Drie dagen
later.
De laatste etappe van ons hiking avontuur in de Ardennen.
Direct na het ontbijt vertrokken Jessica en ik en trokken we de bossen in voor
onze laatste etappe. Het einddoel was ditmaal Neufchateau. Daar zouden we de
trein terug huis nemen.
We stapten door de bossen en ik voelde een gevoel van gemis. Onze laatste dag
in dit prachtige gebied. Onze laatste dag dat we kunnen genieten van de stilte
en het feit dat menselijke aanwezigheid veraf is.
En toch wisten we dat we blij zouden zijn om terug thuis te zijn.
We zeiden geen woord, Jessica en ik. Zwijgend liepen we over het smalle paadje.
We zaten nu echt diep in de bossen. In het begin van de wandeling wisselden de
bossen zich nog met weilanden of akkers, maar nu alleen nog bos en steile
hellingen.
In tegenstelling tot de afgelopen dagen was het nu grijs en regenachtig, De
avond ervoor heeft het flink geonweerd en sindsdien sloeg het weer helemaal om
en volgens de weerberichten zou het nog de hele week grijs en druilerig zijn.
De regen maakte dat de paden er glibberig bij lagen, en dat maakten dat we nu
extra voorzichtig moesten zijn.
Jessica zette zich op een boomstronk om even uit te rusten, ik sloeg mijn armen
rond haar hals en trok haar dichte bij me. Ze draaide haar hoofd en glimlachte.
“Ik ben zo gelukkig met je,” zei ze met hese stem.
“Soms lijkt het echt te mooi om waar te zijn. En dat maakt me een beetje bang.”
“Waarom?” vroeg ik.
“Dat er ineens iets onverwachts zou gebeuren waardoor ik je voorgoed kwijt
geraak, of jij mij.”
“Maar schatje toch, dat zal heus niet gebeuren hoor. Hey, wij worden samen oud,
jij en ik.
En als het even kon hier in deze prachtige streek.”
Jessica trok me dichter en kuste me.
“Oh, als dat eens zou kunnen liefje,” zei ze met zachte doch doorleefde stem.
Dan trokken we verder, maar het pad werd alsmaar steiler en gevaarlijker, zeker
met dit natte weer.
“Zouden we niet beter teruggaan?” vroeg ik.
“En een omweg maken, ik ben nu al doorweekt,” reageerde Jessica. Verdomme als
ik geweten had dat het zo zou ‘draschen’ dan had ik de wandeling toch enigszins
aangepast.
Hoe verder we gingen hoezeer ik me minder op mijn gemak voelde. “Dit is hier
levensgevaarlijk meid, nog eens… Laat ons teruggaan!”
Eens boven is het minder steil Tom, nog even doorbijten,” zei Jessica
vastberaden.
Het begon nu echt
heftig te regenen. Jessica liep een heel eind voor me, naast ons werd de
helling naar beneden alsmaar steiler, het regenwater liep tussen de keien
rotsen door langs onze voeten.
Dan gebeurde het…
Jessica schoof weg, ik zag hoe de keien onder haar wegschoven. Ik wilde haar
nog tegemoet lopen maar….
JESSICA STORTTE DE DIEPTE IN!
Ik schreeuwde haar naam: “JESSICAAAAA!”
Ze verdween tussen het kreupelhout, ik zag haar nergens meer. Wat moest ik
nu doen?
Ik zocht naar mijn gsm, maar er was natuurlijk geen bereik, wanhoop maakte zich
van mij meester. Ik schreeuwde nogmaals haar naam, maar het enige wat ik hoorde
was het geroffel van de regen op het bladerdak.
“Help ons! Au secour!” schreeuwde ik, waarna ik een hele poos
voor me uit staarde. Langzaam drong het besef tot me door dat Jessica meer dan
waarschijnlijk een fatale val maakte.
Dan stond ik recht, ik moest iets doen. Ik liep een eindje verder waar het al
wat minder steil was, daar liet ik me naar beneden glijden. Een eind verder zag
ik iets rood, haar regenjas.
Ik liep er naartoe, bijna struikelend over een boomstronk. Ik vervloekte
mezelf, want hier mijn been breken is nu echt geen goed idee.
Ik zag Jessica liggen en liep tot bij haar, ik zakte door mijn knieën en
probeerde haar lichaam te draaien.
“Jessica, liefje,” zei ik. Ik zag haar gezicht, helemaal onder het bloed en
gezwollen. Niet meer of ze maakte een ware doodsmak tegen de boom waarnaast
haar lichaam lag.
“Laat me hier niet achter schatje. Laat me niet in de steek… Toe!”
Ik legde mijn vinger op haar hals en voelde dat ze nog polsslag had, er was nog
hoop. En ik had bereik op mijn gsm, ik probeerde het noodnummer 112 te bellen
en slaagde erin. In mijn beste Frans probeerde ik uit te leggen waar ik me
bevond. “On va localisé vous avec la signal de ton portable,” zei de
dispatcher. Maar ik beseft dat het nog een hele poos zou duren eer de
hulpdiensten mij zouden bereiken.
Maar ongeveer een kwartier later zag ik een helikopter boven de bossen hangen.
Ik stond recht, zocht een open plek op en zwaaide met mijn armen. De helikopter
zakte en de piloot gaf teken dat hij mij gezien had. Boven zag ik koplampen van
een terreinwagen, enkele mannen daalden de helling af.
“Spreek je Nederlands?” vroeg één van de hulpverleners, ik zei ja. “Ik ben Robbe,”
zei de jonge hulpverlener en ben perfect tweetalig.”
Dan richtte hij zijn aandacht op Jessica. “Ze is er heel slecht aan toe en haar
pols verzwakt. Ze moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis.
Er werd een draagberrie naar beneden gebracht en Jessica werd er met de
grootste voorzichtigheid opgelegd. Dan klom ik achter de hulpverleners naar
boven en werd Jessica in de terreinwagen gelegd. Ik nam plaats in een wagen die
er achter reed. We reden naar een hoofdweg waar een ambulance klaarstond, ik
stapte achteraan in en de ziekenwagen reed in zeven haasten naar het
dichtstbijzijnde ziekenhuis.
In het ziekenhuis
werd Jessica meteen in een aparte kamer ondergebracht waar de dokters haar
meteen onderzochten. Ik hoorde hen dingen zeggen als ‘iedereen los’ en wist dat
ze haar aan het reanimeren waren. “Vecht liefje,” prevelde ik zachtjes. “Ik wil
je nog niet kwijt.”
Dan kwam een dokter naar buiten, een grote ietwat magere man met blond haar in
de gel en bril. Een Nederlander, flitste het door mijn hoofd. En dat was ook
zo.
“Dag meneer, ik ben Dr Bruinisse, neuroloog,” zei hij met een sterk
hoorbaar Zeeuws accent<.
“Kijk meneer, ik zal er geen doekjes om winden hoe hard de waarheid ook is,”
zei hij op ernstige toon.
“Jessica is… HERSENDOOD!”
Ik hield mijn handen voor het gezicht en kon geen geluid uitbrengen.
“Nee,” zei ik stilletjes.
De sociale dienst nam contact op met Martine, Jessica’s moeder. Ze kwam met
grote spoed naar het ziekenhuis en vloog me huilend in de armen. “Elle est
ou ma petite fille?” vroeg ze snikkend.
De dokter leidde ons terug de kamer in waarin Jessica lag, maar niet zonder
haar eerst apart te nemen om haar uit te leggen dat ze haar toestemming nodig
had om de machines die haar in leven hielden uit te schakelen.
Met trillende hand zette ze haar handtekening onderaan het document. Dan liet
de dokter ons alleen om afscheid te nemen. Huilend streelde Martine het gezicht
en de haren van haar dochter. “Adieu mon couer,” snikte ze.
Dan richtte ze zich tot mij. “Ik weet, je hield zielsveel van Jessica,” zei ze.
“Ik wil je de kans geven om afscheid van haar te nemen.
Bedankt dat je mijn dochter zo gelukkig maakte in haar laatste levensmaanden,”
voegde ze eraan toe. Dan verdween ze stil door de deur die ze half openhield en
weer sloot.
Ik draaide me om, Jessica lag aan allerlei machines gekoppeld.
Ik streelde haar haren en wreef zacht over haar wangen.
“Liefje,” zei ik.
“Ik moet je laten gaan, met pijn in het hart. Maar er is geen weg meer terug.
Het lot was wreed voor jou, voor ons.
Mijn hart doet pijn, maar ergens weet ik. Wij zien elkaar terug.
Ooit… Ergens.”
Ik kuste haar voorhoofd en woelde door haar haren. Ik probeerde haar geur op te
vangen en in mijn geheugen op te slaan. Haar zo typische en herkenbare geur.
Dan legde ik mijn hoofd op haar borst en begon onbedaarlijke te huilen.
Reacties
Een reactie posten