Een sadist in de stad 3

 



““Bon vertel het nekeer!” zei Alain die tegenover Frederick Vermeersch ging zitten in de verhoorkamer. Bart zat tussen Frederick en Alain in.
Gij hebt afgelopen nacht café Dinky Toys verlaten samen met Celine Verkeste.”

“Ja, dat klopt,” zei Frederick.
“Waarheen ging u met haar?” vroeg Alain.
“We gingen naar haar thuis, met mijn minibus die hier verderop in de garage staat, propvol instrumenten en ander duur spul.”
“En dan?” vroeg Alain.
“Dan hebben we afscheid genomen, een kus gegeven en welterusten gewenst,” zei Frederick.
“Een kus gegeven en welterusten gewenst,” herhaalde Alain cynisch.
“De buren die hebben iets heel anders gehoord,” zei Alain een heel stuk luider.
“Onze collega’s die een buurtonderzoek deden hoorden een heftige discussie tussen Celine Verkeste en een man voor de deur van haar ouderlijke huis.”
“Discussie? Ik weet van geen discussie,” zei Frederick. “Ik weet ook niet meer wat we gezegd hebben, ja ik had wat gedronken en een jointje gesmoord.”
“En een lijntje gesnoven,” voegde Bart eraan toe. “Ja geen wonder dat u niet meer weet wat u daar allemaal stond te roepen, hé Frederick Vermeersch.”
“Wat wij wel weten is dat Celine Verkeste vanmorgen vroeg door haar eigen vader dood werd aangetroffen in het tuinhuisje.
Kijk maar eens goed Frederick Vermeersch. Zo werd Celine Verkeste aangetroffen door haar eigen vader.”
Frederick bekeek de foto’s die Bart op tafel gooide. “Holy fuck wat is dat man?” vroeg hij.
“Ja, dat is wat wij willen weten.
Wat is dat? Wat hebt gij allemaal met haar uitgevoerd.”
“Gast dat was ik niet!” zei Frederick.
“Oh nee?” vroeg Bart.
“Gij doet wel meer rare dingen onder invloed van drank en drugs hé Frederick Vemeersch.
Vernielingen, slagen en verwondingen, een ongeval veroorzaken… Partnergeweld.”
“Gast, ik heb domme dingen gedaan ja. Maar dat is toch al meer dan vijf jaar geleden.
Ik heb een uitlaatklep gevonden, sinds ik meespeel met The Spoiled Brats en we regelmatig optreden, repeteren en ik meewerk aan het schrijven van songs heb ik iets om voor te leven.”
“Ja, dat snap ik,” zei Bart. “Wat nihilistische teksten over zuipen en neuken schrijven, en daar iets bijvoegen wat zou moeten doorgaan voor… tussen aanhalingstekens. Muziek.
Elk weekend optreden en voor en na elk optreden uzelf van een stevige roes voorzien en de aandacht die ge krijgt van al die lichtzinnige meiden die naar zo’n optredens komen laten welgevallen.
Maar wat als zo’n nog bitter jong meisje zich bedenkt? Hé!
Zoals Celine.”
“Ik ben geen moordenaar!” zei Frederick.
“Waarom zou ik Celine zo toetakelen?
Ik vergezelde haar naar huis omdat het me beter leek dat ze zo laat niet alleen de straat op ging.”
“Waarover ging die discussie?” vroeg Bart.
“Dat weet ik niet meer,” antwoordde Frederick.
“Wilde gij meer? Wilde gij haar nog een laatste keer neuken in het tuinhuis achter haar ouderlijk huis?
Zei ze nee?
Zal wel dat geweest zijn hé Frederick Vermeersch.
Gij zijt mij echt zo’n type.
Zo’n type die altijd gewend is van zijn goesting te krijgen.
Zo’n type die geen nee kan verdragen.
Zo’n verrekte nihilist die maar één doel heeft in zijn leven. Dierlijke lust en een eindeloze roes van drank en drugs.
Het leven moet vooral fun zijn voor meneer nietwaar?
Ge hebt geen job, ge woont in een appartement dat eigendom is van uw rijke papa advocaat en ge leeft van een uitkering die ge aanvult met het schrijven van recensies van zeer matig niveau.”
“Ja OK, voor de bourgeoisiemaatschappij die gij als flik vertegenwoordigt ben ik een parasiet, ik geef dat grif toe.
Maar ik ben geen moordenaar inspecteur Holvoet!” zei Frederick assertief.
“Dat zal de huiszoeking waarvan wij nu de aanvraag indienen wel uitmaken.
Als wij maar één iets aantreffen, een bebloed kledingstuk bijvoorbeeld.
Dan hangt ge!
Want gij zijt momenteel onze verdachte nummer één!”
“Daarom dat ik ook niets meer zeg tot mijn advocaat er is,” zei Frederick.

“En dat is waar deze maatschappij aan ten onder gaat!” zei Bart terwijl hij zich achter zijn bureau installeerde en een flesje water opende en in één teug leegdronk.
“Die parasiet kan alleen maar parasiet zijn omdat papaatje hem de handen boven het hoofd houdt. Ook al is zoontje lief een complete, maar dan ook een complete mislukkeling.
Heeft al van alles uitgevreten wat niet deugt, maar dankzij de centen en de advocaten van papaatje komt hij er altijd weer goed mee weg. En het resultaat ligt nu in het mortuarium van het Stedelijk Ziekenhuis! Godverdomme wat ben ik die lakse klotemaatschappij meer dan zat!”
“Hoor hem bezig, hoor hem bezig,” mompelde Alain terwijl hij met een kop koffie ‘heet en straf’ naar zijn eigen bureau liep.
“Wat denk jij?” vroeg Hilde. “Heeft Frederick het gedaan?”
“Een kerel met een verleden van agressie, verstoring van de openbare orde en partnergeweld die als tiener in een instelling geplaatst werd omdat hij op internaat zijn sadisme botvierde op een jongere medeleerling. Dat begon met kleine pesterijen maar eindigde in vernederingen en gratuit geweld. Ik kan alleen maar hopen dat we geen match in de vorm van DNA-sporen of vingerafdrukken van hem vinden op het plaats-delict. Anders ziet het er zeer slecht uit voor Fré van The Spoiled Brats.”
“Maar wat denkt gij?” vroeg Hilde nogmaals.
“Hij lijkt me inderdaad alles behalve een berekende moordenaar die geraffineerd en met haast chirurgische precisie de vingers en tenen van een zestienjarig meisje amputeert terwijl ze nog bij bewustzijn is.
Maar het is geweten dat onder invloed van die smerige drugs – waartoe ik ook alcohol meereken – mensen dingen gaan doen die je niet van hen zou verwachten.
Kijk, ergens kan ik Bart zijn afkeer voor al dat nihilisme en escapisme wel begrijpen.
Al die drank, drugs en al die nachtelijke excessen die de maatschappij tolereert en met de mantel der liefde bedekt.
Als je dat eens zou kunnen wegnemen, dan zouden al die gruwelijke drama’s waar wij als rechercheur mee geconfronteerd worden telkens weer opnieuw veel minder vaak voorkomen.
Waar of niet Hilde.”
Hilde dronk haar kop koffie leeg en verliet het kantoor. “Ik ga verder werken aan mijn verslag,” zei ze.
Alain knikte en keek toe hoe ze de deur achter zich dichtsloeg, daarna richtte hij zijn blik terug op het computerscherm.

Intussen elders in de stad.
Eveline Nachtegaele was hard aan het werk als serveerster in een goed draaiende tearoom aan de bosrand.
Het was zondagmiddag en dat was echt wel het drukste moment van de hele week. Wandelaars en fietsers hielden hier graag halt voor een heerlijke koffie al dan niet vergezeld van een pannenkoek of wafel.
Eveline liep onverstoorbaar van tafel tot tafel met pannenkoeken, wafels, ijscoupes, koffie, speciale bieren en al die andere dingen waarvoor de mensen na een stevige zondagse wandeling even binnensprongen. De meeste klanten waren zeer tevreden met het harde werk van de ravissante Eveline met haar warme innemende glimlach en twinkelende pretlichtjes in haar ogen.
Velen lieten dan ook een mooie fooi voor haar achter, maar sommigen bedachten haar ook met een extra complimentje. Ook bij haar collega’s is Eveline heel graag gezien. Omdat niets voor haar teveel was. In de spoelkeuken nam ze even de tijd om afwasser Dieudonné even een hart onder de riem te steken. Eigenlijk had Eveline stiekem wel een boontje voor de altijd goedlachse Senegalese bordenwasser voordien nog in restaurant De Botermand aan de slag was tot de eigenaar ervan zich van het leven benam na het bekennen van de moorden op Peter Van Hecke en Cynthia Verbrugghe.
Gelukkig vond hij snel werk in de taverne waar hij al snel een hechte band had met Eveline.
Ze bracht hem een flesje cola en leunde tegen de spoelbak waarop de bakken met vuile vaat stonden te wachten op de volgende wasbeurt. Ze keek naar Dieudonné met een speelse blik aan. Hij wist niet goed wat hij hiermee aan moest vangen. “Heb je zin om vanavond mee iets te gaan drinken?” vroeg Eveline.
Je ne sais pas, ik weet niet,” zei Dieudonné.
“Waarom zo verlegen?” vroeg Eveline. “Ik vind u nen toffe gast ze.
En als ik eerlijk mag zijn. Zelfs iets meer dan dat.”
“Tu rigole,” zei Dieudonné.
“Waarom denk je dat” vroeg Eveline.
“Vous ete blanc, moi je suis un ‘black’. Ik ben maar een zwarte,” zei Dieudonné.
“Wat gaat je familie zeggen?”
“Wat moeten ze zeggen? Ik ga toch om met wie ik wil, toch?”
Dan ging ze voor Dieudonné staan en sloeg ze haar handen rond zijn hals.
“Gij zijt ne schat van een jongen Diedonné,” zei Eveline.
“En ik voel me goed bij u.
En wat anderen daarvan denken, zelfs mijn familie. Dat kan me geen bal schelen ze.
Lieverd.”
Eveline gaf hem een zachte zoen op de mond en keek hem liefdevol aan. Dieudonné wist gewoon niet wat hem overkwam. Dan ging ze weer aan de slag want er kwamen meer mensen binnen en die wilden allemaal zo snel mogelijk bediend worden.
“Zeg, heeft diene freak u nog lastig gevallen?” vroeg Tine, haar collega die aan de bar stond.
“Die met zijn ‘dickpicks’? Niks meer van gezien,” antwoordde Eveline. Heb hem geblokkeerd op Facebook en Instagram en ook zijn telefoonnummer. En ik heb hem in een privé bericht duidelijk gemaakt dat ik naar politie en gerecht stap met een advocaat onder de arm. Dat was vorige maandag, en sindsdien was het stil.”
“Als hij weer begint direct gaan hé,” drong Tina aan.
“Zal ik wel doen ze,” zei Eveline.
“Jamoja, belooft hé. Direct gaan hé. Zo’n freaks moet ge direct duidelijk maken dat ge er niet van gediend zijt.”
Eveline zette de drankjes op haar dienblad en glimlachte zacht naar Tina. “Merci voor uw bezorgdheid,” zei ze.

De zondagavond sloot de tearoom altijd wat vroeger. Eveline en Dieudonné liepen langs het bospaadje naar de stad. Dieudonné hield zijn fiets vast met de ene hand en de andere pakte Eveline vast terwijl ze hem met een speelse en licht uitdagende blik aankeek.
“Heb je condooms bij je?” vroeg ze zonder verpinken.
“Non,” zei Dieudonné.
“Maar ik wel,” zei Eveline terwijl ze een pakje condooms uit haar broekzak haalde.
Ze stond stil en greep de andere hand van Dieudonné vast. Ze keek hem aan en sloeg dan haar armen rond zijn hals waarna ze hem kuste.
“Ik wil je lieverd. Ik wil je in mijn leven en diep in het intiemste deel van mijn lichaam.
Oh lieve schat,” fluisterde ze waarna ze hem opnieuw kuste.
“Non, je veux pas ca,” zei Dieudonné terwijl hij haar losliet.
“Ca ne marche pas,” zei hij. “Ik kan dit echt niet doen.”
Dieudonné sprong op zijn fiets en reed weg, Eveline bleef alleen achter.
“Veel te hard geprobeerd,” dacht ze bij zichzelf. Ze zette haar weg verder langs het bospad. Dan ineens stond er een man in het midden van de weg, Eveline schrok en deinsde achteruit.
“Wat moet jij van me?” vroeg ze.
Hij grijnsde terwijl hij voor haar stond met gekruiste armen.
“Dacht ge nu echt dat ge van mij af waart? Negerpoepster!” zei de man terwijl hij Eveline in het gezicht uitlachte.
“Ga weg of ik bel de flikken,” zei Eveline terwijl ze haar telefoon pakte.
De man griste haar telefoon uit Evelines handen en gooide hem op de grond om er dan zijn voet tegen te zetten. “Ey godverdomse freak!” schreeuwde Eveline. De man greep haar bij de handen en draaide haar rechterarm over. Eveline schreeuwde het uit van de pijn.
“Gij gaat mee met mij, wat denkt ge daarvan vuile ‘negerhoer’!”
Eveline schreeuwde het uit, maar de man kwakte haar gezicht tegen een boomstam.
“Als ge nog één keer uw klep openzet dan breek ik uw gezicht is dat duidelijk?” siste hij in haar oor.
“Wat wilde gij van mij?” vroeg Eveline.
“Dat ge uw bakkes houdt,” zei de man terwijl hij haar handen vastbond waarna hij een prop in haar mond duwde en er tape over plakte. “Kom lopen teef!” siste hij.
Op de parking aan de rand van het bos stond een kleine witte Citroën Berlingo, de man ontgrendelde de auto en schoof de zijdeur open waarna hij Eveline achterin de auto gooide en ook haar voeten vastbond. Daarna reed de auto weg, net op dat moment kwam een koppel uit het bos met twee kleine hondjes, ze hadden geen flauw benul wie er achterin die auto zat en wat er voordien gebeurde.

Reacties