Pagina's

vrijdag 13 juli 2018

Chaleur d'Amour 2



Het was donker.
Jessie lag naar het zeil van de kleine tent te staren.
Ze dacht aan het voorstel van Jeremy.
Zou ze gaan.
Ze bleef maar twijfelen.
Niet zozeer omwille van de reactie van haar ouders.
Maar vooral.
Hoewel ze Jeremy best wel een leuke knul vond.
Was ze niet zinnens om al na de eerste ontmoeting met hem naar bed te gaan.
Of zelfs maar met hem te liggen smossen ergens in het groen.
Want dat was blijkbaar wel wat hij wilde.
Gelukkig had hij geen telefoonnummer of iets dergelijks.
Ze hoorde het gezang van de krekels.
Voelde het warme van een Provençaalse zomernacht.
Naast haar in de tent lag Jens haar jongere broertje.
In een diepe slaap verzonken.
Hij was tot lang na zonsondergang blijven spelen met de nieuwe vriendjes die hij op de camping had gemaakt.
En was nu natuurlijk uitgeteld.
Jessie hief haar hoofd op en keek vertederend naar haar broertje.
Op wie ze zo hard gesteld was.
Jens is een toffe knul.
Intelligent, spraakvaardig, levendige fantasie.
Gek op voetbal, videogames en een krak op de computer.
Na de vakantie zou hij op 'programmeerkamp' gaan.
Hij had er maanden om gezaagd.
Het was vader die toestemde na een gesprek aan de toog met een goede vriend.
"Moet je zeker doen," zei die.
"Gasten die meer kunnen met een computer dan alleen maar gamen of facebooken hebben een streepje voor in onze maatschappij.
Programmeren en systeemkennis, dat is de toekomst.
Want het internet zal de komende eeuw alleen maar aan belang toenemen.
Dit is nog maar het begin, wacht maar af." Zo zij Patrick de vriend van Erwin.
Dit was het argument dat Erwil Roelstraete over de streep trok.
Nu moest hij alleen nog zijn echtgenote overtuigen.
Die dacht natuurlijk aan wat het zou kosten.
"In de opvoeding van uw kinderen moet ge investeren," zo zei hij.
"Dat is nooit verloren geld."
Jessie was fier op haar kleine broer. Zacht streelde ze zijn blonde 'broskeskop'.
Een traan liep over haar wangen. Ze slaakte een diepe zucht.
Dan legde ze haar hoofd weer op het hoofdkussen, trok de slaapzak wat meer over haar lichaam en viel uiteindelijk toch in slaap.

De volgende ochtend waren moeder en dochter Verstraete al op pad.
Met de fiets reden ze naar het dorpje om er boodschappen te doen.
Caroline verkoos dit boven de superette, daar ze deze ietwat wantrouwde.
En vooral omdat ze van de gelegenheid wilde gebruik maken om echt kraakverse groenten en fruit in te slaan voor het verblijf.
Courgettes, aubergines, salade, verse kruiden en vooral tomaten.
Ze wist dat vooral haar zoontje verzot was op tomaten.
En natuurlijk plukvers zuiders fruit.
Cavaillon, watermeloenen, perziken, nectarines. 
Alles vers van het veld.
Ze passeerden een prachtige boomgaard waar de perziken hingen te rijpen. De geur hing in de lucht.
Onderweg keek ze in het rond, of er onderweg nergens een boerderij was waar je verse groenten en fruit kon inslaan.
En ja hoor, dat was er.
Caroline en Jessie stalden hun fiets tegen de gevel van het oude woonhuis van een kleine hoeve.
Een oudere vrouw in geruite schort kwam naar buiten.
"Bonjour madame, demoiselle," zei ze terwijl de weinige tanden die ze nog had bloot lachte.
"Qu'est que tu cherchez? De legumes frais? Ou de bon fruit?"
Jessie en Caroline maakten hun keuze terwijl de oude vrouw vragen stelde.
"Vous restez dans le camping?" vroeg ze.
"Oui," zei Caroline.
"Ja dat klopt."
"Faitez attention madame.
Il ya un mec qui travail la.
Il est mauvais.
Mais vraimant mauvais.
Laisser jamais ta fille tout seul avec hui.
Mais vraiment jamais!!"

Dan wendde de oude vrouw zich tot Jessie.
"Ey vous!
Je parlez a toi mademoiselle.
Faites attention pour cette mec.
Jeremy.
Cette un batard.
Un criminel.
Het is zo'n smeerlap die jonge meisjes de kop zot maakt.
Om er seks mee te hebben.
En hen dan laat zitten.
Paar jaar terug heeft hij een Duits meisje zwanger gemaakt.
Toen haar ouders verhaal wilden maken was hij ineens weg.
In het holst van de nacht is hij weggereden met dat verroeste busje van hem.
De zomer erna stond hij er terug.
Alsof er niets gebeurd was.
En wat deed Gaston, de campingbaas?
Die nam hem nog terug aan ook.
l'Imbecile!"
Ze zei dat laatste met een diepe minachting.
"Dat doet hij nu altijd.
Allerhande gespuis op zijn camping laten werken.
Volk dat voor geen meter deugd.
In plaats van wat selectiever te zijn en zijn mensen wat meer te betalen.
De gierigaard."

Caroline luisterde niet, gaf de bestelling door en even later reden ze met volgepakte fietstassen verder naar het dorp.
"Wat een roddelwijf," zei Jessie geërgerd.
"Zou dat nu echt waar zijn van die Jeremy?"
"Het is niet dat ik vooroordelen koester Jessie," zei Caroline.
"Maar ik zou toch niet graag zien dat je je inlaat met die jongen.
Allez ja.
Niet dat je hem moet negeren of zo hé.
Je moet beleefd en spraakzaam zijn tegen iedereen, dat weet je.
Maar... allez ja.
Ik wil wel dat je afstand houdt, snap je?
Het lijkt me toch maar een 'rare'."
Dan stopte Caroline en keek haar dochter aan.
"Je bent zo'n mooi meisje Jessie.
Jij kan zoveel beter krijgen dan zo'n verwaaide kerel.
Zo'n zwerverstype.
Die bovendien toch te oud is voor je.
Hey meisje.
Ik versta.
Je bent tot de leeftijd gekomen.
Dat je het andere geslacht wil leren kennen.
Je wil ook zoveel inhalen na al die jaren van het ene ziekenhuis naar het andere revalidatiecentrum.
Daar ben ik me als moeder hard van bewust.
Maar beloof me.
Dat je je lichaam niet zomaar schenkt aan de eerste de beste.
Je lichaam is je dierbaarste bezit Jessie.
Draag er zorg voor.
Ik zou niet willen dat je zwanger wordt.
Of één of andere nare ziekte oploopt.
Net nu het zoveel beter met je gaat."
Jessie stapte van haar fiets en legde haar handen op haar moeders schouder.
"Wees maar niet bang mama.
Ik pas wel op mezelf.
En op mijn lichaam.
En het laatste wat ik wil is jou of papa teleurstellen.
Jullie hebben zoveel voor me gedaan.
Zoveel offers moeten brengen."
Caroline knuffelde haar dochter.
"Jessie," fluisterde ze zacht.
"Je hebt een hart van puur goud meisje.
Daarom ben ik ook zo fier op je."
In het dorp kochten ze nog vlees en charcuterie, alsook brood.
Stokbrood natuurlijk.
Ze waren immers in Frankrijk.
Het brood was nog warm en rook nog zo heerlijk naar de oven.
Dit bracht moeder en dochter Verstraete nog meer in vakantiestemming.

Dan reden ze met gepakt en gezakt terug naar de camping.
Nu ging het bergop en met al die boodschappen viel dat niet mee.
Caroline hield haar dochter in het oog.
Zag dat het meisje het moeilijk had met de te leveren inspanningen.
"Gaat het meisje?" vroeg ze. "Moeten we niet even rusten?"
"Nenee mama, het lukt me wel." zei Jessie.
Ze had het wel moeilijk.
Maar wilde dat niet laten merken aan haar ouders.
Dus zette ze door.
Zo goed en kwaad het kon.
Maar ze had het moeilijker dan ze eigenlijk wilde toegeven.
Tot overmaat van ramp kreeg Caroline een lekke band.
"Verdomme!" foeterde ze.
"Moeten we het hele eind terug naar de camping te voet.
En dan nog bergop.
Straks is ons vlees bedorven en ons fruit confituur."
Op dat moment hoorden ze getoeter.
"Il ya un probleme les dames?" hoorden ze iemand zeggen.
Het was Jeremy.
In zijn camionette.
Waarmee hij even tevoren naar het containerpark was geweest met het papier, karton en plastic afval van de camping.
"Mettez ta velo a l'arrière de mon camionette," stelde hij voor.
Ik breng jullie wel tot bij jullie caravan.
Caroline en Jessie gingen op het voorstel in en met zorg legde Jeremy beide fietsen achterin zijn busje.
De fietstassen zette hij recht tegen de bank vooraan.
Daarna opende hij galant de zijdeur voor Caroline en Jessie.
"Merci," zei Caroline.
"Vous ete le maman de Jessie?" vroeg hij met een opgewekte vriendelijkheid.
"Oui," zei Caroline.
"Achantée, je vue ta fille hier apres midi.
Ik zag je dochter gisterenmiddag.
En laat me eerlijk zijn.
Je mag fier zijn op haar.
Mensen,, en zeker jonge mensen die boeken lezen hebben bij mij een streepje voor."
"Lees je zelf vaak?" vroeg Caroline.
"Enormé," antwoordde Jeremy.
"Boeken zijn mijn leven.
Op mijn kamer hier heb ik geen TV.
En hier in het dorp is weinig te beleven.
En eerlijk gezegd.
Het oppervlakkige gedoe in Saint-Tropez zegt me echt niets.
Ik zit het liefst buiten in het veld tussen het groen. Of a bord de mer, te staren naar de ruisende branding.
En 's avonds op mijn kamer met het venster open en het vliegenraam in op mijn bed te lezen.
Terwijl ik de krekels hun avondlied hoor zingen en de volle maan in mijn kamer schijnt.
Dan ben ik pas echt gelukkig."
Caroline glimlachte.
Ze begon Jeremy best wel sympathiek te vinden.
"Werk je hier al lang?" vroeg ze ineens.
"Deux ans," was het antwoord.
Voordien trok ik wat rond van de ene plek naar de andere.
Ja ik weet het," zei hij.
"Je suis un peu un bohemien.
Vaak weet ik ''s morgens niet waar ik 's avonds slapen zal.
Hoewel.
Als ik eerlijk mag zijn.
Ben nog nooit zo lang ergens gebleven als hier.
Maar ja.
Monsieur Gaston is dan ook een baas uit de duizend.
Hij betaalt goed, is vriendelijk.
En ook na het kampeerseizoen heeft hij werk voor me.
Weet je, de omliggende wijngaarden zijn ook van hem.
In september begint de druivenpluk, dan komen er plukkers vanuit het hele land.
Ik heb dan de verantwoordelijkheid om deze aan het werk te zetten en de pluk te organseren.
Ik vind het een hele eer om dergelijke verantwoordelijkheid te krijgen.
Je begrijpt.
Dat ik een man als Monsieur Gaston dan ook niet zal teleurstellen."

Jeremy zette Caroline en Jessie af bij de caravan.
Hielp nog met het uitladen van de boodschappen.
En ook van Jessie's fiets.
"Je prendre ta velo quand il a pret.
Ik breng je fiets terug als hij klaar is."
"Merci," zei Caroline gemeend.
"Nou, sou ik toch echt niet doen hoor," zei Guus terwijl hij met zijn handen op zijn rug tot bij Caroline kwam.
"Wat?" vroeg ze.
"Mijn fiets toevertrouwen aan die ploert.
Begrijp gewoon niet waarom Mesjeu Gaston die gozer infeite in dienst houdt.
Heb je soon mooie kémping, haal je dat naar beneje door hier zo'n mafketel te late rondlopuh.
Mot je die gozer nou es zien?
Met dat vieze lange haar, die fuile short en dan die gemene tatoeages.
Mocht ik hier baas zijn, dat tuig mocht hier meteen opzoute, goed gewete."
"Ah kom, begin je ook al?" zei Jessie.
Haar ogen schoten vuur terwijl ze Guus met een nijdige blik aankeek.
"Alsof die jongen minder zou zijn omdat hij tatoeages heeft en lang haar?
Al die stomme vooroordelen, daar krijg ik echt het vliegend schijt van!
Zonder Jeremy liepen we nu nog langs de weg te zweten met volgepakte fietsen en een platte band."
"Nou je mot me niet gelofe hoor." zei Guus terwijl hij zijn schouders ophaalde.
"Maar die Jeremy schijnt een ex-bajesklant te zijn.
En nee, het was niet voor gejatte portefeuille!"
Dan liep hij terug naar zijn eigen caravan met zijn handen op zijn rug.
Die middag was Jessie weer present aan de zwemvijver.

Jeremy liep langs en kwam bij haar zitten.
"Tu eté ou hier soir?" vroeg hij.
"Waar was je gisterenavond?
Ik zat op je te wachten."
"Excuse moi Jeremy.
Maar ik ben niet iemand die zomaar met de eerste de beste het bed induikt.
Dit kan je niet van mij verlangen, echt niet!"
Jeremy schudde het hoofd.
Keek haar aan.
"Je te parlais pas de sexe cher Jessie.
Het was niet de bedoeling om je in bed te krijgen.
Maar gewoon.
Bij maanlicht gewoon wat praten.
Terwijl de krekels hun eeuwige lied zongen."
"Jeremy
Ik...
Allez ja weet je?
Ik hoor nu al allerlei geruchten over je.
Die me in de war brengen."
"Aah ce rumeurs!" zei hij.
"Die geruchten.
Als zou ik in de gevangenis hebben gezeten.
Als zou ik een crimineel zijn.
Als zou ik hier niets anders doen dan de meisjes het hoofd op hol te brengen.
Om hen in bed te krijgen.
En dan nog het liefst van al minderjarige meisjes.
Ik ben een bohemien Jessie.
Ik heb geen familie en zwerf zomaar van hier naar ginder.
Ik heb lak aan conventies en doe mijn eigen zin.
Ik heb geen diploma, zelfs geen vast adres.
Ik beantwoord niet aan de eisen van de hedendaagse maatschappij.
Mais... et alors?
Wat dan nog?
Ik heb nooit ofte nimmer iemand kwaad gedaan Jessie.
Weet je wat het is Jessie?
Ils sont jaloux.
Ze zijn gewoon jaloers.
En weet je waarom?
Omdat zij het lef niet hebben om te doen wat ik doe.
Om gewoon mijn eigen zin te doen zonder dat ik me van niemand iets aantrek.
Gemakkelijk is het niet.
Om te leven zonder de zekerheid van een goed inkomen.
Of de stabiliteit van een eigen verblijfplaats.
Een vast adres.
Soms wou ik zelf ook dat het anders was Jessie.
Want het wordt er ook  niet makkelijker op, om een leven te leiden als het mijne.
Monsieur Gaston heeft me ervoor gezorgd dat ik hier een tijdelijke domicilie heb.
Zodat hij me kon inschrijven.
Zodat noch hij noch ik in de problemen zouden komen bij een eventuele controle op zwartwerk.
Ze worden alsmaar strenger op dat vlak.
En dat met maar één bedoeling.
Om ons allemaal te controleren.
Om ons allemaal in het gareel te houden.
Jou zowel als mij Jessie.
Ik wist echter al heel vroeg.
Dat dit niets voor mij was.
Ik ben ook niet zo opgevoed.

Weet je?
Ik ben eigenlijk in het geheel niet opgevoed.
Ik heb mezelf moeten opvoeden.
Mijn ouders hebben me in de steek gelaten.
Letterlijk.
Ik moest gaan logeren bij mijn oom.
'Tonton Richard'.
Die woonde op een afgelegen boerderij ergens in de Ardennen.
Waar hij me als zijn knechtje behandelde.
Ik moest in de schuur slapen.
Ok, hij heeft me wel veel dingen geleerd.
Die me later van pas kwamen.
Aan de tractor sleutelen bijvoorbeeld.
En aan zijn wagens.
In de schuur stond een oude Renault 4.
Daar mocht ik dan mee doen wat ik wilde.
Dat heeft er toe geleid dat geen enkele motor nog geheimen voor me heeft.
Ik kan zonder problemen en motor van een auto, vrachtwagen of tractor uit elkaar halen en weer in elkaar zetten.
Ook kreeg ik oude boeken van hem.
Die ik dan las elke avond opnieuw.
Dat heeft me de liefde voor het lezen bijgebracht.
Maar het was niet hij die me leerde lezen.
Dat was Amelie.
Zijn dochter.
Zij nam me in bescherming.
Maar dan ging ze studeren.
En was ik helemaal overgeleverd aan de grillen van 'Tonton Richard'.
Die toen nog meer begon te zuipen dan hij eigenlijk al deed.
Daarom ben ik er weggelopen.
Veertien was ik.
Ik wist gelukkig waar ik terecht kon.
In het zigeunerkamp diep in de bossen.
Dat waren mijn vrienden.
Mon potes.
Helaas waren het geen goede vrienden nee.
Door hen heb ik problemen gekregen met het gerecht.
Werd opgesloten in een jeugdinstelling tot aan mijn achttiende.
Dan hebben ze me als een hond op straat gezet.
Moest het zien te overleven, zonder uitkering, zonder werk.
Ik vond werk ja.
In het zwart.
Eerst in een garage.
Bij een uitzuiger van een baas.
Die rotzooide met de minderjarige dochter van de buren.
Ik dreigde ermee met de bewijzen - zelfgemaakte foto's - naar de politie te gaan.
Als hij mijn achterstallige loon betaalde.
"Je te pas d'argent." zei hij.
"Prond ma camionette... Et disparu."
Hij had schrik van mij ja.
De waardeloze garagist.
Nu ja, had ik dan geen geld.
Had ik toch een dak boven mijn hoofd.
Een dak op wielen.
Daar zat ik tenminste droog.
Eerst werkte ik een tijdje in een abdij vlak over de Belgische grens.
De abdij van Orval.
Ik denk wel dat je er van gehoord hebt, hun Trappistenbier is wereldberoemd.
Ik werkte er in het magazijn van de brouwerij en verdiende er goed.
Maar blijkbaar hadden die conservatieve broeders problemen met mijn losbandige persoonlijkheid.
Waarna ik op een dag gewoon in mijn camionette sprong.
En ik westwaarts reed om er aan de kust werk te vinden.
In de horeca.
Heb zelfs in uw land gewerkt, aan de Vlaamse kust.
Man wat een rotmentaliteit hebben ze daar?
Werken en geld verdienen.
Is het enige wat ze kennen.
Ze vallen er nog liever dood dan het even kalmer aan te doen.
Stel u voor dat ze moeten verzaken aan hun status.
Dat ze de schijn niet meer kunnen hoog houden....
Nee echt.
Met zo'n mentaliteit kan ik echt niet om.
Er is zoveel meer in het leven dan geld en status, weet je?"


Geen opmerkingen:

Een reactie posten