de sleutels van het huis en de code van de drie kluizen.
Regelmatig ging ik heen en weer naar de Pyreneeën.
Met juten zakken vol kostbare juwelen, kisten vol goudstaven en vooral diamanten... Veel diamanten!
Daarna deed ik datgene waarvoor ik Frankrijk moest ontvluchten wilde ik niet op de guillotine belanden, wat mij nog altijd te wachten staat als ik ooit een voet op Franse grond zet.
Ik gaf Madame Louise aan bij de moffen!
Ze werd gearresteerd en afgevoerd.
En ik kreeg een premie van de nazi's omdat ik een Jood had aangegeven.
Na de oorlog werd er een onderzoek aangesteld en viel de politie binnen in mijn flat.
Ze wilden mij arresteren, maar ik was net niet thuis.
Zou ook nooit meer thuiskomen.
Ik ging op de loop, kwam in dit land terecht.
Waar ik hier in de stad als knecht aan de slag ging bij het steenrijke echtpaar Van Genechten.
Die leefden van wat hun plantage in Congo die intussen geleid werd door hun zoon opbracht.
Ook zij hadden een kluis.
Vol met goudstaven.
En zakken vol met gouden munten en diamanten.
En ik.
Had een plan.
Alles was bijna rond.
Ik had een ticket op zak voor een overtocht met de 'Red-Star' naar Amerika.
Mijn koffers waren gepakt.
Het enige wat ik moest doen was voldoende goudstaven en de zakken met munten en diamanten uit de brandkast halen en dan met de noorderzon verdwijnen.
Gustave Van Genechten was bij zijn zoon in Congo, zijn echtgenote was alleen thuis.
Ik drong het bureau van Gustave binnen en begon aan het openmaken van de kluis.
Dan ging het licht aan.
Germaine, de echtgenote stond in de deuropening.
Met de tweeloop van haar echtgenoot in de aanslag.
"Votre jeux est fini, sale voleur." Zei ze.
De rest van het verhaal kent u."

De rest van het verhaal was dat Anatole uithaalde met een mes dat hij uit de keuken had gesmokkeld en de ongelukkige Germaine Van Genechten recht in het hart trof.
Daarna verdween hij met het gestolen goed en stapte hij op de eerste trein naar Antwerpen.
Waar hij op het Centraal-Station in de boeien werd geslagen en werd veroordeeld tot de doodstraf die meteen werd omgezet in een levenslange gevangenisstraf.
Dit was op 15 maart 1947.
Anatole haalde een bruine enveloppe van onder het laken.
"Vous trouverez ici un plan détaillé qui comprend des informations sur l'endroit où le trésor est" Zei Anatole.
"Mijn laatste verzoek is... Dat er iets mee wordt gedaan ten behoeve van de weeskinderen en andere verschoppelingen die nergens terecht kunnen.
Geen mens en zeker geen kind zou mogen meemaken wat ik meemaakte.
Dat is mijn laatste wens... Monsieur Docteur."
Na die woorden verloor Anatole Honorez het bewustzijn.
Hij overleed nog dezelfde dag.
Die avond zat Dr Gaston Vloeyberghs op de trein.
Hij opende de enveloppe en ontvouwde het papier dat erin zat.
Het plan was uiterst gedetailleerd en zeer secuur opgesteld.
In een zeer fijn handschrift.
Thuis stak hij het in zijn brandkast bij zijn bureau.
Niet goed wetende wat hij hiermee aanmoest.

Vijvenvijftig jaar later!
"Wet je wat daje ghe ziet?
Nen oengelofelijke Ghodverdomschen nieweirt!!!
Dat zieje!"
Sheila Verdoolaeghe was kwaad.
Razend kwaad.
Ze nam de ringmap die voor haar neus lag op het bureau en slingerde die naar het hoofd van Pieter Slembrouck.
"Maar enfin Sheila!" Zei hij terwijl hij gebukt staande haar aankeek.
"Wees nu toch eens redelijk Godverdomme!"
"Redelijk?
Redelijk?
Ek doen ier ol 't fucking werk? Van 's nuchtens vroeg tot 's avonds loate.
De administroasje, de papierwinkel, de facturen, aanmoaning'n, kortom heel de santeboetiek.
't Komt ol op mien nekke terecht.
En oendertusschen is meneire heelder dagen op zwier.
Netwerken noemt ie dadde!
Moest 't nog wat oplevern, mo nee!
Allez wa voer stroentopdrachtjes ewe ol nie ghad?
Ne stelende garçon betrappen, twee wuvn en ne vent die ulder partner bedroogn, en ne gastje van zestiene schaduwn omdat mama en papa kleinburger peijnsden dat ie an den drugs zat, mo je was geweune bie ze moksje!
Mor oendertusschen bluvn de rekeniengn wel komn hé!
En wien meug het oplossen?
Wien meugt den uutleg ghoan doen bie den boekhouder?
Sheila'tje natuurlijk.
Fuck zeg, khan 't mien wel anders voorgesteld wi an 'k ghing solliciteren bie joen als detective!"
"Sheila luister." Zei hij terwijl hij probeerde om zijn arm op haar linkerschouder te leggen.
"Bluf van mien!" Sneerde Sheila terwijl ze zijn hand van zich afschudde.
"Een eigen zaak opstarten is geen makkie, dat weet jij net zo goed als ik.
We moeten nog even doorbijten, we zullen er heus wel komen hoor."
Sheila schudde het hoofd.
"Ga je dat nu jezelf blijven wijsmaken?" Vroeg ze hem, ditmaal in het AN.
"Ga je jezelf blijven blaasjes wijsmaken?
Zie toch gewoon onder ogen dat het niet lukt.
Dat ge geen verstand hebt van zaken doen."
"Ow Sheila!" Reageerde Pieter verontwaardigt. "Nu ga je te ver!"
"Oh ja?" Zei Sheila.
"Ik kan nog verder gaan hoor als je wil.
Eigenlijk, feitelijk.
Ben jij op alle gebied waardeloos.
Gewoon waardeloos.
Je bent waardeloos in zaken.
Je bent waardeloos als detective.
Je bent waardeloos als baas.
En vooral...
Je bent waardeloos in bed!"

Ze lachte Pieter letterlijk in het gezicht uit.
"Ziet hem daar nu staan.
Grote sier maken en veel praatjes verkopen, dat kunt ge.
En dat laatste noem je dan 'netwerken'.
Wat een mop.
Weet je.
Mijn grootste fout is niet dat ik bij jou kwam solliciteren.
Maar dat ik met jou een relatie aanging.
Want dan dacht je dat het gepermitteerd was om mij als huissloofje te behandelen die al je administratie regelt en dan nog verwacht dat ik 's avonds je eten klaarmaak."
"Is dat mijn dank om er voor je te zijn nadat je maanden buiten strijd was ten gevolge van die moordpoging door Rozette Pelckmans?
Is dat mijn dank?"
"Je deed niets wat een ander niet doen kon." Zei Sheila schamper.
"Maar waarom deed je het?
Om met mij in bed te kruipen.
Ja, ik had nood aan een man, aan seks.
En je blijken van medeleven deden me wat ja.
Je had me waar je me wilde hebben hé.
In bed.
En dan verwacht je nog dankbaarheid van me ook.
Wat een mop?"

U herinnert zich vast nog beste lezer hoe privé detective Sheila Verdoolaeghe in Huize Lentebloesem aan de dood ontsnapte toen Rozette Pelckmans haar van dichtbij neerschoot, nadat Sheila de onfrisse praktijken die ze er samen met enkele andere zorgkundigen van het tehuis op nahield blootlegde.
Ze overleefde, tot opluchting van al wie haar liefhad.
Maar ook tot opluchting van Pieter Slembrouck.
Ze groeiden in die periode dichter naar elkaar toe.
Eigenlijk daarvoor al.
Het klikte snel tussen Pieter en Sheila.
Eigenlijk had hij al een crush op haar toen hij haar sollicitatiemail in zijn mailbox vond.
Met CV en foto.
Toen ze voor hem stond in levende lijve kon hij zijn ogen niet van haar afhouden.
Logisch want Sheila mag gezien worden.
Een struise boerendochter, goed voorzien zoals men wel eens pleegt te zeggen.
Maar hij ondervond ook dat ze geen katje was om zonder handschoenen aan te pakken.
In eerste instantie beviel hem dat wel.
Haar ondernemende karakter, haar onverschrokkenheid.
Ze nam initiatief, haalde hem over de streep.
Ze wist dat hij meer voor haar voelde.
En ja, zelf hunkerde ze ook naar een man.
Ook al was hij haar type niet.
'Let's give it a try', dacht ze.
Ze ging in op zijn voorzichtige avances.
Doorbrak zijn geremdheid die hij had omdat hij ergens vond dat het niet paste om met een werkneemster een relatie aan te gaan.
Maar eens die hindernis doorbroken liet hij zich gaan.
Een maand na de aanslag op haar leven nodigde ze hem uit voor een etentje.
Nog voor het dessert tilde hij haar na een lange hartstochtelijke zoen op de tafel, schoof haar rok omhoog en gaf haar een stevige beurt.
De gedistingeerde Pieter Slembrouck was verdorie ruiger en hitsiger dan ze verwachtte.

Maar al snel bleek dat ze zich in hem had vergist.
Hij was naar haar zin veel te slordig en onprofessioneel.
De zaken die hij aannam waren zelfs niet 'middelmatig' te noemen en bovendien brachten ze weinig op.
En zijn 'netwerken' waren eerder uit de hand gelopen feestjes en recepties waar hij aanwezig was zogezegd om klanten te ronselen. Maar waar hij vooral meer dronk dan goed voor hem was waarna hij met een taxi thuiskwam en meteen ladderzat in bed kroop.
Sheila hield het niet meer uit.
Dit was niet het leven waar ze naar verlangde.
Dit was niet waarom ze ooit met de opleiding tot detective begon.
De ruzies die ze hierover kreeg werden alsmaar heftiger en de passie die er in het begin van hun relatie was, was nu heel ver zoek.
"K'ent ghet!!!" Schreeuwde Sheila hem bits toe!.
"Ksien vors! 'k dien mien ontslag in en je meug je plan trekken!
Wa zeg je doarvan onnozeloare?"
Sheila liep naar de kamer boven op het tweede verdiep en pakte haar koffers.
Ze stopte 'Dikke Oscar' in de reisbench en geladen als een muilezel verliet ze het pand en stapte ze naar haar auto.
Dan reed ze weg.
Waar naartoe?
Ze wist het niet.
Eén ding stond vast.
Het hoofdstuk Pieter Slembrouck was afgesloten.
VOORGOED AFGESLOTEN!

Verborgen fortuin



Januari 1960.

Het was een dag als alle andere op de ziekenboeg van de gevangenis.
Dr Gaston Vloeyberghs liep de ziekenboeg in en liep langs de ziekbedden waarin zieke of gewonde gedetineerden lagen.
Achterin was een bed omgeven door afschermende wanden.
De ziekenbroeder die de dokter vergezelde schoof één van de wanden opzij.
Daarachter lag een oude man.
Zijn hoofd weggezakt in het kussen, zijn ogen diep in hun kassen.
Zijn lippen trilden en zijn wangen waren ingevallen.
Het was duidelijk dat de man zijn dagen geteld waren.
Dokter Vloeyberghs zette zich op de stoel naast het bet.
"Ca va Anatole, pas beaucoup de douleur aujoud'hui?" Vroeg hij.
De oude man draaide zeer moeizaam het hoofd.
"La fin c'est proche Monsieur Docteur." Antwoordde Anatole. "Het einde is nabij.
Wat kan er meer gezegd worden?"
"Moet ik de almoezenier erbij roepen?" Vroeg Dr Vloeyberghs.
"Non... laisse-le sortir le salopard." Siste Anatole giftig.
"Laat die smeerlap hier buiten."
Zijn lip trilde nu nog meer.
Woede was in zijn doffe ogen te lezen.
"Kijk Anatole." Zei Dr Vloeyberghs. "Je verzoek voor vrijlating voor medische en humane redenen is helaas verworpen.
Meer kunnen we niet meer doen.
Een nieuwe procedure opstarten is zinloos."
"Merci." Prevelde de stervende man.
Dan nam Anatole de dokter zijn hand vast.
"Vous êtes le seul." Zei hij.
"U bent de enige... Die mij als mens behandelde.
Echt waar.
De enige in heel mijn leven.
Alle anderen hebben mij als uitschot behandeld.
Enkel goed om uit te buiten.
Voor eigen profijt."

Het leven van Anatole Honorez was alles behalve rozengeur en maneschijn.
Hij groeide in een weeshuis dat met ijzeren hand geleid werd door Mere Clarisse en haar medezusters.
Samen met de andere weeskinderen moest hij zware arbeid verrichten.
Wanneer hij terugkwam van het dorpsschooltje werd hij samen met de andere weeskinderen meteen aan het werk gezet.
Op zaterdagmiddag en in de vakanties werd er van 's morgens tot 's avonds doorgewerkt.
En wie niet gehoorzaamde of te traag was werd door Mere Clarisse genadeloos afgeranseld met de zweep.
"Les soeurs sont les vrais tyrannes." Zei Anatole moeizaam.
"Echte sadistische teven, dat waren het.
De ergste was niet Mere Clarisse.
Maar dat was Soeur Georgette.
Een kromgebochelde non met een wrat op haar neus en een vreselijk krassende stem.
Als ze alleen was met ons dan ranselde ze ons af en deed ze ons pijn waar ze maar kon.
Maar je moest ze zien kruipen voor 'Moeder Overste'.
"Oui mere superieure, non mere superieure, bien sur mere superieure."
En Mere Clarisse de Moeder Overste die kroop op haar beurt dan weer door het stof voor 'le curé'.
Het simpele kleingeestige dorpspastoortje dat altijd met zijn vermanende vingertje klaarstond en dreigde met hel en verdoemenis.
"Cette la mentalité deja." Zei Anatole hoofdschuddend.
Naar boven likken en naar onderen stampen.

Toen ik twaalf was kwam de dorpspastoor langs.
Ik was te oud om in het weeshuis te blijven, maar er was een landbouwer die een knecht vandoen had.
En 'le curé' had mij in gedachten.
Ik moest met hem mee naar de pastorij waar een man op mij wachtte.
Een grimmige kerel met een bochel, pokdalig gezicht, mond vol rotte tanden, dronkaardsneus en miezerige varkensoogjes.
Hij greep me vast en bekeek mij alsof ik een paard was.
Hij voelde aan mijn armen en benen en trok mijn mond open.
Dan moest ik met hem mee.
Armand was een kleine boer met een gemengd landbouwbedrijf in een naburig dorp.
Hij kweekte koeien en varkens en teelde enkele gewassen.
Ook hij was een tiran.
Nooit heb ik hem gezien zonder zijn stok waarmee hij uithaalde, zelfs naar zijn eigen zoons.
Ik moest in de schuur slapen en at aan een aparte tafel.
Of gewoon in de schuur waar ik sliep.
Ook hier was het hetzelfde.
Ik stond onder de hoede van zijn drie zoons die er plezier in hadden om mij te sarren en vernederen. Maar die door het stof kropen voor hun tirannieke en constant bezopen vader.
Die kroop dan weer door het stof voor de curé, ook daar in het naburige dorp was dat zo'n simpele ziel die alleen maar kon dreigen met het eeuwige hellevuur.
De baas van het dorp was 'le baron'.
Een adellijke grootgrondbezitter die door niemand werd tegengesproken.
Zelfs niet door de curé.
Hij was de enige in de wijde omgeving met een automobiel.
Die bestuurd werd door Edgard, zijn chauffeur.

Op een zondag, ik was veertien.
Ik had honger.
Het enige wat ik die dag te eten kreeg waren enkele sneden oud brood.
Ach, ik was toch maar 'de knecht'.
Daar moet je geen eten aan verspillen.
De boerin was al de hele dag bezig in de keuken met haar twee dochters.
De 'beste plaats' werd extra proper gemaakt en feestelijk opgetuigd.
Want de baron kwam eten.
Armand kwam die morgen dreigend de schuur in.
"Dehors!" Riep hij.
"Scheer je weg! Ik wil je hier van de hele dag niet zien begrepen vuile rat?"
Hij ranselde mij buiten met zijn stok.
Daar liep ik dan door de velden.
Terwijl mijn maag scheurde van de honger.
Maar ik keerde terug.
Ik was niet zinnens om mij te laten uithongeren ter meerdere eer en glorie van die ploert van een 'baron'.
Ik sloop terug naar het woonhuis.
Het keukenvenster stond open.
Ik zag hoe Agnes de boerin een vuurvaste schaal uit de oven haalde.
Met daarop een heerlijke eend die ze wilde aansnijden.
Maar ze werd weggeroepen.
Ik sloeg mijn slag, wipte naar binnen en nam een hele vleugel weg van die éénd.
Ik haastte me naar buiten, ik hoorde haar schreeuwen! "Un voleur, un voleur!"
Ik liep de velden in, in de overtuiging dat niemand me gezien had.
Maar toen ik terug kwam en de deur van de schuur open zette, wachtte Armand mij op.
Ik zag de woede in zijn ogen.
Ditmaal had hij zijn stok niet bij.
Maar zijn tweeloop, die hij op mij richtte.
"Casse toi sale voleur!" Siste hij.
"Si tu montre encore ici, je tes tuer! Tu va compris?"

Toen belandde ik op straat.
Ik.
Een weesjongen.
Zonder geld.
Zonder eten.
Ik zwierf rond.
Trok zuidwaarts, naar de Pyreneeën.
Daar kwam ik terecht bij een groep smokkelaars.
Ik werd al snel één van hen.
Ik werd door hen ingezet om smokkelwaar over de grens te brengen.
Ik was klein, vinnig en snel.
En leerde al snel het bergachtige gebied kennen.
Ik smokkelde cognac en andere likeuren naar Spanje.
En koffie en specerijen naar Frankrijk.
Zo kwam ik al snel in de gunst van 'Le Chef'.
Ik en nog een andere jongen.
Nu was het zo dat de 'Le Chef' zich niet gauw liet zien.
Niemand van ons wist waar hij zich ophield, behalve 'Les Lieutenants'.
Zij gaven de orders door aan de afzonderlijke groepen zoals de groep waar ik toe behoorde.
Een 'Lieutenant' vertelde me dat ik mij samen met Samuel naar Perpignan moest begeven.
Daar woonde een andere 'Lieutenant'.
Die vertelde me dat 'Le Chef' Samuel, mijzelf en nog twee andere jongens had uitverkoren om een nieuwe cel op te starten.
We moesten zelf mannen ronselen die geschikt waren voor deze opdracht.

Toen zag ik Samuel veranderen.
Hij stelde zich op als de leider.
Eerder... Tiran.
Hij regeerde met ijzeren hand over onze cel.
Dit op een manier die me echt niet aanstond.
Hij hield het grootste deel van de opbrengst die voor ons besteld was voor zichzelf en eigende zich allerlei privileges toe.
En behandelde de andere jongens als vuil.
Ik ging daar tegenin.
Ik had die dingen net iets teveel gezien.
Daar zijn harde woorden van gekomen, maar ik was op het punt gekomen dat ik mij niet meer liet commanderen.
En ik kon dat niet zien gebeuren.
Op een dag.
Enkele jongens werden er op uit gestuurd om in Spanje tabak op te halen.
Maar ze liepen in een hinderlaag van de douane.
Twee van hen stierven twee anderen werden opgepakt.
Eén van hen kon ontkomen met twee zakken tabak.
Toen toonde Samuel zich van zijn meest genadeloze en wreedste kant.
Hij bond de jongen die kon ontkomen vast.
Hij beweerde dat die jongen een verrader was.
En dwong hem met bruut geweld tot bekentenissen.
Daarna toen hij uit angst 'bekende'.
Nam Samuel zijn pistool.
En schoot hem tussen zijn twee ogen.
Toen ben ik uitgevlogen.
Ik timmerde op zijn bek.
"Oh mon dieu, je frappe son visage en lambeaux.
Ik sloeg gewoon zijn gezicht aan flarden.
Daarna nam ik al zijn geld, de tabak en alles wat ik maar krijgen kon.
En vluchtte de bergen in.
Diep de bergen in.
Daar waar geen mens kwam.
Daar vond ik een grot.
Waar ik alles verbergen kon.
Behalve een flinke hoeveelheid muntstukken en een stapel bankbiljetten.
En een portie tabak die ik verkopen kon.

Eens de buit veilig was trok ik naar Marseille waar ik hoopte veilig te zijn voor de smokkelaarsbende.
In een plaatselijke krant zag ik een advertentie. "Nous cherchons un bon serviteur. ponctuel, correcte et fiable."
Ik reageerde op die advertentie en zo ging ik aan de slag als knecht bij Monsieur Odilon Lafayette. Een steenrijke rentenier die fortuinen vergaarde in de kolonies, vooral dan in Algerije en Marokko.
Monsieur Lafayette woonde in een oud klein herenhuis in het hart van de stad.
Ik regelde het huishouden, poetste, bereidde zijn maaltijden en maakte alles klaar voor zijn wekelijkse bad.
Monsieur Lafayette was een humeurig en veeleisend man met een grillig en onberekenbaar karakter. Maar toch slaagde ik er snel in om zijn vertrouwen te winnen. Zo betrok hij me alsmaar meer in zijn zaken.
De jaren gingen voorbij en de gezondheid van Monsieur Lafayette ging enorm snel achteruit, zodoende liet hij almaar meer zaken aan mij over, ook het dagelijkse beheer van zijn financiën.
Ik kende de code van zijn brandkast en wist dat daar een schat aan prachtige juwelen in zat, van wijlen zijn echtgenote, zijn moeder en zijn grootmoeder.
Alsook een partij diamanten en staven baar goud.
Wanneer de oude Lafayette voor lange tijd naar een sanatorium in de Alpen moest zag ik mijn kans schoon.
Ik haalde alles uit de kluis en bracht het onder in mijn grot in de Pyreneeën.
De oude Lafayette overleed in het sanatorium en ik had intussen de plaat gepoetst. Ik maakte zijn nabestaanden wijs dat ik dringend de stad uit moest wegens familiale redenen.
Ik keerde nooit naar Marseille weer.
Op vijftien jaar tijd heb ik dit nog drie maar herhaald.
Eenmaal in  Bordeaux, éénmaal in Nantes en in Orleans.
Daar had ik de leiding over de meiden en knechten van een rijke industrieel.
En verdiende er een mooi loon.
Maar er was een jonge eigenwijze knecht en ik had al snel door dat hij door middel van gefleem en vleierij in de gunst van de meester wilde geraken.
Ook probeerde hij mij door uit alle macht zijn vertrouwen te winnen mij om de tuin te leiden.
Hij probeerde mij erin te luizen, ervoor te zorgen dat ik van diefstal beticht zou worden.
Maar hij vergat dat hij met een gast van de straat te doen had.
Ik heb bij die smokkelaars genoeg gezien hoe makkelijk was om iemands vertrouwen te winnen om dat dan te schaden.
Ik ging aan de haal met de inhoud van de brandkast van 'le maitre', maar dat smerige knechtje ging wel lekker de gevangenis in.
De buit werd nooit gevonden en hij ontkende alles, het mocht niet baten. Hij kreeg vijftien jaar.
En de buit die zat in mijn grot.
Maar algauw zou ik mijn grootste slag slaan...