Pagina's

vrijdag 2 augustus 2019

Tropenpassie 2


Jean-Pierre en Pjotr wandelden door de lounge van het Pullman Hotel en liepen meteen naar de bar waar expats en hotelgasten zich laafden aan uitgelezen wijnen, speciale bieren (vooral Belgische), kleurrijke cocktails en sterke dranken.
Ze liepen naar een tafel waar een hoogblonde jongedame zat met een glas witte wijn voor haar neus.
Ze stond recht, Pjotr stelde haar voor aan Jean-Pierre.
Karen Van Hoevenen was een ravissante oer-Hollandse jongedame van 25 jaar.
Groot, blond, heldere blauwe ogen, en struis lichaam.
Ze gaf Jean-Pierre een stevige handdruk en kwam eens ze beiden plaats namen aan de tafel en Pjotr zich terugtrok meteen terzake.
"Jij hebt nog samengewerkt met mijn vader?" Stak Karen meteen van wal.
"Klopt." Zei Jean-Pierre, dat was vijftien a twintig jaar geleden.
Maakten reportages over de wantoestanden in de diamant en kobaltmijnen.
Vaak in 'rebellengebied', wat levensgevaarlijk was.
"Is het waar dat jij de laatste persoon bent die mijn vader in levende lijve hebt gezien."
Jean-Pierre slaakte een diepe zucht.
"Karen.
Je vader en ik.
We hebben lang en veel samengewerkt.
Vaak in erg moeilijke omstandigheden.
Hij was een idealist.
Geloofde dat zijn werk als journalist er toe deed.
Ik.
Deed en doe het nog steeds om den brode.
Dit is de job die ik uitoefen om brood op de plank te kunnen hebben.
Hij had de gedrevenheid om dingen onder de aandacht te brengen.
En ik had de terreinkennis.
Ik wist waarom we beter rechtsomkeer konden maken.
De burgeroorlog was op haar hoogtepunt.
Soldaten uit Rwanda en Oeganda rukten alsmaar dichter op.
Alsook allerhande obscure rebellengroepen.
In de gebieden die ze in handen hadden werden de diamantmijnen letterlijk leeggeroofd.
De mensen die er werkten werden op schandelijke wijze uitgebuit.
En de winsten verdwenen in de zakken van de rebellenleiders en corrupte stamhoofden.
Je vader wilde dat perse aanklagen."
"Is dat zo?" Zei Karen.
"Ik heb iets heel anders gehoord."
"Wat dan?" Vroeg Jean-Pierre.
"Hij zocht zijn broer.
Peter Van Hoevenen.
Die er zaken deed.
Louche zaken.
Vader stoorde zich daar zwaar aan.
Maar toch... "
Het werd Karen even te machtig.
"Misschien daarom dat hij er niet over vertelde." Merkte Jean-Pierre op.
"Dat hij zich schaamde over zijn broer.
Nu begrijp ik dan ook waarom hij perse dieper in rebellengebied wilde binnendringen.
Maar over het waarom heb ik het raden? Hij leefde in onmin met zijn broer, had hij me genoeg verteld."
Karen keek Jean-Pierre in de ogen.
Hij kreeg het er koud van.
Diepblauwe ogen die hem strak aankeken.
"Jean-Pierre.
Mijn tante hoorde al maanden niets meer van haar man Peter.
Het was moeder die papa contacteerde.
Daarna schoot ie meteen in actie.
Hoezeer hij in onmin leefde met Oom Peter.
Het bleef zijn broer."

Jean-Pierre dronk zijn whisky op en wenkte de ober voor een nieuwe bestelling.
"Jij wil weten wat er echt met je vader gebeurde, is het niet?"
Karen zei niets, maar stopte Jean-Pierre een briefje in de hand.
Het was geschreven in het Engels.
Hij las.
"Dear Annemiek, dear Karen.
I wish to stay anonymous, but i have a lot of information about your husband and father Casper.
I am a former spokesman of a mining company wish exploits a lot of diamond an cobalt mines in Eastern and Central-Africa.
In that function i had the opportunity to come in parts of Africa where no NGO's or other people representing any gouvernment of press organ could even came in the nearby.
I spoke with a lot of people and i heared the story about your husband/father and his brother.
I see it as my duty to tell you the good news that Casper Van Hoevenen is STILL ALIVE!
And he is in a good condition too.
As soon as i have some more information about him, i will send you another letter.
Sincerly.
A friend."
Jean-Pierre dacht diep na.
"Wil je je vader echt zoeken?"
"Ja.
Daarom zocht ik jou.
Ik sprak iedereen aan, vooral de expats hier in deze bar.
Wilde op zoek gaan in de stad, maar jou Russische vriend hield mij tegen, viel niet mee te praten."
"Karen." Zei Jean-Pierre ernstig.
"Met het gepeupel dat hier in de straten rondhangt.
Valt ook niet te praten."
"Weet ik wel." Zei Karen.
"Jij denkt vast dat je met een burgertrutje uit Het Gooi te doen hebt hé.
Toch?
Nou dan zal je raar opkijken als ik je vertel dat ik al de halve wereld heb afgereisd.
Heb maanden in de Favela's van Rio verbleven, zonder enige bescherming.
Ben op mijn eentje op reportage geweest in de Gouden Driehoek de grensregio van Thailand, Myanmar, Laos en Vietnam.
En toen mijn moeder me belde over deze brief was ik net terug van Baluchistan waar ik een reportage maakte over de stammen aldaar."
"Ben je journaliste?" Vroeg Jean-Pierre.
"Ja.
Dik tegen de zin van mijn moeder.
Die is bang dat ik ga eindigen zoals mijn pa.
Ja, reizen zit in mijn bloed ja.
Kan niet aarden in het kleinburgerlijke Holland.
Met hun fokking angsthazenmentaliteit.
Is toch waar zeker? Zien ze iemand met getaande huidskleur loopt de schijt al tussen hun benen.
Denken dat hun land onveilig is. Je kan verdomme nergens zo veilig zijn als in Nederland of Vlaanderen.
Maar dat beseffen die uitgezakte lamstralen gewoon niet."
Jean-Pierre glimlachte.
"Ik hoor precies mezelf praten." Zei hij grinnikend.
"Kijk, ik moet eerst het één en ander regelen.
Maar overmorgen neem ik zeker contact met jou op.
Bereid je maar voor op een lange zware trip door gevaarlijk gebied."
"Dat zal ik zeker doen." Zei Karen.
Ze stond recht en omhelsde Jean-Pierre.
"Hey Jean-Pierre... Je bent een schat, echt wel."
Ze gaf hem een flinke knuffel en woelde door zijn haren.
Jean-Pierre kreeg meteen een erectie.
Eigenlijk had ie die daarvoor al, want Jean-Pierre is erg gevoelig voor de aanwezigheid van vrouwelijk schoon.

De avond daarna zat hij weer met een glas bier binnen handbereik aan een tafeltje van café Chez Grace.
De waardin ging tekeer tegen één van die gasten.
"Si tu avez pas d'argent pour ta famille tu ne devriez pas assis a boire, espiece de soûlard!" Zei ze met luide stem.
Een man stond recht, kon amper op zijn benen staan.
"Allez, dehors! Garder un peut d'argent pour vorte famille pauvre con!"
De man droop af, Grace ging bij Jean-Pierre zitten.
"Mais c'est vrai, non?
Het is toch waar zeker.
Lui die hier hun geld komen opzuipen zijn hier aan het verkeerde adres.
Dit is een deftig café en geen uitzuipkroeg, en ik wil zeker niet dat mijn café een dergelijke reputatie heeft.
Wie geen geld heeft voor eten te kopen, heeft zeker geen geld om te zuipen. C'est simple commez bonjour."
Jean-Pierre glimlachte;
Zo kende hij Grace weer.
Kordaat, no nonsense!
Ze bracht hem een flesje bier en ging weer bij hem zitten.
"Comme etait votre journeé Jean-Pierre?" Vroeg ze.
"Ca va." Zei hij.
"Moet er morgen weer vandoor."
"Un reportage?" Vroeg ze.
"Nee...
Casper, ken je hem nog?"
"Mais oui." Zei Grace.
"L'Hollandais.
Pauvre mec."
Ze boog het hoofd.
"Nooit geweten wat er met hem is gebeurd.
Maar ja.
Alleen de jungle intrekken is ook niet slim."
Ze keek Jean aan.
"Je voelt je nog steeds schuldig hé."
Hij knikte.
"Ik weet nu waarom hij met alle geweld de jungle in wilde.
Hij zocht zijn broer.
Ach verdomme toch hé.
Ik had hem moeten tegenhouden.
Desnoods hem knock-out moeten staan."
Gracienne, zoals ze voluit heette legde haar verweerde hand in de zijne.
"Iemand die geeft om zijn familie.
Die kan je niet tegenhouden.
Hij was vast toch gegaan.
Terwijl je sliep of zo.
Dat weet je net zo goed als ik."
Jean-Pierre keek haar aan.
"Je hebt gelijk.
Maar het blijft knagen.
Zeker nu.
Zijn dochter zocht me.
Ontmoette haar in de bar van het Pullman-Hotel.
Ze had een brief bij van iemand die beweerde dat hij nog leeft."
"Non," Zei Grace.
"Het is emotioneel heel moeilijk voor mij.
Maar toch.
Ik ga haar helpen met de zoektocht."

Gracienne keek Jean-Pierre aan.
Ze zei geen woord.
Maar haar blik was zo veelbetekenend.
Hij zag haar zitten.
In haar lange fleurige kleed welks ze rond haar voluptueuze lichaam wikkelde.
En een doek rond haar hoofd in dezelfde fleurige stof, oranje met gele bloemen.
Een waardige Afrikaanse mama.
Rondborstig en warmhartig.
Ze wreef over de rug van zijn hand met haar duim.
"Jean-Pierre.
"Je veux tu me prendre avec tois a Inongo." Zei ze met een snik in haar stem.
"Sils tu plais."
"Pourqoui?" Vroeg hij.
"Waarom?
Je bent hier toch gelukkig.
Dit café is je leven."
"Non." Zei ze.
"Ik ben op.
Moe.
Fatigué.
Elke dag weer in de weer.
Drank serveren aan zatlappen en 'zeveraars'.
Leven in onveiligheid.
De constante angst om beroofd te worden.
En erger.
Elke dag opnieuw in de stank, het stof en het lawaai.
Je veux vivre en pais, avec tois a ma côtes."
Jean-Pierre.
Ik heb veel mannen gehad in mijn leven.
Maar geen enkele kan tippen aan jou.
Ik weet wat je denkt.
Dat ik je wil omdat je een rijke blanke bent.
Ik begrijp je wantrouwen.
Dat sterker is dan je zelf wil.
En ja.
Ik heb je teleurgesteld.
Daar voel ik me nog elke dag schuldig over."
Tranen liepen over haar wangen.
"Grace." Zei Jean-Pierre.
"Je weet.
Ik heb je dit al lang vergeven.
Je hoeft je helemaal niet schuldig te voelen.
Ik ken je door en door.
Je bent een vrouw met een warm hart.
Een moederkloek.
Ik ken niemand die zo zorgzaam is zoals jij dat bent.
Dat is het hem net.
Wij passen niet samen.
Ik ben een avonturier.
Ik ben noch blank, noch zwart.
Ni Africaine, ni Europeaine.
Ik ben Jean-Pierre.
En klinkt het niet, dan botst het.
Zo ben ik.
Met mij valt niet samen te leven Grace."
"Pour qoui tu pense ça?" Zei ze ineens.
"Tuurlijk valt er met jou samen te leven.
Ik weet dat.
Voel dat.
Jij voelt veel voor mij.
Die band die er is tussen ons.
Elke avond ben je hier.
Hebben we lange gesprekken.
Diepe gesprekken.
Mooie gesprekken.
Vous ete pas juste un ami pour moi Jean-Pierre.
Vous ete mon amour.
Mon coeur.
Zeg niet te snel nee JP.
Je te manque... " Zei ze met snikkende stem.
Jean-Pierre keek haar in de ogen.
"Je te dis pas non Grace," zei hij.
"Ik zeg geen nee.
Maar laat me er even over nadenken.
Toe."
Hij rekende af, dronk zijn flesje uit.
Sloeg zijn arm om haar hals en gaf haar een kus.
Een vluchtige kus op de mond."
"Je te manque aussi." Fluisterde hij haar in het oor.
Het was eruit voor hij het wist.

Even later liep hij door het schemerdonker huiswaarts.
Binnen zette hij zijn TV aan en haalde hij een fles whisky uit de kast.
En vulde het glas tot helemaal vanboven.
En nam een flinke slok.
Hij sloot zijn ogen en liet zijn gedachten wegglijden.
Naar een zwoele tropennacht jaren geleden.
Toen hij nog jong was, en de zin voor avontuur nog groot.
En toen Gracienne Kibonga nog een bevallige jonge dame was.
Een ranke Afrikaanse gazelle met een begeerlijk lichaam.
Een jonge Afrikaanse die een klein café runde.
Net weduwe met twee kleine kinderen.
Die een jonge journalist bediende die zin had in een koel biertje.
En met wie ze aan de praat geraakte.
De kinderen waren bij haar nicht Agathe, die naast het café een kapperszaak annex schoonheidssalon uitbaatte.
Jean-Pierre hielp haar met het stapelen en in het café zetten van de tafels en stoelen van het terras.
Dan sloot ze de deur.
En liet haar kleed vallen op de grond.
Waaronder ze niets droeg.
Daarna zoende ze Jean-Pierre.
Met een vuur en passie die hij nooit eerder bij een vrouw voelde.
Niet veel later lag ze op een plastieken tafeltje dat er nog stond.
Met gespreide benen.
Zo bedreven Jean-Pierre Kesteloot en Graciennen Kibonga de hele nacht lang de liefde terwijl de soukous van Papa Wemba door de luidsprekers knalde.
Het was met de herinneringen aan die ene zwoele tropennacht dertig jaar geleden, toen Congo nog Zaïre heette, dat Jean-Pierre in slaap viel.
Het vel Cleenex dat hij nog in zijn handen had viel op het rode tapijt waarop de divan stond.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten