Pagina's

dinsdag 5 september 2017

Verborgen fortuin 4


De rust in de Pyreneeën werd bruut verstoord door het typische dokkerende geluid van een Harley Davidson die door de haarspeldbochten slingerde waaraan maar geen einde leek te komen.
Sheila was al drie dagen onderweg met haar Harley.
De eerste dag reed ze tot even voorbij Parijs, voornamelijk over snelwegen.
Dan verliet ze de snelweg en reed langs voornamelijk rustiger lokale wegen door het Franse landschap. Tot ze stopte bij een rustige Auberge waar ze na een heerlijke maaltijd de nacht doorbracht.
De tweede dag reed ze dan door tot vlakbij Toulouse waar ze dan de stad verkende en gezellig iets at op een terrasje.
En 's anderendaags dokkerde ze de Pyreneeën in.
Ze genoot van de rust, de weidse landschappen en het heerlijke gedokker van de motor van haar Harley.
Dit was voor haar leven.
Stiekem zou ze nu het liefst haar helm afzwieren en haar haren los in de wind laten wapperen.
Maar ze besefte te goed de gevaren van het rijden zonder helm.
Ze stopte bij een flauwe bocht en legde de motor van haar Harley stil.
Ze stapte af en liep tot bij de rand van een toch wel behoorlijk diepe afgrond en keek naar het prachtige landschap.
Er was geen enkele andere auto te horen of te zien.
Er was alleen de stilte.
Sheila zette haar helm af.
Voelde de wind in haar blonde haren.
De zon op haar huid.
Het was eind april.
In België was het waarschijnlijk weer aan het regenen, zoals het de dagen voor haar vertrek ook haast elke dag regende en er maar geen einde kwam aan de voorbijdrijvende grijze wolken.
Hier was de lucht blauw.
En zuiver.
Ze haalde diep adem.
"Verdomme!" Dacht ze bij zichzelf.
"Zo e poar dagen in de bergen met e tentje.
Da zoedt de max zien.
Neeje echt."Ze zette haar helm terug op, startte haar motor opnieuw en reed verder.
Ze had een plan.
En niets kon haar daarvan weerhouden.
Die middag nog kocht ze in een filiaal van een grote keten van sportwinkels een tentje en klimmers materiaal, alsook in een supermarkt mondvoorraad voor de komende dagen.
's Avonds checkte ze in in een klein hotelletje in een bergdorpje niet ver van de Spaanse grens.
Ze at een stevige lokale stoofpot met een flesje 'vin du pays' en ging dan vroeg naar haar kamer waar ze nog wat las in bed.

De volgende ochtend was ze al vroeg op pad.
Het dorpje waar ze logeerde lag al ver achter haar.
Er was alleen nog de stilte, zelfs de drukke baan die door het dorpje liep was niet meer te horen.
Sheila stapte stevig door, haar rugzak goed omgegord en aan haar rugzak vastgemaakt haar tentje.
Eindelijk leek het haar te lukken om haar gedachten wat te ordenen. De spanningen tussen haar en Pieter, de stress van het slecht lopen van de zaken waar hij zich niets van leek aan te trekken, de onbetaalde rekeningen, de aanmaningen, de schulden, de ontevreden klanten.
Eindelijk kon ze het van zich afzetten.
Wat had ze zich toch in die vent vergist.
Nog maar eens.
Nog maar eens had ze zich zo schromelijk vergist in een man.
Ze kon zichzelf wel voor de kop slaan.
Ze zetten zich even op een stuk boomstronk en luisterde naar de stilte.
Hier was geen mens te bespeuren.
Ondanks het feit dat de weg die ze volgde een onderdeel was van 'El Camin'.
Oftewel de oude pelgrimsroute naar Santiago De Compostela.
Dat verraadden de schelpjes langs boomstammen of op palen langs de weg.
Ze dacht aan de avond nadat ze wegging bij Pieter.
En bij Lou verzeild geraakte.
Aan hoe ze in zijn armen lag.
Hoe geborgen ze zich voelde.
Met hem klikte het toch zo goed.
Maar ze wist. Een relatie met hem zat er niet in.
Niet alleen zat het verdriet om zijn geliefde Gracienne nog veel te diep.
Hij wilde ook geen relatie.
Vond dat allemaal maar 'klef' gedoe dat alleen maar uitmond in drama's en bitterheid.
Da's alleen maar schoon in de 'kleffe voddeboekskes' en 'flauwe zemeltrezenfilms' zoals hij het altijd zei.
Ze begreep hem wel.
Ze had het zelf teveel meegemaakt.
Op dit moment moest je haar ook niet spreken over 'een relatie'.
"Fuck wat hein 'k genoeg van ol dat gezeiver. El ol die totentrekkerie.
Ol voe de schone schien.
Neeje 'k bluuvn toene nog liever een oede vrijster."
Dan stond ze weer echt en trok ze verder.
Dieper de bergen in.
Waar het landschap woester werd.
En waar je alleen jezelf kon terugvinden.
Na een lange dag stappen zette ze haar tentje op een licht glooiende berghelling met een prachtig vergezicht.
Ze maakte een kampvuur aan en genoot van een machtig mooie zonsondergang.
Ze liet haar gedachten stromen.
Alsook haar tranen.
Met Sandra in gedachten.
En Graziella.
En Kathy, haar jeugdvriendinnetje.
En Gracienne over wie Lou zo vaak en vooral zo graag vertelde.
En alle anderen die veel te jong en te vroeg gingen.
Ook mijmerde ze over de vele reizen die ze als jonge meid maakte.
Doorheen Europa met haar Harley.
Over haar tijd bij de paracommando's, ze was één van de weinige vrouwen die de harde proeven doorstond en tot verbazing van velen schopte ze het zelfs tot instructeur.
Ze dacht aan de mensen die ze in haar 'wilde jaren' leerde kennen.
En vroeg zich af wat er van hen geworden was?
Ze voelde de avondkilte en merkte dat het vuur langzaam begon te doven.
Eens de zon achter de bergen was zocht ze haar tent op en kroop diep in haar slaapzak, echter niet nadat ze nog wat sprokkelhout op het kampvuur gooide.
Want het scheen dat er in de Pyreneeën roedels wolven waren waargenomen.

De volgende ochtend was Sheila opnieuw op pad.
Ze liep over een smal bergpaadje met rechts van haar een diepe kloof.
Eronder stroomde een bergriviertje dat ze kon horen stromen tot boven, ofschoon de afgrond enorm diep was.
Ineens zag ze dat ze niet alleen was.
Ze zag verderop iemand langs de steile rotswand naar beneden klimmen.
Hij droeg een helm en had klimuitrusting bij.
"Een speleoloog." Dacht Sheila.
"Lijkt me wel interessant om de vele grotten te verkennen," dacht ze.
"En sourtout, spectaculair."
Ze liep verder.
Moest goed op haar tellen passen want het paadje was erg smal en de kloof diep.
Ineens hield ze halt.
Hoorde ze nu iemand roepen?
Ze hield de adem in.
"Aux secours!!!" Klonk het.
"Aux secours sils vous plais!!!"
Het kwam van vlak onder haar.
Een man klampte zich wanhopig vast aan de rotsen en met één hand aan een jong boompje waarvan de wortel er al half uitgerukt was.
Ze herkende de helm die hij droeg, het was de speleoloog die ze daarnet zag afdalen.
"Me ziele ghods." Dacht Sheila terwijl ze het touw van haar rugzak losmaakte.
Ze wist, ze moest niet denken maar doen.
Ze nam haar touw en maakte het vast aan een boom.
Dan liet ze zich naar beneden glijden.
Ze bereikte de man en stak haar hand uit.
"Tenir, je suis la." Zei ze.
Ze reikte hem de hand en gaf hem de gelegenheid om zijn voeten te laten steunen op de rotsen.
"Merci." Zei de man stamelend.
Hij beefde als een rietje.
"Je ghie vele chance ghad." Zei Sheila binnensmonds.
Hij keek haar aan.
"Zijde gij een Vlaamse?" Vroeg hij.
"Yep.
Ben opgegroeid in Bulskamp, maar woon intussen wel elders." Antwoordde Sheila.
Ze hielp hem het touw rond zijn middel te binden.
"Blijf hier, ik klim naar boven en dan trek ik je op." Zei ze.
Eens de jongeman boven was reikte ze hem haar veldfles aan en liet hem drinken.
"Bedankt." Zei hij "Mijn naam is Jens, wat is de jouwe?"
"Sheila." Antwoordde ze.
"Nogmaals bedankt Sheila. Je hebt me het leven gered."
Ze legde haar hand op zijn dij.
"Ik deed mijn plicht." Zei ze.
Ze bekeek zijn oog.
"Dat komt toch niet van die val." Zei ze terwijl ze ernaar wees.
Zijn oog was helemaal blauw.
"Het was geen val." Zei de jongeman.
"Ze wilden me dood."
"Wie?
Wie wilde je dood?" Vroeg Sheila.
"Mijn metgezellen.
Kan ze geen vrienden meer noemen.
Godverdomme.
Had ik dat geweten.
Dan had ik ze mijn hulp niet aangeboden.
Klootzakken.
Godverdomse fucking klootzakken."
Jens boog het hoofd.
Begon te huilen.
"Hey." Zei Sheila.
"Niet huilen man.
Je leeft.
Je bent er nog."
"Ja dat wel.
Maar ze hebben het plan.
Dat leidt naar de schat."
"Welke schat?" Vroeg Sheila.
"Van de familie Bachmann.
Was onlangs in de krant en op TV."
"Ja dat klopt." Zei Sheila.
"Maar daar was toch geen plan van? Of wel."
"Toch wel." Zei Jens.
"Er was een plan.
En dat plan was in het bezit van één van de mannen die beroep op mij deden.
Ze beloofden mij een derde van de winst.
Maar liefst Twee miljoen, vijfhonderd duizend Euro.
Daarmee kon ik wel mijn dromen waarmaken ja."

Toen begon Jens te vertellen.
"Ik ben een ervaren bergbeklimmer en speleoloog en ben een erkende gids.
En ken deze streek op mijn duimpje.
Hier kom ik tot rust.
Ver van de stress en de drukte.
Het geeft me een kick om steile rotsen te beklimmen, of af te dalen.
Om in grotten op verkenning te gaan en langs smalle bergpaden op verkenning te gaan. En dan 's avonds doodmoe in de tent te kruipen.
Maar in België heb ik een gezin en een job.
Zeg maar gerust, een doodsaaie kantoorbaan.
En een leventje van dertien in één dozijn.
's Morgens op een onzalig uur opstaan, dan zitten knikkebollen in de file en dan een hele dag doorbrengen met afgestompte collega's onder leiding van een baas die vastgeroest zit aan regels en geboden
Daar waar ik als jonge kerel amper weg te slaan was uit de bergen, kom ik er nog amper.
Door de geboorte van mijn zoontje is het zelfs meer dan een jaar geleden dat ik nog een berg of grot van dichtbij gezien heb.
En dan kom je een oude studiegenoot tegen.
Dieter Vloeyberghs heet hij.
De kleinzoon van Dr Gaston Vloeyberghs. Intussen zelf dokter geworden.
Dit ondanks het feit dat hij liever genoot van het uitbundige studentenleven en het graag uithing in plaats van te studeren.
En ja, hij ging al eens mee met mij naar de bergen.
Beetje fun maken, raften, klimmen, hiking, eens een grot verkennen. En 's avonds bij het kampvuur schuine moppen tappen met een blik bier in de hand.
Leuke tijd. Helaas groeiden we na een poosje uit elkaar.
Trouwen, kinderen, ge kent dat wel.
Maar dan ineens stond hij er weer.
Hij had een plan.
"Die beloning van 10 miljoen Euro van de familie Bachmann.
Die kan van ons zijn!
Maar dan moet gij ons helpen." Zei hij.
Ik wilde wel.
Ik ging akkoord met twee miljoen vijfhonderduizend Euro.
Dat was meer dan genoeg.
Kon ik eindelijk mijn droom waarmaken.
Een eigen opleidingscentrum beginnen.
En mensen les geven in alpinisme en speleologie."
Jens keek voor zich uit.
"Maar je metgezellen hebben de grot toch niet bereikt. Ofwel?" vroeg Sheila.
"Daarboven." Zei hij.
Die spleet in de rotsen.
Geeft toegang tot de grot waar wijlen Anatole Honorez zijn schatten heeft verborgen.
En je moet goed kijken.
Tussen de rotsen zitten haken waar je touwen in kunt vastmaken.
Ze zijn oud en verroest.
Maar ze zitten verdomd goed vastgemaakt.
Die Anatole Honorez wist waar hij mee bezig was.
"Fuck!" Zei Sheila.
"Dus hier achter deze rotspartij zit een schat die miljoenen waard is verborgen."
Jens knikte.
We hadden foto's genomen van de schat.
En Dieter nam enkele goudstaven en wat diamanten en juwelen mee, zogezegd als bewijs.
Dan daalden we af naar beneden.
Toen...
Greep Dieter me vast.
"Bedankt voor je hulp, maar we hebben je niet meer nodig." Zei hij.
En hij duwde me.
Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen was."

Sheila bekeek Jens van top tot teen en besefte, er klopte iets niet.
Eigenlijk klopte er gewoon niets aan heel zijn verhaal.
"Ik wil die schat wel eens zien." Zei Sheila.
"Wel," reageerde Jens. "Ik wil u die graag tonen."
"Maar mijn voet doet pijn en ik zit onder de schrammen.
En ik wil klacht neerleggen tegen Dieter Vloeyberghs en zijn kompaan Marco Breughelmans."
Sheila voelde hoe elk haartje van haar lichaam overeind ging staan toen ze die laatste naam hoorde.
"Heb je de foto's van de schat nog?" Vroeg ze.
"Staan op mijn digitale camera, maar die ligt beneden in de ravijn." Zei Jens.
"Wat jammer." Zei Sheila grinnikend
"Moet ik je nu geloven?"
"Hoe bedoel je?" Vroeg Jens.
"Denk je dat ik hier wat sta te verzinnen of wat?"
"Ja." Zei Sheila zonder enige stemverheffing.
"Fucking klotewijf!! Ik werd net door die twee mannen de ravijn ingegooid hé.
Had ik me niet kunnen vastklampen dan lag mijn karkas nu in die kolkende rivier ja."
Sheila legde zijn hand op zijn schouder.
"Gij denkt echt dat ik een  onnozele trees ben hé.
Dat ge hier met een tuttebel te doen hebt die ge gelijk wat kunt wijsmaken.
Wel jongen, maar dit slaat wel hard tegen voor je.
Ten eerste: Ik ben een ex-paracommando, ik heb bakken ervaring met het overleven in een ruig gebied als dit. En daar ik het bij de para's tot instructeur geschopt heb weet ik als geen ander hoe je je uitrusting correct aanbrengen moet. En voor iemand die beweert berggids te zijn is het in jou geval maar zeer pover gesteld moet ik zeggen.
Ten tweede: Ben ik een gebrevetteerde privé detective.
Ten derde: Mijn tent stond opgesteld op die helling ginder, en ik zag je die rots hier afdalen.
Alleen.
Moest je echt van die afgrond geduwd zijn dan moest ik je kompanen ofwel tegengekomen zijn ofwel zien lopen in de verte. En dat was niet het geval. Hier was en is nog steeds in de weidse verte geen hond te bespeuren, behalve jij en ik.
Ten vierde: Zei je dat je in de ravijn werd geduwd, maar je oog is wel blauw. Wat niet van die val kwam zoals je zei. Een leugen dus. Een groteske leugen!
Ten vijfde: Je had al je uitrusting omgegord. Hoe kan dat als je meteen bij voet aan de grond de afgrond werd ingeduwd. En alle touwen zijn verwijderd tussen de grotopening hier boven ons en het pad hier.
Ten zesde: Als je van dergelijke steile afgrond zou gegooid worden heb je geen schijn van kans, de vaart die je erop aanhoudt is te snel om je ook maar aan iets te kunnen vastklampen. En al zeker niet aan zo'n jong boompje."
Dan greep Sheila Jens vast en duwde hem tegen de rotswand.
"En tot slot... Je noemde de naam Marco Breughelmans.
Zal ik je wat zeggen kereltje?
DIE KEN IK TOEVALLIG!
En ik ken hem als een eerlijk mens.
Een kerel uit één stuk.
Iemand waar gij niet eens aan kunt tippen... Huftertje.
En gij wilde die een valse aanklacht aan zijn broek smeren.
Terwijl hij na een ellendige rotjeugd iets van zijn leven probeert te maken.
Wel jongen... Ik dacht het niet!
Ghodverdomschen onnozeloare!"
Sheila was nu echt razend.
"Nu voor de dag ermee! Waar zijn je kompanen?"
Ze keek Jens met een nijdige blik aan. Haar lip beefde van pure woede.
"In... In de grot." Zei Jens.
Bij de schat.
Heb de touwen naar boven getrokken, ze kunnen niet weg.
Enfin, dat kunnen ze wel. Als ze één van de andere uitgangen vinden.
Ik wilde ensceneren dat er een aanslag op mijn leven werd gepleegd. Ik zag je komen en dacht dat jij een nuttige getuige zou zijn."
"En dan vlogen je vrienden de cel in en jij hield de beloning voor jezelf.
Slim gespeeld knul.
MAAR NIET SLIM GENOEG!"


Geen opmerkingen:

Een reactie posten