Pagina's

donderdag 21 december 2017

De liefde kwam met kerst 2


Café 't Arsenaal.

Een sjofele, ongure keet ergens in een achterstandwijk.
Een vuil rokerig hol vol tandeloze marginalen die wel met de toog vergroeid lijken.
Hologige gedegenereerden die hun werkloosheidsvergoeding of leefloon soms in minder dan een week opzuipen en dan de rest van de maand op de poef drinken.
Lallend, rochelend en hoestend braken ze hun lege woorden uit, veelal gedrenkt in vulgariteit. Kunnen geen zin uitspreken zonder scheldwoorden of schunnige taal.
En lijken alleen maar over seks te kunnen praten.
Of over voetbal.
Uit hun stem klinkt vooral veel bitterheid en frustratie.
Vooral frustratie.
Frustratie op één ieder die het beter heeft dan zijzelf.
Die gezonder zijn dan zijzelf.
Die minder schulden hebben dan zijzelf.
Al hun miserie is de schuld van een ander.
Van hun ex partners die niet zelden met redenen zijn gaan lopen.
Van de VDAB, het OCMW, de politiek, de vreemdelingen.
Vooral van de vreemdelingen.
Maar nooit van henzelf.
Vaak zitten er nauwelijks meer dan vier of vijf van die 'sociale gevallen' aan de toog van 't Arsenaal, steevast dezelfde lui.
Maar deze avond werd er een 'vol huis' verwacht.
Al moest er wel gereserveerd worden, en de plaatsen waren beperkt.
Een man wilde zich nog aanmelden maar ving bot.
"Hebde gij u opgegeven en vooraf betaald?" vroeg 'Dikke John' de cafébaas.
"Ik wou da nu nog doen," zei een kleine gebochelde kerel met een gebit vol zwarte afgebrokkelde tanden.
"Of gaat dat niemeer misschien?"
"Twee dagen op voorhand, dat weet ge.
En daar wijk ik niet van af.
Daarbij, alles zit vol. Volgende keer moete maar wat rapper zijn."
De man droop af.
'Dikke John' besloot de gordijnen dicht te trekken.
"Ze is laat," zei hij terwijl hij geërgerd op zijn horloge keek.
"Dat is van haar gewoonte niet."
"Het is nog niet eens half negen hé jongen," zei Cois Bervoets bijgenaamd 'Grote Swa',  't volk is er nog niet."
"Ik hoop maar dat ze haar kat niet stuurt, gelijk twee maand geleden.
Jamoja, leg het mor nekeer uit hé aan die mannen." zei 'Dikke John' terwijl hij naar de deur waggelend, met een zakdoek het zweet van zijn voorhoofd deppende.
Hoort daar komen de eersten al." zei hij.

Er werd op de glazen ruit van de deur geklopt.
Een jonge kerel stapte kordaat het café in en draaide zich meteen naar John.
"Wat komde gij hier doen? Smerige bastaard!" brulde John.
De jongeman bleef er kalm bij.
Keek John recht in de ogen.
"Je weet best waarvoor ik kom John Vandewalle!" zei de jonge knaap.
"Of is het toegestaan dat ik je 'vader' noem?
Nee zeker hé.
Je hebt me ooit willen erkennen als mijn zoon.
Zelfs je eigen moeder laat je gewoon verrekken!"
Het was een grote struise kerel met getaande huid, zijn zwarte haren had hij in dreadlocks laten rollen. Hij droeg een zwarte muts, dikke grijze jas, skibroek en stevige winterbotten met lamswol aan de binnenkant.
John kookte van woede.
"Maakt dat ge buiten zijt koekoeksjong!
Of ik schop u godverdomme buiten!"
De jongeman schudde het hoofd.
"Moet ik nou bang zijn ouwe!
Dreigen en geweld gaan je zaak niet vooruit helpen joh," zei hij met een hoorbaar Surinaams accent, terwijl hij zijn armen kruiste.
Met gebalde vuisten waggelde 'Dikke John' terug naar zijn toog, en verdween in de ruimte die er op uitgaf.
Daar leek hij met dozen en dergelijke te rommelen.
Dan kwam hij terug met een enorm kapmes. Een Bolo, een typisch wapen van de Filipijnen.
"Kom gijse bastaard! Afbollen!
Of ik snij godverdomme uwe kop eraf ja!!"
De jongeman bleef staan.
Swa wilde tussenkomen.
"Dees is geen oplossing John," zei hij.
"Dat bepaal ik zelf wel, en moei er u niet mee!"
Dan richtte hij zijn aandacht weer op de jonge knaap.
Wilde uithalen met zijn mes, maar dan rukte de jongen de Bolo uit John zijn handen.
Om hem dan achteloos in een hoek van het café te gooien.
"Zo heb je dat gezien ouwe?
Dat je maar goed weet dat ik hoegenaamd niet onder de indruk ben van wat dreigen met een antiek exotisch wapen!
Je zorgt dat je het geld van de verkoop van je moeders appartement - of tenminste wat er nog van over is - terugbetaalt wordt.
Heb je me goed begrepen ouwe?
En denk niet dat ik mij laat afschepen door bruut geweld, dreigementen of flauwe excuses.
Dat lukte misschien met Oma, maar niet met mij!" Bij die woorden gaf de jongen John een flinke duw.
Dan zette hij zijn muts weer op, ritste zijn jas dicht en liep naar de deur.
"Nou ga ik, maar weet... JE HOORT NOG VAN ME!"
De deur sloeg dicht.
"Wat een ongehoorde brutaliteit!" riep John verontwaardigd.
Dan draaide hij zijn hoofd.
"Hey gij daar, brengt dat mes nekeer naar hier, dat is geen speelgoed hé.
En zie dat ge nu niet snijdt."
De stamgast die de Bolo opraapte en met een bewonderende blik bekeek bracht het wapen gedwee terug naar de toonbank.
"Mag ik nog een 'bottelke'?" vroeg hij. "Nu da 'k ier toch zen."
John opende een flesje bier en gaf het aan de man.
Op dat moment ging de deur weer open.
Een jonge vrouw stapte het café binnen, het was Yenka Muylaert.
Gejoel weerklonk door de gelagzaal.
"Hier is ons maske se," riep één van de gasten.
Een andere knoopte al zijn broek los. "Wij gon ons sebiet amuseren hé kinneke," zei hij grinnikend.
Nog een andere graaide ongegeneerd tussen haar benen.
Maar Yenka hield het hoofd rechtop, hoezeer het volkje in dit café haar deed walgen.
Ze wist, hier moest ze door.
Het was dat of zonder de medicijnen vallen die haar in leven hielden.
John liep naar haar toe. "Haaa ge zijt er se!" zei hij.
Hij gaf Yenka een knuffel en kneep in haar kont.
"Ge ziet er mager uit meiske, en bleek. Gaat het met u?"
"Ik sla me er wel door," zei Yenka terwijl ze zich terugtrok in de ruimte achter het café.
Daar hing ze haar jas aan de kapstok waaronder ze in dit koude weer alleen een t-shirt droeg.
John keek achterom hoe Yenka zich uitkleedde.
"Mijnen avond kan al niet meer kapot se," zei hij grinnikend
"Het ziet er niet naar uit dat het nog goed gaat komen tussen u en uwe zoon hé John," hoorde hij Swa ineens zeggen.
John keek hem aan met een striemende blik.
"Dat is mijne zoon nie!" bulderde hij terwijl hij met zin vuist op de toog sloeg.
"Goade da naa blaaven ontkenne?" vroeg John.
"Godde die jonge blaaven verloochenen?
Komaan!"
"Swa, veur de leste kier....
Voor de laatste maal.
Dat is mijne zoon niet!
Da's een smerig bastoardsjoeng!
Al even hebberig en uit op geld als dat loeder dat hem op de wereld heeft gezet!
Die smerige golddigger!
Zonder dat wijf en eur gebroed zou ik nu hier niet zitten.
In dat oud vochtig kot, pinten tappen voor een stel triestige dronkaards die hier hun uitkeringen zitten op te zuipen."
John liep terug naar de deur, want er stond weer volk te wachten om binnen te mogen.
Het café raakte alsmaar voller en voller.
Het was bijna negen uur.
"Bon," zei Swa. "Ik ben d'ermee weg.
Morgen is 't weer vroeg dag voor den deze."
Hij legde enkele bankbiljetten op tafel: "Houdt de rest mor," zei hij.
"Echt geen goesting om te blijven, voor een goeie vriend maak ik graag een plaatske vrij zulle.
Ey Swa, die Yenka da's een gewillige zulle. En een ferm lijf dat die heeft!"
"Nee merci," zei Swa terwijl hij de gedachte van zich afzette.
"Ik kom thuis genoeg aan mijn trekken, daar zorgt ons 'Joycelynn' wel voor."
"Och ja, ik versta het. Gij hebt uw jonge Filipijnse stoeipoes.
Maar ge weet toch wat ze zeggen hé.
Verandering van spijs dat doet eten" zei John knipogend.

Swa reageerde er niet op en verliet het café.
De gedachte alleen al deed hem walgen.
Hij hoorde ineens luide muziek en een hoop gejoel.
Het 'feest' kon beginnen.
Het 'feest' waarmee hij absoluut niets te maken wilde hebben.
Yenka liep terug de gelagzaal in.
Ze was helemaal naakt, met uitzondering van de rode stola die ze over haar hals had gelegd en die ze dan rond de hals sloeg van de eerste de beste die ze tegenkwam.
Dat was een oudere kerel met een joekel van een bierbuik en een paarsrode neus van het vele drinken.
Die begon haar meteen te bepotelen en trok haar dicht tegen zich aan.
"Geeft maa is e kuske schat," lalde hij terwijl hij zijn tong in haar mond wurmde.
"Wilde gij als eerste?" Fluisterde Yenka in zijn oor.
Ze troonde hem mee naar de tafels die tegen elkaar waren geschoven.
Ze ging op de rand van de tafel achter haar zitten en liet dan haar lichaam zakken.
Gretig betastte de dronken kerel haar lichaam terwijl de mannen rondom hem luid begonnen te joelen.
"Komaan Jos pakt ze mor nekeer goe maat!" hoorde hij de man naast hem zeggen.
Jos liet het zich geen twee keer zeggen en liet terstond zijn broek zakken.
Yenka lag naakt op een koude tafel.
Rondom haar een stel ongewassen dronken kerels van het laagste allooi.
Hun geile blikken priemden dwars door haar heen.
Hun vuile vettige handen met ringen rond hun nagels betastten zowat elk deel van haar fragiele lichaam.
Ze rook hun penetrante zweetgeur en hun dranklucht.
Sommigen stonden zelfs ongegeneerd boven haar gezicht te roken.
Anderen ritsten hun broek open.
Lieten alle géne vallen.
Buiten regende het.
Waaide het.
Er was geen mens op straat.
De neonlichten van het café waren gedoofd, het café was officiëel gesloten.
De lichten bij het raam werden gedoofd.
Alleen het licht achteraan en de boenkende muziek verraadde dat er nog volk aanwezig was en de stemming uitgelaten.
Maar de goed afgesloten gordijnen die zelfs amper licht door lieten onttrokken het ranzige gebeuren van de buitenwereld.
Terwijl de mix van sneeuw en regen overging in egale regen en een warme wind de vettige sneeuwdrab deed wegsmelten, vergrepen enkele triestige doorzopen figuren aan een jong meisje dat zich wanhopig vastklampte aan het leven.
Tegen beter weten in.
In ruil voor het geld dat ze nodig had voor het bekomen van een voorschrift en de aanschaf van wel heel erg dure medicijnen
Ontdeed ze zich van haar laatste restje waardigheid en legde ze haar lichaam voor hen te grabbel.

Uren later.
De laatste gast had het café verlaten.
John sloeg een groezelige versleten badjas rond Yenka's rillende lichaam.
Echter niet zonder haar eerst eens te betastten.
"Gaat het maske?" vroeg hij.
"Ca va," zei Yenka hijgend terwijl ze op een barkruk plaatsnam.
Ze trilde op haar benen.
Haar hart ging als een razende te keer van de opwinding en inspanning.
Ze voelde de pijn in haar onderlichaam.
Dat het voortdurende geram van twintig hitsige kerels moest ondergaan.
John nam een fles jenever en schonk een borrel in en schoof het glaasje tot bij haar.
Ze wist best dat alcohol geen goed idee was in combinatie bij de zware medicijnen die ze slikken moest.
Toch dronk ze vaak meer dan goed voor haar was.
Ze dronk het glaasje in één teug leeg.
"Doet er nog maar ene," zei ze.
John glimlachte.
Kwam van achter de toog en ging achter haar staan.
Zijn handen gingen onder de badjas.
"Wat denkt ge, gaan we nog nekeer naar boven?" vroeg hij.
"Dan krijgde een extraatje van mij.
Want ik denk dat ge meer nodig hebt dan medicamenten alleen."
Yenka keek hem aan met haar doffe blik.
"Ik zou onder het mes moeten," zei ze.
"De cardioloog zij het bij de laatste controle twee maanden terug.
Als ik niet snel geopereerd zou worden dan... "
"Yenka, laat mij een voorstel doen," zei 'Dikke John'.
Komt elke week op de sluitingsdag nekeer langs voor een privé moment.
Voor mij alleen.
Dan krijgde van mij een extra zakcentje.
Goed plan.
Hey... Yenka
Ik kan mor geen genoeg van aan krijgen schatteke.
Hij nam haar bij de hand en trok haar mee de gelagzaal uit.
De trap op naar boven.
Daar legde hij haar op bed en liet hij zijn broek zakken.
Om zich aan haar te vergrijpen.

Het was midden in de nacht toen Yenka het café verliet.
Het was inmiddels opgehouden met regenen.
Er woei een warme wind,het leek wel of een föhn in haar gezicht waaide.
Ach, liever dat dan die koude wind die haar hartkloppingen bezorgde.
Die hoe langer hoe erger werden.
Ook nu had ze hartkloppingen.
Maar wat deerde dat.
Ze hield haar linkerhand over de plaats waar zich de binnenzak van haar winterjas zich bevond.
Daarin zat het geld dat ze van 'Dikke John' kreeg.
Het geld dat ze nodig had voor haar medicijnen.
Ze voelde zich euforisch.
Want dankzij dat geld bleef ze in leven.
Kon ze weer even verder.
Maar voor hoelang nog?
Dan zette ze haar weg voort.
Door de uitgestorven straten.
Geen mens te zien.
Dacht ze.
Had niet door dat twee mannen haar zagen uit het café zagen komen.
"Daar! Die bitch moeten we hebben," zei de ene tegen de andere.
"Die ligt regelmatig met eur benen open voor heel het café.
Voor geld.
Veel geld.
Genoeg geld om veel 'stuff' mee te kopen.
Waar we ons een tijdje mee kunnen bevoorraden"
Het waren junks.
Zware heroïneverslaafden.
Met een zwaar strafblad.
Overvallen met geweld, inbraken, leegroven van kassa's.
Ze beslopen Yenka.
Grepen haar vast.
Trokken haar mee naar braakliggend terrein.
"Kom, laten we die slet nekeer pakken," hoorde ze één van die kerels zeggen. "Ze heeft het nog zo geire da ze aan eur lijf zitte."
Dan trok hij aan haar haren en keek haar recht in de ogen met een griezelige blik.
Haalde een mes boven en hield het voor haar neus?
"Of is 't geen waar misschien? Gij smerige loopse teef!" siste hij.
Yenka kromp ineen van angst.
Probeerde zich uit hun greep los te rukken, maar het was tevergeefs.
Ze sleurden haar mee, weg van het trottoir to bij het met haken en ogen aan elkaar hangende schutsel.
Yenka plaste in haar broek, haar hart ging als een razende tekeer.
"God nee help!" smeekte ze.
"Heelp!!!! HELP ME DAN TOCH!!!!"

Niemand hoorde haar wanhopige kreet.
Ze klampte zich vast aan het schutsel.
Eén van de junks sloeg haar in het gezicht.
"U verzetten heeft geen zin trut!" Riep hij in haar oor.
Dan ineens werd de junk die haar in het gezicht sloeg weggerukt.
Een potige jonge kerel greep hem vast, keek hem in de ogen.
En gaf hem een geduchte kopstoot.
De junk viel op de grond en krabbelde zich moeilijk overeind.
Ook de tweede junk onderging hetzelfde lot.
"Dit is voor jullie fucking schorem!" siste de jongeman.
Het was de kerel met de getaande huid en dreadlocks die in café 't Arsenaal was vlak voor Yenka er aankwam, en die door 'Dikke John' bedreigd werd met een 'Bolo'.
De junks gingen er van door, een spoor van bloed achterlatend. De jongeman had hen een stevige bloedneus bezorgd.
"Gaat het meid?" vroeg hij.
Yenka kon geen woord uitbrengen.
Ze trok haar kleren recht, greep naar haar jas.
Voelde.
"Neeee!!!" riep ze ineens uit.
"Wat is er meid?" vroeg de jongen.
Yenka's beefde over heel haar lichaam.
"Dit  kan niet!
Dit mag niet!"
Ze merkte dat haar jas half open stond.
Voelde in haar binnenzak.
Zakte door haar benen.
"Ik ben verloren," zei ze.
"Hoezo?" Vroeg de jongen die haar vastgreep.
"Vertel me toch wat er gaande is 'moppie'." zei de jongen die haar helpen wilde.
Yenka klampte zich aan de jongen vast.
Keek hem in de ogen.
"Ze hebben het geld voor mijn medicamenten gepikt." Zei Yenka.
"Ik... Ik ben ten... dode opgeschreven."
Yenka trok bleek weg.
Haar ogen draaiden weg. Haar lippen werden blauw.
Yenka verloor het bewustzijn, hing slap in de armen van haar jonge redder.
"Verdomme!!" zei de jongeman.
"Ik moet een ambulance verwittigen!"

Geen opmerkingen:

Een reactie posten