Alain was al uitzonderlijk vroeg aanwezig op het bureau. Hij
belde Geert met de vraag om meteen naar het bureau te komen. “Ik heb
koffiekoeken mee,” zei hij.
Geert liep Alains afgezonderde bureau in en kreeg meteen een kop koffie en een
koffiekoek aangeboden. “Waarom liet je mij komen chef?” vroeg hij.
“Weet je al wat meer over die Kenny Bossuyt?” vroeg Alain?
Geert schoof enkele vellen papier naar voor. “Ik dacht al dat het hiervoor
was,” zei hij.
“Hier kijk zelf maar. Heb een verslag uitgetypt met enkele zaken die zeker
tegen die kerel kunnen gebruikt worden. Ik kan je dit zeggen Chef. Die Kenny
Bossuyt houdt er echt een ziek wereldbeeld op na. In de fora en
discussiegroepen waar hij zich ophoudt houden ze er op zich al verdomd enge
ideeën op na… Maar die Kenny, die spant echt wel de kroon hoor.”
Alain las het verslag dat aangevuld was met printscreens van enkele van
de grofste uitlatingen die Kenny had gepost op discussiegroepen waar zogenaamde
‘incels’ elkaar oneline troffen.”
“Ik stuur dit meteen door naar de onderzoeksrechter, plus een kopie voor onze
commissaris, anders gaat die zich weer gepasseerd voelen. En de
onderzoeksrechter die bel ik na verzenden meteen op. Ik wil dat het
aanhoudingsbevel voor die Kenny Bossuyt zo snel mogelijk op tafel ligt.
Hoe sneller die kerel uit de maatschappij wordt gehaald, hoe beter voor de
samenleving!”
Nog dezelfde middag stonden er drie combi’s en twee
dienstwagens van de recherche bij een appartementsgebouw aan de rand van de
stad. Er werd aangebeld maar Kenny Bossuyt gaf niet thuis. Toen men bij de
buurman aanbelde en Alain en Bart naar boven liepen deed buurman Robbe Quintens
de deur open en plaatste dan zijn rolstoel dominant in de deuropening van zijn
appartement. Robbe is een magere kerel met ingevallen gezicht en grijs haar dat
begint uit te vallen. Zijn beide onderbenen zijn geamputeerd.
“Voor wa komde gulder?” vroeg hij. “Toch nie veur dienen nietsnut van
hierneve zekers?”
“Bedoel je Kenny?” vroeg Alain.
“Ja, die bedoel ik. De godverdomse Jan-mijn-kloten.”
“Precies geen goede relatie met uw buurman,” zei Alain.
“Zijde gij d’ermee aan ’t lachen ofwa?” zei de man vol bitter cynisme.
“Florence is zo’n goed mens, doet alles voor die gast. En wat krijgt ze?
Stank voor dank. Godverdomme moest da mijne zeun zijn ik stampte hem heel dat
gebouw door, allez ja vijventwintig jaar geleje toch. De godverdomse stinkende
leegganger.
Weette meneer. De legerdienst, da mochten ze nooit hebben afgeschaft. Daar
wisten ze wel raad met zulke prulleventen!”
“Wat is het probleem dan?” vroeg Alain die meer wilde te weten komen over
wie Kenny Bossuyt was.
“Heelder dagen die verrekte ketelmuziek, vooral als Florence in het
ziekenhuis is of als ze in dat hersteloord verblijft aan zee. En stinken dat
dat daar doet. Nie meer of die gast zit goe aan den drugs. Heel de gang riekt
nor die vuiligheid. En dan zit hem dikwijls tot het kot in de nacht te roepen
en te tieren. De godverdomse.”
“Heb je er al iets van gezegd? Bij hem aangebeld of zo?” vroeg Alain.
“Zijde gij zot? Ik z’n mijn leven nog nie beu ze. De Wannes onze bovenbuur
heeft een keer aan zijn deur gestaan. Hij zat achter hem met een bijl… Kunde
gij da geloven meneer? Met nen bijl hé.”
“Waarom hebben jullie dat niet gemeld bij de politie?”
“En stront in mijn brievenbus vinden zeker? Of varkensbloed.”
“U bent bang?” vroeg Bart.
“Ja ik ben bang. Ik ben vijfenzestig jaar, invalide en zit gekluisterd aan
dees karreke. Ik ben een makkelijke prooi hé voor diene zot. Pas op,
vijfentwintig jaar geleden was ’t geen waar geweest ze. Dan had ik er wel raad
mee geweten met dat stuk crapuul. Ach godverdomme hadden die zatte Serviërs mij
nu nie overhoop gereden doar in da kloewte Joegoslavië dan zat ik nu nie in
dees karreke. Dju toch.”
“Gij hebt dienst gedaan bij Belbat,” zei Alain.
De man knikte. “Ik was paracommando. ‘k had just dag op dag 22 jaar dienst
toen ik aan een controlepost stond en overhoop werd gereden door een stel
strontzatte Serviërs in een krakkemikkige camionet.” Dan keek de man Alain
aan.
“Ey, ik heb mijn vaderland gediend hé en geprobeerd voor vrede te zorgen in
een land dat verscheurd werd door oorlog en waar hele families uit elkaar
werden gerukt en waar moeders met de blote hand hun eigen kinderen moesten
begraven.
Wat heeft dieje sukkelaar van hiernaast gedaan voor de maatschappij? Heelder
dagen drugs smoren, op de kap van de werkende mensen leven en zijn moederke die
al zo sukkelt met eur gezondheid als een stuk vuil behandelen.
Sorry hé… Maar dat maakt mij zo kwaad hé!”
“Is hij thuis?” vroeg Bart.
“Ik denk dat niet, allez ja ’t is te zeggen. Ik heb hem al twee dagen niet
gezien of gehoord. Pas op hé, ben d’er nie kwaad voor. Is ’t eindelijk nekeer
rustig hier in den blok.”
“Bon,” zei Alain. “We hebben een huiszoekingsbevel. Dus laat maar een
slotenmaker komen. We halen de hele boel hier overhoop.”
“Eens de opgevorderde slotenmaker er was en de deur openging
betraden Bart en Alain het appartement.
“Jezus, wat een godsgruwelijke bende!” zei Bart vol walging. “Het
typische stort wat je mag verwachten van een vaderloos opgegroeide loser,” zei
Bart. Alain negeerde de uitspraken van Bart al vond hij dat hij nu toch wel
gelijk had. Het appartement was echt wel een vieze gore bende. Overal lagen
lege bierblikjes, pizzadozen met half opgegeten pizza’s waarvan sommige onder
de schimmel zaten, lege zakken chips en papiertjes van chocolade bars. Er stond
een laptop op de tafel en een peperdure flatscreen televisie.
“Waar leeft die moeder dan?” vroeg Alain terwijl hij een andere deur opende.
Daar trof hij een slaapkamer aan die kraaknet was en waar alles aan de kant
stond. Ook hier hing een flatscreen televisie aan de muur en bij het bed was er
een zogenaamd papegaaienrekken en er stond een rollator naast het bed. Het is
duidelijk dat Florence Debacker moeilijk te been was en vaak heel veel
dagen op haar kamer sleet. Alain zag dat er heel wat verpakkingen van
medicijnen op het nachttafeltje lagen. Waaronder kalmeringspillen,
antidepressiva en slaapmiddelen.
“Je zou voor minder depressief worden met zo’n loser als zoon. Niet meer of dat
uitschot terroriseerde zijn eigen moeder,” zei Bart.
Dan liepen ze terug naar de woonkamer en zo naar de aanpalende keuken aan de
kant van het terras. Die keuken was nog veel meer een bende. Dan trok Alain de
koelkast open. Toen hij dat deed viel zijn mond open van verbazing.
“Godverdomme!” riep hij luid.
“Wat is er chef?” vroeg Bart.
“Daar, in het groentenvak.”
Bart trok het groentenvak open wat hij zag vervulde hem met afgrijzen.”
“Die zot heeft de vingers en tenen van zijn slachtoffers als relikwie bewaard!”
zei hij.
“En hun tanden ook,” zei Alain terwijl hij een Tupperwaredoos die op het
aanrecht stond opende.
“Ik bel de onderzoeksrechter!” zei Alain terwijl hij zijn gsm uit zijn
binnenzak haalde.
“Verdomme, zoveel berichten en twee gemiste oproepen, wie kan dat zijn?”
Hij herkende het nummer van Deborah en schakelde de voicemail in.
“Alain, diene freak hangt hier rond,” hoorde hij Deborah zeggen. “Kon
nog net naar binnen gaan zonder dat hij het zag. Kunt ge direct komen of een
patrouille sturen.”
Alain kreeg het koud. “Deborah,” wilde hij zeggen. Maar hij kon nog net op zijn
tong bijten.
Tweede bericht: “Verdomme pakt toch uw telefoon op, hij probeert binnen te
dringen.”
Dan las hij de berichten: “Hij zit binnen, help me Alain, toe.” Hij
dwaalt rond in de woonkamer, ik ben bang.” “Hij is nu in de slaapkamer, ik zit
in de kast.” “Hij loopt nu langs de kast… “
“Alain lieverd, ik hield zoveel van je. Vergeet me nooit lieve man xxx dit zijn
mijn laatste kusjes!”
“Bel de onderzoeksrechter,” beval Alain waarna hij in zeven haasten het
appartement verliet. Hij stapte in zijn dienstwagen en scheurde met een
rotvaart weg.
Deborah Vanderperre woont in een kleine studio op het
gelijksvloer van een pas gebouwd appartementsgebouw vlakbij het station. Van
daaruit neemt ze elke morgen de trein naar Gent waar ze les volgt aan de unief.
Alain parkeerde zijn wagen duwde op een willekeurige bel. “Politie laat mij
binnen in het gebouw, dit is een noodgeval,” zei hij.
Eens binnen liep hij tot het einde van de gang tot bij appartement 01B.
Alain trok zijn revolver en gaf de deur een duw, die sprong meteen uit het
slot. Geforceerd door een amateur zo wist hij. Snel glipte hij naar binnen, hij
stond voor de slaapkamer.
Daar zag hij een jonge man langs de kast sluipen als was hij een roofdier
jagend op zijn prooi.
“Come out, come out wherever you are little bitch,” hoorde Alain hem
zeggen.
“Ik weet wel dat ge in die kast zit sletje. Ge kunt niet meer ontsnappen. Net
zoals Celine Verkeste en Eveline Nachtegaele niet aan hun lot konden ontkomen.
Zal hen leren om mij af te wijzen die vieze snollen. Ik ben niet goed genoeg
voor jullie hé! Te lelijk en te arm, hé! En daarom ten min voor jullie, hé. Godverdomse
vuile sletten!!!
Altijd en altijd dezelfde fokking zever! Het wordt niks tussen ons Kenny! Laten
we gewoon vrienden blijven Kenny! Ge zijt ne toffe gast ze Kenny… Maar! Maar wat? Hé! Dat durven jullie niet te zeggen
hé! Dat jullie geen gewone gast willen. Dat is ’t godverdomme!!!
Nee! Jullie willen allemaal zo’n afgetrainde kleerkast met een dikke bak die
met geld smijt hé. Vuil smerige fokking hoeren!”
Kenny gaf een harde schop tegen de kleerkast.
“Allez kom slet. Kom uit die kast, trek mijn broek naar beneden en pijp mij
gelijk dat ge die rijke venten pijpte die veel meer betalen dan ik en veel
knapper zijn dan ik. Want voor u ben ik toch maar een loser, hé vuil bitch.”
Weer schopte Kenny tegen de kast.
Allez kom schatje, doe wat ik vraag en ik gun u een genadevolle dood. Maar als
ik u uit die kast moet sleuren dan folter ik u uren aan een stuk. EN DAT
MEEN IK, VUIL FOKKING BITCH!”
“Godverdomse psychopaat,” foeterde Alain. “Wat zijt gij voor een monster
godverdomme!”
Dan hield hij zijn dienstwapen voor zich en liep hij de kamer in.
“Handen omhoog!!!” brulde Alain.
Kenny haalde uit met zijn bijl, Alain kon het moordende wapen nog net ontwijken
en liet zich op het bed vallen. Weer wilde Kenny toeslaan. Maar Alain trok
opnieuw zijn wapen…
EN HAALDE DE TREKKER OVER!!!
Kenny Bossuyt viel achterover en bleef roerloos liggen in de deuropening met
een gapende wonde tussen zijn twee ogen.
“Dat zal u leren godverdoms crapuul,” foeterde Alain terwijl hij zijn wapen
opnieuw in zijn binnenzak stopte. Intussen bewoog de kastdeur. Alain trok hem
helemaal open en trof er Deborah aan bevend als een riet, doodsangst stond in
haar ogen te lezen. Alain trok haar uit de kast en sloot de jonge vrouw in zijn
armen. “Ik ben er liefje,” zei hij. “Ge zijt veilig, het is allemaal
voorbij.” Deborah zakte door haar benen, ze was compleet in shock.
Even later belde hij de commissaris en lang duurde het niet voor er een
heleboel combi’s en ook een ambulance de straat inreden met loeiende sirenes.
De toegesnelde ambulanciers dienden Deborah de eerste zorgen toe, en meteen
werd ze met de ambulance weggevoerd. Alain zat op bed en staarde wezenloos voor
zich uit terwijl het lichaam van Kenny Bossuyt in een lijkzak werd geritst en
weggedragen. Bart kwam naast hem zitten. “Gaat het chef,” zei hij.
“Wat denkt ge nu zelf,” bromde Alain.
“Ge hebt gehandeld uit zelfverdediging,” zei Bart. “Het was hij of gij.
Maar ze gaan zich wel vragen stellen over hoe gij wist dat hij hier zat.”
“En op die vragen kan ik perfect antwoorden. Ik heb die meid mijn gsm nummer
gegeven, en ze heeft mij sms berichtjes gestuurd omdat dit haar laatste hoop
was.”
“Kom,” zei Bart. “Ze wachten op u beneden.”
Alain werd bij de commissaris geroepen die meteen vragen
stelde over waarom hij naar het bewuste appartement reed en hoe het kwam dat
hij wist dat Kenny zich daar bevond. In alle eerlijkheid bekende hij dat hij
regelmatig afsprak met Deborah. “Ja, eerst voor betaalde seks, maar
gisterenavond zocht ze mij op, gewoon omdat ze behoefte had aan gezelschap en
omdat ik voor haar meer was dan zomaar ‘een klant’.
“Wil dat zeggen dat er meer is tussen u en juffrouw Vanderperre?” vroeg de
commissaris. “Ja, en eigenlijk is dat een privé zaak. Ja, ik weet wat Deborah
doet om aan de kost te komen en dat ik haar zo leerde kennen. Kijk commissaris,
ik ben officieel nog altijd gehuwd met Carine en je weet dat ze in een
verzorgingstehuis verblijft en waarom en dat ik sindsdien alleen ben.
Ik heb ook mijn gevoelens commissaris. Ik heb ook behoefte aan liefde, warmte, tederheid,
seks.”
“Alain! Je hoeft je voor mij niet te verantwoorden,” zei Commissaris Van
Marcke. “Toch niet voor je relatie met juffrouw Vanderperre. Maar het
doodschieten van Kenny Bossuyt zal zeer grondig worden onderzocht en tot die
tijd… Zal ik je helaas op non actief moeten zetten.”
“Dat begrijp ik volkomen commissaris,” zei Alain. “En ik sta volledig ter beschikking
voor het onderzoek.”
De commissaris vulde enkele papieren in, zette er een stempel op en plaatste er
zijn handtekening onder.
“U kunt beschikken Hoofdinspecteur Donck!” zei hij kort en officieel.
Alain verliet het politiekantoor en ging meteen naar het ziekenhuis. Daar lag Deborah in een kamer op de dienst intensieve zorgen en kwam ze langzaam bij kennis.
Alain zette zich op bed en legde haar hand op die van haar, meteen greep ze zijn hand vast met een stevige grip, ze hief haar hoofd op en keek Alain aan.
"Ik ben er nog liefste!" zei ze met haast onhoorbare stem. "En ik zal er zijn voor u, tot de dood ons scheidt." Dan liet ze haar hoofd terug in het kussen zakken en slaakte ze een diepe zucht.
WORDT VERVOLGD!

Reacties
Een reactie posten