Pagina's

zaterdag 12 augustus 2017

De Klaverhoeve 2


Het was 5u 's morgens.
Joyce stond in de koeienstal.
Ze moest de koeienmest opruimen.
Deze met een grote schop oppakken en in de kruiwagen deponeren.
U begrijpt beste lezer, daar was ze niet graag bij.
Met een lang gezicht schepte ze de mest op haar schop.
En met een kwak gooide ze het in de kruiwagen.
"Godverdoeme," dacht ze bij zichzelf.
"Dienen ouwen boer denkt toch niet da 'k da goan blijven doen zekers? Tons is tem verkeerd zulle."
Maar dan hoorde ze de hengsels van het slot schuiven.
De deur ging open.
Achiel Gijsbrechts kwam kijken hoe zijn nieuwe pleegkind het deed.
Een week verbleef ze nu al op De Klaverhoeve.
Maar Achiel legde er direct de pees op.
Maakte haar meteen duidelijk aan welke regels ze zich moest houden.
1 Meehelpen op de boerderij.
2 Helpen in het huishouden.
3 Om 5u opstaan en ten laatste om 20u in bed.
4 Absoluut geen alcohol, tabak of andere genotsmiddelen, en al zeker geen drugs.
5 Op zondag naar de mis.
6 Geen GSM, tablet, laptop of dergelijke in de slaapkamer.
7 Maximum één uur per dag TV, op vrijdag en zaterdagavond mogen dat er twee zijn, als het werk tenminste gedaan is.
Voor Joyce was dit echt wel wennen.
Structuur, discipline, helpen in het huishouden.
Ze baalde.
Dit liet ze merken door zich in volstrekt stilzwijgen te hullen.
Achiel liet haar begaan.
Hij had ervaring zat met dergelijk gedrag.
"Gewoon volhouden en niet teveel compassie hebben," zo zei hij.
"Dan draaien ze het vlugst van al bij".
Net had ze alle mest opgekuist.
Of één van de runderen liet opnieuw iets vallen.
Woedend gooide ze de spade in een hoek.
"Die beesten peinzen toch nie da 'k hier heel den dag ga zitten scheppen zekers?" Schreeuwde Joyce terwijl ze naar het deurgat liep.
Maar Achiel hield haar tegen.
"Hola mamzel, waar denkt ge naartoe te gaan?"
"Laat me door ouwe, ik ben het hier stinkende beu in diene smerige stal."
"Dan geen ontbijt voor jou jongedame", zei Achiel vastbesloten.
"Ewel!!!" Riep Joyce.
"Dan krepeer kik mor van den honger, 't kan mij allemaal geen kluute niemeer schele weteda!"
Ze liep de stal uit, naar de schuur.
Daar wierp ze zich in het hooi
Nam een hoop hooi en gooide die in het rond.
"Godverdoeme!" Schreeuwde het meisje.

Beau, de oude Duitse Herder die al 12 jaar trouw het erf bewaakte liep op haar slome tempo de schuur in.
Ging naast Joyce in het hooi liggen.
Legde haar snuit op Joyce haar rechterarm.
Likte zacht haar tranen weg.
"Gij zijt een lieveke," fluisterde Joyce.
"Gij zijt d'enige die mij verstaat in heel dat strontkot iere, weteda."
Ze aaide zacht de kop van het oude dier.
Beau piepte zachtjes.
Alsof ze zeggen wou: "Rustig maar meisje, ik ben er voor je."
Zo lagen ze samen stil in het hooi daar in de oude schuur.
Achiel stond in de ingang en aanschouwde zwijgend het tafereel.
Zo ging het wel vaker.
Als de rebelse Joyce met de oude boer of anderen een aanvaring had.
Of op een andere manier zich niet lekker in haar vel voelde.
Ging ze naar de schuur, waar die lieve Beau haar gezelschap kwam houden.
Zo ontstond er een mooie band tussen die twee.
Joyce Tempels een losgeslagen tienermeisje en Beau de oude trouwe hond van Achiel Gijsbrechts.
Geen vreemdeling kwam op het erf wanneer zij dat niet wilde.
Maar voor de jonge gasten die de boer en boerin liefdevol opvingen toonde het trouwe dier al haar liefde en genegenheid.

Maar er was nog iemand die enige genegenheid koesterde voor de jonge Joyce.
Dat was Willem, de oudste zoon van het gezin.
Willem was een fijngevoelige jongen met een zachte inborst.
Ook hij liep naar de schuur, waar Joyce en Beau nog altijd stil in het hooi lagen.
"Klapt gij nekeer met da meiske," zei Achiel tegen zijn oudste zoon.
"Probeert haar een beetje op haar gemak te stellen.
Da jongske heeft het moeilijk, ik zie dat.
Ze zit helemaal met zichzelf in de knoop."
Hij gaf zijn oudste zoon een schouderklopje en keek hem vaderlijk aan.
Stil liep Willem de schuur in, en hurkte op de plaats waar Joyce en Beau lagen.
Hij aaide de hond zacht over haar kop en legde zijn hand op die van Joyce.
Hij gaf haar een zakdoek.
"Hier droog uw tranen meiske", zei hij.
"Merci," fluisterde Joyce zacht.
"Merci maat, echt.
Da's lief."
"Waarom zijt ge zo overstuur?" Vroeg Willem.
"Als het niet gaat moogt ge altijd hulp vragen hoor.
Ik had je wel komen helpen met het kuisen van de stallen hoor.
En Wannes ook.
Ge moet niet alles alleen doen hé, dat zeggen we nu ook niet.
Ge moet gewoon verstaan dat als ge samen leeft op een boerderij, dat iedereen moet helpen.
Dan wordt zelfs het zwaarste werk een stuk lichter."
Joyce zweeg.
Keek Willem aan.
"Allez kom," zei Willem
"Gaan we samen verder de stal kuisen.
Des te rapper kunt ge ontbijten.
Het is zaterdag dus geen school, dus we moeten ons niet haasten,"
Joyce krabbelde overeind.
Samen begonnen ze eraan.
In nog geen kwartier was de stal kraaknet.
Willem begon Joyce wat te plagen.
Joyce deed mee.
Het werd een plezante boel.
Beau kwam meespelen.
Even later gingen ze naar binnen.
Beau bleef liggen.
"Mag Beau niet binnen in het woonhuis"? Vroeg Joyce.
"Jawel?" zei Willem.
"Maar ze wil niet.
Ze voelt zich liever thuis buiten.
Vroeger toen ze jonger was deed ze niets liever dan rennen door de velden.
En de vossen verjagen.
Geen vos moest het wagen om te dicht bij het erf te komen."
Joyce en Willem gingen samen aan tafel.
Aten verse eitjes van de kippen en zelfgebakken brood.
Het meisje at met smaak.
Een blos verscheen op haar wangen.
Ergens beviel het haar best op de klaverhoeve.
Zo gingen de weken voorbij.
Langzaam leek Joyce te ontdooien.
Een heel andere kant van Joyce kwam naar boven.
Een zachte en zorgzame kant.
Vooral naar de dieren toe.
Ze genoot ervan de kippen te voeren.
De koeien naar de weide te leiden en de paarden te borstelen.
Ze deed het met een lieve glimlach op haar lippen.
Ja het ging snel.
Sneller dan Achiel Gijsbrechts had verwacht.
Het rustige leven op de boerderij deed het meisje meer dan deugd.
Ze fleurde op.

Dan werd het zomer.
Veel werk op de boerderij.
Maar ook mooi weer.
Dollen in de weide met Willem, Wannes en met Kevin, Tom en Jason.
Drie andere jongens die onder voogdij van Achiel Gijsbrechts stonden.
Joyce was het enige meisje.
Maar ze stond haar mannetje tussen die plagende jongens.
Maar vooral.
Ze had dat heerlijke gevoel van zo graag gezien te zijn.
Aanvaard te worden.
Dat heerlijke gevoel van nestwarmte.
Als ze samen met hen aan tafel zat.
Op een warme zomeravond.
Joyce leunde tegen de houten omheining van de weide waar de prachtige Brabantse trekpaarden stonden te grazen.
Ze had een schetsboek bij zich.
En zat geconcentreerd te tekenen.
Af en toe hief ze haar hoofd op.
En nam notities van het oude woonhuis.
Dat deels met klimop begroeid was.
En met de stallingen, met verweerde licht afbladderende groene poorten.
Willem kwam naderbij.
Zag haar zitten, haar goudblonde lokken die blonken in de ondergaande zon.
"Mooie tekening," zei hij vol belangstelling.
Joyce borg snel haar schetsboek op.
"Waarom doe je dat Joyce?" Vroeg Willem.
Ge moet uw talent hier niet wegstoppen hoor.
Mag ik eens zien"?
Joyce haalde haar schetsboek terug boven.
"Sorry," zei ze.
"Het is sterker dan mezelf.
Ons ma kon nie verdragen da 'k tekende.
Ze heeft al dikwijls tekeningen van mij voor mijn ogen verscheurd."
Een traan rolde over haar wangen.
"Letterlijk verscheurd Willem."
Willem ging naast haar zitten.
Legde zijn arm rond haar hals.
"Onze boerderij... Schoon Joyce.
Nee echt, ik meen het.
Dit is gewoon knap!"
"Ach," zei ze zacht.
"Het kon beter.
Die lijnen zijn een beetje scheef.
Beetje de bibber,"
"Dat geeft niet.
Een beetje imperfectie vind ik best knap...
Waarom deed je moeder dat?
Je tekeningen verscheuren?"
Joyce zweeg.
Zuchtte diep.
"Ons ma, die kon mij nie verdrage.
Ik was... Ongewenst.
Ik moest als klein boeleke altijd in mijn park zitten.
Mijn eten, kreeg ik in mijn park.
Schij... Allez mijn gevoeg doen.
In  het park.
Ik hoor haar nog roepe.
'Smerig schijtjoenk, gij mocht nooit gebore zijn gij'.
Toen ik ouder werd... "
Joyce huilde.
Willem begreep.

Ook Beau kwam aangelopen.
Op haar duizende gemakken.
"Kijk eens, ons Beau'ke komt u troosten;" zei Willem.
Joyce sloeg zacht met haar hand op haar dij.
"Kom meisje, toe kom maar," riep Joyce naar de oude hond.
Beau nestelde zich naast Joyce.
Willem zag de vertederde blik van Joyce toen ze de hond zacht streelde.
"Ik vind het zo mooi hoe jij en Beau het zo goed met elkaar kunnen vinden.
Die band tussen jullie.
Je blik die zo zacht wordt als je met haar omgaat.
Toen ik dat voor het eerst zag.
Die harde, opstandige meid die zich niet wilde laten temmen.
En dan zo zacht en teder met onze oude Beau omging.
Dat raakte me Joyce.
Echt.
Dat raakte me,"
Joyce legde haar hand in de zijne.
"Mijne stiefpa had ook zo'n hond.
Helemaal dezelfde als Beau.
Het was ook een teefje.
Hij kwam er op een avond mee binnen, het was nog een puppy.
Ik was toen een jaar of vijf.
Kunt ge 't u voorstellen?
Ik een klein meisje.
Met zo'n kleine grappige speelse puppy.
Ons moeder liet ons begaan.
"Als ze met dienen hond speelt hoor kik eur nie", zei ze dan.
We groeiden samen op.
Shelby en ik.
Intussen vloog mijne stiefpa in den bak.
Voor zware feiten.
Hij had een meiske verkracht.
Kunt ge 't u voorstellen wa 'k te horen kreeg op school?
'Uwe pa is ne vuile verkrachter'.
Niemand wilde iets met mij te maken hebben.
Ik was de pispaal van de klas.
Mijn ma die me negeerde.
Ik had maar één iemand waar ik me geborgen bij kon voelen.
Ons Shelby.
5 jaar later, ik was toen tien jaar oud.
Mijn stiefpa kwam vrij.
Maar Shelby herkende hem niet meer.
Toen hij dicht bij mij kwam begon ze te grollen.
Toen... Is mijn stiefpa doorgeslagen."

Tranen rolden over Joyce haar wangen.
Wat Joyce toen vertelde.
Ging echt door merg en been.
Willem huiverde ervan.
"Mijn stiefpa greep mij vast.
Hij beweerde dat ik die hond had opgemaakt tegen hem.
Niet meer of Shelby viel hem aan.
Maar ja, mijn stiefpa was een reus van een vent.
Hij smeet die hond op de grond.
Gaf haar een schop.
Ik hoor haar nog altijd kajieten.
Dan nam hij een tang.
En begon het ongelukkige dier haar tanden uit te trekken.
Dat gekerm Willem.
Dat vergeet ik nooit meer.
Ik begon te huilen.
Hij sloeg die tang tegen mijn gezicht.
"As 'k eu nog huure kriepe dan trek ik a tanden uuk uit!!!" schreeuwde hij.
Ik zat in een hoekske van de keuken.
Met mijn handen voor mijn ogen.
Da gekerm.
Van ons Shelby.
Dat bloed, overal.
Daarna trok hij haar bij eur nekvel naar de koer.
En daar... "
Joyce haar adem stokte.
Willem drukte haar hoofdje tegen zijn borst.
"Rustig maar meiske," zei hij.
Haal efkes adem.
"Toen," ging Joyce verder.
"Pakte mijne stiefpa ne schup.
En hij heeft ons Shelby...
DOODGESLAGEN!"
Joyce huilde.
Met lange diepe snikken.
Het meisje was totaal van de kaart.
Maar ook Willen kon zijn ogen niet drooghouden.
Het verhaal van Joyce en haar lieve trouwe Shelby greep hem naar de keel.
Willem is een gevoelige jongen.
Zeker dierenleed kon hij niet verdragen.
Hij had het er stiekem moeilijk mee dat de dieren van de boerderij soms naar het slachthuis moesten.
En hij was er liever niet bij als vader eigenhandig een rund of varken slachtte.
"Willem," zei Joyce.
"Gij zijt den eerste aan wie ik dat vertel.
Echt waar.
Zelfs aan de gasten waarmee ik dagen en nachtenlang mee op straat rondhing, vertelde ik dit niet.
Daar kon 'k goe mee zeveren ja.
En rottigheid mee uithalen.
Maar een gesprek zoals dit.
Gij zijt den eerste waarmee ik dat echt kon doen.
Omdat 'k u vertrouw.
Echt vertrouw.
Da meen ik maat."
"Dat weet ik wel Joyce," zei Willem.
"Dat voel ik.
Gij hebt veel meegemaakt hé.
Teveel voor iemand die maar een jaar jonger is dan ik."
"Da's waar," zei Joyce.
"Al diegenen bij wie ik mij geborgen moest voelen.
Hebben mij vernederd, misbruikt, genegeerd en de huid volgescholden.
Mijn ma moest nikske van mij weten.
Mijn pa is het afgebold, door ons ma dat dan weer wel.
Mijn stiefpa kon niet met mijn poten van mij blijven.
Mij heeft hij niet verkracht, dat niet.
Maar ik moest wel naakt op zijn schoot liggen, zijne flieter bloot.
Ik weet nog dat hij zei: "Maske nu zijde nog wat klein.
Maar d'er komt een dag dat ge gaat voelen hoe plezant dees dingske wel kan zijn,"
Hij heeft er nooit de kans toe gehad.
Maar diene leraar van turnen wel.
Ik had het wat uitgehangen in de turnles.
Hij riep mij apart.
"Ik wil me u nekeer een woordje klappen," zei hij.
En toen de anderen gasten weg waren.
Nam hij me apart in de kleedkamer.
Hij duwde me tegen de muur, trok mijn turnbroek naar beneden.
En verkrachtte me.
"Niemand gaat zo'n leugenachtig tegendraads wicht gelijk gij geloven," zei hij,"
En zo ging het maar door.
Ik kon nergens terecht.
Hier Willem.
Voel ik me voor het eerst echt op mijn gemak.
Echt geborgen.
En weet ge wat?
DA'S ZO ZALIG GEVOEL MAAT!!!! ZO'N ZALIG GEVOEL!!!"


Geen opmerkingen:

Een reactie posten