Pagina's

donderdag 14 juli 2016

De Confrontatie slot


Sandra heeft ons verlaten.
Het deed haar vrienden zoveel pijn.
Om nooit meer haar frisse en opgewekte stem te horen.
Nooit meer haar mooie glimlach te zien.
Die kuiltjes in haar wangen.
Die altijd twinkelende groene ogen van haar.
Het deed pijn.
Te beseffen dat ze voor eeuwig uit hun midden werd weggerukt.
Door toedoen van die smeerlap van een Francis Pelckmans en zijn kompanen.
Diezelfde dag nog werd hij opgepakt door Franse Gendarmes.
En naar een plaatselijk ziekenhuis gebracht.
Door de klappen had hij een barst in zijn schedel.
Zijn kompaan Abdel sleurde hem nog in de auto.
Wat hij beter niet had gedaan.
Daardoor kreeg Francis een hersenbloeding.
Over de helft van zijn lichaam is hij nu verlamd.
Zal nooit meer de oude worden.
Zal geen enkele vrouw meer molesteren of vernederen.
Ook Mohammed Al-Hassan werd in een netelige positie aangetroffen in het bos.
Aangevallen door een everzwijn.
Net goed.
Ze verdienen niet beter.
Ja toch...
Door hen is een lieve en talentvolle jonge vrouw wiens leven nog moest beginnen veel te vroeg aan haar einde gekomen.
Door hen zijn zovele mensen in diepe rouw gedompeld.

Een week later weerklonk het geluid van zware bronzen klokken over de stad.
De mensen stroomden in grote toe bij de grote kerk.
Om Sandra de laatste eer te bewijzen.
Ingetogen passeerden ze langs de lichtbruine kist.
Hielden even halt, sommigen knikten.
Andere mompelden iets.
Om dan hun rouwbetuigingen over te maken aan de diepbedroefde nabestaanden.
Daarna werd de kist naar voren gedragen.
Terwijl het kerkkoor één van haar lievelingsliedjes zong.
“You’ve got a friend in me." Uit de film Toy Story.
Een liedje dat zo hard aan haar herinnerde.
Want Sandra was een meisje dat nog wist wat echte vriendschap was.
En dat had al wie haar kende geweten.
Daarom was het verdriet dan ook zo groot.
Er werd hulde gebracht aan jonge dappere vrouw die opstond voor haar idealen en vocht voor de waardigheid van elke vrouw.
Onder de aanwezigen was ook Katrien Valcke de politie agente die Sandra in haar laatste minuten bijstond.
Ze werd warm onthaald en uitvoerig bedankt.
“Je stond haar bij in haar allerlaatste momenten. En bracht na die uren van angst en pijn toch een beetje rust in haar hart. Dit betekent zoveel voor ons." Zei Sandra’s moeder toen ze voor een bomvolle kerk een afscheidsrede hield voor haar overleden dochter. Met tranen in de ogen.
Na de sobere maar erg emotionele plechtigheid reed een met bloemen getooide lijkwagen door de stad.
Overal waar ze passeerden hielden de mensen halt.
Velen deden eerbiedig hun hoed af en oudere mensen maakten met gebogen hoofd een kruisteken.
Het was stiller dan anders die dag.
Ondanks het feit dat het een mooie warme zomerdag was.
Hing er een bedrukte sfeer.
De auto hield halt bij het kerkhof.
Sandra werd naar haar laatste rustplaats gedragen.
In bijzijn van haar Caroline, haar ouders en familie.
En enkele van haar beste vrienden.
Ze stonden bij het graf.
En zagen de kist traag naar beneden zakken.
Sandra's lichaam werd aan de aarde toevertrouwt.
Het ultieme afscheid.
Er klonk zacht gesnik.
En diep gezucht.
Caroline hield Melissa, Sandra’s jongere zus dicht tegen zich aan.
Het meisje huilde stilletjes.
Caroline droogde zacht haar tranen met een zakdoek.
Hoewel ook zij verscheurd was door onmetelijk verdriet.
Verzachtte het voor haar de pijn om Sandra’s jongere zusje te troosten en haar moed in te spreken.
Jeroen omhelsde zijn liefste Cornelia.
Verbeet zijn tranen.
Maar de droevige trek op zijn gezicht sprak boekdelen.
Zijn hart zat vol verdriet.
Daarna werd het graf dichtgemaakt.

Even later verlieten ze het kerkhof.
Op vijf minuutjes wandelen was er een taverne met een zaal achteraan.
Waar men samenkwam voor de zogenaamde koffietafel.
Het was er stil.
De emoties van de uitvaart zinderden nog lang na.
Ook Katrien Valcke de fietsende politieagente die Sandra zag sterven was aanwezig.
Ze luisterde geboeid maar met betraande ogen naar de herinneringen over Sandra die werden opgehaald.
Maar ook zij had een verhaal.
Waarin Francis Pelckmans een smerige rol speelde.
“Ik had een broere.” Zei ze met haar typisch West-Vlaamse tongval.
“Pascal, vier jaar oeder dan ek. De stoere macho die oltied opkwam voe ze joengere zusje.
Groot, breedgeschoederd, ne beer van ne keirel en van ‘nietend’ benauwd.
Je (hij in het West-Vlaams) was sportief, kost lopen lik nen oazewind (hazewind) en vechten lik ne leeuw. Mor dat deed ie juste mor als ze hem uitdaagden.
Zijn droom was in het leger gaan. Liefst van al bie de Paracommando’s.
Ook al was voader der geweldig tegen.
Ah ja, je wilde hem als zijn opvolger om later de boerderij over te nemen.
Mor Pascal deed zijn goesting.
Je ging in dienst.
Je slaagde voor de selectieproeven, met grote onderscheiding zelfs.
En je begon aan zijn opleiding.
Den instructeur van dienst was diene ‘nieweirt’ (nietsnut, ellendeling) van ne Francis Pelckmans.
Je kost Pascal zijn kop niet verdragen, dat was ol vanaf het begin duidelijk”.
Katrien had het moeilijk, maar Caroline en Sabine, Sandra’s mama ondersteunden haar.
En lieten zo weten dat ze met haar meevoelden.
“Pascal vertelde veel aan mien. Dingen die hij aan pa en ma niet kwijt kon.
Je zou vader nogal horen. “En zie je wel, khen olsang gezeit dat dat nietend voe joen is.
Joen plekke es op de boerofstee zeune”.
Diene Pelckmans pikte Pascal altijd eruit voor de smeirige karweitjes en de lastigste corvee’s.
En je schold hem om de haverklap uit voor ‘domme boerenkinkel’ of ‘West-Vlaamse boerenworst’.
Nu was het zo, diene Pelckmans deed niets liever dan de zwakkere jongens uit zijn groep vernederen en treiteren. Tot ze er de brui aan gaven.
Zo haalde hij de zwakkelingen eruit.
Pascal ‘kost’ doar nie  tegen.
Je ging naar die jongens toe en monterde hem op.
Zo was Pascal. Ne jongen met een hart van koekebrood.
Zo kreeg hij nog meer moeilijkheden.
Op een dag… " Katrien voelde de tranen in haar opkomen.
Snikkend vertelde ze over die ene dag lang geleden toen ze zelf zestien jaar was.
Een legerofficier kwam het erf opgelopen met een vreselijk bericht.
Pascal had zich in de bossen even buiten het kamp waar de groep para’s op manoeuvres was verhangen.
De schok was groot voor de familie.
Vader Georges Valcke zou de dood van zijn oudste zoon nooit meer te boven komen.
Ook voor Katrien was de dood van haar grote ‘broere’, ‘heure kameroad’ een grote schok.
Pas jaren later kwam ze te weten onder welke omstandigheden haar broer stierf.
Die avond kwam hij terug van een dropping.
Samen met een andere jongen.
Pelckmans had hem met opzet samen met een angstige jongen op dropping gestuurd.
Een jongen van wie hij goed wist dat hij niet geschikt was als para.
Hij hoopte dat ze buiten de voorziene tijd zouden aankomen en daarna zou hij Pascal die in zijn ogen veel te braaf was om een goede para te kunnen zijn.
Eens goed de mantel uitvegen.
Maar Pascal wist de jongen te motiveren, zodanig dat hij zichzelf wist te overtreffen.
Ze kwamen ruim op tijd aan.
Pelckmans ging over de rooie.
“Weet je wat jullie zijn?” Briesde hij.
“Smerige jeanetten. Ja dat zijn jullie.
En zo zal heel het regiment jullie zien.
Als twee smerige flikkers die tijdens de dropping in elkaars gat kropen.
Vooruit, meekopen de bossen in stelletje miezerige flikkers.”
Pascal werd razend.
“Ey keirel wuk zieje ghie van plan? Gestoorde zot?"
Maar Pelckmans greep hem meteen bij de keel.
“Dat zal je zo meteen wel merken West-Vlaamse boerenworst.” Grijnsde hij.
“Boerenkinkels horen niet thuis bij de para’s, maar op hun mesthoop.
Wie niet meewerkt aan het elimineren van de zwakkelingen uit de groep hoort bij de para’s zeker niet thuis.
En wie bij de para’s niet thuishoort die krijg ik wel weg. Lukt het niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.”
Met een ijzeren staaf in de hand dwong Pelckmans de jongens om zich uit te kleden.
Hij haalde een Polaroid fototoestel uit zijn zak en hield die in aanslag.
“Jij”! Riep hij naar de andere jongen. Neem je vriendje zijn lul maar in zijn mond en zuig eraan.
En vlug een beetje of moet ik wat komen helpen” riep hij, dreigend met zijn ijzeren staaf.
Bevend als een riet deed de jongen wat Pelckmans van hem eiste.
Zo dwong hij de jongens tot allerlei seksuele handelingen en zette dat op foto.
Daarna grijnsde hij met de Polaroid foto’s in zijn handen.
Zo meteen toon ik dit aan jullie kameraden, ze zullen me wel geloven als ik zeg dat ik jullie zo betrapte.
Dit was voor Pascal en de andere jongen teveel.
Ze wisten dat ze meteen door de hele groep ‘persona non grata’ zouden zijn.
Ze trokken hun kleren aan, zochten een eind touw ergens in het kampement.
En diep in de bossen vonden ze de volgende dag hun lichamen bengelend aan een touw.

Caroline wreef zacht door de haren van Katrien die hartverscheurend huilde.
“Zie je”, zei ze snikkend.
“Ik las Sandra haar boek. Telkens weer.
Ik herinnerde me hoe ze destijds die Pelckmans zijn vet gaf in de rechtszaal.
Daarom kocht ik haar boek.
Ik hoopte haar ooit te ontmoeten. Tijdens een signeersessie of zo.
Ik was ook al van plan om haar na de congé een mail te sturen.
Haar mijn verhaal te doen.
Haar woorden raakten me zo diep.
Dat meisje was zo wijs. Elk woord dat ze neerzette raakte me.
En net ik vond haar die ochtend.
Zwaar gewond… Stervende.
Kan er nog altijd niet van over." Zei Katrien huilend.
Caroline herkende het.
“Zo voelde ik het ook” zei ze.
Toen ik het proces bijwoonde.
Ik raakte zo hard in de ban van haar.
Maakte contact.
Het klikte meteen.
Ze werd mijn lieve vrouwtje.”
Er ontstond een band tussen de twee vrouwen.
Caroline nam Katrien haar hand vast.
“Het is voor mij een grote troost te weten dat Sandra niet alleen was in haar laatste minuten.
Dat ze door jou aanwezigheid tot rust kon komen.
Na alle pijn en angst die ze doorstond.
Merci Katrien.” Zei ze snikkend.
En omhelsde haar.
Het werd zowaar even stil in de zaal.
Het gemis sneed diep in de harten van de aanwezigen.
Jeroen stond ineens op.
“Wat is er”? Vroeg Cornelia.
“Ik heb frisse lucht nodig”, zei hij.
En hij ging naar buiten.

Hij wandelde over de brug nabij de eetgelegenheid waar de koffietafel plaatsvond.
Staarde naar het water onder hem.
Zuchtte diep.
“Lieve Sandra.” Stamelde hij.
Met vochtige ogen.
“Ik had je godverdomme zo lief schat.
Die jaren met jou waren de mooiste van mijn hele leven.
En nu ben je weg.
Die smeerlap is er nu echt in geslaagd om jou van mij weg te sleuren.”
Hij nam een steen en keilde die in het water.
“GODVERDOMME!!!!" Schreeuwde hij.
Hij huilde.
Na een minuut of vijf wandelde hij verder.
De stad in.
Na de treurige ochtend waarin de inwoners bedroeft afscheid namen van hun betreurde stadsgenote.
Leek het leven zich weer te hervatten.
Op het marktplein zaten de terrasjes weer goed vol.
Het was een warme zomerdag dus dat hoefde niemand te verwonderen.
Sandra stierf net op het moment dat het eindelijk begon te zomeren.
Dat maakte het verdriet nog zo groot.
In de winkelstraat was het weer een druk heen en weer geloop.
Hier en daar hing nog het overlijdensbericht dat de dood van Sandra aankondigde aan een uitstalraam.
Op sommige plaatsen haar foto die paginagroot in de krant stond.
Eronder een tekst.
“Wij vergeten je nooit lieve Sandra”.
Bij het station stapte hij zijn favoriete café binnen.
Café Dinky Toys.
Hier brachten Sandra en hijzelf veel mooie uren door.
Samen met hun vele vrienden.
Vaak na schooltijd, soms tijdens de schooluren.
Gezellig wat ‘brossen'.
Jeroen zette zich aan de toog.
Bestelde een whisky, puur.
Dronk die op.
Bestelde een tweede.
Staarde voor zich uit, met een traan in zijn ogen.
“Gaat het maat?" Vroeg Willem de cafébaas bezorgd?
“Nee." Antwoordde Jeroen.
Ben weggegaan, iedereen is nog aanwezig op de koffietafel, maar ik had frisse lucht nodig en ben daarom opgestapt”.
“Frisse lucht, en een goei borrel." Zei de baas.
“Ik versta dat jongen.
Heb ook al zoveel fijne mensen verloren in mijn leven”.
“Ik zag haar graag.” Zei Jeroen snikkend.
“Godverdomme ik zag haar zo fucking graag.
Met heel mijn hart heb ik van haar gehouden.
Elk uur aan haar zijde was zo schoon.
En nu… is ze weg. Voorgoed."
Hij nam nog een slok.
“Kijk, ik zie Cornelia zielsgraag. Ze is een schat van een meisje.
En binnenkort de moeder van mijn kind.
Ik wilde Sandra het nog vertellen, tijdens onze reis.
Wilde haar voorstellen om meter te worden van ons kindje.
Ik weet zeker dat ze dat met veel plezier zou gedaan hebben.”
Jeroen zweeg even, droogde zijn tranen.
“Sandra bracht ons samen. En daar ben ik haar dankbaar voor.
Het zegt veel over hoe graag ze me zag, niet alleen als ‘haar lief’. Maar ook als goede vriend.
Wij hadden zo’n goeie band samen.
Twaalf jaar was ik.
Toen ik haar leerde kennen.
We zaten in dezelfde school. Het eerste middelbaar.
Nieuwe school, nieuwe leraars, nieuwe klasgenoten.
Ooit de ‘groten’ van de school.
Nu terug de kleintjes, de pispalen.
We vonden elkaar.
Het klikte.
Maar eerst gewoon als klasgenoten, samen wat babbelen in de pauze en zo”.
Jeroen bestelde nog een whisky.
“Maar toen. Toen kwam dat ene vreselijke moment.
Die mij maar ook mijn beide ouders zo hard raakte.
Het was ergens in Mei.
We gingen naar een barbecue, bij vrienden van mijn ouders.
Pa ma, mijn kleine zusje Hanne… en ik.
De sfeer was gezellig en het eten lekker.
De kippenbillen waren niet doorbakken, maar niemand had er erg in.
Tot ’s avond.
We werden ziek, mijn zusje en ik.
Ik kreeg diarree en zat de halve nacht op de pot.
Maar mijn zusje was er erger aan toe.
Ze werd ziek.
Erg ziek.
Werd naar het ziekenhuis overgebracht.
Ik bleef thuis, mijn grootmoeder bleef bij me.
De volgende dag kwam ze me wekken, met tranen in de ogen.
“Jeroen lieve jongen.” Zei ze.
“Je zusje, ons Hanneke. Ze is niet meer.”
Mijn wereld stortte in.
Hanneke was mijn lieve kleine zusje.
Ik was de grote broer.
Die voor haar opkwam als ze haar lastig vielen in de klas of op het speelplein.
Die met haar mee naar de speeltuin ging.
Die… “

De emoties werden Jeroen te machtig.
Hij huilde.
“Sandra heeft me getroost, ze hielp me het verlies van mijn zusje te verwerken.
Gewoon… door er te zijn.
Te praten.
Vaak wandelden we door het park.
Gewoon babbelen.
Urenlang.
Zo ontstond er een hechte band.
Die niet stuk te krijgen was.
Als ik huilde, wreef ze over mijn rug.
Zalig was dat.
Dan zei ik “niet ophouden Sanneke, ik word daar zo rustig van.”
En dat was ook zo.
Eerst was ze gewoon een toffe vriendin, mijn maatje.
Maar toen. We waren zestien.
Ontstond er een vlammetje in ons hart.
Een klein vlammetje.
We gingen naar een fuif.
Met al onze kameraden.
Het was gewoon keitof.
Er werd gedronken.
Massa’s bier.
De muziek was vet.
Toen draaiden ze een fantastisch mooie slow.
Ik sloot Sandra in mijn armen.
We dansten.
Haar licht bezwete lichaam tegen het mijne.
Het was zo heerlijk.
Ik rook haar geur.
Voelde haar licht kleffe huid.
Ik hoorde haar zachte frisse stem.
Ik gaf haar een zoentje, op de wang. Dan zo naar haar oor.
“Oh Jeroen, da’s zo fijn.” Fluisterde ze.
Ineens keken we elkaar aan.
We zeiden geen woord.
En begonnen te kussen.
Een lange tongzoen.
Ook toen het liedje al lang uit was stonden we nog innig te kussen.
Dat kleine vlammetje werd een laaiend vuur van passie.
Ze zei het meteen.
Zonder blikken of blozen.
“Ik wil seks met jou Jeroen.”
We trokken ons terug.
In het toilet.
Ongegeneerd.
Zo groot was onze goesting.
Naar elkaar.
Twee uur hebben we op het toilet gevreeën.
Zo heftig verlangden we naar elkaar.
Sandra, ze was een echte seksgodin.
Ze kon me zo laten genieten.
Op een keer.
Mijn ouders waren een weekendje weg.
We sloten ons op in de kamer.
Twee dagen en twee nachten lang hadden we de heerlijkste seks.
Ze vertelde, ze viel stiekem op meisjes.
Ze vroeg of ik niet eens een triootje wilde doen.
“Dat is toch de droom van elke man, en jij bent zon onverzadigbaar.
Ik weet zeker dat je ervan zal genieten.”
En zo gebeurde het.
We gingen naar fuiven of op café.
En zij versierde een meisje.
Heerlijk hoe ze met zo’n meisje stond te flirten, te dansen.
En daarna… Hmmm”.
Weer staarde hij voor zich uit.
Prevelde stilletjes haar naam.
“Sandra.”
“Je mist haar hé”, zei een man die naast hem zat.
“Ze was mijn eerste echte liefde. Mijn hartsvriendin.
De band tussen ons, dat was iets… uniek.
Toen kwam die rotzak tussen ons in.
Hij verkrachtte haar.
Ze liep een zwaar trauma op.
Ze zou nooit meer zo van seks kunnen genieten als voorheen.
Niet met een man.
Dat vrat aan haar.
Dat ze mij niets meer kon bieden.
Dat ze mij haar lichaam niet meer kon schenken.
Op een dag stuurde ze me een bericht.
Ze wilde met me spreken.
Ik zag het verdriet in haar ogen.
Ze maakte het uit.
Ik was verscheurd door verdriet.
Liep weg.
Huilend.
Toen zat ik ook hier aan de toog.
Ik heb me toen een stuk in mijn kl**en gezopen.
Van verdriet.
De volgende dag vernam ik dat ze in het ziekenhuis lag.
Na een zelfmoordpoging.
Ik voelde me rot… ECHT ROT!!!
Weet je waarom?
Omdat ik alleen met mijn eigen verdriet bezig was.
Verdriet omdat het uit was.
Terwijl zij het zoveel moeilijker had.
Er haast onderdoor ging.
Ik had het me vast mijn leven lang beklaagd moest ze toen gestorven zijn.
Maar ze kwam er weer bovenop.
We hadden een lang gesprek.
Ze zei dat ik me nergens schuldig over moest voelen.
Er was maar één iemand die de oorzaak was van al haar verdriet en pijn.
Dat is dat stuk verdriet dat niet waard is dat ik zijn naam hier vernoem.”
Jeroen verborg zijn gezicht in zijn handen en legde zijn hoofd op tafel.
En huilde hartverscheurend.
Rondom hen enkele andere gasten die hem kenden.
Waaronder een goede vriend van hem.
Ze lieten hem uithuilen.
Eén van hen wreef zacht over zijn rug.
“Sorry.” Zei hij ineens.
“Mijn hart doet pijn.
Zoveel pijn.
Ik mis haar.
Ik krijg die verdomde helse pijn niet uit mijn hart.
Zo diep zit het."

Lieve Sandra.
Te vroeg verliet je deze wereld.
Op de vlucht voor een losgeslagen crimineel met een wapen.
Klom je op een veel te steile helling.
De pijn over je lichaam verbijtend.
Maar de strijd was ongelijk.
Want hij had een wapen.
En schoot om te doden.
Je hart werd geraakt.
Vol pijn en angst lag je zieltogend in dat bos.
Tot die lieve Katrien Valcke je vond.
En je bijstond in je laatste minuten.
Toen ging je weg.
VOORGOED!!!!
Je vrienden en familie wenen, hun verdriet is onmetelijk groot.
Je leven was mooi maar… VEEL TE KORT!!!
Maar je boodschap zal eeuwig blijven nazinderen.
De verkoop van het mooie boek dat je schreef haalt hoge toppen.
Mensen praten over jou.
De kranten schrijven niet alleen over jou plotse en veel te vroege dood.
Maar ook over de woorden die je zei en schreef.
Over de moed die vele misbruikte meisjes en vrouwen daaruit hebben geput.
Over het maatschappelijke debat dat eruit voortvloeide.
Tot zelfs in de hoogste politieke kringen.
Maar ook… Over hoe je elke dag weer van het leven genoot.
Van de liefde en passie van je lieve vriend Jeroen.
En daarna van je vrouwtje Caroline.
Je bent dood.
Maar je geest waart nog altijd rond.
In de harten van al diegenen die ooit door jou vriendschap en je mooie woorden werden geraakt.
En van die paar mensen aan wie je je liefde en je lichaam schonk.
Jeroen, Caroline. En nog een paar anderen op wie je je oog liet vallen.
Met volle goesting.
Want het mag gezegd. Je was een gezonde vrouw met gezonde verlangens.
Dat is geen schande.
Het leven kan wreed zijn.
Niet alleen voor jou en voor diegenen die jou nu zo hard moeten missen.
Maar ook voor Francis/Abdullah Pelckmans.
Hij is nu geïnterneerd, zit in een gesloten instelling.
Hij kan niet meer spreken, niet meer zelfstandig eten.
Door die klappen die je hem gaf.
Ach, eigenlijk verdient hij niet beter.
Velen zeggen, “ach waarom laten ze die smeerlap niet gewoon creperen?"
Maar zo is het in het leven.
Alleen in slechte actiefilms sterft de slechterik een vreselijke dood.
In het echte leven is het vaak anders.
Goede, zachte mensen laten het leven.
Zomaar, zonder dat men daarop is voorbereid.
Klootzakken gaan hun gang.
Tot ze op een dag… hun meerdere tegenkomen.
Ook de andere man, die drie fatale kogels op jou afvuurde ontkwam niet aan zijn lot.
Een everzwijn viel hem aan.
Eén van zijn slagtanden raakte hem vol tussen de benen.
Een politieagent vond hem kermend van de pijn.
En een kruis vol bloed.
Hij zal nooit meer kunnen…. Je weet wel wat hé.
Maar ook nooit meer kunnen lopen zonder krukken.
Want bij de aanval ging zijn pistool dat hij nog vasthield af.
En verbrijzelde zijn knie.
Sandra.
Nu ben je in het hiernamaals.
De hemel zullen sommigen zeggen.
Maar dat is zo Katholiek.
Nu ben je bij Inez.
Die lieve Inez, die moegestreden van de pijn zich van het leven benam.
En bij Pascal de broer van Katrien.
En bij  Hanneke, het zusje van Jeroen die je zo liefhad.
En bij je oma langs moeders zijde.
Om wie je zoveel verdriet had toen ze heenging.
Ik weet zeker… Dat ze je warm zullen onthalen.

VAARWEL SANDRA!!

woensdag 13 juli 2016

De Confrontatie 4


Het was angstaanjagend stil in het dichte woud ver van de bewoonde wereld.
Enkel doorsneden door een rijbaan die langs de heuvels naar de Franse grens slingerde.
Daar reed een groep Vlaamse wielertoeristen.
Ze kwamen uit Bavikhove. “Deelgemeinte van Oarelbeke (In WestVloandren).Vijf mannen en twee vrouwen.
Elk jaar maakten ze een meerdaagse trip. Met als bedoeling zoveel mogelijk kilometers bij elkaar te fietsen.
De ene keer naar de Franse Opaalkust, de andere keer naar Zeeland. Vorig jaar naar het Zwarte Woud.
Maar dit jaar kozen ze voor de Ardennen.
En toch, konden ze het niet laten om een stukje ‘La Douce France’ aan één hunner uitgestippelde routes toe te voegen.
Eén van de twee vrouwen was Katrien Valcke.
40 jaar oud en van beroep inspecteur bij de Federale Politie.
Katrien was van geen kleintje vervaard.
“Grootgebracht met Bavikhoofse patatten van voadre ziene groend.”, zoals ze zelf steevast zei.
Dat zei voor diegenen die haar kenden al meer dan genoeg.
De ouderwetse West-Vlaamse arbeidsethiek gecombineerd met een onvervalste ‘no nonsense’ mentaliteit maakten deel uit van de opvoeding op de boerderij van de familie Valcke.
Als klein meisje bracht ze zonder vrees de koeien van de stal naar de weide. Zelfs van August, de 500 kilo zware dekstier die al meerdere prijzen op zijn palmares had staan en de familie een meer dan flinke stuiver opbracht had ze geen schrik.
Haar ouders noemden haar een ‘knechtebrokke’.
Voor de niet West-Vlamingen. Een meisje dat meer op een halve jongen leek.
Zo was ze ook.
In bomen klimmen, kampen bouwen, zeepkisten maken.
Ze deed niets liever.
Maar als er gewerkt moest worden konden haar ouders altijd op haar rekenen.
De mesthoop omkeren, de stallen kuisen, de kalfjes voederen
Katrien deed het met veel plezier.
"Ze zoe zie dadde nog nie zo slecht doen hier op de ‘boerhofstee’ als boerinne." Zei haar vader.
Die zijn oudste zoon verloor door omstandigheden die ik later zal uitleggen.
Maar Katrien koos een heel andere richting.
Katrien werd flik.
In  Brussel.
En de gangsters en straatcriminelen hadden het geweten.
Dat Inspecteur Katrien Valcke zich niet gauw laat intimideren.
18 jaar diende ze in onze hoofdstad.
Tot ze werd overgeplaatst.
Naar haar eigen regio.
“De Kortrijkse regio kampt met zware grenscriminaliteit”, zei haar overste.
“Onverschrokken gangsterbendes overvallen winkeliers en maken grote sommen buit.
De mensen willen dat er iets ondernomen wordt.
Liefst harde actie.
Jij bent van daar, je kent de streek.
En je geniet een uitstekende reputatie.
Iemand als jij kunnen ze daar best gebruiken”.

Zo belandde Katrien terug in haar geboortestreek.
En dat beviel haar best.
Ze vond er haar oude vrienden terug en knoopte de sociale banden die ze verloren raakte opnieuw aan.
Katrien is een sportieve dame.
Ze doet aan Karate en taekwondo. Liep al meerdere marathons en doet zelfs regelmatig zware triatlon wedstrijden.
En ze maalt meermaals per week haar kilometers af met de fiets.
Voor deze trip naar de Ardennen had ze verlof aangevraagd.
Dit wilde ze echt niet missen.
Het uitstapje met haar vrienden van Wielertoeristenclub ‘De Deurestampers'.
Die ochtend toen ze met haar wielervrienden zat te ontbijten kreeg ze telefoon van de commissaris.
Of ze het al gehoord heeft van de ontsnapping van Francis Pelckmans.
En of ze niet wilde uitkijken en als ze iets zag of opmerkte meteen zou bellen naar commissaris Lefevre.
Van de Federale Politie in Dinant.
Tuurlijk zou ze dat doen.
“Meinschenlief... Ak diene klootzak en mien anden krieg’n,’t  kan zien da’k em met me blote handen kastreren." Voegde ze eraan toe.
Ze had de hele zaak op de voet gevolgd.
Zelf had ze meer dan genoeg te maken gehad met verkrachtingszaken.
En de ellende die daar het gevolg van was.
Dergelijke mannen konden bij haar op geen enkele genade rekenen.
Maar er was nog een reden waarom ze Francis Pelckmans hartsgrondig haatte.
Een persoonlijke reden, die echter niets met verkrachting te maken had, maar wel met zijn optreden als instructeur bij de para's.

In het hotel, na elke rit en na het avondmaal met het bijbehorende ‘nagenieten’.
Trok Katrien zich op haar kamer terug.
Ze had onlangs het boek van Sandra gekocht in een filiaal van de Standaard Boekhandel in Kortrijk.
En ’s avonds zat ze erin te lezen.
Ze had het al helemaal uitgelezen.
Maar begon gewoon opnieuw.
Omdat de woorden die Sandra schreef zo oprecht waren.
Katrien had oprecht bewondering voor deze dappere jonge vrouw.
Ze had tranen in de ogen, telkens opnieuw. Toen ze in het boek zat te bladeren.
Ze wist nu al dat ze in november naar de boekenbeurs zou gaan, als Sandra er een signeersessie zou houden.
Ze wilde deze moedige jongedame best wel eens ontmoeten.
Ze besefte echter niet.
Dat ze Sandra sneller zou ontmoeten dan ze ooit zou vermoeden.
Helaas in tragische omstandigheden.
En dit zou haar kijk op het leven drastisch veranderen.
Die ochtend waren ‘De Deurestampers’ al vroeg op pad.
De groep hield er een stevige vaart in.
Langs de kleine bochtige wegen, vaak met stevig klimwerk en afdalingen met veel haarspeldbochten.
Zoals je dat wel eens in de bergritten van de grote wielerrondes ziet.
Ze hadden net het dorpje Gedinne verlaten en reden nu in de richting van de Franse grens.
Het enige geluid wat ze hoorden was het gefluit van de vogeltjes en het geluid van ruisende kettingen en en schakelende versnellingen.
Er was nog geen verkeer. Op die ene BMW na die rakelings langs hen raasde in een dolle vaart.
Tot opeens.
Een schot…
De groep remde.
Hoorden ze dat goed? Een schot?
Er was toch geen jachtseizoen.
Katrien keek omhoog.
Ze zag een man tussen de bomen sluipen.
Met een geladen pistool in zijn hand.
Ze deed teken aan de rest van de groep om halt te houden.
Ze zag de man, getaande huidskleur, blauwe sweater, zwarte trainingsbroek.
“’t Es were ne vremden." Foeterde ze stilletjes.

Ze zag hem tweemaal vuren.
Hoorde van hogerop een ruwe pijnkreet.
Katrien kreeg een schok, haar hart ging wild tekeer.
Ze staarde onbewogen naar de beboste helling, bijtend op haar lip.
De jongeman keek even naar beneden en klom dan haastig naar boven, zich vastklampend aan de bomen en struiken.
Toen zagen ze een jonge vrouw naar beneden rollen.
Haar lichaam smakte met volle geweld tegen een boom.
Katrien kreeg het warm en koud tegelijk.
“Shit, wuk est er ier goande?” Vroeg ze zich luidop af.
Ook de anderen stonden als aan de grond genageld.
Katrien liet haar fiets vallen, wipte lenig als een kat over de vangrail en ging naar boven.
Ze kwam bij de boom, ze zag een zieltogende jonge vrouw.
Ze zag haar verwondingen, hoe het bloed uit haar lichaam stroomde.
Ze knielde, raakte de jonge vrouw zachtjes aan, “Zou ze nog leven?” Vroeg ze zich af.
Voorzichtig draaide ze de zieltogende jonge vrouw om.
Katrien zag haar gezicht.
En kreeg het meteen ijskoud.
“Da kan toch ghin woar zien?" Stamelde ze.
Ze tastte in de achterzak van Sandra haar jeansbroek, haalde haar portefeuille eruit.
 Ze zocht naar haar identiteitskaart.
“Naam: Musschaert, voornaam: Sandra.” Las ze.
Katrien hapte naar adem, haar handen trilden.
“Me ziele Gods” zei ze zacht.
Ze hoorde zacht gereutel.
Sandra leefde nog.
Maar was er verschrikkelijk aan toe.
Ze riep naar beneden.
“Belt de hulpdiensten, rap é betje." Schreeuwde ze naar haar wielervrienden beneden.
Ze wende zich weer tot Sandra.
Zag hoe het ongelukkige meisje naar adem hapte.
“Rustig meisje." Zei Katrien.
“Ek ben hier.”
Sandra opende haar ogen.
Het leek of ze iets wilde zeggen.
“Ontsnapt”, zei ze.
“Is ontsnapt.
Wilde me… vermoorden…”
Sandra haalde moeizaam adem. Probeerde haar verhaal te doen.
“Heb hem neer… geslagen…”
Katrien kneep zachtjes in haar arm, ze had meteen door hoe de vork in de steel zat.
“Goe gedoan mokke, goe gedoan.”
Ze gaf Sandra een zoen op haar voorhoofd.
“Diene smeirlap verdient nie beter.”
Katrien greep naar haar GSM, belde meteen naar de commissaris van de Federale Politie in Dinant.
Daarna naar haar eigen overste.
“Ik wil niet… sterven”, prevelde Sandra zachtjes.
“Je zal niet sterven." Antwoordde Katrien.
"Ik ben bij je.
Je komt er wel door meid." Zei ze moederlijk.
Maar diep vanbinnen wist Katrien wel beter.
Sandra had al teveel bloed verloren.
En kreunde van de pijn.
Haar ademhaling werd alsmaar zwakker, alsook haar polsslag.
Het ongelukkige meisje verkeerde in stervensnood.
Katrien besefte dat de hulpdiensten nooit op tijd hier zouden geraken om haar te helpen.
Dat maakte haar triest en woedend tegelijkertijd.

“Caroline”, zei Sandra moeizaam.
Ze hapte naar adem.
“Wil haar… niet achter… laten."
Toen klonk in de verte het geronk van een helikopter.
Katrien kreeg nieuwe hoop.
“Ze zijn daar Sandra”, zei Katrien.
“Ze zullen je naar de kliniek doen, je zal Caroline snel in je armen kunnen sluiten meisje”
Terwijl ze dat zei woelde ze zachtjes door Sandra haar rode krullenbol.
Sandra leek het bewustzijn te gaan verliezen.
“Bij ons blijven." Zei Katrien.
“Komaan meisje vechten! Bij ons blijven… Toe!!!” Smeekte ze.
Tranen kwamen in haar ogen.
Ze zag hoe Sandra de strijd alsnog leek te verliezen.
Ze hoorde Sandra nog iets zeggen.
“Zeg aan… Caroline…
Dat ik… van... "
Sandra slaagde er niet meer in om haar zin af te maken.
Ze verloor voorgoed het bewustzijn.
Hield op met ademen.
Katrien voelde geen hartslag meer.
Boven haar zocht een helikopter van de SAMU, de Waalse tegenhanger van de MUG een plek om te landen.
De wielervrienden van Katrien namen positie in om eventueel aankomende auto's tot stoppen aan te manen terwijl de helikopter de landing inzette.
Meteen stapte de urgentiearts uit. Katrien gidste hem naar boven waar hij Sandra meteen onderzocht.
Maar hij kon enkel nog... HAAR OVERLIJDEN VASTSTELLEN!!!
Even later stond het beneden vol politieagenten en mensen van het parket.
De straat werd afgesloten.
Vlak over de Franse grens hielden gendarmes de inzittenden van een zwarte BMW onder schot.
De gewonde passagier werd meteen op een draagberrie gelegd en met een helikopter naar een ziekenhuis in het stadje Givet afgevoerd.
De bestuurder Abdel Benaïssa werd aangehouden.
Het stoffelijk overschot van Sandra werd in een grijze zak gelegd, die meteen werd toegeritst.
Daarna legden ze de zak in een zwarte kist.
Die werd naar beneden gebracht.
Katrien was in shock.
Ineens drong alles keihard tot haar door.
Maar ook haar vrienden waren danig onder de indruk van hetgeen ze zagen gebeuren.

Intussen thuis.
Een auto stopte in de vroege ochtend bij het appartement van Caroline en Sandra.
Jeroen en Cornelia waren er blijven slapen.
Ze wilden Caroline niet alleen laten, in deze lange uren van pijnlijke onzekerheid
Jeroen deed open.
“Jongeman, wij komen voor Caroline Vermeire, wij zijn van de dienst slachtofferhulp”.
Jeroen ging haar halen.
Ze vreesden het ergste.
“De commissaris wil je spreken Caroline. Het gaat over de verdwijning van Sandra.
Wij zullen erbij zijn om je te steunen”.
“Mogen we mee vroeg Jeroen?"
Dat mocht.
Even later zaten ze in het bureau van de commissaris.
Hij zat kaarsrecht achter zijn bureau, zette zijn bril af en keek Caroline recht in de ogen.
En daarna ook naar Jeroen en Cornelia.
“Jullie zijn vast goede vrienden van Sandra en Caroline, neem ik aan.
Het is goed dat jullie bij haar zijn.
Laat me meteen met de deur in huis vallen.
Francis Pelckmans, nu tegenwoordig bekend onder de naam Abdullah is vannacht met enkele kompanen ontsnapt uit de gevangenis van Brugge.
Wij vrezen dat hij de hand heeft achter de verdwijning van Sandra.
Hij liet al langer aan iedereen die het horen wilde weten dat hij haar zou vermoorden als hij ooit vrij zou komen.”
Caroline verbleekte.
“Nee”, stamelde ze. “Dit kan niet, mag niet.”
Ze begon zacht te snikken.
Cornelia sloeg haar arm om haar schouder.
Drukte haar dicht tegen zich aan.
“Hebben jullie al enig idee waar ze zou kunnen zijn?” Vroeg Jeroen.
“Er zijn overal controles, moesten we een spoor van Pelckmans of van Sandra opvangen.
Of een tip krijgen.
Komt heel het politie apparaat in werking.”
“Maar Pelckmans is vannacht ontsnapt en Sandra is al van gisterenavond spoorloos. Hoe valt dat dan te rijmen?” Vroeg Cornelia.
“Eén van zijn kompanen is Abdel Benaïssa.
Een gevreesde gangster uit het Antwerpse.
Ook zijn broer Rachid is geen onbekende voor het gerecht.
Die laatste wordt nu opgespoord, we denken dat hij meehielp om hen laten ontsnappen.
Hoogstwaarschijnlijk hebben beide heren enkele van hun mannetjes opgetrommeld om Sandra te ontvoeren en naar een geheim adres te brengen.”
De commissaris keek hen vaderlijk doch erg bezorgd aan.
“Wij vrezen met recht en reden voor het leven van Sandra.” Zei hij in volle ernst.
Toen ging de telefoon.
Ze hoorden hem aan de telefoon, van “ja, ja, natuurlijk, vanzelfsprekend.” Daarna stond hij ineens op, wenkte naar de mensen van slachtofferhulp.
Ze verlieten de kamer.
Caroline, Jeroen en Cornelia bleven verweesd achter.
“Wat gebeurt er toch”? Vroeg Caroline huilend.
Cornelia hield haar dicht tegen haar, sloot haar armen om haar heen.
“Rustig maar lieverd”, zei ze zacht.
“Het komt wel goed, wie weet hebben ze haar alsnog gevonden”.
“Oh als dat eens zou kunnen, ik zou haar dolgraag weer in mijn armen sluiten…
Sanneke.” Prevelde ze stilletjes. “Ik mis u toch zo hard lieverd.”

Toen kwamen de commissaris en de mensen van slachtofferhulp terug binnen.
De sfeer in het bureau was nog bedrukter dan voorheen.
De commissaris nam plaats achter zijn bureau en zuchtte heel diep.
“Ik heb… verschrikkelijk slecht nieuws.” Zei de commissaris bedrukt.
Er stond verslagenheid in zijn ogen te lezen.
Maar toch trachtte hij kalm en zakelijk te blijven.
Caroline keek verschrikt voor zich uit, hield de adem in.
“Nee.” Kreunde ze zacht, bijna onhoorbaar.
Hij twijfelde, wist niet goed hoe te beginnen.
“Ze hebben Sandra gevonden." Zei hij.
“In een bos in de Ardennen, vlak tegen de Franse grens.
Ze was zwaargewond. Ze kreeg verschillende klappen en er werd op haar geschoten.
De hulpdiensten hebben… “ De commissaris moest even slikken.
Keek Caroline en haar vrienden met ernstige blik aan.
“Ze hebben haar… Niet meer kunnen redden.”
Caroline slaakte een vreselijke wanhoopskreet.
Ook Jeroen en Cornelia barstten in diepe snikken uit.
Het nieuws sloeg in als een mokerslag.
Sandra… DOOD !!!!
De keiharde waarheid drong slechts langzaam door.
Sandra Musschaert is dood.
Brutaal om het leven gebracht door crimineel uitschot voor wie een mensenleven geen cent waard is.
Het nieuws sloeg hard in bij haar vele vrienden, bij allen die haar in hun hart hadden gesloten.
Het verdriet was groot.

Voor Caroline wachtte er nog een zware taak.
Ze moest het lichaam van Sandra, haar echtgenote, haar vrouw.
Identificeren.
Een loodzware opdracht.
Maar ze stond er niet alleen voor.
Sandra’s ouders zouden meegaan.
“We zijn bij je, we doen dit samen." Zei haar moeder.
En sloot Caroline in haar armen.
Verscheurd door onmetelijk verdriet.
Haar oudste dochter, haar ‘Krullenkopke’.
Zomaar brutaal van haar weggerukt.
Ze stapten samen met de mensen van het parket in een zwarte auto die met een hoge snelheid wegreed.
Na een veel te lange autorit kwamen ze aan in een gebouw ergens in Dinant.
Ze liepen een lange gang door en werden in een kille ruimte ontvangen door een jonge vrouw in een witte doktersschort.
Ze stelde zich voor als Dr Sandrine Couvreur. Wetsdokter.
En condoleerde Caroline en Sandra’s ouders.
Ze sprak met een warme en zorgzame stem.
“Suivre moi sil vous plais." Zei ze.
In het midden van de ruimte stond een soort operatietafel.
Op een tafeltje ernaast allerlei instrumenten.
Onder de grote tafel lag een lichaam onder een smetteloos wit laken.
Sandra.
Dr Couvreur schoof langzaam het laken naar beneden.
Ze zagen Sandra’s hoofd, haar gezicht.
Caroline hapte verschrikt naar adem.
Er was geen twijfel meer mogelijk…
Het dode lichaam onder het laken was dat van Sandra.
Caroline raakte zachtjes het gezicht van Sandra.
“Sandra… meisje toch.
Wat hebben ze met je gedaan.
Mijn lieve schat."
Ze zag hoe haar gezicht opgezwollen was.
Er hing nog wat bloed onder haar neus.
Trekken op haar gezicht verraadden hoe angstig Sandra moest geweest zijn op haar laatste momenten.
Caroline begon te huilen.
Ook Sandra’s moeder barstte in snikken uit.
Ze verlieten de ruimte, verscheurd door verdriet.
De mensen van slachtofferhulp vingen hen gelukkig zeer goed op, op dit voor hen zo vreselijke
moment.
Maar helaas… Voor Caroline begon opnieuw een lange pijnlijke periode van onmetelijk verdriet.
Nog maar eens verloor ze diegene van wie ze zoveel hield.
Eerst Inez, nu Sandra.
Hoeveel verdriet kan een mens verdragen?

dinsdag 12 juli 2016

De Confrontatie 3



Het was bijna ochtend.
Het eerste zonlicht priemde door het piepkleine met tralies omgeven raampje.
Sandra was in slaap gevallen.
Ze had zich in een bolletje gerold op de houten brits.
En wachtte bang af.
Op wat er komen zou.
Ze voelde haar hartje bonzen.
Ineens werd ze wakker.
Ze hoorde het geronk van een motor.
Dichtslaande autoportieren.
Ze hoorde stemmen.
Typische gutterale klanken, een conversatie deels in het Arabisch deels in het Nederlands.
“Salaam Alaikum”, was het enige wat ze kon verstaan.
Eén van de mannen leek zachter te praten.
“Ik wil niet dat ze mijn stem herkend zei hij zachtjes. Dat maakt de verrassing voor haar net dat ietsje ‘aangenamer’. Bij die woorden grijnsde hij heel gemeen.
Abdel, ga jij haar alvast wekken, zeg dat ze zich alvast uitkleed.
Dat maakt het voor mij gemakkelijker”.
Abdel schoof de hengsels opzij en opende de deur.
Sandra hield haar adem in, bang voor wat er nu komen zou.
“Hey fokking sloerie uitkleden NU!!!
Bevel van ‘Broeder Abdullah’.”
Sandra wreef haar ogen uit.
“Gast, waar gaat dat hier over? Wat is dat voor spelletje?"
“Ey!! Bek houden en uitkleden, heb ik u gezegd." Riep hij nu een stuk luider.
“Of moe ‘k u komen helpen? Fokking bitch!"
Sandra veerde recht.
“Zeg tegen die Broeder Abdullah dat hij ze kan kussen Godverdomme." Gilde ze.
“Ik ben die zever hier echt kotsbeu IK WIL NAAR HUIS!!!!”
Ze keek Abdel aan met een striemende blik. Ze ademde snel en oppervlakkig, haar hart klopte van pure angst. Maar ze wilde zeker niet laten merken dat ze bang was voor die kerels.
“Zozo jij bent nog altijd geen haar verandert hé Sandra!!!!" Hoorde ze ineens een krachtige mannenstem roepen.
Ze zag een man binnenkomen, hij duwde Abdel weg en ging breed in de deuropening staan.
Een grote rijzige man. Kaal en met lange baard.
Hij droeg een blauwe jeansbroek en een geruit hemd.
Ze herkende zijn blik, zijn gemene grijnslach.
Haar hart stond stil.
Dit kon niet waar zijn.
Dit mag niet waar zijn.
Ze keek recht in de ogen van Francis Pelckmans.
Haar verkrachter, haar kwelduivel.
Paniek maakte zich over haar meester.
Hij keek naar de mannen achter hem.
Bon. Jullie weten wat jullie te doen staat? Ik zie jullie over een uur."
Daarna sloot de deur weer en schoven de hengsels knarsend weer in het slot.

“NEEEEEEEEEEEEE!!!!!!" Schreeuwde ze.
Het besef dat ze nergens heen kon.
Opgesloten in één en dezelfde ruimte met de man die haar ooit zo brutaal vernederde en verkrachtte.
Ze liep langs de muur, naar de hoek van de kamer.
Pelckmans genoot.
Hij genoot ervan om te zien hoe machteloos ze was.
“Nu heb je zoveel praat niet meer hé Sandra Musschaert.
Nu is het TUSSEN ONS!!!”
Hij liep naar haar toe, sloot haar in.
Hij greep haar vast en kwakte haar hoofd genadeloos tegen de muur.
En nog eens.
En nog eens.
Daarna gaf hij haar een paar klappen in het aangezicht.
Toen keek hij haar recht in de ogen.
“Jij hebt ons mannen al meer dan genoeg voor schut gezet met je smerige feministische propaganda.
Ik dacht dat ik je destijds klein gekregen had toen ik jou eens goed aanpakte die ene nacht.
Dat ik jou en die andere strontwijven op hun plaats had gezet.
Maar nee.
Nu gaat mamzel nog een boek schrijven ook.
Hoe verloopt de verkoop Sandra?
Kan je daar een beetje van leven? Van die op papier gezette prietpraat van jou?
Weet je nog Sandra? Toen ik dat pistool op je richtte.
Maar uiteindelijk toch niet schoot?
Ewel… Daar heb ik nu grote spijt van se.
Maar dit wordt zo meteen rechtgezet… Voorgoed!!!!
Want je hebt me godverdomme voor schut gezet in die klote rechtszaal.
Dacht je nu echt dat je daar ongestraft mee zou wegkomen?"
Hij grinnikte.
Sandra voelde zijn rechterhand over haar broek.
Hij maakte traag haar broeksriem los.
Daarna het knoopje.
Haar hart kromp ineen.
Ze voelde het angstzweet langs haar voorhoofd.
Ze voelde hoe hij de ritssluiting van haar broek langzaam naar beneden trok.
Terwijl hij haar in het gezicht stond uit te lachen.
“Hier geniet ik nu eens enorm van Sandra?" Grijnsde hij.
“Jij eergisteravond nog in dat belachelijke praatprogramma op TV.
Met je grote mond.
En je dwaze praatjes.
Weer ons mannen voor schut zetten.
Met je brutale bek vol penisnijd.
En nu.
Helemaal in mijn macht.
Je kan nergens heen nu Sandra.
Deze deur is langs de buitenkant gesloten.
Deze bouwvallige keet staat midden in de bossen.
Kilometers in de omtrek woont hier geen mens.
Niemand zal je horen schreeuwen.
Leuk toch, vindt je niet?
Ik vind van wel”.
Toen trok hij brutaal haar broek naar beneden.
Graaide met zijn handen tussen zijn benen.
Hijgde in haar nek.
Likte aan haar oor.

Toen fluisterde hij in haar oor.
“Nog een laatste maal.
Een allerlaatste maal.
Zal ik genieten van jou heerlijke lichaam.
Want dat heb je wel Sandra.
Een heerlijk lichaam.
En lekker strak kutje.
Kon over niets anders fantaseren in mijn cel.
Over jou lekkere strakke poesje.
Ik dacht, voor ik dit decadente land voorgoed verlaat.
Wil ik het nog eens doen met Sandra.
Nog een allerlaatste maal.
Voor ik met mijn broeders naar Marokko vertrek.
Waar mannen wel nog gerespecteerd worden.
En vrouwen tenminste hun bek houden, willen ze geen pak ransel krijgen van hun echtgenoot, hun vader, hun broers of hun neven.
Maar voor ik die reis aanvat, om er een nieuw leven te beginnen in een land waar je als man tenminste gerespecteerd wordt!
Neuk ik je een allerlaatste maal.
Leuk toch.
Ik weet dat jij er ook van genoot.
Denk je dat ik die spelletjes van trauma en zo geloof?
Nee Sandra, ik weet wel beter. Veel beter.
Jij bent gewoon een slet.
Niets meer en niets minder.
Een gore, dierlijke slet.
Die ervan geniet om ons mannen eerst de kop zot te maken en dan te vernederen.
Ik ken jou soort wel Sandra.
Maar ditmaal.
Ditmaal win ik.
Ik maak een einde aan jou smerige, zieke spelletjes.
Aan jou misselijkmakende propaganda waarmee je jonge meisjes en andere vrouwen gewoon de kop zot maakt.
Om ons nog meer voor schut te zetten.
En daar nog grof geld mee verdient ook. Geld van die smerige teven en afvallige verraders die onze samenleving naar de vaantjes helpen, om God weet welke reden?
Oh ik zie de sentimentele krantenkoppen al.
Van die ziekelijke sensatiemedia in ons land.
Die elke ernstige mening over de scheefgelopen man/vrouw verhoudingen gewoon totaal negeren.
En zelfs verdacht maken.
Door het slijk halen, telkens weer.
Maar misschien zal de boodschap bij sommigen doordringen.
Dat je als vrouw beter geen te grote bek opzet.
Dat dat toch… Ooit.
Verkeerd afloopt."

Hij duwde Sandra van zich af, ze viel op de grond.
Op haar zere knie.
Ze schreeuwde het uit van de pijn.
“Beetje week in je knietje Sandra” lachte hij luid.
Hij stampte tegen haar knie.
Extra hard.
Sandra krulde over de grond van de pijn.
“GESTOORDE SMEERLAP!!!!!" Schreeuwde ze.
Ze trok haar broek terug op.
En probeerde overeind te krabbelen.
Maar ze voelde hoe hij haar bij de haren greep.
En haar zo omhoogtrok.
Weer schreeuwde ze het uit van de pijn.
Weer moest ze een regen van slagen incasseren.
Eerst met de vlakke hand.
Daarna met de vuist.
Hij gooide haar op de houten brits.
Sandra was half versuft van de slagen die ze kreeg.
Ze zag hoe hij zijn broek losknoopte en liet zakken.
Ze voelde haar hoofd bonzen.
Weer trok hij aan haar broek.
Trok die uit.
Hij kroop op haar, legde zijn enorme handen op haar schouders.
Zijn bedoelingen waren duidelijk.
Ze hoorde hem hijgen.
Ze rook zijn bezwete lijf.
Ze voelde hoe hij haar haar betaste, haar benen probeerde te spreiden.
Ze verzette zich.
Maar kreeg nog twee klappen op het hoofd.
“Je verzetten heeft geen zin Sandraatje.
Ik doe dit keer met jou wat ik wil.
En daarna maak ik je van kant.
Heel langzaam.
Heel pijnlijk”.
Sandra draaide haar hoofd.
Ze zag een klein tafeltje, oud en krakkemikkig maar gemaakt van stevig hout dat vast hard aankwam als je het tegen je hoofd kreeg.
Ze greep naar het tafeltje.
Francis had het niet in de gaten.
Hij duwde met een krachtige stoot zijn penis in haar vagina.
En begon haar opnieuw te verkrachten, terwijl hij haar t-shirt omhoog trok.
Krachtig stootte hij diep in haar.
"Godverdomme da's toch zo lekker." Zei hij terwijl haar met een geile blik aankeek.
Sandra hield het tafeltje vast met een krachtige grip.
Ze voelde dat ze erin slaagde om het op te heffen.
Ze voelde hoe hij haar met pijnlijk harde stoten penetreerde.
Ze liet hem even begaan.
“Geniet er maar van smeerlap.
Nu je nog kan”.

Toen hief ze het tafeltje hoog op.
En liet het op zijn hoofd neerkomen.
Met volle kracht.
Hij tierde en schreeuwde van de pijn.
Sandra glipte onder hem door liet zich op de grond vallen.
Wilde het tafeltje dat op de grond was gevallen oprapen.
Maar hij was haar voor, greep haar benen vast en haalde haar onder de houten brits uit.
Dan trok haar aan haar haren.
En kwakte haar keihard tegen de zijmuur.
“Dus jij wil het hard spelen hé meisje?" Brulde hij.
“Mij best Sandra... "
Hij tilde haar hoog op.
En liet haar keihard vallen op de stenen vloer.
Weer krulde Sandra zich op van de hevige pijnen.
Ze voelde hem schoppen.
Probeerde van bij hem weg te komen.
Maar hij trapte haar waar hij haar maar raken kon.
En weer in haar knie, keihard.
Maar ook op haar hoofd.
Sandra was vastbesloten.
Ze mocht het bewustzijn niet verliezen.
Want dan was ze reddeloos verloren.
Ineens greep ze zijn been.
Trok eraan.
Hij verloor zijn evenwicht en viel, zijn hoofd miste net de houten brits.
“Smerige sloerie!!!” Schreeuwde hij.
Ze kwam recht en trapte, keihard tussen zijn benen.
En nog eens.
“Klootzak!" schreeuwde ze. Terwijl ze hem een derde trap gaf.
“Denk maar niet dat ik me als een lammetje laat afslachten door jou!"
Maar dan sprong hij weer recht en wierp zich op haar.
Ze viel op de grond en hij met zijn volle gewicht op haar.
Hij legde zijn beide handen op haar hals.
“Ik maak u godverdomme kapot smerige teef!" Zei hij met ingehouden woede.
Maar Sandra slaagde erin hem een mep te geven.
Vlak op zijn neus.
En plantte daarna haar knie in zijn kruis.
Weer probeerde ze bij het tafeltje te komen.
Hiermee hoopte ze hem uit te schakelen.
Haar hele lichaam deed pijn.
Ze bloedde uit haar neus en uit haar lip.
Maar woede had het overgenomen van angst.
Ze besefte dat ze niets meer te verliezen had.
Als ze dan toch moest sterven.
Dan zou het staande zijn.
In het vuur van de strijd.
Weer greep hij haar bij de haren.
Maar ditmaal krabde ze zijn gezicht open.
Pelckmans vloekte en schold.
“Ge gaat eraan, deraan gaat ge nondedju” schreeuwde hij meerdere malen.
Ze gaf hem de ene mep na de andere.
Met volle kracht.
In de hoop dat hij zijn greep om haar haren zou lossen.

Ineens begon hij te lachen.
“Jij hebt wel wat pit in je lijfje hé kleine Sandra.
Ik bewonder je dapperheid wel.
Maar het zal je niet helpen liefje.
Het is voorbij, echt wel.
Geef je over, en ik gun je een snelle, pijnloze dood."
Sandra hijgde en pufte.
Ze voelde haar hart bonzen.
Ze was de uitputting nabij.
Maar opgeven dat was ze zeker niet van plan.
Ze keek hem recht in de ogen.
"FUCK YOU!" Zei ze met sissende stem.
Hij tilde haar hoog op.
Bij haar haren.
Ze spartelde.
Hij lachte gemeen, kon zijn plezier niet op.
"Fuck you zegt ze!!! Gijse stom wijf!"
Ineens weer haar voet in zijn kruis.
Ze viel op keihard op de houten brits voelde een vreselijke pijnscheut in haar rug en ribben.
Daar waar hij haar zonet keihard schopte.
Hij greep haar weer vast.
Sloeg haar andermaal.
Nu bloedde ze heel fel uit haar neus, ze voelde het warme bloed over haar gezicht en hals stromen.
Weer penetreerde hij haar.
Nu heel hard.
Met felle stoten.
Ze voelde dat hij klaarkwam.
Ze hapte naar adem, kon geen woord uitbrengen.
Maar diep van binnen schreeuwde haar lichaam het uit.
"Weer verkracht door die smeerlap." Ging het door haar hoofd.
Daarna legde hij weer zijn handen rond haar nek
En begon heel hard te drukken.
Met zijn duimen in het midden van haar keel.
Op haar adamsappel.
Sandra kreeg geen lucht meer.
Haar lichaam schokte.
Haar einde leek nabij.
Maar ditmaal stak ze haar rechter wijs en middelvinger in zijn ogen.
En begon heel hard te duwen.
Hij moest lossen.
Sandra haalde uit met haar hand, recht op zijn neus, Francis deinsde achteruit.
Hoestend en kuchend liet Sandra zich weer op de grond vallen.
Ze zag hem in een hoekje, ineengekrompen.
Brullend van de pijn.
“Mijn ogen, mijn ogen godverdomme." Hoorde ze hem schreeuwen.
Het was NU OF NOOIT !!!!!
Ze kroop over de grond.
Nam het tafeltje.
En liet het met een flinke knal op zijn hoofd neerkomen.
En nog eens.
En nog eens.
Ze slaakte een rauwe kreet terwijl ze dat deed.
“SMEERLAP!” schreeuwde ze. “GODVERDOMSE LIEDERLIJKE, HATELIJKE SMEERLAP!!!!”
Het tafeltje was zo oud en krakkemikkig dat de splinters langs alle kanten vlogen.
Toen er enkel nog een paar planken en een loshangende tafelpoot overbleven hield Sandra op.
Hij zat in een hoek van de cel, liet zich onderuitzakken.
Met veel gegrom en gereutel.
Een gapende wonde aan zijn hoofd, overal bloed.
Hij verloor bewustzijn.
Sandra zocht haar broek en slipje en kleedde zich weer aan.
Nu moest ze zo snel mogelijk buiten geraken.
Voor die twee helpers van Pelckmans terugkwamen.
Maar hoe?
Dat was een goeie vraag.
Er zat niets anders op dan met haar goede voet de deur proberen in te beuken.
De deur was oud en vermolmd. Dat was haar enige kans.
Met de moet der wanhoop begon ze te beuken.
Beuken tot de ze deur hoorde kraken.
Hoeveel pijn haar lichaam ook deed, hoezeer haar zere knie ook gezwollen was.
Hoezeer haar ribben ook pijn deden van die smak die ze op de stenen vloer maakte.
Sandra zette door.
Met alle kracht.
Dan kraakt er twee planken in het midden.
Zo oud en vermolmd was de oude celdeur.
Sandra stak haar hand door het gat en kon met veel moeite de hengsels wegschuiven.
Dan maakte ze dat ze weg was.

Sandra liep door het grote woud.
Haar knie speelde haar parten.
Was pijnlijk en gezwollen.
Haar rug deed pijn.
Ze kon moeilijk ademen door die felle trappen op haar borst.
Ze geraakte moeilijk vooruit.
Want die vreselijke, kloppende, snerpende pijn overheerste.
Waar was ze? Ze had er geen enkel idee van.
Ja ergens in de Ardennen.
Maar waar?
Overal dichte bossen, geen mens of huis te bekennen.
Ze hoorde geruis.
Een rijbaan.
Misschien kon ze een auto doen stoppen die haar naar het dichtstbijzijnde politiebureau bracht.
De rijbaan lag hogerop. Ze moest klimmen.
Het viel niet mee.
Maar Sandra zette door
Ze besefte, dat ze nu de enige was die ervoor kon zorgen dat de gevaarlijke crimineel Francis Pelckmans terug opgepakt kon worden.
“Het lot van vele onschuldige meisjes en vrouwen ligt in mijn handen.
Hij heeft genoeg slachtoffers gemaakt.
Hoe sneller ze hem oppakken hoe beter."
Ze liep de weg op.
Ze zag een wegwijzer.
GEDINNE 5km.
Ze volgde die richting. Tegen de rijrichting in.
Ze kreeg moeite met stappen.
Overal voelde ze die kloppende pijn.
Over heel haar lichaam.
Ze voelde elke plek die door Pelckmans zijn vuisten en voeten werden geraakt.
Elke plek waarop ze viel of waarmee hij haar met zijn brute kracht tegen de muur kwakte.
Deed zo hard pijn.
Ze besloot om even te rusten op de vangrail.
Ze keek naar de blauwe lucht.
Ze hoorde de vogeltjes fluiten.
Ze voelde de zon op haar lichaam branden.
Ook al was het nog vroeg op de dag, het was warm.
Het beloofde een snikhete dag te worden.
Voor het eerst, na een veel te nat en te kil voorjaar.
Het was stil.
Sandra trilde over haar hele lichaam.
Besefte dat ze aan de dood was ontsnapt.
Ze voelde haar hartje bonzen.
Tranen liepen over haar wangen.
Ze twijfelde.
Wat moest ze doen?
Verder stappen en de pijn verbijten.
Of wachten tot er een auto voorbij kwam en hulp vragen.
Een moeilijke zelfs hartverscheurende keuze.
Ze zou het zich beklagen als daardoor die smeerlap van een Francis Pelckmans de kans zag om te ontsnappen. En opnieuw zou gaan toeslaan.
Maar aan de andere kant.
Ze had overal pijn.
Over haar hele lichaam.
Ze voelde hoe ze stilaan uitgeput raakte.
Ineens hoorde ze geluid.
Ze zag verderop langs de bochtige weg de contouren van een auto.
Die tamelijk hard leek te rijden.
Ze stond recht.
“Au secours!" Riep ze;
“Help me!!"
Ze zwaaide met haar armen.
Maar de auto reed rakelings langs haar.
Ze deinsde weg.
Draaide zich om en smakte tegen de vangrail, met haar knie.
“Aaauw smerige rotknie."
“Ik heb dringend een dokter nodig." Zei ze tegen zichzelf.
In de auto zaten niemand minder dan Abdel en Mohammed.
Hun kompaan Rachid was met zijn handlangers terug naar Antwerpen vertrokken.
Abdel zat achter het stuur, hield er een vinnige rijstijl op na.
“Zo nog even en wij zijn terug bij onze broeder Abdullah.
We hebben benzine, hooi en oude kartonnen dozen voor die keet in brand te steken.
En die fucking bitch erbij.
Onze wijze broeder zal tevreden zijn”.
Ze passeerden Sandra.
“Stoop!" Riep Mohammed.
“Ey wa’s da met u klootzak? Zot geworren ofwa?” Vroeg Abdel verbolgen.
“Edde gij kak in uw oge ofwa?"  Antwoordde Mohammed. “Da’s die bitch die bij Abdullah opgesloten zat."
Abdel keek in zijn achteruitkijkspiegel.
Zijn neef had gelijk.
“Wat doet die hier, die fokking slet? Die moest toch allang dood zijn." Vroeg hij zich af.
Hij ging in achteruit, liet de auto bruusk keren en gaf gas.
Sandra zag de auto keren.
Zag ineens de twee mannen die erin zaten.
“De helpers van Pelckmans” dacht ze.
“Ik ben in gevaar, fuck."
Ze klom met veel moeite over de vangrail, sprong over het grachtje.
En klauterde de helling op.
Zich vastklampend aan bomen en struiken.
De grond was vochtig en de rotsen onder het gebladerte verdomd glibberig.
Met angst in het hart klom Sandra naar boven.
De pijn over haar frêle lichaam verbijtend.

In de auto gaf Abdel orders aan zijn neef.
“Ga achter die teef aan, en pak ze bij haar lurven voor ze gaat kletsen.
Ik ga kijken waar onze broeder Abdullah is.
Wie weet wat heeft ze gedaan die fokking bitch”.
Mohammed stapte uit, sprong over de vangrail en klauterde lenig als een aap de helling op.
Sandra zag hem naderen.
“Fuck ik ben verloren." Dacht ze.
De angst sloeg haar om het hart.
Ze mocht er niet aan denken om in die kerel zijn klauwen terecht te komen.
Verzwakt als ze nu was.
Ze greep elke boom en elke struik die in haar buurt kwam.
De vermoeidheid en de pijn begonnen haar parten te spelen.
Maar ze zette door.
Met de moed der wanhoop.
Elke meter was een overwinning.
Zeker toen ze Mohammed ineens zag uitglijden.
Hij mispakte zich op een glibberige rots.
Hij vloekte en schold in het Arabisch.
Het gaf Sandra moed.
Enkele meters hoger leek het minder stijl te worden.
En dan was ze boven.
Wie weet kon ze daar ergens hulp vinden.
Een bewoond huis of boerderij, of een voorbijganger die voorbij kwam per auto, per fiets of te voet. Meer had ze niet nodig.
Ze was al eerder in de Ardennen geweest en ze wist dat de mensen hier heel hulpvaardig waren.
Zeker voor mensen die in de bossen in nood verkeerden.
Intussen was Abdel bij de oude barak aangekomen.
Hij zag hoe de deur was ingebeukt.
"Die bitch heeft dat op eige kracht gedaan ofwa?" Vroeg hij zich af.
Hij liep naar binnen en zag zijn vriend en broeder Abdullah liggen.
In een plas bloed;
Hij kwam bij bewustzijn.
Abdel hoorde hem kreunen.
“Waar ben ik?" Murmelde hij.
Abdullah mijn broeder, ik ben hier.
“Sandra, waar is ze?" Stamelde hij.
“Die teef is gewoon gevaarlijk. Ze heeft me bijna de schedel ingeslagen”.
Hij wilde opstaan, maar zakte meteen ineen.
“Blijf hier broeder, ik haal hulp.
Je hebt een dokter nodig”.
Abdullah/Francis vloekte.
“Smerige hoer, teef!"
Hij kreunde het uit van de pijn.
Hij was er erg aan toe.
In zijn hoofd gaapte een grote bloederige wonde.
Abdel nam zijn GSM, en belde naar zijn neef Mohammed.
Intussen klom Sandra alsmaar hoger.
Mohammed hoorde zijn GSM rinkelen.
“Ey klootzak, waarom belt ge verdomme."
“Ebde die Sandra al te pakken?" Vroeg Abdel.
“Nee." Was het antwoord. “Die fokking bitch is veel te hoog gast, en da is hier fokking glad en stijl."
Hij hoorde Abdel schelden en kafferen.
“Maak haar koud, zorg ervoor dat die bitch voorgoed zwijgt ebde da verstaan gast? En kom dan rap terug, ze heeft Broeder Abdullah bijna doodgeslagen."
We moeten maken dat we zo snel mogelijk in Frankrijk zijn”.
Toen legde Abdel in.
Mohammed begreep dat de situatie ernstig was, en dat er direct moest ingegrepen worden.
Hij keek naar boven, hij zag dat Sandra nog steeds onvermoeibaar klom voor haar leven.
Toen haalde hij zijn pistool uit zijn vestzak.
Schakelde de veiligheid uit.
Richtte…
En schoot.

PANG !!!!!
Een schot klonk luid en echo achtig door het bos.
Een vogel schrok op en slaakte een luide kreet, om dan weg te vliegen.
De kogel raakte Sandra in haar rug.
Met een flinke schok.
Ze struikelde.
Klampte zich vast aan een jong boompje.
Sandra panikeerde.
“Ik ben geraakt.
Oh shit”.
Ze voelde een enorme pijnscheut.
Langs haar rug.
Tot aan haar longen.
Ademen deed ineens pijn.
Nog meer pijn bovenop haar zere knie en haar uitgeputte lichaam dat al zoveel moest incasseren.
Ze hoestte.
Ze hoestte bloed op.
Ze raakte in paniek.
“Nee." Zei ze ineens luidop.
“Laat het hier niet eindigen, alsjeblieft.
Laat me hier niet sterven. Oh God alstublieft, laat me hier niet sterven!!
Oh ik ben zo bang... "
Ze keek naar beneden, of ze haar belager niet zag.
Maar die verborg zich achter een boom.
Hij zag haar wel.
Hij mikte.
“Ge gaat eraan vuil fokking bitch." Dacht hij.
Hij richtte.
Haalde diep adem.
PANG !!!! PANG !!!!
Twee kogels raakten haar.
De eerste vlak in haar schouders.
Sandra brulde het uit van de pijn.
Ze slaakte een rauwe haast dierlijke kreet.
En de tweede kogel trof haar in de zij.
Ter hoogte van de hartstreek…
Ze loste haar greep op het jonge boompje dat ze krampachtig vasthield.
Ze viel.
Ze rolde de helling naar beneden.
Haar lichaam knalde tegen een boomstam.
Ze bleef roerloos liggen.
Mohammed maakte dat hij wegkwam, maar naar beneden was geen optie.
Er kwam een groep wielertoeristen aan.
“Niemand moet me zien." Dacht hij.
Dus klom hij hoger.
Het was stil.
Angstwekkend stil.
Sandra lag onder de boom waar ze zonet met volle geweld tegen knalde.
Ze bewoog niet meer…

maandag 11 juli 2016

De Confrontatie 2

De volgende dag was iedereen in de wolken over haar TV optreden.
Het liep haar meer dan voor de wind.
Haar boek verkocht goed, ze gaf interviews en zelfs spreekbeurten.
Voor scholen zelfs voor de universiteit.
Samen met Linda zat ze in een organisatie die opkwam voor misbruikte vrouwen.
De aandacht voor Sandra’s boek maakte dat ook die organisatie bekendheid kreeg.
En steun kreeg van velen, zelfs uit onverwachte hoek.
Ze konden op subsidies rekenen.
Maar tussendoor ging Sandra ook gewoon werken.
En maakte ze tijd voor haar vele vrienden.
Vooral met Jeroen en Cornelia trok ze veel op.
Jeroen was haar eerste grote liefde.
Lange tijd waren ze gelukkig samen.
Beleefde heerlijke momenten met hem, ook in bed, zelfs vooral in bed.
Jeroen was en is nog altijd een goeie minnaar.
Met een enorme behoefte aan seks.
Maar toen werd Sandra brutaal verkracht.
Na het trauma dat ze toen opliep wilde ze niet dat hij dit zich zou ontzeggen omwille van haar.
Dat kon ze niet verdragen.
Ze liet hem gaan.
Met verdriet in het hart.
Maar de liefde en genegenheid voor hem was zo groot.
En zo diep.
Ze wilde niet dat hij de mooiste jaren van zijn leven opofferde voor haar.
Hoeveel pijn het hen beiden ook deed.
Ze wist hem aan haar liefste collega en vriendin Cornelia te koppelen.
En zag hun geluk samen.
De band tussen hen werd alleen maar sterker.
En ook Caroline sloten ze in hun hart.
Heel vaak trokken ze samen op uitstap. Weekendje naar zee, citytrip, of gewoon eens uit gaan eten.

Nu hadden ze een mooie vakantie gepland.
Jeroen mocht de mobilehome van een vriend lenen.
Daarmee zouden ze een mooie reis maken.
Over Frankrijk, helemaal tot in Spanje.
Daar zouden ze Chico en Isabella, de ouders van Inez opzoeken.
Een jaar geleden besloten ze om terug te keren naar hun geboorteland.
Want hier in België was er niets meer dat hen bond.
Behalve de trieste herinneringen aan hun lieve dochter die na zes maanden vreselijk lijden uit het leven stapte.
Sandra en vooral Caroline waren er het hart van in.
Ze namen uitgebreid afscheid van deze lieve mensen.
Isabella gaf hen een kaartje.
“Dit is het adres van ons nieuwe huis in Spanje.
Kom ons gerust eens opzoeken lieverds, jullie zijn echt van harte welkom.
We staan er op om jullie gastvrij te ontvangen.
Want jullie hebben een mooie plaats in ons hart voor altijd”.
Sandra en Caroline vonden het een geweldig plan.
Vooral Caroline keek er zo hard naar uit om hen nog eens terug te zien.
Nog één dag en dan was het zo ver.
Sandra vertrok naar haar werk.
Ze sloeg haar armen om Caroline.
“Tot straks lieve schat." Zei ze.
Met een glimlach op haar lippen.
“Dan beginnen we aan onze mooie ‘voyage’.
Ik weet dat jij hier zo keihard naar uitkijkt.
Maar ik ook hoor.
Lieve Caroline.
Zonnetje in mijn leven.
Ik zie u toch zo fucking graag meiske”.
Sandra gaf Caroline een lange lieve tongzoen.
Streelde haar over haar rug.
Keek haar in de ogen.
Kuiltjes in haar wangen.
Geluk in die sprankelende ogen van haar.
Ze was gelukkig.
Met Caroline.
Met de hechte band die ze had met Jeroen en Cornelia.
Met die mooie vooruitzichten van een heerlijke tijd samen met de mensen die ze het meest van al liefhad.
Voor wie ze een diepe genegenheid koesterde.

Toen ging ze werken.
Met volle enthousiasme.
Haar baas Peter Vermeulen pakte haar eens goed vast.
“Gij meiske. Gij zijt een krak weet ge dat?
Ik zat als aan de grond genageld te kijken naar die uitzending gisterenavond.
Goed gedaan Sandra chapeau!”
Ook haar collega’s gooiden haar woorden van lof toe.
Maar er moest gewerkt worden.
Sandra telde de uren af.
Ze ontving tussendoor heel wat bemoedigende SMS’jes met felicitaties.
Woorden van bewondering en waardering, telkens weer.
Eindelijk was het vijf uur.
Sandra deed haar jasje aan.
Gaf haar collega’s en haar baas een flinke knuffel.
“Prettige vakantie meisje." Zeiden ze.
“Geniet er maar eens goed van, je verdient dat echt zo keihard lieverd."
Dan stapte ze op haar fiets.
Maar niet nadat ze snel een SMS zond naar haar liefste Caroline.
Ze slaakte een zucht, glimlachte. Ze zei zacht, “i love you lieve schat."
Stak daarna haar mobieltje terug in haar tas en stapte op haar fiets.
Ze genoot van de zon op haar gezichtje.
Ze zag de auto niet.
Die achter haar reed.
Met daarin twee mannen van het Noord-Afrikaanse type.
“Dat is die bitch die we moeten hebben." Zei de begeleider tegen de man aan het stuur.
“Isj lekker stuk." Reageerde de bestuurder.
“Ik wil die wel es bij eur poes pakke.” Grinnikte hij.
“Wat moeten we precies met dat mokkel doen?" Vroeg de begeleider.
“Naar adres in Ardennen brengen en daar opsluiten en bewaken.
Tot Abdel komt met ene ‘Broeder Abdullah’.
Celmaat, bekeerde moslim. Hij door die bitch die daar voor ons rijdt in de fokking gevangenis geraakt.
Wil zich wreken”.
“Cool." Zei de andere grinnikend.
“Dat wil ik wel zien”.
“Nenee”, als ze aankomen wij moete direct weg”, zei de chauffeur.
Sandra verliet de drukke winkelstraat en sloeg een zijstraat in.
Hier was het rustiger.
“Nu”, zei de begeleider van de auto achter haar.
De chauffeur reed tegen het achterwiel van Sandra haar fiets.
Ze viel.
Met haar knie op de borduur van het voetpad.
Ze vloekte, schreeuwde het uit van de pijn.
“Aaaauw Godverdomse debielen!
Aaauw, aauw mijn knie verdomme!
Dat doet fucking pijn gast!
Miljaar! En ik zou net op vakantie vertrekken vanavond”.
Sandra probeerde recht te komen.
Ze keek de mannen die uit de zwarte BMW stapten venijnig aan.
“Waar zaten jullie met jullie gedachten zeg?
Godverdomse klotemacho’s met jullie debiele stoefkar”.
Ze voelde weer een pijnscheut toen ze op te staan..
“Aaaaaauw !!!!!” gilde ze.
“Ziet er niet goed uit”, zei de man in die even tevoren in de passagierszetel zat.
“Kom stap in, wij doen u naar kliniek. Isj onze schuld”.
Hij ondersteunde haar, Sandra liep al mankend naar de auto.
Ineens gaf hij haar een duw. Sandra viel languit op de achterbank.
Hij kwam erbij zitten en gaf haar nog een duw.
Ze voelde opnieuw een pijnscheut.
“Aauw, idioot! Wat is de bedoeling hiervan als ik vragen mag”?
Hij gaf haar een klap, los in het gezicht.
“Liggen bitch, of ge krijgt kletsen”. Baste hij haar nijdig toe.
“Tussen de zetels en ge kunt zien dat ge uwe smoel houdt, verstaan fokking slet?"
Hij duwde brutaal zijn voet tegen haar hoofd.
De chauffeur klapte de linker voordeur toe en stoof weg.
Nadat hij haar fiets halvelings tegen een lantaarnpaal plaatste.
Sandra was doodsbang.
Wat waren die kerels met haar van plan????
Intussen zat Caroline op Sandra te wachten.
De koffers waren gepakt.
Even na vijf uur ontving ze nog een SMS’je.
“Mijn allerliefste Lientje, ben op weg naar huis nu.
Kijk zo uit naar ons heerlijke verlof. Hou van je XXX. Je Sanneke”.
Vol verwachting wachtte Caroline haar lieve schatje op.
Een tweede SMS’je een kwartier later.
“Dames zijn jullie klaar, we komen eraan. XXX Jeroen en Cornelia”
Waar blijft Sandra toch? Dit is helemaal van haar gewoonte niet.
Haar SMS’je barstte van het enthousiasme.
Ze naam haar GSM en belde naar Sandra.
Het sloeg over.
Maar dan ineens… “Piep, “dit is de voicemail van Sandra Musschaert, spreek je boodschap in en dan bel ik je zo terug. Groetjes."
In de auto die intussen met een rotvaart over de snelweg stoof weerklonk het melodietje van ‘Wickie De Viking’, Haar lievelingstekenfilm toen ze klein was.
De man die zijn voet op haar hoofd hield greep haar bij de haren.
“Uwe GSM? Waar is uwe fokking GSM bitch?" Siste hij nijdig.
Hij tastte in de zak van haar vestje.
Duwde af, opende de achterkant en haalde de batterij en de SIM-kaart eruit.
Brak de SIM-kaart en gooide die uit het raam.
“Zo nu ben je niet meer te traceren”, grijnsde de man op de achterbank.
“Mooie Smartphone Sandra, die zullen we met plezier verkopen in de Handelstraat voor een mooi prijsje”.

Intussen hoorde Caroline getoeter buiten.
Er stond een mobilehome voor de voordeur van het appartementsgebouw waar ze woonden.
“Oh nee ze zijn er al, hoe moet ik hen dit uitleggen.
Sandra schatje, waar zit je toch”.
Jeroen en Cornelia zagen hoe de deur openging.
Alleen Caroline kwam buiten, helemaal overstuur.
Meteen stapten ze uit.
“Lientje wat is er meisje? Waar is Sandra?”
Caroline viel huilend in Cornelia haar armen.
En barstte in diepe snikken uit.
“Sandra?" Snikte ze.
“Rustig maar meisje” zei Cornelia moederlijk.
“Waar is Sandra? Is er iets gebeurd?"
Met horten en stoten vertelde ze hoe Sandra even na vijven een SMS’je stuurde.
Maar dan op zich liet wachten, tegen haar gewoonte in.
Ze wisten meteen dat er meer aan de hand was.
Jeroen besloot om met de mobilehome de weg die Sandra aflegde even te volgen.
En ja, daar zagen ze haar fiets, nonchalant tegen een boom geplaatst. Hij wist meteen dit was echt niet goed.
“We moeten de politie verwittigen…
Dit is meer dan onrustwekkend”.
Intussen raasde de BMW in een razende vaart richting Ardennen.
Sandra zat nog steeds op handen en knieën tussen de zetels.
Haar rechterknie klopte van de pijn. Ze wilde haar been strekken, maar de man naast haar hield haar in bedwang met zijn voet. Als ze omkeek zag ze een gemene grijns op zijn gezicht. Hij leek er echt van te genieten. Van haar angst, haar pijn.
Ze was bang.
“Waar brengen ze me toch heen, wat willen ze van mij.
Ik ben zo bang.
‘Lientje’ maakt zich vast zorgen.
Dat was vast zij aan de telefoon.
Mijn lieve ‘Lientje." Zal ik jou nog ooit weerzien?
Ik ben zo bang… zo vreselijk bang.
‘Lientje’, het spijt me lieverd.
Ik wil je dit vreselijke verdriet niet aandoen.
Niet nog eens.
Niet nog eens iemand verliezen waar je zielsveel van houdt.
Ik kom hier wel levend uit schatje.
Maar hoe????”
De auto leek de snelweg verlaten te hebben.
De wegen waren nu heel bochtig.
En soms ging het stijl omhoog.
En dan weer stijl omlaag.
Even keek ze omhoog.
Ze zag beboste heuvels.
In de verte zelfs een kasteel hoog boven een rots.
“De Ardennen” dacht ze.
Toen ineens begon de auto te schudden.
Ze reden nu over een onverharde weg.

Dan stopte de auto.
De man op de achterbank greep Sandra bij haar haren.
Duwde haar naar een vervallen douaniershuisje.
Gebroken ramen, een kale ruimte met een krakkemikkig bureau dat daar klaarblijkelijk achtergelaten werd.
En een soort van celdeur.
De bestuurder van de auto maakte die open.
“Sluit die bitch hier op, daar zit ze veilig tot Broeder Abdullah komt.
Om met haar af te rekenen."
Hij keek haar nijdig aan.
“Bereid je maar voor op het einde Sandra.
Want je laatste uren zijn geteld."
Daarna gooide hij haar de cel in.
De deur achter haar sloot zich met veel gekraak van de vermolmde hengsels.
Er stond alleen een houten brits die met kettingen aan de muur bevestigd werd.
En ernaast een klein krakkemikkig tafeltje.
Hierin sloten douaniers ooit smokkelaars op.
In afwachting tot men hen kwam halen om voor het gerecht te brengen.
Er was een klein raampje, met dikke metalen tralies ervoor.
Daar piepte wat schemerend licht door, maar niet voor lang meer.
Want het was al laat in de avond.
Sandra was bang.
Doodsbang.
Wat ging er met haar gebeuren.
Wie was die ‘Broeder Abdullah’.
En vooral…
“Wat heb ik die gast misdaan”?
Sandra rook de scherpe geur van specerijen en gebraden worst.
En hoorde opzwepende Arabische muziek.
Leek wel of haar ontvoerders een feestje aan het bouwen waren.
Was ook zo.
Ze hadden een gasvuurtje bij en wat mondvoorraad.
Couscous, merguez en een kruidig sausje.
Moesten hen helpen om de nacht door te komen.
Intussen…
Heerste er paniek in de gevangenis van Brugge.
Abdullah (Francis) Pelckmans, Abdel Benaïssa en Mohammed Al-Hassan hielden elk een bewaker gegijzeld.
Abdullah schoot.
“Deuren open janetten, of hier gaan doden vallen ik meen het.
Hier gaan garantie doden vallen, want ik geef geen moer om jullie zielige leventjes."
Hij herhaalde nogmaals en nu heel luid.
“DEUREN OPEN GODVERDOMME !!!!!”
Ze raakten buiten, bij de cipiers was de paniek compleet.
Ze schudden hun gijzelaars van hun af.
Abdullah schoot, mikte op hun benen.
“Loop bende mietjes, loop voor jullie leven verdomme.
Loop zeg ik u!!!"
Hij lachte sardonisch, genoot van de paniek die hij had aangericht.
Ze stapten in hun auto.
Rachid gaf plankgas.
Vooruit, nu snel naar mijn onderduik adresje in de Ardennen." Zei Abdullah vastberaden.
“Onze mannen zijn goed aangekomen." Liet Rachid hen weten.
“Sandra zit opgesloten in de oude cel, ze kan geen kant meer uit."
“Uitstekend”, zei Abdullah die zijn wapen wegstopte en daarna zijn armen kruiste.
“Je laatste uren hebben geslagen Sandra Musschaert." Fluisterde hij met een gemene grimlach op zijn gezicht.
“Nog even en dan sterf je een langzame en pijnlijke dood.
En je verdient het verdomme… “
Die lieve Sandra Musschaert.
Dat moedige strijdbare meisje.
Ze is in acuut levensgevaar.
Zo meteen stapt haar eeuwige kwelduivel Francis Pelckmans die zich nu Abdullah laat noemen naar binnen.
Met maar één wens.
Haar heel langzaam en op sadistische wijze de dood in te jagen.

HOE ZAL DIT AFLOPEN????

De Confrontatie


Een TV-Studio.
Enkele minuten voor aanvang van de rechtstreekse uitzending van een druk bekeken discussieprogramma.
De camera’s werden afgesteld, en de gasten van de avond waren nog in de schminkkamer.
Waar ze werden voorbereid op de uitzending door druk in de weer zijnde schminksters en kapsters.
In één van de stoelen treffen we een oude bekende aan.
De pittige roodharige Sandra Musschaert.
Enkele maanden geleden publiceerde ze een boek waarin ze openhartig vertelde over wat ze die ene nacht meemaakte toen ze door de verkrachter Francis Pelckmans brutaal werd misbruikt en vernederd.
En over de maanden die daarop volgde.
Over hoe ze zich optrok aan de steun van haar lotgenotes die ook in handen van die Pelckmans vielen.
Over haar pleidooi en over hoe het trieste verhaal van Inez Gonzalez-Garcia haar zo diep raakte.
Over haar inzet voor andere misbruikte vrouwen.
Over haar strijd voor meer aandacht voor de gevolgen van seksueel misbruik.
En daarover zou het die avond gaan.
Een excentrieke Nederlandse schrijver schreef in een gezaghebbende krant een stuk waarin hij zonder blikken en blozen beweerde dat aangerande vrouwen hun ellende aan zichzelf te danken hadden.
“Vrouwen hebben te weinig oog voor de signalen die ze onbewust aan mannen uitzenden door sensueel te bewegen, zich licht te kleden enzovoort”.
Hier moest ze gewoon tegenin gaan.
Ze eiste aan de Nederlandse krant een ‘Recht Van Antwoord’.
“Gesneden koek voor ons druk bekeken discussieprogramma” dachten de makers.
Sandra ging rechtuit in tegen de man zijn beweringen.
Ze zei, “wanneer gaan mannen eens eindelijk leren dat er zo iets bestaat als zelfbeheersing?
Het wordt tijd dat men het ongewenst aanraken van een vrouw, of het aanranden.
Als even asociaal gaat beschouwen als voorkruipen in de winkel of door het rode licht rijden”.
Sandra maakte nogmaals indruk met haar vurige pleidooi.
Altijd gestaafd met argumenten, en altijd recht voor de raap.
De man, een echte Nederlander zei achteraf dat hij verbaasd was om een Vlaamse zo pittig weten te debatteren.
“Nou ja, ik wil jullie niet denigreren. Maar bij jullie gaat het er in debatten vaak iets minder direct aan toe.
Meestal draaien jullie wat rond de pot, slikken jullie toch een beetje jullie mening in.
Jij bent anders, maar je hebt eer ook alle reden toe”.
De man lachte naar haar en zei welgemeend.
“Ik zie echt een grote toekomst voor je Sandra."
Sandra lachte verlegen terug, voelde zich wat ontroerd.
Ze wist niet goed om te gaan met die steunbetuigingen vaak uit onverwachte hoek.
Maar ze vond het wel fijn.
Ze zag het vooral als erkenning voor het werk dat ze in naam van misbruikte meisjes en vrouwen deed.
Het lag haar zo nauw aan het hart.
De goede reacties op haar pas verschenen boek. Die overigens nog goed verkocht ook.
De vele dankbetuigingen via brieven en e-mails hield ze goed bij en las ze ’s avonds telkens weer.
Ze besefte dat veel vrouwen zich optrokken aan haar woorden en haar steun.
Soms werden er bloemen bij haar thuis afgeleverd.
Vaak met briefjes erbij, daarop stonden vaak dingen als.
“Bedankt voor je mooie oprechte woorden”. Of “jij weet tenminste waarover je praat, vergeleken met de praatjes van al die therapeuten en psychiaters, zijn je woorden echt wel goud waard”.

De uitzending werd druk bekeken.
Ook haar vele vrienden zaten die avond voor de buis.
Ze zagen Sandra zoals ze haar kenden.
Pittig, recht voor de raap, vol idealisme.
Caroline haar lieve vrouwtje, met wie ze een jaar eerder in het huwelijksbootje stapte, zat in de zaal.
Lichtjes ontroerd.
“Ik ben zo fier op jou Sandra”, dacht ze stilletjes.
“Jij bent zo sterk, zo idealistisch, en je woorden altijd weer zo oprecht.
Ben zo blij dat jij mijn allerliefste vrouw bent”.
Een traan liep over haar wangen van pure ontroering.
Maar ergens in Brugge.
Niet in de oude binnenstad, waar de klepperende hoeven van de paarden die de hele dag door de koetsen vol toeristen door de steegjes reden. Waar Japanners en Chinezen met hoogtechnologische camera’s elk gebouw en elke straat vastlegden, om zich nadien op een zonovergoten terras tegoed te doen aan ons heerlijk bier. En waar de sierlijke zwanen over het Minnewater gleden.
Maar ver daar vandaan, waar de drukke expresweg naar Zeebrugge  onder de spoorwegbrug doorloopt.
Daar bevind zich een gebouwencomplex omgeven door hoge muren met prikkeldraad.
Het is de gevangenis van Brugge.
Daar in de vleugel waar enkele van de zwaarste criminelen van dit land onder strenge bewaking zitten opgesloten.
Zat een man met gebalde vuisten naar de uitzending te kijken.
Hij had zijn hoofd laten kaalscheren en droeg een lange grijzende baard.
Maar u zou hem meteen herkennen aan zijn doordringende ogen en die gemene trek om zijn mond.
Het is de man die Sandra en zes andere meisjes zo brutaal verkrachtte en mishandelde.
Het was Francis Pelckmans.
In de gevangenis had hij zich laten bekeren tot de islam.
Hij liet zich nu voortaan Abdullah noemen.
Hij bracht zijn dagen door met bidden en het lezen van de koran.
Of hield lange discussies met zijn celmaat Abdel Benaïssa.
Een zware crimineel uit het Antwerpse.
Francis raakte meer en meer in de ban van de islam.
“Moslims zijn verstandige mensen”, zei hij.
“Zij houden hun tradities, normen en waarden tenminste in ere.
Bij hen is er geen plaats voor dwaasheden zoals ‘vrouwen in het leger of de politiek’.
Zij begrijpen tenminste dat als je als vrouw niet lastig gevallen wilt worden op straat.
Dat je je dan maar beter zedig kan kleden.
Bij hen wil ik horen.
In een islamitische samenleving zou ik me perfect thuis voelen”.
Hij wist Abdel en zijn neef Mohammed Al-Hassan te overtuigen om samen te ontsnappen en naar Marokko te vluchten.
Abdel’s broer Rachid zou klaarstaan met de vluchtauto.
Ze wisten een cipier om te kopen die zou wapens leveren waarmee ze andere cipiers onder schot zouden houden om zo buiten te geraken.
Het was een gewaagd plan.
Maar Francis, oh pardon Abdullah wilde niets liever dan een ontsnapping met wat actie.
“Ik ben een vent, vergeet dat vooral niet.
Ik wil niets liever dan dat die broekventjes van cipiers in hun broek schijten.
Ze hebben er geen flauw benul van wat het is om echt man te zijn.
En dat broeder, zal in ons voordeel spelen."

Nu zat Abdullah samen met zijn celmaat voor de TV.
De begingeneriek weerklonk, de uitzending zou zo meteen beginnen.
“Kijk nu heel goed," zei hij.
“Kijk en leer hoe deze decadente samenleving waar ik elke dag meer en meer op kots in elkaar zit."
Gedurende de uitzending zat Abdullah zich op te winden.
Pure haat stond in zijn ogen te lezen.
“Smerig serpent”, siste hij. “Godverdomse teef”.
Toen Sandra aanranding vergeleek met voorkruipen of door het rode licht rijden ging hij helemaal over de rooie.
“FUCKING KLOTEWIJF !!!!” Brulde hij.
“Dus het zijn nogmaals wij mannen die eerst door teven zoals zij de kop zotgemaakt worden die de ‘asocialen’ en de ‘abnormalen’ zijn.
En dan zegt ze erbij dat niet alle mannen zo zijn, dat het die kleine minderheid is die op andere gedachten moet worden gebracht.
Wanneer zal er eindelijk, eindelijk eens een echte man opstaan en haar en die andere teven eens zeggen dat het de meerderheid van de vrouwen is die maar blijven uitdagen, sarren en vernederen is die op andere gedachten moet worden gebracht.
Het zijn die verdierlijkte zuipende wijven die de hele tijd mannen de kop zot maken die asociaal en abnormaal zijn."
Abdel probeerde zijn celmaat te sussen.
“Blijf toch rustig broeder Abdullah.
Je weet toch net zo goed als ik dat het hun ongeloof is die maakt dat zij dwalen.
Wie het woord van Allah volgt weet dat de weg van de vrouw die van deugdelijkheid en gehoorzaamheid is.
Onze fiere moslima’s dragen met trots de hoofddoek. Ze tonen maar al te graag dat ze anders zijn dan die decadente westerse vrouwen in dit land.
Ze eren hun familie en hun echtgenoot en voeden hun kinderen elke dag opnieuw op tot fiere en waardige moslims."
Abdullah ging weer zitten in zijn zetel.
“Je hebt gelijk broeder Abdel.
Je hebt het zo vaak vertelt, en dat heeft mij doen besluiten om mij tot uw geloof te bekeren.
En daar heb ik nog geen seconde spijt van.
Maar kijk verder, kijk naar die moderator.
Kijk hoe hij die Nederlandse man die nog weet wat echte mannelijkheid is, die tenminste nadenkt en voor zijn mening durft uit te komen telkens weer onderbreekt.
Hoor hoe hij hem woorden in de mond probeert te leggen die hij niet gezegd heeft. Kijk... Nu doet hij het weer, de onnozelaar!"
Maar die Sandra, die laat hij rustig haar gangetje gaan.
En ze geniet ervan, verdomme wat voelt ze zich weer groot het loeder.
Het is door haar grote mond dat ik hier verdomme dertig jaar moet brommen.
Eén van die wijven die ik aanpakte maakte zich van kant, zij wist het zo uit te leggen alsof ik haar vermoordt.
En die rechter die ging daarin mee, de verrader, corrupte klootzak.
En schilderde me af als de duivel zelve.
Hoe ze daar zat te triomferen…
Mijn bloed kookt als ik eraan terug denk."
Abdullah balde zijn vuisten.
Keek strak voor zich uit.
Haat stond in zijn ogen te lezen.
“Toen ze mij wegvoerden, mijn ene arm geboeid rond die van een politieman.
Mijn andere nog vrij.
Keek ik haar aan en liet mijn wijsvinger over mijn keel glijden.
Mijn signaal was duidelijk en daar blijf ik bij.
De dag dat ik hier buitenkom gaat die Sandra Musschaert… ERAAN!!!”
Dit zal het laatste zijn wat ik doe voor ik dit land dat elke dag verder afglijdt in decadentie en verval.
Dit land dat ik ooit met trots diende, maar nu hartsgrondig haat, voorgoed verlaat."

“Is dat niet dwaas? We moeten echt zo snel mogelijk over de grens geraken en dergelijke actie houdt alleen maar risico in dat we gesnapt worden”.
“Nee”, zei Abdullah opnieuw.
Ten eerste: Ik betaal de hele actie, vergeet dat niet Abdel.
En ten tweede; Mijn besluit staat vast.
Die Sandra moet sterven, liefst een zo pijnlijk mogelijke dood.
Ze heeft me in mijn eer gekrenkt door mij als moordenaar af te schilderen.
Omdat dat ene wicht te laf was om de gevolgen van haar gedrag te dragen.
Haar minachtende blik, haar toon toen ze me als monster afschilderde.
En nu opnieuw daarnet in die uitzending.
Ik dacht dat ik haar klein gekregen had.
Dat een stevige afranseling en een goeie neukbeurt haar tot andere gedachten had gebracht.
Ik dacht toen ik de angst in haar ogen zag, dat ze net als die andere wijven zou breken.
Daarom deed ik het.
Om die wijven met hun capsones en hun grote bek te BREKEN !!!
Maar dat is bij haar niet gelukt.
Daarom maak ik het af.
ERAAN MOET ZE !!!!
En ik heb al een plannetje in mijne kop Abdel.
Dat ik met je neef en met je broer wil bespreken”.
De ochtend daarop besprak Abdullah Pelckmans zijn boosaardige plan.
Eerst met Mohammed Al-Hassan.
Later in de bezoekersruimte met Rachid Benaïssa.
Hij wist hen beide te overtuigen.
Rachid zou twee van zijn handlangers bij zich roepen.
“Ik heb een klus voor jullie”, zei hij hen.
De volgende dag reed een zwarte BMW met daarin twee schimmige allochtone figuren door de stad waar Sandra woonde.
Abdullah zat op de stoel in zijn cel.
“Zo broeder, nu moeten we alleen nog wachten op het teken van de handlangers van Rachid.
Dan zijn we weg, weg uit deze cel, weg uit dit land.
Dan rijden we in zeven haasten naar het schuiloord diep in de Ardense bossen.
Waar ze Sandra voor ons gevangen houden.
En dan”… Hij wreef in zijn handen en liet zijn kneukels kraken.
“Dan maak ik dat smerig wicht langzaam kapot.
En ik zal genieten van haar laatste schreeuw, van haar doodsreutel.
Ja dat zal ik.
Dan zal ik pas gemoedsrust kennen.
Als dat loeder dood voor mijn voeten ligt”.
Hij sloeg zijn ogen naar de hemel en prevelde…
Inch Allah…