Pagina's

zaterdag 3 augustus 2019

Tropenpassie (slot)


Een week later.
Jean-Pierre arriveerde in Inongo.
Waar het huis stond waar hij ooit oud wilde worden.
Hij zat buiten op het terras met uitzicht op het meer
En keek voor zich uit.
Met een glas whisky binnen handbereik.
Naast de schommelstoel waarin hij plaats had genomen leunde een rugzak tegen de muur.
De rugzak van Karen.
Op zijn schoot lag een map.
Met allerlei papieren.
Aantekeningen, teksten, veelal losse krabbels.
Aangevuld met foto's.
Onderin lag een boek.
Een dagboek zo leek het.
Maar zonder datums.
De teksten vulden elkaar aan.
Ze had al aangegeven dat ze haar ervaringen graag te boek had willen zetten en deze te delen met de wereld.
Jean-Pierre opende het en begon erin te lezen.
Ze beschreef er haar ervaringen in Baluchistan waar ze als vrouw alleen heen reisde, enkel vergezeld door een lokale gids, een in Engeland studerende jongeman die Rashad heette.
Ze beschreef uitvoerig hoe jonge bruiden werden verhandeld op een markt.
"Ze werden gekeurd alsof het vee was.
Ze moesten rondjes draaien en hun boerka optillen.

Hun mond werd brutaal opengetrokken zoals je dat met paarden doet.
Dan werd de koop gesloten en werden de ongelukkige meisjes aan hun 'meester' overgeleverd.
De wanhoop in hun ogen staat voor eeuwig op mijn netvlies gebrand. 
Arme meisjes."
Zo ging het verder.
Ze beschreef de ruige landschappen, zowel als de immense armoede in een opzwepende stijl en met een rijk taalgebruik.
Maar vooral haar fijne handschrift viel Jean-Pierre op.
Weer welden de tranen in zijn ogen op.
Hij boog het hoofd, een traan drupte op zijn jeans.
Hij rook haar geur.
Proefde haar lippen.
Voelde weer haar warme huid tegen de zijne.
Hij vulde zijn glas opnieuw met whisky en las dan verder.
Dan beschreef ze het moment dat ze hoorde dat de pijnlijke hoest die maar niet wilde ophouden veroorzaakt werd door een tumor in de longen.
Die al was uitgezaaid in haar bloed.
De artsen stelden chemo voor maar zeiden er meteen bij dat de kans op genezing zeer klein was.
"En toch drongen ze aan op die chemokuur.
Ze zeiden dat ik nog jong was en ik elke kans op genezing moest grijpen, hoe klein ook.
Nee.
Laat maar.
Ik wil niet aftakelen in een steriele kliniek.
Ik weet nog niet waar ik heenga.
Maar ik ben zeker niet zinnens om in Nederland te sterven.
Ik ben hier nu al veel te lang.
Kan hier gewoon niet aarden.
Kan het gewoon niet.
Die grijze luchten, al dat staal en beton.
En vooral die bekrompen mentaliteit.
Man toch.
Hoe vanzelfsprekend ze hun luxe hier vinden.
En toch weer niet.
Want ze zijn er als de dood voor om ook maar een klein beetje daarvan op te geven zodat een ander het iets beter zou hebben.
God, ik kots van die mentaliteit.
Hoe ze neerkijken op al wie minder heeft.
Maar dat hun eigen leven ronduit klote is dan zien ze dan weer niet.
Ow ja wat is het toch leuk hé, 's avonds voor de buis naar hersenloze onzin zitten kijken.
Niemand die ook maar één woord tegen elkaar zegt.
Sommige koppels al jaren niet meer.
Kinderen die opgroeien in een koud en kil nest.
Maar hey.
Ze hebben wel de nieuwste technologische snufjes.
Nee.
Dan liever gezellig bij elkaar in de gemeenschappelijke hut ergens in een 'primitief' dorp in het Amazonewoud.
Luisteren naar oude verhalen.

Met een klein meissie op schoot dat vol verbazing kijkt naar mijn blonde lokken.
Hier heb ik pas echt geleerd hoe mooi het leven kan zijn.
Zonder luxe en andere prullen."
Jean-Pierre sloeg enkele passages over.
"Moeder riep me.
Er was een brief toegekomen.
Uit Congo.
Een brief opgesteld in het Engels
De schrijver beweerde dat mijn vader nog zou leven.
Zou het.
Nee.
Mijn besluit staat vast, hoe moeder er ook over denken mag.
Ik wil mijn vader zien.
Ik wil weten waarom hij zich verborgen houdt?
Waarom hij niets van zich liet horen?
Waarom hij ons al die jaren in het ongewisse liet.
Als het waar is wat die persoon beweerd.
Maar dat weet ik niet...
NOG NIET!"
In verdere passages beschreef ze haar aankomst in Congo.
Ze verbleef in een klein pension maar zocht in alle hotels en andere pleisterplaatsen waar veel Europeanen komen en vroeg iedereen uit naar Jean-Pierre.
"Ik moet die vinden.
Jean-Pierre Kesteloot.
Uit de brieven van vader leerde ik dat dit iemand is die Congo op zijn duimpje kent en vader meermaals heeft geholpen als gids en vertaler.
Wat hij daar doet is mij niet duidelijk.
Is journalist, maar doet ook opdrachten als vertaler, hij kent dan ook vier plaatselijke talen en hun dialecten.
Wou dat ik dat ook kon.
Gisteren was ik in de bar van het Pullman Hotel in Kinshasa.
Een man, een Russische expat zei dat hij Jean-Pierre kende.
Maar hij wilde me niet dat ik alleen naar hem op zoek ging.
Hij beval me in de bar te blijven, hij zou Jean-Pierre opzoeken en meebrengen.
Wat een paternalistische kuthouding, ik hoop dat die Jean-Pierre ook niet zo is."
Enkele dagen later schreef Karen.
"Morgen trekken we de wildernis in.
Jean-Pierre en ik.
Wat een verademing is die man.
Eerst leek hij mij een verbitterde cynicus.
Maar gedurende de lange vlucht in zijn vliegtuig waarmee we heel Congo doorkruisten, leerde ik hem beter kennen.
Een man met levenservaring.
En een warm hart.
Ja dat heeft ie.
Hij leek me zo goed aan te voelen.
Hij vertelde over zijn jeugd in Vlaanderen. Zijn vader zat in de gevangenis, hij wilde niet zeggen waarvoor.
Maar het tekende wel zijn jeugd.
Door zijn klasgenootjes verstoten worden omdat zijn vader een 'dief' is.
Verstoten worden door de gemeenschap in het dorp waar ie woont.
Daarna maar naar Brussel getrokken, van het ene baantje naar het andere en met het geld dat hij verdiende zijn studies betalen.
Journalistiek.
Dan kreeg hij de kans om in het toenmalige Zaïre te werken welks hij niet wilde laten schieten.
Hij kon er veel geld verdienen.
Het avontuur lonkte.
Dat vele geld was een leugen, maar hij voelde zich daar pas echt thuis.
Meer dan in Vlaanderen
Dat maakte dat het klikte.
Ik voel mij ook niet meer thuis in Nederland.
God wat genoot ik van die prachtige uitzichten vanuit het vliegtuig.
Dat zag hij.
Hij keek me aan.
Man.
Ik voelde iets in mijn hart.
Een steek.
Zou ik hem verleiden.
Ik voel mijn gezondheid achteruit gaan.
Ik wil voor ik ga  nog éénmaal genieten.
Van seks.
Ongegeneerd.
Zoals ik als jonge meid zo vaak deed.
Gewoon neuken voor de kick.
Het interesseerde me niet dat ze mij voor 'slet' of 'hoer' uitmaakten.
Die avond kwam ik uit de douche.
Had ie me zitten begluren vanuit de slaapkamer.
Met zijn pik in zijn hand.
Nou.
Dan ben ik maar op hem afgestapt en begon hem gelijk te pijpen.
Even later lag hij op me.
God...
Wat was dat heerlijk.
Nee man, echt."

Jean-Pierre voelde hoe zijn hand trilde.
Haar woorden waren zo oprecht.
Dan las hij het laatste stuk dat ze schreef.
Enkele dagen voor ze stierf.
"Alles doet pijn.
Elke vezel van mijn lijf.
Ik kan nog amper ademen.
Maar ik weiger de morfine die Jean-Pierre me wil inspuiten.
Nee, doe mij maar whisky.
Ik wil er niet als een suffe plant bijliggen.
Ik wil elk moment dat ik bij hem ben bewust beleven.
God.
Ik hou van die man.
Waarom moest ik nu terminaal zijn.
Voor het eerst vervloek ik die ziekte.
Ik had er vrede mee genomen dat mijn leven zou stoppen.
Ik heb een prachtig leven gehad.
Nee wat zeg ik.
Ik heb een machtig leven gehad!

Meer gezien en meegemaakt dan veel van mijn leeftijdsgenoten konden dromen.
Het enige wat ik nog wilde is dat mijn ervaringen die ik hier neerschreef op één of andere maner zouden gepubliceerd worden.
Denk wel dat dat zal gebeuren
Daar zal Jean-Pierre wel voor zorgen.
God.
Ik wil hem niet achterlaten.
Ik zie het verdriet in zijn ogen.
Waarom moet ik nu ziek zijn?
Ik zou zo graag verder willen met hem.
Hij voelt zich goed bij mij.
Zorgt voor mij.
Zelden heb ik met iemand zo'n diepe gesprekken gevoerd als met Jean-Pierre.
Zelden voelde ik me zo goed bij een man.
Behalve dan bij Paulinho.
Die zal wel voor altijd mijn nummer één blijven.
Maar die is er niet meer, er resten alleen nog herinneringen.
Maar Jean-Pierre is er wel, ik voel zijn aanwezigheid.
Met hem had ik een toekomst kunnen hebben.
God.
Een nieuw leven beginnen hier in Congo.
Met Jean-Pierre aan mijn zijde.
Moest ik nu gewoon gezond zijn, ik zou ervoor gaan.
Ja echt.
Helemaal.
Trouwen. Zijn kind dragen.
Bij hem blijven ook wanneer hij oud en behoeftig zou worden
Ja echt.

Waarom is het me niet gegund.
Het is zo dubbel.
Aan de ene kant ben ik er klaar mee.
Heb ik vrede genomen met mijn nakende einde.
Maar aan de andere kant klamp ik me wanhopig vast aan het leven.
Ik wil nog zoveel.
Ik wil mijn vader spreken.
Die leeft wel degelijk, zo vertelde onze gastheer Dr Gütmensch.
Maar ik voel me aftakelen.
Ik lig hier in een kleine doorweekte tent.
Jean-Pierre slaapt.
Ik ben nog klaarwakker.
Schrijven dood de tijd.
Voor zover dat nog zal  lukken met de batterijen van het kleine zaklampje dat ik nu vast heb.
Ik wil nog zoveel.
Ik heb seks met een oudere man.
Omdat seks leven is.
Als ik hem in me voel, als ik voel hoe hij in mij klaarkomt.
Als ik mijn orgasme bereik.
Dan leef ik.
Vergeet ik de pijn.
Mijn aftakelende lijf.
Maar al snel haalt de realiteit me in.
Keihard.
Godverdomme.
Jean-Pierre is zo'n goede man.
Oprecht.
Ik geef me zonder schroom aan hem.
Schenk hem mijn lichaam.
Telkens weer.
Ik hou van hem.
Ik weet dat hij dit boek ooit zal openslaan en alles lezen.
Ja Jean-Pierre, ik hou van je.
Ik hou van je.
Kan het wel duizend maal neerschrijven.
Maar het helpt niet.
Ons samenzijn zal maar van korte duur zijn.
Maar ik hoop dat ik verder mag leven in je hart.
En vooral.
Dat de ervaring die ik je gaf jou zal inspireren om voor de liefde te kiezen en je eenzame kluizenaarsbestaan op te geven.
Je vertelde over die vrouw om wie je zoveel geeft, maar die je teleurstelde.
Je hart hunkert naar haar en het feit dat ze bij je komt zitten en met je komt praten.
Wil zeggen dat ze veel spijt heeft.
Zoek haar op Jean-Pierre... "
Dan hielt hij op met lezen.
Borg alles op en sloot zijn huis af.
Even later zat hij in de lucht, op weg naar Kinshasa.

Diezelfde avond nog.
Gracienne KIbonga was de tafels en stoelen aan het verzamelen.
En in een mengeling van Frans en Lingala maande ze de laatste klanten aan om hun drank te ledigen, te betalen en op te krassen.
Een taxi stopte met piepende banden.
Jean-Pierre stapte uit.
En liep op haar af.
"Jean-Pierre!" Riep ze verrukt.
"Tu revenir?"
"Ik moet je spreken Grace." Zei hij.
"Onder vier ogen."
"Attemps a l'interieur." Gebood ze.
Hij leunde tegen de toog en zag hoe ze snel alles opruimde.
Dan sloot ze alles af.
Jean-Pierre ging aan een tafeltje zitten nadat hij eerst een plastieken stoeltje achteruitschoof.
Grace zoals iedereen haar noemde zette zich neer.
Hij nam meteen haar handen vast, wat haar meteen deed opfleuren.
Haar hart hunkerde meer dan ooit naar Jean-Pierre.
"Grace!!!
Mon cher Gracienne." Begon hij.
"Ik heb de knoop doorgehakt.
Ik laat alles hier achter, zeg de huur van mijn bureau op en verkoop alles wat ik hier niet meer nodig heb.
En trek me terug in Inongo."
Haar gezicht vertrok.
"Mais... Jean-Pierre."
"En." Vervolgde hij. "Ik wil jou aan mijn zijde.
Je veux que tu sois ma femme.
Ik wil dat je mijn vrouw wordt Gracienne Kabinga."
Ze glimlachte.
Tranen liepen over haar wangen.
"Jean-Pierre.
Oh mon amour.
Oh grace a Dieu." Zei ze terwijl ze haar ogen ten hemel sloeg.
Ze stond recht en liep naar hem toe.
Ze sleurde hem uit zijn stoel.
En omhelsde hem.
Een innige lange kus volgde.
Twee harten die zo hard naar elkaar hunkerden hebben elkaar eindelijk echt gevonden.
"Les nous faites l'amour." Zei ze terwijl ze haar kleed losmaakte.
"Comme dans les temps deja."
Onder haar kleed had ze een band rond haar borsten gewikkeld die moest dienst doen als bustehouder, zoals zoveel Afrikaanse vrouwen dat deden.
Jean-Pierre legde zijn handen erop.
Wilde die band naar beneden trekken.
"Non." Zei hij ineens.
"Pas ici. Niet hier.
Bij mij, in mijn bureau.
Op mijn bed.
Het is maar een veldbed.
Maar alles is beter dan die ongemakkelijke tafeltjes.
Ik wil jou voor altijd bij mij Gracienne." Zei hij.
Pour toujours, pour l'eternité."


Hij nam haar mee naar het kantoorgebouw waar hij woonde en werkte.
Betrad zijn woning waar alles nog even stoffig en rommelig was als toen hij de boel achterliet voor hij met Karen naar Oost-Congo vertrok.
Het veldbed onbeslapen en de lakens rommelig.
Hij schoof ze weg, waarna hij Gracienne langzaam ontkleedde
Hij legde zijn handen op haar prachtige welgevormde borsten terwijl hij haar opnieuw begon te zoenen.
Grace en Jean-Pierre hadden elkaar teruggevonden.
De liefde waarnaar ze allebei zo hard hunkerden vlamde op.
In alle heftigheid.
Twee lichamen in elkaar gestrengeld op een veel te klein veldbed dat het halverwege de nacht finaal begaf.
Enkele dagen later stond de woon en werkplek van Jean-Pierre in Kinshasa leeg.
Jean-Pierre en Gracienne trokken in in zijn huis in Inongo.
Samen met Sandra haar oudste dochter en haar gezin.
De jongste, Nathalie studeerde niet lang daarna af in Parijs en keerde terug naar huis.
Het was er gezellig in de oude kleine koloniale villa.
En Jean-Pierre...
Jean-Pierre was een heel andere man.
Fris geschoren, gezonde blos op zijn wangen in plaats van doffe vale huid.
Zijn ogen blonken als hij zijn geliefde Grace naast hem zag staan.
In haar fleurige Afrikaanse kledij, met een prachtige doek rond haar haren.
En haar eeuwig stralende glimlach.
Ze waren nu man en vrouw.
Na een typische Afrikaanse plechtigheid met veel zang en dans.
Hij had de teksten en geschriften van Karen verwerkt tot een prachtig boek.
Waarin hij hulde bracht aan de jong gestorven Karen Van Hoevenen.
'Mijn eeuwige reis'.  Was de titel.
Het boek verkocht goed.
Niet veel later kwam een gekende documentairemaker langs.
Die wilde een documentaire maken op basis van haar boek.
Over haar leven.
Wie ze was.
Jean-Pierre werkte hier graag aan mee.
Gidste de man tot bij haar graf.
Toen ze samen met de man bij het graf stond dat intussen overwoekerd was kon hij zijn tranen amper bedwingen.
"Nu kent iedereen je verhaal Karen.
En ja.
Je hebt veel mensen doen nadenken."
Hij knielde neer en legde een bloemenkrans bij het graf.
Die Grace had gemaakt.
Uit respect voor de jonge dame wiens verhaal ook haar zo diep raakte.
Daarna keerde hij terug naar Inongo.
Waar een warme thuis en de liefde van Gracienne op hem wachtte.

Tropenpassie 7


Die middag brak Jean-Pierre het kamp op en stak hij het riviertje over.
Hij draaide zich nog een laatste maal om.
Zag het stuk hout dat hij in de grond plantte.
Hieronder rustte Karen.
Voor eeuwig.
Dan trok hij verder.
Alleen deze keer.
Hij was al zo vaak alleen door de wildernis getrokken.
Ondanks het felle advies om dit zeker niet te doen.
Maar alleen in het onmetelijke oerwoud kwam hij meestal tot zichzelf.
Doch deze keer niet.
Het was alsof er honderd kilo lood in zijn schoenen stond.
En zijn rugzak leek zwaarder te wegen dan ooit.
Tranen bleven over zijn wangen stromen.
Hij voelde een diepe steek door zijn hart.
Hij hield halt.
Verbeet zijn tranen.
"Komaan Jean-Pierre." Zei hij tegen zichzelf.
"Karen zou dit nooit gewild hebben.
Dat jij je zo laat gaan."
Maar hij besefte.
Dat het sterker was dan hemzelf.
Het was alsof iemand zijn ziel letterlijk aan flarden scheurde.
Hij stapte verder, uren aan een stuk.
Besefte dat hij nu heel erg op zijn hoede moest zijn.
Hij zat nu echt diep in rebellengebied.
Hij hoorde geluiden.
Verborg zich in de struiken.
Zag rook opstijgen.
"Rebellen." Dacht hij bij zichzelf.
Hij nam zijn verrekijker.
Tussen het gebladerte zag hij tenten.
Het waren er meer dan hij dacht.
En ze stonden dichterbij dan hem lief was.
Hij greep naar zijn pistool.
Stapte dichter en keek weer door zijn verrekijker.
Hij zag twee mannen.
Een zwarte in een protserig legeruniform.
Hij herkende hem.
Het was 'General Kassongo'.
De beruchte rebellenleider.
De andere leek wel een blanke.
Donkerblond haar dat grijs begon te worden.
"Kom draai je om." Dacht Jean-Pierre.
"Ik wil je gezicht zien."
Ineens voelde Jean-Pierre een sterke druk tegen zijn slaap.
"Godver, niet waar." Zei hij tegen zichzelf.
"Bouge pas! ou je tire." (beweeg niet of ik schiet!) Hoorde hij een stem achter zich zeggen.
De man tilde Jean-Pierre hardhandig op.
En sleurde hem ongenadig mee naar het kamp.
"General! Je trouvé cette personne dans les bois." Zei de man.
Dan duwde hij Jean-Pierre voor de voeten van General-Kassongo.
Die tilde hem meteen op.
"Bienvenue chez nous Monsieur." Grijnsde de 'generaal'.
Het was een struise, zeg maar dikke kerel.
Met papperig gezicht en onwaarschijnlijk dikke lippen en ringen in zijn oren.
"Mon copain Casper expecté vous."
Dan beval hij iets in het 'Thiluba' waarna Jean-Pierre aan een boom werd vastgebonden.
General-Kassongo verdween in een tent waar waarschijnlijk de blanke ook zat.
Even later kwamen zowel 'De Generaal' als de blanke terug buiten.
Voor Jean-Pierre was er geen twijfel meer mogelijk.
De blanke was niemand minder dan Casper Van Hoevenen.

Casper liep op Jean-Pierre af.
"Welkom." Zei hij grijnzend.
"Je hebt me gevonden, proficiat."
"Godverdomse smeerlap!" Zei Jean-Pierre terwijl hij misprijzend in Caspers gezicht spuwde.
Casper veegde het spuug af en wreef het uit op Jean-Pierre's t-shirt.
"Waar is Karen?" Vroeg hij.
"Ik had verwacht dat ze erbij zou zijn."
"Je dochter is dood." Zei Jean-Pierre.
"Ze was terminaal.
Ze ontving een brief, ik vermoed jou brief.
Of dat jij hem op zijn minst gedicteerd hebt.
En wilde je opzoeken.
Ondanks het feit dat ze al half opgevreten was door tumoren.
Maar helaas. Ondanks het feit dat ze zich kranig hield.
Was haar lichaam al teveel verzwakt.
Ze is vanmorgen overleden... "
"Arme Karen." Zei Casper spottend.
"Nu ja, dat bastaardjong is dood. Da's al een zorg minder.
Ik had ze toch meteen laten terechtstellen eens ze hier een voet in dit kamp zette.
Samen met jou."
"Gij godverdomse... " Siste Jean-Pierre.
"Godverdomse wat?" Vroeg Casper.
Hij lachte Jean-Pierre in het gezicht uit.
"Wat heb je met je broer gedaan?" Vroeg Jean-Pierre.
Casper richtte zijn wijsvinger naar Jean-Pierre's voorhoofd en bewoog die alsof hij met een geweerschoot.
"Pang. En dood." Zei hij.
"Nadat ik hem eerst onder dwang zo ver kreeg dat hij al zijn bezittingen, de kobaltmijnen en dergelijke die hij onder controle had aan mij overliet.
Om dat te bereiken speelde ik onder één hoedje met mijn vriend General-Kassongo.
Die met plezier de mijnen veroverde op zijn vijanden met de wapens die ik voor dat doel aan hem verkocht.
Jij geloofde dat echt hé.
Dat ik zo'n linkse naïeveling was die geloofde dat er met dat land iets zou worden eens men zogezegd zou ophouden met hun rijkdommen te plunderen en hun geesten te corrumperen.
Wat een onzin.
Vanaf het moment dat ik hier voet aan de grond zette zag ik al meteen hoe de vork hier in de steel zat.
Het enige wat je in dit land nodig hebt zijn drie dingen.
Een zweep, een spade.
En wat mensenkennis.
Met die mensenkennis weet je welke nikker er slim is en welke dom.
De slimme geef je de zweep.
En de domme duw je een spade in je hand en je laat hem werken onder de leiding van die slimme.
En zo wordt je slapend rijk.
De grond zit hier vol ertsen.
Kobalt, uranium, koper, en zelfs goud en diamant.
In ruil voor wapens zorgt mijn vriend 'De Generaal' ervoor dat die luie donders dat allemaal uit de grond halen.
Want uit zichzelf zullen die 'stommerds' het niet doen, da's net ietsje te moeilijk voor hen.
En vooral, ze worden er zo moe van."

"Wat denk je te bereiken met mij te doden?" Vroeg Jean-Pierre.
"Ben jij nu werkelijk zo stom?" Reageerde Casper.
"Of doe je gewoon alsof.
Als ooit zou uitkomen dat mijn naam gelinkt wordt aan bloeddiamant of kobalt uit mijnen uit een wetteloze regio als deze.
Dan kan ik het wel schudden ja.
Ik schreef een brief naar mijn echtgenote en dochter, om te zien hoe ze zouden reageren.
Dit nadat ik eerst een detective op hen afstuurde.
Zo leerde ik dat mijn ex-echtgenote die bij mijn bloedeigen broer een kind verwekte chronisch ziek is en niet meer in staat is om zo'n verre reis te ondernemen.
Maar haar dochter Karen wel.
Dat die dan weer ongeneeslijk ziek was daar zou mijn detective slechts later achter komen.
Maar goed.
Karen die rechtstreeks uit het rurale Pakistan kwam regelde meteen alles voor haar vertrek naar Congo.
Toen wist ik dat er ingegrepen moest worden.
Want wijlen Karen Van Hoevenen was verdorie een ondernemend wichtje.
Maar dat heeft ze je vast wel in geuren en kleuren vertelt.
En bovendien.
Ze is journaliste.
Die schrijft voor gerenommeerde vakbladen als het komt op dingen als ontwikkelingssamenwerking en dat soort gedoe.
Dus u begrijpt.
Mijn handel en vooral mijn fortuin dat ik in al die jaren heb opgebouwd.
Kwam in gevaar.
Vooral toen ze in contact kwam met... Jou."
Casper legde zijn hand op Jean-Pierre's keel.
"Nee.
Jij gaat mij niet verlinken.
Ik dacht dat ik je kwijt was.
Ik dacht die laffe half bezopen dwaas durft toch niet het initiatief te nemen om mij in deze jungle te gaan zoeken.
Maar iemand als Karen kon jou wel zover krijgen hé.
Een jonge ondernemende meid met een sterke wel.
En vooral... Een promiscue levenshouding.
Heb je seks gehad met haar?
Eerlijk?
Kom vertel het maar.
Heb je met haar liggen rampetampen in één van die smoezelige hotelletjes?
Of in je tentje?
Je voelde je vast heel even de man hé.
De avonturier.
De grote weldoener."
"Waarom vermoord je me niet meteen?" Vroeg Jean-Pierre.
Weer begon Casper te lachen.
"Ik wil eerst alle details horen hoe je dat bastaardjong geneukt hebt?
Ze is al net als 'r moer'.
De eerste de beste loser krijgt heur in bed.
Ze noemde zich 'non-conformistisch'.
Belachelijk gewoon.
Belachelijk hoe ze het opnam voor al die overbodige eters die hier rondlopen.
Zo noem ik dat tuig in die sloppenwijken in de steden hier.
Overbodige eters!
Als ze niet willen werken of er is geen werk voor ze.
Dan zijn ze gewoon nutteloos."
"Godverdomme!" Schreeuwde Jean-Pierre.
"Hou toch gewoon uw bakkes, smerige psychopaat!"
Casper lachte Jean-Pierre vierkant uit.
"Wat scheelt er jongen?
Is de waarheid jou niet welgevallig JP?
Speelt de beschaving jou teveel parten.
Beschaving.
Weet je wat dat is JP?
Een laagje vernis.
Meer niet.
Al wie in dat zogenaamde nobele gezeik gelooft snapt niets van hoe de wereld in elkaar zit.
Weet je hoe de wereld in elkaar zit Jean-Pierre?
Net hetzelfde als in de natuur.
Eten of gegeten worden!
Je hebt leiders, en je hebt volgers.
Je hebt meesters, en je hebt slaven.
En als de meesters geen meesters meer zijn en de slaven doen hun eigen ding.
Dan heb je chaos.
Zoals in dit land hier.
Was dit land nog in Europees bezit.
Dan waren we nu een welvarend werelddeel zonder schulden.
Maar nee.
Maar goed, ze doen maar.
Pieter deed hier goede zaken ten tijde van Mobutu.
Maar hij zag niet wat ik zag.
Dat die ouwe baas zijn gezag tanende was.
Het communisme was verslagen en vormde geen gevaar meer voor de westerse mogendheden.
Dus waarom nog rekening houden met de wetten van die landen hier en met de grillen van al die corrupte ambtenaren.
Ze wilden de ouwe baas buiten?
Mooi.
Ik hielp ze graag een handje.
Intussen hield ik de schijn hoog.
En leidde iedereen om de tuin.
Mijn familie thuis.
De NGO waar ik voor werkte, welks maar een dekmantel was.
Dat achterlijke regime van Mobutu en later dat van Kabila.
En... Jou!
Was je maar meegegaan JP.
Dan was ik nu al van jou verlost.
Je hebt je miserabele leven onnodig gerekt.
Oh ja, juist.
Je hebt dat bastaardjong dat ik mee opvoedde eens mogen neuken voor ze deze wereld verliet.
Heb je ervan genoten?
Ik hoop van wel.
Want het zullen de laatste aangename momenten van je leven geweest zijn."
Dan wendde hij zich tot 'De Generaal' in het Tshiluba.
"Breek het kamp op, we laten die idioot hier achter als voer voor de beesten." Zei hij.
"Heb je verstaan wat ik zei JP?
Ja hé.
Maar je bent niet veel hé met je kennis van de plaatselijke talen.
Nu je aan een boompie hangt.
Overgeleverd aan de insecten, de spinnen, de slangen, en de wilde zwijnen.
Langzaam creperend van honger en dorst.
Waarom zou ik een kogel aan een waardeloos type als jij verspillen?"

De mannen braken de tenten af en ruimden het kamp op.
Casper Van Hoevenen gunde Jean-Pierre geen blik meer.
De mannen vertrokken, Casper en 'De Generaal' voorop.
Het werd donker.
Was dit het einde voor Jean-Pierre?
Hield het hier voor hem op.
Nog geen twaalf uur nadat Karen zacht insliep in zijn armen.
Nee.
Toch niet.
Een jongen kwam naderbij.
Jean-Pierre schatte hem niet ouder dan twaalf.
Een kindsoldaat, waarschijnlijk ontvoerd door de rebellen en gedwongen tot...
Ja tot wat?
Oorlogsmisdaden?
Verkrachtingen?
Haastig maakte hij Jean-Pierre los.
"Ik laat je hier niet creperen." Zei hij in het Swahili.
"Hier heb je wat voedsel en kinine tegen de malaria.
Ga terug naar de bewoonde wereld.
En vertel wat hier gebeurd.
Vertel over hoe jongens als ik gedwongen worden om te doden.
"Tafadhali, wewe ni matumaini yetu ya mwisho." (Alstublieft, u bent onze laatste hoop)
Dan verdween de jongen de dichte begroeiing. Jean-Pierre stond perplex.
"Merci kereltje," zei hij tegen zichzelf
Hij keerde terug naar de rivier.
Naar de plek waar Karen begraven ligt.
Daar had hij zijn tent en de rugzak van Karen met daarin haar overlijdensakte en andere documenten verborgen tussen het geboomte.
Alles lag er nog toen hij tegen het ochtendgloren aankwam.
Weer staarde hij wezenloos voor zich uit.
"Best dat je niet meer moet meemaken wat voor een klootzak de man is van wie je dacht dat hij je vader was." Fluisterde hij.
"In tegenstelling tot je vader en oom Karen.
Was jij een oprecht en edelmoedig mens.
Vaarwel meisje." Fluisterde hij.
"Ik vergeet je nooit.
En zeker niet wat je gedaan hebt.
Ik bedoel daarmee.
Wat je echt voor me gedaan hebt?
Je hebt me de moed gegeven Karen.
De moed om MIJN LEVEN TERUG IN EIGEN HANDEN TE NEMEN!"
Zwijgend stond hij bij het graf van Karen.
Met gebogen hoofd.
Dan verdween hij.
Om nooit meer terug te komen.

Tropenpassie 6


Enkele dagen later.Het was ochtend.
Jean-Pierre zat gehurkt voor de tent de stafkaart te bestuderen.
Hij maakte zich grote zorgen.
Om Karen.
Haar toestand was op korte tijd erg verslechterd.
De tocht door de jungle had veel van haar krachten gevergd.
De jonge vrouw hield zich kranig.
Zette alles op alles.
Maar het was Jean-Pierre al snel duidelijk dat ze het niet zou halen.
Hij stond erop om terug te keren, maar ze weigerde.
Smeekte om toch de tocht verder te zetten.
Nu lag ze in de tent.
De avond ervoor had hij tegen haar wil in een flinke dosis morfine gegeven.
Eindelijk werd ze rustig.
Haar gezicht dat vertrokken was van de helse pijnen die haar afgepeigerde lichaam teisterden ontspande.
Er verscheen zelfs een glimlach op haar gezicht.
Tranen liepen over zijn wangen.
Hij was zo erg gehecht geraakt op de jonge maar o zo moedige Karen.
Ze vertelde over haar werk als journaliste.
Over de reportages die ze maakte.
Vaak in onherbergzame en onveilige gebieden.
En de mensen die ze daar ontmoette.
Vaak levend in primitieve of zelfs erbarmelijke omstandigheden.
"Mensen in het westen hebben geen enkel besef van wat veel van onze medemensen moeten doorstaan.
Elke dag opnieuw.
Meisjes van dertien die een kind ter wereld brengen, alleen en zonder enige verzorging.
Gewoon op straat.
Of ergens in onherbergzaam gebied.
Uit angst om door hun eigen familie vermoord te worden.
Ik heb zo'n meisje bijgestaan.
Dat de bevalling niet overleefde.
Ze crepeerde letterlijk van de pijn onder een brug in Manilla.
Niemand gaf om haar, want het was toch maar een 'straathoertje'.
Enkel goed om de lusten van zielige venten te bevredigen.
Niemand was er.
Behalve ik."
Dan keek Karen Jean-Pierre aan.
"Zie je.
Ik verga van de pijn.
Maar die pijn is maar half zo erg als wat dat ongelukkige meisje doorstond.
Haar geroep en getier.
Het ging door merg en been Jean-Pierre."
Het was de vorige avond toen Karen het hem vertelde.
Ze wees naar haar rugzak.
Jean-Pierre bracht haar die.
Ze griste er een document uit.
"Mijn overlijdensakte.
Hoef je alleen maar in te vullen en opsturen naar de Nederlandse ambassade.
Alles is geregeld.
Het enige wat ik vraag.
Begraaf me hier.
In het oerwoud.
In mijn rugzak zit een uitschuifbare spade."
"Alles is echt geregeld hé." Zei Jean-Pierre.
Karen knikte.
"Het is mijn uitdrukkelijke wens om begraven te worden op de plaats waar ik heenga.
Ze hoeven mij niet te repatriëren.
Ik ben een dochter van de wereld, en zo wil ik herinnert worden," zei Karen haast onhoorbaar.

Jean-Pierre dacht aan deze woorden.
Een brok in zijn keel.
Hij keek voor zich uit.
De tent stond opgesteld bij een klein snelstromend riviertje.
"Mooie plek." Dacht hij.
"Om voor eeuwig te rusten.
Ach Karen. "Dacht hij bij zichzelf.
"Ik had je graag tot bij je pa gebracht.
Echt wel."
Jean-Pierre keek strak voor zich uit.
Hij voelde zich rot.
Hij zou nu echt wel de laatste fles whisky uit zijn rugzak halen en die helemaal opzuipen.
Al was het maar om die snijdende pijn in zijn hart toch een beetje te kunnen temperen.
Maar hij wist dat hij dat niet maken kon.
Dan hoorde hij een geluid uit de tent.
Hij stond recht en ritste de tent helemaal open.
Hij hoorde haar hoesten.
Weer hoestte ze bloed op.
Leek als een vis op het droge.
Hij nam een zakdoek en ving het bloed op dat eerder zwart dan rood was.
En erg 'ongezond' rook.
"Gaat het meisje?" Vroeg hij.
Ze keek hem met vertwijfelde blik aan.
Het brak zijn hart.
"Moet ik je nog wat morfine toedienen?" Vroeg hij.
"Nee." Zei ze haast onhoorbaar.
"Geen mor... fine.
Whisky." Hoorde hij haar fluisteren.
Hij nam de fles whisky en opende die.
Nam een beker, vulde die met whisky en bracht die naar haar mond.
Ze dronk er met kleine slokjes van.
"Veel beter dan morfine." Zei ze.
Jean-Pierre glimlachte.
"Breng me naar buiten." Vroeg ze.
Jean-Pierre keek naar de overkant van het riviertje om zeker te zijn dat er geen rebellen zaten.
Niets bewoog.
Niets dat zijn scherpe arendsoog als verdacht kon opvallen.
Hij tilde haar op en droeg haar op zijn knieën de tent uit.
Hij zette zich neer, en gaf haar de gelegenheid om zich in zijn schoot te nestelen.
Ze nam nog een slok whisky.
Haar ademhaling werd rustiger.
Ze keek hem aan.
Ze zag zijn verdriet.
Ook al huilde hij niet.
Hield hij zich kranig.
Karen zag hoe Jean-Pierre kapot was van verdriet.
"Niet... huilen." Zei ze.
"Ik ga... naar mijn grote liefde.
Naar Paulinho.
Mijn allerliefste Paulinho."
"Ja meisje." Zei Jean-Pierre.
"Hij zal vast op je wachten."
Hij herinnerde zich hoe Karen paar dagen terug vol liefde vertelde over Paulinho.
Die ze leerde kennen in de favela's van Rio De Janeiro.
Waar ze op haar achttiende heen trok als vrijwilligster voor een ontwikkelingsorganisatie.
Ze hielp er mee in een project dat straatkinderen uitzicht moest geven op een nieuwe toekomst.
Paulinho werkte ook mee in het project.
Hij leerde hen Capoeira, een samensmelting van Afrikaanse dans en gevechtssport, welks zijn wortels heeft in de tijd van de slavernij.
Paulinho was even oud als Karen zelf. Maar zo boordevol enthousiasme en idealisme.
Hij geloofde echt dat hij door hen capoeira te leren en hen te leren rappen, die jongeren van de straat kon houden.
Het enthousiasme van de jonge knaap werkte aanstekelijk.
Kereltjes van twaalf, dertien jaar hingen aan zijn lippen en keken naar hem op.
Paulinho was zich bewust van die 'voorbeeldfunctie'.
Hij motiveerde hen om net zo goed hun best te doen op school als tijdens zijn lessen.
Maar hij was ook een poëtische ziel.
Met een zeer rijke woordenschat die hele teksten op papier zette en opnam in de kleine opnamestudio van het project.
Hij droomde ervan om ooit als rapper of muzikant door te breken en zo zijn boodschap aan de jeugd door te geven.
Het klikte meteen tussen Karen en Paulihno.
Nog geen twee weken was ze in Brazilië toen ze wakker werd op zijn kamertje met zicht op de bovenste huizen van de favela die op een steile berghelling lag.
Pasteltinten van de opkomende zon op de felgekleurde huisjes.
In combinatie met een rozige roes van prille liefde en het nagenieten van een bloedhete nacht vol zinderende passie.
Het werd het begin van een mooi verhaal waaraan een tragisch einde kwam toen Paulinho voor haar ogen werd neergemaaid vanuit een rijdende auto.
Karen zelf ontsnapte op het nippertje aan de kogelregen, eigenlijk vooral omdat Paulinho haar net op tijd een stalletje induwde, waar ze plat op de grond viel.
Wie er achter zat was niet duidelijk, maar het feit dat Paulihno de weken ervoor meerdere jongens ervan overtuigde om uit de plaatselijke bende te stappen moest de leider van die bende blijkbaar heel erg boos hebben gemaakt.
Daags na de begrafenis van Paulinho waar ze in tranen afscheid van hem nam trok ze terug naar Nederland waar ze besloot om journalistiek te studeren.
Ze wilde het verhaal van de gewone mensen in de derde wereld vertellen.
Ze wilde dat de mensen in Europa zouden weten hoe die mensen echt zijn en echt denken.
Karen Van Hoevenen lag nog steeds in de armen van Jean-Pierre.
Zijn vinger schoof over haar rechterarm.
Hij voelde haar polsslag die almaar zwakker werd.
Haar ademhaling steeds trager.
Ze zag achter de struiken de berg zand en de spade die er nog inzat.
Haar spade.
Dan draaide ze haar hoofd en keek ze Jean-Pierre aan.
"Bedankt... " Stamelde ze.
Met zijn andere hand woelde hij door haar blonde haren.
Voor de rest was het stil.
Alleen het klateren van het riviertje was hoorbaar.
Jean-Pierre voelde de zon op zijn huid branden.
Eindelijk konden zijn doorweekte kleren wat drogen.
Karen keek hem aan met haar doffe ogen die diep in hun kassen zaten.
Haar wangen waren ingevallen en ze was op een week tijd zienderogen vermagerd.
Ze was nog maar een schim van de zelfverzekerde jonge vrouw die ze was.
Jean-Pierre gaf haar nog een slok whisky.
De helft van het vocht liep uit haar mond.
Maar het leek of het leven in haar ogen terugkwam.
Voor heel even.
"Zo rustig hier." Fluisterde ze terwijl ze haar ogen sloot.
"Ik ben er helemaal klaar voor."
Jean-Pierre kuste haar.
Een allerlaatste maal.
"Ga maar Karen." Fluisterde hij in haar oor.
"Toe.
Ga maar.
Het is voorbij."
Ze knikte.
Dan draaide ze haar hoofd.
Loste haar grip op zijn handen.
Jean-Pierre voelde geen polsslag meer.
Ze ademde niet meer.
HET WAS VOORBIJ!

Jean-Pierre sloot Karens ogen.
Voorgoed.
Dan voelde hij zijn ogen prikken.
Tranen rolden over zijn wangen.
Zonder ophouden.
Hij tilde haar lichaam op en drukte het tegen zijn borst.
Haar hoofd tegen zijn linkerschouder.
Dan weerklonk er een luide wanhopige jammerkreet.
Van een man die een jonge vrouw bijstond in haar laatste levensmomenten.
Een vrouw van wie hij intens was gaan houden.
En met wie hij passionele momenten beleefde.
Maar ook diepe gesprekken had.
Gesprekken die hij met slechts weinig mensen had in zijn leven.
Behalve dan met...
Nee.
Hij wilde niet aan haar denken.
Die naam niet uitspreken.
Hij dacht aan Karen.
Hij dacht aan die jonge vrouw wiens lichaam nu in zijn armen rustte.
Hij dacht aan die momenten met haar.
Toen hij zich laafde aan haar lichaam.
Toen hij met haar whisky dronk bij het kampvuur, terwijl ze vertelde over Paulihno die voor haar rapteksten schreef en in wiens armen ze de avond doorbracht op het dakterras van één van de vele krakkemikkige huisjes in de favela die uitkeek op de baai van Rio De Janeiro.
En ze zich bedacht dat geen enkele van die rijkelui in lofts met uitzicht op Copacabana of Ipanema zo gelukkig kon zijn als zijzelf.
Of ze vertelde over Pilar, het hoogzwangere meisje uit Manilla.
Die in een uit golfplaten en karton opgetrokken hutje onder een brug woonde samen met drie lotgenotes.
Die moest bedelen en zich prostitueren voor een handvol Pesos.
Geen van haar drie lotgenotes was bij haar toen ze onverwacht moest bevallen.
Alleen Karen was er.
Die trommelde nog een ambulance op maar wat ze van de ambulanciers te horen kreeg deed haar bloed stollen.
"We don't transport slumhookers!" Klonk het uit de mond van de jongste ambulancier, waarna hij terug instapte en de ambulance met gierende banden wegreed.
Het enige wat Karen kon doen was bij het ongelukkige meisje blijven dat ter plaatse stierf door overmatig bloedverlies.
Deze gebeurtenis veranderde haar kijk op de wereld en de mensen.
En dit waren maar enkele van de vele verhalen die Karen aan Jean-Pierre vertelde.
En die ook hem erg aangrepen.
Jean-Pierre vermande zich.
Hij tilde haar lichaam op en stapte tot bij het graf.
Hij sprong erin, zakte door zijn knieën en legde haar lichaam in de drassige aarde.
Haar hoofd lag in een modderige plas die haar blonde lokken bevuilden.
Ze droeg alleen haar t-shirt en haar slipje, welks ze aanhad toen ze de avond ervoor in haar slaapzak kroop.
Dan nam Jean-Pierre de spade.
Richtte nog een laatste blik op haar lichaam.
Ze lag met haar hoofd naar links gericht.
Haar armen naast haar.
Haar rechterbeen lichtjes geplooid.
Haar mond beetje geopend.
Jean-Pierre stak zijn spade in de omgewoelde aarde en gooide een grote kluit in de kuil op haar buik terechtkwam.
De tweede bedekte haar gezicht.
Zo werd Karen Van Hoevenen's lichaam aan de aarde toevertrouwd.
Toen de kuil gedicht was nam hij zijn machete en spleet een dikke tak, bijna een boomstronk in twee.
En dan kliefde hij nogmaals door het midden van één van de helften.
Hij plantte die op het pas gedolven graf.
"Ik weet Karen.
Je wilde geen kruis.
Maar ik wil toch dat deze plek een beetje aan je herinnert.
Vergeef me liefje."
Hij kerfde haar naam in het hout met zijn Zwitsers zakmes.
Deed dan een paar stappen opzij en boog het hoofd.
Weer kwamen de tranen.
Bittere tranen om Karen.

Tropenpassie 5


Jean-Pierre opende zacht de deur van de logeerkamer.
Hij hoorde Karen zachtjes snurken.
Hij knoopte zijn hemd los en liet dan zijn broek zakken.
Bij het voeteneind lag Karen haar rugzak.
Hij maakte één van de zakken opzij open en tastte erin.
Hij voelde enkele ampullen.
Hij haalde er één uit en bekeek die.
Hij nam zijn zaklamp en scheen er op.
'Morphine', las hij.
Zo stil mogelijk stak hij de ampul terug in de rugzak en zette deze weer op zijn plaats.
Dan schoof hij het muskietennet wat opzij en trok de lakens weg.
Hij zag haar naakte lichaam.
Ze lag op haar zij en ademde rustig doch zwaar.
"Meisje toch." Zei hij zacht.
"Je bent in 'de fleur van je leven'.
En toch takelt je lichaam u al af."
Hij streelde zacht haar haren.
Dan draaide ze zich om.
"Heb je in mijn rugzak zitten snuffelen?" Vroeg ze ineens.
"Heb je me gehoord?" Reageerde Jean-Pierre.
"Antwoord op mijn vraag."
Jean-Pierre knikte bevestigend.
"Die Yitzhak is dokter.
Het moest hem meer dan mijzelf opgevallen zijn dat je lichaam aan het aftakelen is.
Hij sprak me erover aan.
Wat hij zei baarde me zorgen.
Daarom snuffelde ik in je rugzak.
Waarin ik ampullen met morfine zag liggen.
Kijk Karen.
De trip die we gaan maken door het oerwoud om tot bij je vader te tonen is niet van de poes.
Je moet in goede fysieke conditie zijn om dit uit te houden."
"Jean-Pierre, wees eens eerlijk?" Vroeg Karen.
"Als je op voorhand had geweten hoe ik eraan toe was. Zou je me hebben meegenomen."
"Nee." Zei hij.
Op dat moment niet.
Maar nu wel."
Jean-Pierre nam Karens hand vast.
"Weet je.
Yitzhak drong er op aan dat ik je zou overtuigen om deze trip niet te maken.
Maar ik heb dat naast me neer gelegd.
Want meer dan ooit begrijp ik heel goed waarom jij je vader wilt opzoeken.
Hey...
We pakken dit samen aan Karen.
Jij en ik!
Ik wil ook weten waarom hij alles achter zich om zijn broer op te zoeken.
Ik wil weten wat er met Pieter Van Hoevenen is gebeurd.
En God weet.
Dat mijn handen jeuken...
OM HEM EENS EEN GOED BIJ ZIJN NEKVEL TE GRABBELEN!"

Karen sloeg haar armen om zijn lichaam.
Drukte haar lippen op die van Jean-Pierre.
"Bedankt lieverd." Zei ze.
"Ik waardeer wat je doet voor mij.
Laat me eerlijk zijn met je.
Ik heb kanker.
Terminaal.
De dokters in Nederland gaven me amper zes maanden.
Ondanks dat ben ik toch naar Baluchistan afgereisd.
Ach.
Wat had ik te verliezen?
Dood ga ik toch.
Aan mijn vader dacht ik toen niet.
Tot ik bericht kreeg van mijn mams.
Ik vertrok meteen naar Karachi en nam het eerste het beste vliegtuig naar Londen en vandaar meteen naar Amsterdam.
We hadden een lang gesprek.
Waarna mijn besluit vast stond.
Ik moest en zou weten wat er waar was van die brief."
Karen keek Jean-Pierre aan.
"Ik voel mijn lichaam aftakelen.
Je hebt me vast wel horen hoesten.
De tumoren zijn uitgezaaid in mijn longen.
En in mijn bloed.
Daarom ben ik niet meer te behandelen."
Karen zweeg.
Jean-Pierre drukte haar dicht tegen zich aan.
Woelde zacht door haar lange blonde haren.
"Zin in een vluggertje voor we gaan slapen liefje?" Vroeg hij.
Haar betraande gezicht klaarde op.
Hier zei ze geen nee tegen.


De volgende dag namen Karen en Jean-Pierre afscheid van Yitzhak.
Hij gaf Jean-Pierre een stevige handdruk en wenste hem veel moed.
Daarna gaf hij Karen een welgemeende knuffel.
"Gaa zaat een dapper maske." Zei hij.
"Bedankt voor je hulp en goede raad." Zei Karen terwijl hem een lieve glimlach schonk.
Dan begon de lange tocht.
Een halve dag lang liepen ze eerst langs de drukke hoofdweg.
Waar ze constant moesten op hun hoede zijn voor voorbijrijdende auto's en vrachtwagens, en vooral voor de brommertjes die langs rechts de kolossen van vrachtwagens geladen met hardhout uit het regenwoud probeerden te passeren.
En waar ze nog een controle passeerden.
De soldaten die Jean-Pierre in het Lingala aansprak maanden hem aan om zeer voorzichtig te zijn, want de rebellen hebben op veertig kilometer van de controlepost lelijk huis te houden.
Maar Jean-Pierre stelde hen gerust.
Daarna liepen ze door een klein dorpje, volgden een weg die afweek van de hoofdweg.
De laatste hutjes, de laatste vrouwen die krom voorovergebogen werkten op het veld.
Daarna was er alleen nog regenwoud.
En stilte.
Alleen nog dierengeluiden waren er te horen.
Geen auto's, geen brommers, geen mensen, geen muziek, geen geclaxoneer.
De 'beschaving' was hier ver weg.
Hoe dieper ze in het regenwoud drongen hoe dichter de begroeiing werd.
Jean-Pierre moest zijn machete gebruiken.
Ook Karen had er één bij en Jean-Pierre stelde vast dat ze er heel bedreven mee was.
"Gij hebt dat wel meer gedaan." Zei Jean-Pierre.
"Yep." Zei Karen.
In het Amazonewoud.
Waar ik ooit twee maanden verbleef bij een indianenstam die zeer geïsoleerd leeft.
Ik was de eerste blanke vrouw die ze zagen.
Blanke mannen hadden ze al vaker gezien.
Maar hun gezichten toen ze ineens oog in oog stonden met een jonge blonde blanke vrouw.
Ze noemden me 'Ibaninka'.
Wat zoveel betekend als 'Goudhaartje'.
Ze mijmerde even weg bij deze herinneringen.
"Weet je Jean-Pierre.
Ik heb er vrede mee dat ik weldra zal sterven.
Elke dag wat meer.
Ik heb dingen gezien en meegemaakt waar veel van mijn leeftijdgenoten alleen maar van kunnen dromen.
Mooie momenten.
Maar ook diepe, bittere ellende.
Waar de meerderheid van de mensen in West-Europa geen enkel besef van hebben.
Ik ben vooral blij.
Dat ik met woord en daad mensen heb kunnen helpen.
Hoe klein het ook was."
Karen zette zich op een boomstronk.
Ze was zichtbaar vermoeid.
"Misschien dat we hier de tent maar opzetten." Zei Jean-Pierre.
"Het gaat wel hoor." Zei Karen.
"Kan nog best wel doorgaan tot voor zonsondergang."
"Maar nee." Zei Jean-Pierre toen hij zijn rugzak liet zakken.
"We hebben alle tijd.
Het is belangrijk dat we onze krachten sparen.
De tocht zal nog lang en zwaar zijn."
Hij haalde de tent uit en zette die meteen op.
Karen hielp hierbij.
Even later zaten ze beiden rond het kampvuur.
Waarop een geopend blikje met cassoulet stond te pruttelen.
"Heb ik altijd mee als ik voor langere tijd de 'brousse' intrek." zei Jean-Pierre.
Niets zo heerlijk dan cassoulet opgewarmd op het kampvuur.
En dan heerlijk lepelen.
Het blik cassoulet werd tussen hen in gezet en om beurten lepelden Karen en Jean-Pierre uit het blik.
Karen keek hem aan.
Hij zag haar helderblauwe ogen.
Die ondanks ze er dof uitzagen nog steeds vreugde uitstraalden.
Zin om te leven.
Zin in...
Ach.
Hij wist wel in wat.

De zon ging onder en het begon te schemeren.
Het blik cassoulet was leeg.
Jean-Pierre hield haar hand vast.
Ze zeiden geen woord.
Dan bewoog Karen haar hoofd.
Ze bracht haar mond naar die van Jean-Pierre.
"Kus me." smeekte ze.
Zijn lippen raakten de hare.
Hij omhelsde haar.
Ze ging om zijn schoot zitten.
En zoende Jean-Pierre met stevige halen.
Ze likte aan zijn oorlelletje terwijl hij door haar goudblonde haren woelde.
Ze trok zijn t-shirt omhoog en streelde zijn buik.
Terwijl Jean-Pierre haar hals teder zoende.
"Oooh wat is dat zalig, als je snor mijn huid prikt." Zei ze.
Jean-Pierre glimlachte.
"Hou je van mannen met een snor." Vroeg hij.
"Op dit moment Jean-Pierre.
Hou ik alleen nog maar van jou.
Jij bent de laatste man in mijn leven.
Daarom koester ik deze heerlijke momenten samen.
Ik dacht er eergisteren al in de douche al over.
Om je te verleiden.
Met je naar bed te gaan.
Toen ik je zag rukken wist ik wat ik doen moest.
Gewoon ervoor gaan.
Het is het laatste wat me vasthoud aan het leven Jean-Pierre.
Intimiteit.
Seks.
Liefde.
Het is liefde dat ik nu voor jou voel Jean-Pierre.
En ik weet.
Jij voor mij."
"Liefde die niet zal duren." Zei hij.
"Dat maakt het nog zo pijnlijk.
Je bent een dappere meid Karen.
Echt zo heel anders dan je vader.
Met hem heb ik vooral veel discussies gehad.
Die tot niets leidden.
Maar met jou.
Klikt het zo hard."
"Laat me even niet denken aan die ploert van een vader van me.." Zei Karen.
"Maar even heerlijk genieten van elkaar."
"Dan gaan we maar beter naar binnen." Reageerde Jean-Pierre. "Want ik voel druppels.
Er komt weer een fikse tropische regenbui aan."
Jean-Pierre en Karen kropen in de tent.
Karen trok meteen haar t-shirt uit en haar jeans.
Dan trok ze Jean-Pierre zijn broek naar beneden.
Begon hem oraal te bevredigen.
Heel traag.
Speels met haar tong over zijn eikel.
Terwijl ze zijn ballen zachtjes streelde.
Intussen was het beginnen regenen, het gedruppel ging over in monotoon geroffel.
Dan stopte ze zijn penis diep in haar mond.
En zoog met volle goesting.
Tot hij in haar mond klaarkwam.
Ze slikte zijn sperma ongegeneerd door.
Zoende daarna zijn buik, borstkas en zijn hals.
Haar bekken sensueel over zijn kruis.
Jean-Pierre streelde haar welgevormde kont.
Zijn handen over haar zachte billen.
Ze spreidde haar benen lichtjes.
Hij voelde haar schaamhaar over zijn eikel.
Welks hem opnieuw een erectie bezorgde.
Ze nam zijn penis en stopte die tussen haar benen.
Ze sloeg haar hoofd achterover en kreunde zijn naam.
"Jean-Pierre.
Oooh Jean-Pierre.
Liefste man van me.
Je laat me zo genieten.
Met die heerlijke 'genotsknots' van je."
Jean-Pierre drukte haar bezwete lichaam tegen het zijne.
Karen nestelde haar hoofd tegen zijn schouder.
Terwijl ze haar bekken krachtig op en neer bewoog om zo Jean-Pierre zijn heerlijke lid nog beter te kunnen voelen.
Ze begon zwaar te ademen en voelde dat ze een orgasme nabij was.
In een tent met een jonge meid van 25 lentes die er wel zin in had, en het geroffel van de regen en een donderslag.
Achter hem een halfvolle fles whisky.
Voor Jean-Pierre was dit echt wel de nacht van zijn leven.

"Draai je op lieverd." Smeekte ze.
"Laat me onderaan liggen en kruip op mij.
En neuk me keihard.
Toe JP.
Neuk me keihard lieverd."
Jean-Pierre bewoog zich en rolde zijn lichaam naar rechts.
Liet Karen plaatsnemen net op haar slaapzak en trok haar benen uit elkaar.
Dan drong hij opnieuw in haar binnen.
Ze glimlachte.
Haar ogen twinkelden en straalden.
Een blik vol verwachting.
Een verrukt kreetje toen ze zijn heerlijke lid opnieuw voelde.
"Oooh ja.
Jaaah!
Doe het Jean-Pierre.
Fuck me honey!"
Jean-Pierre begon ritmisch te stoten.
Karens ademhaling werd steeds zwaarder.
En ging over in gekreun.
Ze sloeg haar armen rond zijn rug en trok zijn lichaam dichter.
Ze rook zijn indringende zweetgeur.
Jean-Pierre stootte steeds harder.
En versnelde het ritme.
God wat voelde haar lichaam toch zo heerlijk aan.
Hij zoende haar hals en likte gretig aan haar oorlelletje.
Terwijl hij met zijn handen haar borsten masseerde en ze samen kneep.
"Ooooooh ja Godverdomme!" Schreeuwde Karen.
"Geef het me JP.
Geef alles wat je in je hebt.
Ooooooh!!! Oooooooooh!!!
Ooooooooh my fucking God!
OOOOOOH FUCK FUCK FUCK FUCK FUUUUUUCK!!!" Schreeuwde ze heel luid.
Buiten barstte het onweer nu echt goed los.
Bliksemschichten.
Felle donderslagen.
En een ware zondvloed die uit de hemel kwam gevallen.
Er kwam water binnensijpelen en Jean-Pierre voelde de druppels op zijn schouder.
Maar hij ging gewoon door.
Karen trok haar benen nog meer omhoog.
Ontbond haar duivels en gaf zich over aan de alles verterende passie die zich meester maakte van haar lichaam.
Ze kreunde en schreeuwde zodanig hard dat het onweer buiten niet meer te horen was.
Uiteindelijk kwam Jean-Pierre klaar.
Zijn warme zaad vloeide tussen haar benen.
Er leek geen einde aan te komen.
Hij stootte nog een paar keer en ontspande zich uiteindelijk.
Karen drukte hem dicht tegen zich aan.
"Haal hem er nog niet uit lieverd." Zei ze.
"Ik wil je nog even voelen.
Ik wil nog even voelen wat mij vasthoud aan het leven."
Karen staarde naar het tentzeil boven haar.
"Het leven." Fluisterde ze nogmaals.
Ze beet op haar lip.
Jean-Pierre woelde haar doorweekte haar.
Onder de slaapzak was er nu een hele waterplas.
Maar buiten was het vast nog erger.
Intussen was het al minder aan het regenen.
"Hier breng ik nu mijn laatste dagen door." Zei Karen.
"In een doorweekte tent midden in de jungle.
Waar ik de heftigste seks heb gehad ooit.
Nu mag het stoppen." Zei ze met een diepe zucht.
"Nee echt.
Ben er klaar voor.
Nu ja, nog niet helemaal.
Wil mijn vader nog zien.
Maar je snapt wel wat ik bedoel hé.
Dit was heftig JP.
Zo fucking heftig."
Ze begon weer te hoesten.
Gehoest dat diep en vooral pijnlijk klonk.
"Moet ik je wat morphine toedienen?" Vroeg Jean-Pierre.
Ze knikte van nee.
"Ik wil elk moment bewust meemaken nu.
Hoeveel pijn het ook doet.
Het is koud, nat en mijn lichaam verrekt van de pijn.
Maar ik leef, snap je."
Jean-Pierre zoende haar op de mond.
"Ja meisje." Fluisterde hij.
"Ik snap het.
Godverdomme wat ben jij toch een moedige meid."
Hij kuste haar, lang en intens.
Dan herhaalde hij het opnieuw.
"Wat ben jij toch een moedige meid."

vrijdag 2 augustus 2019

Tropenpassie 4


Linkéwingué.
Een kleine nederzetting aan de rand van het onmetelijke oerwoud.
Net buiten het gebied dat al vele jaren verwikkeld is geraakt in een uitzichtloze burgeroorlog.
Het was pas laat in de namiddag dat Jean-Pierre en Karen hier aankwamen.
Eens het vliegtuig veilig in de hangar was opgeborgen verlieten ze de 'Aerodrome Jacob Gütmensch'.
"En nu?" Vroeg Karen. "Wat gaan we nu doen?"
"Een 'klapke' doen met de achterkleinzoon van de persoon naar wie het vliegveld hier genoemd is." Zei Jean-Pierre.
"Je maakt een grapje." Zei Karen.
"Zie je mij lachen?" Vroeg Jean-Pierre.
"Kijk daar woont hij, ik zie hem zelfs al staan op zijn terras."
Jean-Pierre wees naar een bakstenen huis met terras waar een blanke gemoedelijk tegen de reling leunde.
De blanke genaamd Yitzhak Gütmensch is een kolos van een kerel.
Lange zwarte baard en zijn haren in dreadlocks gerold.
Gekleed in een grijze short en half open hemd met een kleurrijk bloemenmotief.
Hij maakte een gemoedelijk praatje met enkele mannen die bij het huis rondhingen.
Het ging er informeel en ontspannen aan toe.
Dan ineens draaide de man zich om.
"Mor ierse doarse!" Riep hij ineens met luide stem.
Hij liep het houten trapje af dat toegang gaf tot zijn woning en stapte meteen op Jean-Perre en Karen af.
Hij legde nogal hard zijn rechterhand op Jean-Pierre zijn linkerschouder.
"Wie dawe doar emme... De JP begot.
Ik paansde dade gaa dood woard.
Aja hoe laank is 't geleje da we mekaander nog zage."
"Ik weet het." Zei Jean-Pierre. "Ik weet het."
"Dan wendde hij zijn blik naar Karen."
"En wie is dees knappe griet?" Vroeg hij. "Aa nief vlam?
Joa ge zaat er gaa nog altaad nie vies van hé van 't schoewn vraavolk." Voegde hij er knipogend aan toe.
"Wel." Zei Jean-Pierre. "Ge gaat mij niet geloven Yitzhak.
Maar dit is Karen Van Hoevenen, de dochter van niemand minder dan Casper Van Hoevenen."
"Neeje!" Riep Yitzhak uit, die zich steevast in het Antwerps uitdrukte.
"Is deez de dochter van??
Alleej... Zwaanst na nie héj!
Allez komt rap binne.
Khem just beslag kunne legge oep ne partaa Schotse whisky.
Glenmorangie... Ey, wat ies 't? Go w'een fleske kroake of wa?"


Jean-Pierre zei geen nee.
Ze liepen het huis in met naast de voordeur een naambord.
"Y Gütmensch - Medicin!"
Jean-Pierre en Karen werden binnengeleid in de gezellige leefruimte.
Die heel stijlvol en was ingericht.
Met veel licht en heldere tinten.
En met respect voor de stijl waarin het gebouw is opgetrokken.
Karen nam plaats in één van de in bamboe en riet opgetrokken fauteuils, Jean-Pierre volgde haar voorbeeld terwijl Yitzhak drie glazen met Scotch inschonk.
"Geen ijs veur aa zeker." Zei hij tegen Jean-Pierre.
"Dan kunt ge even goed plat water geven." Zei Jean-Pierre.
"Voor mij ook geen ijs." Zei Karen.
Er werd geklonken.
Yitzhak bekeek Karen van top tot teen.
"Kustnaamenoor!!!
De dochter van Casper Van Hoevenen begot.

Uwe pa heeft nog in den tijd ne foto van aa getoond.
Kzient nog veur maa. E klain blond poppemieke met peirdesteirtjes in eur hoar en e lief lachske.
En zie naa...
Gaa zaat een vraa gewurren hé zeg.
En nog een knappe oewek."
"Heb je mijn vader nog gekend?" Vroeg Karen.
"En of da 'k hem ken.
Al moe d'er wel ietske van maan hart.
En ik weet nie of dat ge da geire got horen.
Mor aawe pa, diejen is nie hoe dat de meeste mensen denken dat hem is."
"Is?" Vroeg Karen.
"Leeft hij dan nog?"
Yitzhak keek naar Karen en dan naar Jean-Pierre.
"Ey... JP.
Edde gaa nog nie vertelt dat den Casper nog leeft ofwa?"
"Yitzhak... Komaan.
Ik wist dat zelfs niet eens.
Godverdomme!" Riep Jean-Pierre uit.
"Ik heb de laatste twintig jaar amper geslapen uit schuldgevoel nadat hij na een slaande ruzie zijn rugzak omgorde, de deur achter zich toesloeg en de jungle introk.
Waarna ik noch iemand anders nog iets van hem hoorde."
Yitzhak nam een stevige teug whisky en schudde het hoofd.
"Jean-Pierre, Jean-Pierre, Jean-Pierre, Jean-Pierre...
Ondanks het feit dat gaa naast Nederlands, Frans en Engels oewek nog het Lingala, Tsjilombe en Swahili machtig zijt, en ge heel Congo gelijk aa broekzak kent.
Zaade gaa toch oewek gene snuggeren hé.
Moeste gaa uw aage nie heelder doagen oepsloite in dat doenker kot doar in Kinshasa me ne fles goeikope whisky als gezelschap.
Mor integendeel e beke meer onder de mense kome.
Dan hadde da gewete!
Nieje echt.
Iek was al hiel laank op d'hoegte van 't feit dat diene klootzak nog leeft.
En ik gon meer zeggen.
Aa hieft ons ollemol goe baa ons klote!"
Tot zaan aage vraa en dochter toe!"
Dan keek Yitzhak naar Karen die lijkbleek wegtrok.
"Joa maske.
Da valt nie mee hé.
Ge wilde wete hoe dat da zat met aawe pa.
Ewel...
NA WET HET!
Uwe pa, dat is ne bedrieger, ne leugeneir, EN NEN DOORTRAPTE PSYCHOPAAT!"
 "Dan heb ik mijn hele leven in een leugen gelooft." Zei Karen die haar tranen verbeet.
Yitzhak keek haar aan.
"Gaa nie alleen maske.
Gaa nie alleen.
Uwe noenkel, Pieter Van Hoevenen.
Da was 't grootste slachtoffer.
Het is van hem...
Dat er sindsdien niets meer vernomen is.
Terwijl de Casper doar de groten boas speelt over de kobalt en diamantmijnen in 't gebied dat gelaad wordt deur 'General Kassongo."
"Hij wilde zijn broer uit de klauwen redden van de troepen van 'General Kassongo'."  
Merkte Jean-Pierre op.
"Dat is de reden waarom hij loog over het waarom van zijn missie.
Hij wist dat ik in geen geval naar het gebied van 'General Kassongo' zou gaan. Want hij is één van de meest gevreesde rebellenleiders uit het gebied."
"Woarmee den Casper het oep een akkoordje heeft gegooid." Vulde Yitzhak aan.
"Ten nadele van zijn bloedaage broer."
"Godverdomme!" Zei Karen.
"Ik wil die zien.
Mijn vader.
Ik wil uit zijn eigen mond horen waarom hij dit deed.
Waarom hij bewust zijn eigen familie in de steek liet.
Ik wil weten waarom hij mijn jeugd verknoeit heeft en mijn moeder zo radeloos maakte."
Yitzhak keek Karen aan met zijn indringende ogen.
"Woarom?" Vroeg hij.
"Dieje zit goe verscholen in de brousse, goed beschermt door 'General Kassongo' en zijn mannen.
Als hem tenminste nie in Kigali zit waar hij woont met zijn huidige Rwandese vrouw."
"Dus hij is hertrouwd?" Vroeg Karen.
Yitzhak knikte.
"Den Casper: Het heilige boontje, de jongen die zo met die arme Afrikanen inzat en die de Europeanen alle schuld gaf van hun ellende zonder enige nuance aan de dag te brengen.
Ollemol theater ja!
Al wat dieje gast deed was berekend tot en met.
En we zaan d'er ollemol ingelope.
Gaa ook Jean-Pierre.
Mor ikke nie.
Ik weetet, 't klinkt stoeferig.
Mor 't is zo.
Hij kwam maa oek vroage om hulp.
Hij wilde 't rebellengebied in.
Kwam af met die zielige verhaaltjes over de uitboiting in de die diamant en koaltmijnen.
Mor ik had er al van in 't begin geen vertrouwen in.
Dus em ik hem wandelen gestuurd.
Tons is em mor nor Kinshasa gegoan.
En doar heeft em mor geprobeerd om aa te overtoige hé JP.
En de rest kennen we."
Karen was helemaal overstuur.
En zag er moe uit.
"Als ge wilt moogt ge nor boven goan en wa ruste hé maske." Zei Yitzhak.
"Ik wil u niet tot last zijn Meneer Gütmensch." Zei Karen terwijl ze een glimlach forceerde.
"Tot last?
Gaa?
Allej kinneke, zwaanst na nie héy!
Gaa en JP zen maan gaste.
En gulle moogt niks tekort komme."
Hij opende de deur en riep: "Florence vien ici sils-vous-plais."
Een jonge zwarte vrouw kwam binnen en knikte verlegen.
Yitzhak stelde Florence voor aan Jean-Pierre en Karen.
"Achanté." Zei ze terwijl ze haar parelwitte tanden bloot lachte.
"Unataka tu mgeni chumba tayari kwa ajili ya wageni?" (Maak jij even de slaapkamer gereed voor onze gasten?) Vroeg Yitzhak in het Swahili.
Het meisje knikte verlegen en liep dan weer weg.

"Ziede. Zo kunde dat ook hé.
Iets beleefd vragen met respect, en in de mensen ulder aage toal.
Weet ge wa ge dan terug kraagt?
Respect.
Ksen weer on 't stoefen hé.
Mor de mensen ier respectere maa.
Knikke ollemoal goeiendag.
En als er probleme zaan dan kome ze maa bescherme.
'Ni personne touché a notre medicin." Zeggen ze.
Ik zen één van hen.
Hier voele kik maa thois se.
Ook al verkloart de familie in Aantwaarpe maa veur zot.
Mor doar emme kik maa nooit thoisgevoelt.
Nooit.
Me ulder bekrompe kutmentalitaat!

Allez ja 't ies toch woar hé.
Naa meugde ginder niemeer smoeren oep café.
Kraagde ne zogenoamde 'GAS-boete' als ge een e papierke oep de grond lot valle.
En de Sinksenfoor hemme ze verbanne nor de rand van 't stad.
Allez ja ik wil mor zegge.
Oep wa trekt dat doar ollemol?
Alles in regeltjes en wettekes wille giete.
En alle sociaal contact kapot moake.
Ginder zitte ze ollemol nor e schaarmke te goape.
Ier hé JP...
Awel.
HIER KLAPPE DE MENSE NOG ME MEKANDER!"Even later kwam Florence terug.
"Les chambre est prêt." Zei ze me zachte stem.
"Dan ga ik maar slapen." Zei Karen die zich amper nog recht kon houden.
"Ga maar meiske." Zei Jean-Pierre terwijl hij haar aankeek.
"Ik kom wel achter.
't Kan laat worden.
Maar ge moet begrijpen, Yitzhak is meer dan een goeie vriend van mij.
En we hebben elkaar al in geen tijden meer gezien."
"Amuseer je Jean-Pierre." Zei Karen terwijl ze hem een zoen op de mond gaf.
Een tedere zoen die overging in een korte tongkus."
Dan stond ze recht en volgde ze Florence.
Jean-Pierre en Yitzhak keken haar na.
Haar blonde haren waren als goud onder de stralen van de ondergaande zon die door de ramen scheen.
"JP, zaa nekier eerlijk.
Is er ietske tussen ulle?"
Jean-Pierre zocht naar zijn woorden.
"Ja.
Is te zeggen.
Gisterenavond.
Zijn Karen en ik in bed belandt.
En we hebben maar weinig geslapen.
En God weet.
Het smaakt naar meer.
Ge moogt het weten hoor.
Die meid is een godin in bed.
Man, ik heb met haar te doen Yitzhak, echt.
Hoe moet ze hiermee omgaan.
Haar eigen vader die haar hele familie en iedereen rond hem letterlijk belazerde.
En zijn eigen broer.
Haar nonkel.
Die gaat naar hem toe willen hé.
Kan haar best begrijpen.
En ze kan op... "
Dan greep Yitzhak Jean-Pierre zijn beide handen vast.
"JP.
Luister naar mij.
ik ksen doktoor.
Dat wette.
Doceer aan het Instituut Voor Tropische Geneeskunde en aan de  Universiteiten van Gent, Antwerpen en Leiden.
En sinds kort ook aan de universiteit van Oxford
Allemaal vanuit mijn bureau hierneffe aan de andere kant van het gebouw.
Ik weet waarover da 'k klap.
En ik zeg aa.
Doe het niet.
Probeert dat uit eure kop te praten.
Want JP.
ZE GOAT DA NIE OVERLEVEN!"
"Wat klets jij nu?" Vroeg Jean-Pierre.
"Ik klets nie.
't Is zoewe.
Ik zien dat on eur ogen.
Die zo diep in eur kassen zitte.
Da maske heeft verzorging nodig.
Dringende medische verzorging.
Of da ziet er nie goe oit veur eur."
Jean-Pierre voelde het warm en koud worden tegelijk.
"Dan is ze net zoals haar vader." Zei Jean-Pierre.
"Als ge snapt wat da 'k bedoel."
"Maar in deze kan ik haar begrijpen.
Als ik weiger met haar mee te gaan of haar op één of andere manier tegen hou.
Dan gaat ze alleen de jungle in.
In dit geval.
Staat mijn besluit vast.
Ik ga met haar mee.
Tot het bittere einde.
En als ik diene smeerlap van een Casper tegenkom.
Ze mag erbij zijn.
Ewel hé.
DAN SLA IK KEIHARD OP ZIJN BAKKES JA!"
Yitzhak knikte maar zei niets.
Meer nog.
Hij begreep Jean-Pierre wel.
Ze kenden elkaar al jaren.
Jean-Pierre redde zelfs zijn leven door hem tot voor zijn woning te rijden met zijn Cessna om Yitzhak dan erin te sleuren en op te stijgen terwijl horden rebellen achter hen aan liepen en de kogels hen rond de oren floten.
Gelukkig werd de benzinetank van het toestel niet geraakt want de dag voordien had Jean-Pierre zijn vliegtuig nog net volgetankt.


Yitzhak Gütmensch werd hier in deze streek geboren als telg van een familie van grootgrondbezitters en eigenaars van diamantmijnen die al aanwezig was in de regio toen het nog het persoonlijk bezit was van Koning Leopold De Tweede.
De Joodse familie Gütmensch komt uit Antwerpen.
Nu ja eigenlijk had de familie Gütmensch haar wortels in Polen en Rusland, maar door de aanhoudende pogroms en vervolgingen zochten ze hun heil in Antwerpen waar ze al snel actief waren in het verhandelen van diamant.
In 1875 scheepten de broers Israël en Benjamin Gütmensch in voor de boottocht naar Congo-Vrijstaat waar ze een stuk grond kochten omdat ze hoorden dat de grond daar vast en zeker vol zat met diamanten en andere kostbare ertsen.
En dat was ook zo.
Het hele gebied barstte van de kostbare edelstenen en in geen tijd werden de gebroeders Gütmensch stinkend rijk.
Ook met het kostbare rubber verdienden ze fortuinen.
Die ze echter investeerden in het welzijn van de plaatselijke bevolking en in het verbeteren van de infrastructuur.
De kleine 'Aerodroom' genoemd naar Jacob Gütmensch, kleinzoon van Israël Gütmensch is daar nog een overblijfsel van.
Yitzhak werd geboren als zoon van Abraham Gütmensch en Constantina d'Ancona, en groeide hier als kind op.
Leerde al snel de plaatselijke talen en voelde zich er als een vis in het water.
Hij kende het regenwoud op zijn duimpje en leerde er sporen zoeken en jagen van de plaatselijke bevolking.
Hij kan de geluiden van zeker twintig vogels probleemloos onderscheiden.
En hij heeft een zeer grote kennis van geneeskrachtige planten, welks hij leerde van een oude medicijnman.
Maar toen hij vijftien was besloot vader Abraham om zijn zoon naar een kostschool in Zwitserland te sturen, waarna hij naar de universiteit ging waar hij eerst economie studeerde en later ook geneeskunde.
Wat de intelligente Yitzhak goed afging.
Maar hij kon niet aarden in Europa.
Hij werkte enkele jaren in Antwe'pen, waar hij ook trouwde met ene Elisabeth Rosenthal.
Maar hij was er doodongelukkig.
Het contrast tussen het vrije leven in Afrika en het leven in de oerconservatieve Chassidische gemeenschap in Antwerpen kon gewoon niet groter zijn.
Na vijf jaar keerde hij gewoon terug naar Congo waar hij het ouderlijke huis betrok en er zijn dokterspraktijk begon.
Maar al snel kwam aan zijn rustige leventje als dorpsdokter een abrupt einde.
Het was toen Mobutu werd verdreven en daarna de burgeroorlog begon.
Hij bleef bij zijn mensen ook al rukten de rebellen alsmaar dichter op.
Het was Jean-Pierre die Yitzhak van een gewisse dood heeft gered.
Men drong erop aan dat hij mee zou reizen met de toen inderhaast geëvacueerde Europeanen. Hij weigerde.
Men wees hem op het dreigende gevaar.
Maar dat kon hem niet schelen.
Hij hielp de Congolezen onbaatzuchtig en vaak met weinig middelen.
Later toen het rustiger werd en de rebellen zich meer naar het oosten terugtrokken kocht hij de grond waarop zijn inmiddels verwoestte ouderlijk huis stond en bouwde hij alles eigenhandig weer op met hulp van de plaatselijke bevolking.
Zich baserend op de foto's die hij in zijn bezit had.
Daar begon hij een eigen dokterspraktijk.
Hij zag vele voordelen in het opkomende internet om vanuit Congo les te geven aan scholen en universiteiten.
Na de vervolgmaking van de vereiste studies ging hij pas echt aan de slag.
Niemand kent Congo beter als hij.
Yitzhak Gütmensch mag gerust een autoriteit genoemd worden.
Jean-Pierre en Yitzhak praatten nog tot diep in de nacht.
Haalden herinneringen op aan hun gezamenlijke missies.
Leveren van hulp, vooral medicijnen aan rurale gebieden diep verscholen in het oneindige regenwoud.
Waar ze dan vaak te voet heen gingen.
Met de hulp van een heel leger lokale helpers die als dragers en gids meegingen.
's Avonds rond het kampvuur luisteren naar oude verhalen en het zingen van plaatselijke liederen.
Onvergetelijke tijden.
Eens terug in Kinshasa schreef Jean-Pierre daar hele artikelen over in het Nederlands, Frans, Duits, Engels en zelfs het Spaans.
Steeds rijkelijk geïllustreerd met vele foto's, zijn foto toestel was zijn beste vriend en ging mee waar hij ook heen trok.
Als de fles whisky leeg was en hun oogleden haast toevielen van de vaak besloten beide heren dan maar om hun slaapvertrekken op te zoeken.

Tropenpassie 3


Een vliegtuig vloog boven het oneindige en ondoordringbare regenwoud.
Het was een oude Cessna 172 die Jean-Pierre 25 jaar geleden kocht voor een prikje.
En die hij zelf onderhield.
Ondanks de vele vlieguren die hij ermee al had was zijn 'oud bakske' nog altijd vliegwaardig.
In een land waarin er van een deftig wegennet nauwelijks sprake is, maar waar zelfs kleine nederzettingen over een 'landingsstrip' beschikken - vaak niets meer dan een strook kort gemaaid gras - is het vliegtuig het ideale middel om zich te verplaatsen.
Jean-Pierre had al heel wat afgereisd met zijn bakske.
Tot zelfs helemaal naar Zanzibar.
Nu vloog hij naar het oosten van Congo.
Rebellengebied.
Naast hem zat Karen Van Hoevenen, een 25 jaar jonge vrouw.
Vrijgevochten.
Van geen kleintje vervaard.
Intelligent ook.
Ondanks haar prille 25 lentes had ze al heel wat van de wereld gezien.
Ze leunde relaxed achterover in haar stoel en genoot van het prachtige en gevarieerde landschap.
Jean-Pierre draaide lichtjes zijn hoofd.
Ze had de onderste knopen van haar geruite hemd losgeknoopt en de twee losgeknoopte stukken samengeknoopt.
Hij zag haar blote buik die traag op en neer ging, zo ontspannen was Karen.
Ze had een stevig afgetraind lichaam en Jean-Pierre ontwaarde zelfs enkele blokjes.
Maar zijn fantasie dwaalde af naar haar broek net op het moment dat ze haar benen net dat ietsje meer spreidde.
In zijn gedachten zag hij dat ze haar broek liet zakken zodat haar poesje zichtbaar werd.
Getrimd, in een driehoekje.
Ja, dat moest wel.
Op zijn minst.
Jean-Pierre begreep niet waarom westerse vrouwen hun intieme delen scheren.
En had liever het 'naturel' van de Afrikaanse vrouwen.
Die zich op veel vlakken veel minder leken te generen over hun lichaam.
Dan schudde hij zijn gedachten die hij wijselijk voor zichzelf hield van zich af.
"Heerlijk nietwaar, die oneindige vrijheid?" Zei Jean-Pierre.
"Met geen geld te betalen." Antwoordde Karen.
"En dan te denken dat er op dit moment tienduizenden in de file staan.
En zich toch blijven wijsmaken dat hun auto het symbool van de vrijheid is.
Vrijheid die ze hebben ingeruild voor een huis met zware hypotheek, een baan bij een groot bedrijf die hun creativiteit beknot en een afstompende relatie die vroeg of laat toch stukgaat."
Jean-Pierre draaide nu helemaal zijn hoofd en knikte bevestigend.
Ik wist al van heel jong, dit is niets voor mij." Voegde Karen eraan toe.
"Jij bent helemaal je vader." Zei Jean-Pierre.
"Dat hebben al veel mensen gezegd." Zei Karen.

Dan veranderde haar gelaatsuitdrukking.
Weemoed verscheen op haar gezicht.
Jean-Pierre keek haar aan en legde zijn hand op haar dij.
"Ge mist uw papa hé."
Karen knikte.
"Zeven was ik.
Telde de dagen af op de kalender tot hij zou thuiskomen.
Deed ik telkens weer.
Als hij weg was voor zijn werk.
Om dan eindeloos te luisteren naar zijn verhalen.
Uitkijkend naar de cadeau's die hij zou meebrengen.
Maar die keer.
Kwam ie gewoon niet meer.
Ik kon het gewoon niet vatten.
Mijn papa.
Mijn grote held.
Waar ik naar opkeek.
Mijn vriendinnetjes op school vertelden over hun papa die buschauffeur, kraanman of handelsreiziger was.
Maar mijn papa was wel avonturier.
En vocht met leeuwen en gorilla's in Afrika.
Hij liet veel achter voor me.
Stapels boeken.
Over Afrika.
En zoveel foto's.
Van wilde dieren.
Die hij zelf trok.
Waar ik uren kon naar kijken op mijn kamertje in een 'vinexwijk' in Deventer.
Heerlijk wegdromend."
Een traan liep over Karens linkerwang.
Haar hart gevuld met weemoed.
Haar hoofd vol met vragen.
Vragen waarop ze hoopte een antwoord te vinden uit de mond van Jean-Pierre, of van de mensen met wie Casper Van Hoevenen in contact kwam in Oost-Congo.

"Vertel eens." Vroeg Karen.
"Wat voor man was mijn vader?
Om mee samen te werken en zo."
Jean-Pierre haalde diep adem.
"Een idealist.
Op het naïeve af.
Hoop dat ik hiermee het beeld dat je van je vader heb niet beschadig.
Maar het is de eerlijkheid die mij gebied van dit zo te omschrijven.
Casper geloofde in het goede van de mens.
Onvoorwaardelijk.
Beweerde dat alleen geld, macht, rijkdom en vooral 'de verderfelijke invloed van het decadente westen' de mensen corrumpeerde en het slechte in hen naar boven bracht.
Ik wist toen al wel beter, na al die jaren in Afrika.
Maar ja.
Hoezeer ik ook het tegendeel beweerde.
Hij bleef maar in dat waanidee geloven."
Karen knikte.
"Ik geloofde dat ook.
God ik had het gehad met dat oppervlakkige en materialistische gedoe van mijn leeftijdsgenoten in Nederland.
Ik wilde daar weg.
Weg uit dat bekrompen land.
Ik trok al heel jong er alleen op uit.
Met de rugzak.
Helemaal tot in Marokko.
Met amper geld op zak.
Mensen verklaarden me voor gek.
Mijn moeder was radeloos.
Maar ik deed gewoon mijn eigen zin.
Op de unief leerde ik een gozer kennen.
Die net zo dacht als ik.
We trokken met de rugzak door India.
Het was voor ons allebei een ongelooflijke ervaring.
Maar ik had al snel door dat niet alles was wat het leek.
Ook daar is niets des mensen vreemd.
Zo leerde ik snel.
Alsook dat al dat spirituele gedoe slechts een laagje vernis is.
Om argeloze toeristen zoals wij geld af te troggelen.
De discussies die ik daarover had met Joost, waren niet te tellen.
Uiteindelijk zijn we er onze eigen weg gegaan."
Karen mijmerde.
Toch wilde ik iets doen in de richting van ontwikkelingshulp.
Vooral dan om iets van de wereld te zien.
Dat ik daarmee andere mensen van dienst kan zijn was mooi meegenomen.
Maar ik bleef het moeilijk hebben met de naïviteit die veel van die ontwikkelingshelpers soms hebben."

Zo praatten Karen en Jean-Pierre de hele vlucht lang.
Tot het vliegtuig de landing inzette en een kleine landingsstrip tussen het groen almaar groter en zichtbaarder werd.
Rond de landingsbaan stonden eenvoudige hutjes.
Jean-Pierre scheerde er rakelings over.
Waarna het vliegtuig met een schok op de grond kwam, om daarna nog een honderdtal meter over het gras te rijden.
Daarna plaatste Jean-Pierre het toestel in de hangar vlakbij de landingsbaan.
"Zijn we er nu al?" Vroeg Karen terwijl ze zich uit de cockpit liet zakken.
Jean-Pierre schudde het hoofd.
"God, toch niet nog eens een dag in die kleine cockpit? Die twee dagen waren voor mij al meer dan voldoende hoor."
Jean-Pierre sloeg zijn arm om Karen's schouders en trok haar iets dichterbij.
"Half dagje maar." Zei hij.
"Dan komen we aan op onze eindbestemming 'Linkéwingue'. Een kleine nederzetting in de provincie Kivu.
Daarna begint het zwaarste stuk.
Gaan we het oerwoud in.
De jungle.
Het was een zwoele dag, de temperatuur klom op tot rond de 34 graden.
En toch dreven er grijze wolken over het regenwoud.
Die weer een hele vracht hemelwater bij zich hadden die er elk moment kon uitvallen.
Het was volop regenseizoen nu.
Rondom de kleine hutjes bij de landingsstrip lag er een dikke modderpoel.
Waar Jean-Pierre en Karen net niet tot hun enkels inzakten.
Naast het kleine luchthavengebouw stond er een motel.
Een lange rij kleine houten huisjes met golfplaten dak aanpalend aan een 'hoofdgebouw' waar je kon inchecken en waar ook een bar was.
Jean-Pierre checkte in, hij had al op voorhand gereserveerd.
Louis Binga, de eigenaar kende Jean-Pierre die hem informeel met 'Lou' aansprak.
"Suivre moi." Zei Lou die met een sleutelbos zwaaide.
Hij opende de deur van één van de houten huisjes die heel gerieflijk en vooral proper waren.
Er was een tweepersoonsbed dat wat aan de smalle kant was, een douchecel, een kast, een tafel en satelliet-TV.
"Amuse toi, tout le deux." Zei Lou terwijl hij naar Jean-Pierre en Karen glimlachte, gevolgd door een vettige knipoog.
Dan sloot hij de deur.
"Ik ga me even douchen." Zei Karen.
"Ik plak van het zweet."
"Doe maar meisje." Zei Jean-Pierre.
Hij knoopte zijn hemd open en gooide die in een hoekje van de kamer.
Daarna maakte hij zijn broeksriem los en daarna zijn gulp.
Hij keek rond en nam uit zijn achterzak een stoffen zakdoek.
Zijn bedoeling was duidelijk.
Hij wilde zich even afrukken, want de aanblik van Karen met haar goudblonde lokken, helblauwe ogen en vooral haar blote buik met blokjes, maakten dat hij al de hele dag een stijve had.
Hij hoorde het geluid van de douche.
Zag haar silhouet achter het bedompte doucheglas.
Terwijl hij traag zijn voorhuid heen en weer bewoog.
Dan schoof de schuifdeur van de douche open.
Karen stapte uit de douche en opende de deur ietsje meer.
Traag nam ze een handdoek en hield die achter haar lichaam.
Haar doorweekte haren los over haar schouders.
Haar lichaam waar het water van af droop.
Ze sloeg de badjas over haar lichaam en droogde zich daarmee af, terwijl ze traag op Jean-Pierre afstapte die met een knalrood hoofd haastig zijn pik weer in zijn broek stopte op het moment dat de schuifdeur open ging.
Bij het bed woelde Karen nog even door haar haren met de half natte handdoek, die ze daarna meteen in dezelfde hoek gooide als waar Jean-Pierre zijn hemd lag.
Dan kroop ze op bed.
Legde haar beide handen langszij op zijn broek, die ze met een ruk naar beneden trok.
"Leg je neer." Gebood ze kordaat.
Ze streelde zijn stijve pik en trok zijn voorhuid helemaal naar beneden.
Ongegeneerd.
"Waarom lig je stiekem te rukken?
Zeg toch gewoon dat je zin hebt.
We zijn toch volwassen mensen.
Of niet soms?"
Ze stak zijn penis in haar mond.
En begon hem oraal te bevredigen.
Jean-Pierre wist niet wat hem overkwam.
Hij kwam klaar.
In haar mond.
Maar Karen gunde hem geen rust.
Stimuleerde zijn penis door hem tussen haar borsten te strelen.
"Heb je condooms?" Vroeg ze.
Jean-Pierre schudde vertwijfeld het hoofd.
Dan zette Karen haar rugzak op bed en doorzocht die.
Ze haalde een pakje uit de rugzak, opende die en haalde er een rubbertje uit.
"Hier, open de verpakking en doe deze om je lul." Zei ze.
Jean-Pierre deed het, Karen hielp hem daarbij.
"Wel een lekkere hé.
Jij moet niet onderdoen voor de 'locals' weet je," zei ze met een schalkse lach.
"Ze ging schrijlings op hem zitten en duwde zijn penis tussen haar benen.
Sloeg haar hoofd achterover en ging traag op en neer.
"Oooh wat lekker joh." Kreunde ze.
Ze streelde zijn gezicht met haar koele handen en bewoog haar hoofd naar beneden.
Drukte haar lippen op de zijne.
Jean-Pierre legde haar handen op haar nog half natte rug.
"Heerlijk hé." Fluisterde ze in zijn oor.
"Ja. Heel lekker Karen."
"Doe maar rustig aan lieverd." zei Karen terwijl ze Jean-Pierre diep in de ogen keek.
"We hebben alle tijd.
Oooh wat ben ik hier toch zo hard aan toe.
Heb al drie jaar geen seks meer gehad weet je?
En het jeukt."

De hele nacht lang vreeën Jean-Pierre en Karen op het veel te kleine tweepersoonsbed.
Terwijl de regen op het golfplaten dak roffelde.
Beurtelings lagen ze bovenaan.
Wanneer het Jean-Pierre zijn beurt was gaf hij zich helemaal.
Leefde zich uit op het robuuste lichaam van de onverzadigbare Karen Van Hoevenen.
Wiens hals en schouders hij zoende.
Met gesloten ogen.
Dan kwam hij klaar en gaf hij Karen een heerlijke lange tongzoen."
"Vertel eens." Vroeg Karen als ze moe maar voldaan in zijn armen lag.
"Ga je hier dikwijls van bil met die zwarte meiden hier?"
Jean-Pierre schudde van nee.
"Ik weet, je gaat me niet geloven.
Maar ik heb al zeker een jaar geen seks meer gehad.
Vroeger hing ik vaak rond in de clubs en disco's van Kinshasa.
Zonnebril, strak in het pak, zwarte hoed, glimmende schoenen.
Op zoek naar een scharrel, een one night stand.
Blank, zwart, gehuwd, ongehuwd, oud, jong.
Kon me niet schelen.
Als ze maar gewillig waren.
Maar begin niet over een relatie, want dan houdt het op."
"Waarom?" Vroeg Karen uit belangstelling.
Jean-Pierre woelde zacht door haar blonde haren.
"Ik ben hard teleurgesteld geweest in een vrouw.
En God weet.
Dat ik haar nog altijd graag mag.
Als vriend.
Ze was de eerste en tot nu toe enige vrouw waar ik echt iets voor voelde.
Die meer was dan een losse scharrel.
Tot ik terug aankwam in Kinshasa na zeker twee maanden afwezigheid.
En ik vernam dat ze gehuwd was.
In die twee maanden tijd leerde ze een ander kennen en trad ze met hem in het huwelijk."
"Wat naar voor je." Zei Karen terwijl ze hem aankeek.
"En toch ben je nog vrienden gebleven met haar."
"Ja.
Weet niet waarom.
Heb haar zeker vijf jaar lang gemeden.
Maar op een avond passeerde ik weer bij het café dat ze runde en nog steeds runt.
Ik wilde eerst doorlopen.
Maar toen ze mij zag.
Bleef ik stokstijf staan.
"Vous ete faché." Zei ze.
"Je bent kwaad, en daar heb je alle reden toe."
Tuurlijk was ik kwaad.
Maar toch gaf ik haar de kans om haar verhaal te doen.
Ze had het moeilijk, schulden, de zaken gingen slecht, ze werd bedreigd door corrupte agenten en muitende militairen.
Alsook door allerlei criminelen.
'Jonathan', zo heette de man met wie ze huwde beloofde haar bescherming.
Hij wondt haar rond haar vinger.
Maar het huwelijk werd een nachtmerrie.
Jonathan was een tiran.
En uit op haar café.
Verbood haar om in haar eigen café te staan.
Maar Grace is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
Ze slaagde erin om die Jonathan buiten te krijgen en scheidde van hem."
Jean-Pierre staarde naar het plafond.

Karen nestelde zich tegen hem aan.
"Je voelt  nog veel voor die vrouw hé.
Eerlijk!"
Jean-Pierre knikte.
Dat ge dat maar weet Karen.
Maar ze leidt een heel ander leven dan ik.
Ze is graag onder de mensen, sociaal, tatert met iedereen.
Een echte Afrikaanse mama.
Met twee intussen volwassen dochters.
Ik daarentegen.
Ik ben een eenzaat.
En dat wordt met de jaren almaar sterker en sterker.
Vroeger ging ik uit.
Dronk sloten whisky terwijl de vrouwen rond mijn nek hingen.
Had contact met iedereen, van arme sloppenwijkbewoner tot steenrijke expat.
Nu zit ik vaak de hele dag achter mijn bureau.
Artikelen schrijven, vertaalopdrachten.
Terwijl ik de ene sigaret na de andere opsteek en de fles whisky mij gezelschap hou, nu ja 's avonds dan.
Overdag hou ik het meestal op koffie.
Soms ga ik 's avonds naar Grace haar café.
Observeer ik het dagelijkse leven, sla een praatje met de aanwezige klanten.
Vooral om mezelf te dwingen om onder de mensen te komen.
En ook...
Omdat ik me zo goed voel in haar gezelschap.
En ja.
Soms fantaseer ik nog over haar.
Zoals ik tijdens de vlucht vanmiddag over jou fantaseerde.
Karen lachte haar witte tanden bloot.
"Stouterd." Zei ze plagend.
"Weet je JP.
Je bent een meer dan goeie minnaar."
"Vindt je?" Vroeg Jean-Pierre.
"Jaaaah." Fluisterde Karen in zijn oor.
"Ik heb zo genoten.
Echt intens genoten van jou.
Oooh JP.
Je pik is zo lekker.
Hij vult mijn gaatje zo lekker."
Ze keek hem smekend aan.
Maar toen hij in haar helblauwe smekende ogen keek, viel er Jean-Pierre iets op.
Haar ogen, zaten zo diep in hun kassen.
En de huid van haar gezicht was zo dof.
Haar lippen hadden geen volle glans, niet zoals hij bij een jonge meid in de fleur van haar leven zou verwachten.
En haar wangen waren ingevallen.
Later toen ze voldaan in slaap viel in Jean-Pierre's armen viel het hem op dat ze wel heel zwaar ademde.
Dit alles baarde hem zorgen.
Want er stond hen nog een zware tocht door de jungle te wachten.
En dan kon je maar beter in een optimale fysieke conditie zijn.

De volgende ochtend werd Jean-Pierre wakker.
Hij was alleen in bed.
En de badkamerdeur was dicht.
Haar rugzak was weg.
Wat was dit toch allemaal?
Hij vroeg het zich af.
Dan kwam ze terug binnen.
Naakt.
Haar rugzak had ze vast bij één van de riemen.
Die bengelde wat in het rond.
"Ik heb honger." Zei ze.
"ik ook meisje." Zei Jean-Pierre.
"Doe snel je kleren aan, hoe eerder we gedaan hebben met ontbijten, hoe sneller we de lucht in kunnen.
Na een stevig ontbijt zaten Karen en Jean-Pierre opnieuw in het vliegtuig.
Het was een donkere en regenachtige dag vandaag.
Jean-Pierre moest zich ditmaal echt concentreren nu.
Het regende en er stond een strakke wind.
En er was veel turbulentie.
Hij moest de stuurknuppel nu heel goed vasthouden en in tegenstelling tot wat hij Karen beloofde, zouden ze niet voor de middag landen in Linkéwingué.
De regen striemde tegen de ramen en Karen voelde de tochtige wind over haar armen.
Dit zou haar een ongemakkelijk gevoel hebben bezorgd, ware het niet dat Jean-Pierre heel rustig bleef en de stuurknuppel stevig in handen had.
Hij zei weinig gedurende de vlucht.
En ook Karen hield zich in, want ze besefte dat hij zich nu goed moest concentreren.
Weer bekeek hij haar.
Haar hemd weer in een knoop.
Haar buik die zichtbaar was.
Hij dacht aan de afgelopen nacht.
En aan de heerlijke seks die hij had met Karen.
"Heerlijke meid," dacht hij bij zichzelf.
Op dat moment hield Karen haar hand voor haar mond en begon ze te hoesten.
Een hoestbui die zeker langer dan een minuut aanhield.
Het was de eerste hoestbui niet die Karen had.
Maar nu sloeg Jean-Pierre er echt wel aandacht op.
Maar zei er alsnog niets van.
"Er is iets met die meid." Dacht hij bij zichzelf.

Tropenpassie 2


Jean-Pierre en Pjotr wandelden door de lounge van het Pullman Hotel en liepen meteen naar de bar waar expats en hotelgasten zich laafden aan uitgelezen wijnen, speciale bieren (vooral Belgische), kleurrijke cocktails en sterke dranken.
Ze liepen naar een tafel waar een hoogblonde jongedame zat met een glas witte wijn voor haar neus.
Ze stond recht, Pjotr stelde haar voor aan Jean-Pierre.
Karen Van Hoevenen was een ravissante oer-Hollandse jongedame van 25 jaar.
Groot, blond, heldere blauwe ogen, en struis lichaam.
Ze gaf Jean-Pierre een stevige handdruk en kwam eens ze beiden plaats namen aan de tafel en Pjotr zich terugtrok meteen terzake.
"Jij hebt nog samengewerkt met mijn vader?" Stak Karen meteen van wal.
"Klopt." Zei Jean-Pierre, dat was vijftien a twintig jaar geleden.
Maakten reportages over de wantoestanden in de diamant en kobaltmijnen.
Vaak in 'rebellengebied', wat levensgevaarlijk was.
"Is het waar dat jij de laatste persoon bent die mijn vader in levende lijve hebt gezien."
Jean-Pierre slaakte een diepe zucht.
"Karen.
Je vader en ik.
We hebben lang en veel samengewerkt.
Vaak in erg moeilijke omstandigheden.
Hij was een idealist.
Geloofde dat zijn werk als journalist er toe deed.
Ik.
Deed en doe het nog steeds om den brode.
Dit is de job die ik uitoefen om brood op de plank te kunnen hebben.
Hij had de gedrevenheid om dingen onder de aandacht te brengen.
En ik had de terreinkennis.
Ik wist waarom we beter rechtsomkeer konden maken.
De burgeroorlog was op haar hoogtepunt.
Soldaten uit Rwanda en Oeganda rukten alsmaar dichter op.
Alsook allerhande obscure rebellengroepen.
In de gebieden die ze in handen hadden werden de diamantmijnen letterlijk leeggeroofd.
De mensen die er werkten werden op schandelijke wijze uitgebuit.
En de winsten verdwenen in de zakken van de rebellenleiders en corrupte stamhoofden.
Je vader wilde dat perse aanklagen."
"Is dat zo?" Zei Karen.
"Ik heb iets heel anders gehoord."
"Wat dan?" Vroeg Jean-Pierre.
"Hij zocht zijn broer.
Peter Van Hoevenen.
Die er zaken deed.
Louche zaken.
Vader stoorde zich daar zwaar aan.
Maar toch... "
Het werd Karen even te machtig.
"Misschien daarom dat hij er niet over vertelde." Merkte Jean-Pierre op.
"Dat hij zich schaamde over zijn broer.
Nu begrijp ik dan ook waarom hij perse dieper in rebellengebied wilde binnendringen.
Maar over het waarom heb ik het raden? Hij leefde in onmin met zijn broer, had hij me genoeg verteld."
Karen keek Jean-Pierre in de ogen.
Hij kreeg het er koud van.
Diepblauwe ogen die hem strak aankeken.
"Jean-Pierre.
Mijn tante hoorde al maanden niets meer van haar man Peter.
Het was moeder die papa contacteerde.
Daarna schoot ie meteen in actie.
Hoezeer hij in onmin leefde met Oom Peter.
Het bleef zijn broer."

Jean-Pierre dronk zijn whisky op en wenkte de ober voor een nieuwe bestelling.
"Jij wil weten wat er echt met je vader gebeurde, is het niet?"
Karen zei niets, maar stopte Jean-Pierre een briefje in de hand.
Het was geschreven in het Engels.
Hij las.
"Dear Annemiek, dear Karen.
I wish to stay anonymous, but i have a lot of information about your husband and father Casper.
I am a former spokesman of a mining company wish exploits a lot of diamond an cobalt mines in Eastern and Central-Africa.
In that function i had the opportunity to come in parts of Africa where no NGO's or other people representing any gouvernment of press organ could even came in the nearby.
I spoke with a lot of people and i heared the story about your husband/father and his brother.
I see it as my duty to tell you the good news that Casper Van Hoevenen is STILL ALIVE!
And he is in a good condition too.
As soon as i have some more information about him, i will send you another letter.
Sincerly.
A friend."
Jean-Pierre dacht diep na.
"Wil je je vader echt zoeken?"
"Ja.
Daarom zocht ik jou.
Ik sprak iedereen aan, vooral de expats hier in deze bar.
Wilde op zoek gaan in de stad, maar jou Russische vriend hield mij tegen, viel niet mee te praten."
"Karen." Zei Jean-Pierre ernstig.
"Met het gepeupel dat hier in de straten rondhangt.
Valt ook niet te praten."
"Weet ik wel." Zei Karen.
"Jij denkt vast dat je met een burgertrutje uit Het Gooi te doen hebt hé.
Toch?
Nou dan zal je raar opkijken als ik je vertel dat ik al de halve wereld heb afgereisd.
Heb maanden in de Favela's van Rio verbleven, zonder enige bescherming.
Ben op mijn eentje op reportage geweest in de Gouden Driehoek de grensregio van Thailand, Myanmar, Laos en Vietnam.
En toen mijn moeder me belde over deze brief was ik net terug van Baluchistan waar ik een reportage maakte over de stammen aldaar."
"Ben je journaliste?" Vroeg Jean-Pierre.
"Ja.
Dik tegen de zin van mijn moeder.
Die is bang dat ik ga eindigen zoals mijn pa.
Ja, reizen zit in mijn bloed ja.
Kan niet aarden in het kleinburgerlijke Holland.
Met hun fokking angsthazenmentaliteit.
Is toch waar zeker? Zien ze iemand met getaande huidskleur loopt de schijt al tussen hun benen.
Denken dat hun land onveilig is. Je kan verdomme nergens zo veilig zijn als in Nederland of Vlaanderen.
Maar dat beseffen die uitgezakte lamstralen gewoon niet."
Jean-Pierre glimlachte.
"Ik hoor precies mezelf praten." Zei hij grinnikend.
"Kijk, ik moet eerst het één en ander regelen.
Maar overmorgen neem ik zeker contact met jou op.
Bereid je maar voor op een lange zware trip door gevaarlijk gebied."
"Dat zal ik zeker doen." Zei Karen.
Ze stond recht en omhelsde Jean-Pierre.
"Hey Jean-Pierre... Je bent een schat, echt wel."
Ze gaf hem een flinke knuffel en woelde door zijn haren.
Jean-Pierre kreeg meteen een erectie.
Eigenlijk had ie die daarvoor al, want Jean-Pierre is erg gevoelig voor de aanwezigheid van vrouwelijk schoon.

De avond daarna zat hij weer met een glas bier binnen handbereik aan een tafeltje van café Chez Grace.
De waardin ging tekeer tegen één van die gasten.
"Si tu avez pas d'argent pour ta famille tu ne devriez pas assis a boire, espiece de soûlard!" Zei ze met luide stem.
Een man stond recht, kon amper op zijn benen staan.
"Allez, dehors! Garder un peut d'argent pour vorte famille pauvre con!"
De man droop af, Grace ging bij Jean-Pierre zitten.
"Mais c'est vrai, non?
Het is toch waar zeker.
Lui die hier hun geld komen opzuipen zijn hier aan het verkeerde adres.
Dit is een deftig café en geen uitzuipkroeg, en ik wil zeker niet dat mijn café een dergelijke reputatie heeft.
Wie geen geld heeft voor eten te kopen, heeft zeker geen geld om te zuipen. C'est simple commez bonjour."
Jean-Pierre glimlachte;
Zo kende hij Grace weer.
Kordaat, no nonsense!
Ze bracht hem een flesje bier en ging weer bij hem zitten.
"Comme etait votre journeé Jean-Pierre?" Vroeg ze.
"Ca va." Zei hij.
"Moet er morgen weer vandoor."
"Un reportage?" Vroeg ze.
"Nee...
Casper, ken je hem nog?"
"Mais oui." Zei Grace.
"L'Hollandais.
Pauvre mec."
Ze boog het hoofd.
"Nooit geweten wat er met hem is gebeurd.
Maar ja.
Alleen de jungle intrekken is ook niet slim."
Ze keek Jean aan.
"Je voelt je nog steeds schuldig hé."
Hij knikte.
"Ik weet nu waarom hij met alle geweld de jungle in wilde.
Hij zocht zijn broer.
Ach verdomme toch hé.
Ik had hem moeten tegenhouden.
Desnoods hem knock-out moeten staan."
Gracienne, zoals ze voluit heette legde haar verweerde hand in de zijne.
"Iemand die geeft om zijn familie.
Die kan je niet tegenhouden.
Hij was vast toch gegaan.
Terwijl je sliep of zo.
Dat weet je net zo goed als ik."
Jean-Pierre keek haar aan.
"Je hebt gelijk.
Maar het blijft knagen.
Zeker nu.
Zijn dochter zocht me.
Ontmoette haar in de bar van het Pullman-Hotel.
Ze had een brief bij van iemand die beweerde dat hij nog leeft."
"Non," Zei Grace.
"Het is emotioneel heel moeilijk voor mij.
Maar toch.
Ik ga haar helpen met de zoektocht."

Gracienne keek Jean-Pierre aan.
Ze zei geen woord.
Maar haar blik was zo veelbetekenend.
Hij zag haar zitten.
In haar lange fleurige kleed welks ze rond haar voluptueuze lichaam wikkelde.
En een doek rond haar hoofd in dezelfde fleurige stof, oranje met gele bloemen.
Een waardige Afrikaanse mama.
Rondborstig en warmhartig.
Ze wreef over de rug van zijn hand met haar duim.
"Jean-Pierre.
"Je veux tu me prendre avec tois a Inongo." Zei ze met een snik in haar stem.
"Sils tu plais."
"Pourqoui?" Vroeg hij.
"Waarom?
Je bent hier toch gelukkig.
Dit café is je leven."
"Non." Zei ze.
"Ik ben op.
Moe.
Fatigué.
Elke dag weer in de weer.
Drank serveren aan zatlappen en 'zeveraars'.
Leven in onveiligheid.
De constante angst om beroofd te worden.
En erger.
Elke dag opnieuw in de stank, het stof en het lawaai.
Je veux vivre en pais, avec tois a ma côtes."
Jean-Pierre.
Ik heb veel mannen gehad in mijn leven.
Maar geen enkele kan tippen aan jou.
Ik weet wat je denkt.
Dat ik je wil omdat je een rijke blanke bent.
Ik begrijp je wantrouwen.
Dat sterker is dan je zelf wil.
En ja.
Ik heb je teleurgesteld.
Daar voel ik me nog elke dag schuldig over."
Tranen liepen over haar wangen.
"Grace." Zei Jean-Pierre.
"Je weet.
Ik heb je dit al lang vergeven.
Je hoeft je helemaal niet schuldig te voelen.
Ik ken je door en door.
Je bent een vrouw met een warm hart.
Een moederkloek.
Ik ken niemand die zo zorgzaam is zoals jij dat bent.
Dat is het hem net.
Wij passen niet samen.
Ik ben een avonturier.
Ik ben noch blank, noch zwart.
Ni Africaine, ni Europeaine.
Ik ben Jean-Pierre.
En klinkt het niet, dan botst het.
Zo ben ik.
Met mij valt niet samen te leven Grace."
"Pour qoui tu pense ça?" Zei ze ineens.
"Tuurlijk valt er met jou samen te leven.
Ik weet dat.
Voel dat.
Jij voelt veel voor mij.
Die band die er is tussen ons.
Elke avond ben je hier.
Hebben we lange gesprekken.
Diepe gesprekken.
Mooie gesprekken.
Vous ete pas juste un ami pour moi Jean-Pierre.
Vous ete mon amour.
Mon coeur.
Zeg niet te snel nee JP.
Je te manque... " Zei ze met snikkende stem.
Jean-Pierre keek haar in de ogen.
"Je te dis pas non Grace," zei hij.
"Ik zeg geen nee.
Maar laat me er even over nadenken.
Toe."
Hij rekende af, dronk zijn flesje uit.
Sloeg zijn arm om haar hals en gaf haar een kus.
Een vluchtige kus op de mond."
"Je te manque aussi." Fluisterde hij haar in het oor.
Het was eruit voor hij het wist.

Even later liep hij door het schemerdonker huiswaarts.
Binnen zette hij zijn TV aan en haalde hij een fles whisky uit de kast.
En vulde het glas tot helemaal vanboven.
En nam een flinke slok.
Hij sloot zijn ogen en liet zijn gedachten wegglijden.
Naar een zwoele tropennacht jaren geleden.
Toen hij nog jong was, en de zin voor avontuur nog groot.
En toen Gracienne Kibonga nog een bevallige jonge dame was.
Een ranke Afrikaanse gazelle met een begeerlijk lichaam.
Een jonge Afrikaanse die een klein café runde.
Net weduwe met twee kleine kinderen.
Die een jonge journalist bediende die zin had in een koel biertje.
En met wie ze aan de praat geraakte.
De kinderen waren bij haar nicht Agathe, die naast het café een kapperszaak annex schoonheidssalon uitbaatte.
Jean-Pierre hielp haar met het stapelen en in het café zetten van de tafels en stoelen van het terras.
Dan sloot ze de deur.
En liet haar kleed vallen op de grond.
Waaronder ze niets droeg.
Daarna zoende ze Jean-Pierre.
Met een vuur en passie die hij nooit eerder bij een vrouw voelde.
Niet veel later lag ze op een plastieken tafeltje dat er nog stond.
Met gespreide benen.
Zo bedreven Jean-Pierre Kesteloot en Graciennen Kibonga de hele nacht lang de liefde terwijl de soukous van Papa Wemba door de luidsprekers knalde.
Het was met de herinneringen aan die ene zwoele tropennacht dertig jaar geleden, toen Congo nog Zaïre heette, dat Jean-Pierre in slaap viel.
Het vel Cleenex dat hij nog in zijn handen had viel op het rode tapijt waarop de divan stond.