Pagina's

zaterdag 3 augustus 2019

Tropenpassie 6


Enkele dagen later.Het was ochtend.
Jean-Pierre zat gehurkt voor de tent de stafkaart te bestuderen.
Hij maakte zich grote zorgen.
Om Karen.
Haar toestand was op korte tijd erg verslechterd.
De tocht door de jungle had veel van haar krachten gevergd.
De jonge vrouw hield zich kranig.
Zette alles op alles.
Maar het was Jean-Pierre al snel duidelijk dat ze het niet zou halen.
Hij stond erop om terug te keren, maar ze weigerde.
Smeekte om toch de tocht verder te zetten.
Nu lag ze in de tent.
De avond ervoor had hij tegen haar wil in een flinke dosis morfine gegeven.
Eindelijk werd ze rustig.
Haar gezicht dat vertrokken was van de helse pijnen die haar afgepeigerde lichaam teisterden ontspande.
Er verscheen zelfs een glimlach op haar gezicht.
Tranen liepen over zijn wangen.
Hij was zo erg gehecht geraakt op de jonge maar o zo moedige Karen.
Ze vertelde over haar werk als journaliste.
Over de reportages die ze maakte.
Vaak in onherbergzame en onveilige gebieden.
En de mensen die ze daar ontmoette.
Vaak levend in primitieve of zelfs erbarmelijke omstandigheden.
"Mensen in het westen hebben geen enkel besef van wat veel van onze medemensen moeten doorstaan.
Elke dag opnieuw.
Meisjes van dertien die een kind ter wereld brengen, alleen en zonder enige verzorging.
Gewoon op straat.
Of ergens in onherbergzaam gebied.
Uit angst om door hun eigen familie vermoord te worden.
Ik heb zo'n meisje bijgestaan.
Dat de bevalling niet overleefde.
Ze crepeerde letterlijk van de pijn onder een brug in Manilla.
Niemand gaf om haar, want het was toch maar een 'straathoertje'.
Enkel goed om de lusten van zielige venten te bevredigen.
Niemand was er.
Behalve ik."
Dan keek Karen Jean-Pierre aan.
"Zie je.
Ik verga van de pijn.
Maar die pijn is maar half zo erg als wat dat ongelukkige meisje doorstond.
Haar geroep en getier.
Het ging door merg en been Jean-Pierre."
Het was de vorige avond toen Karen het hem vertelde.
Ze wees naar haar rugzak.
Jean-Pierre bracht haar die.
Ze griste er een document uit.
"Mijn overlijdensakte.
Hoef je alleen maar in te vullen en opsturen naar de Nederlandse ambassade.
Alles is geregeld.
Het enige wat ik vraag.
Begraaf me hier.
In het oerwoud.
In mijn rugzak zit een uitschuifbare spade."
"Alles is echt geregeld hé." Zei Jean-Pierre.
Karen knikte.
"Het is mijn uitdrukkelijke wens om begraven te worden op de plaats waar ik heenga.
Ze hoeven mij niet te repatriëren.
Ik ben een dochter van de wereld, en zo wil ik herinnert worden," zei Karen haast onhoorbaar.

Jean-Pierre dacht aan deze woorden.
Een brok in zijn keel.
Hij keek voor zich uit.
De tent stond opgesteld bij een klein snelstromend riviertje.
"Mooie plek." Dacht hij.
"Om voor eeuwig te rusten.
Ach Karen. "Dacht hij bij zichzelf.
"Ik had je graag tot bij je pa gebracht.
Echt wel."
Jean-Pierre keek strak voor zich uit.
Hij voelde zich rot.
Hij zou nu echt wel de laatste fles whisky uit zijn rugzak halen en die helemaal opzuipen.
Al was het maar om die snijdende pijn in zijn hart toch een beetje te kunnen temperen.
Maar hij wist dat hij dat niet maken kon.
Dan hoorde hij een geluid uit de tent.
Hij stond recht en ritste de tent helemaal open.
Hij hoorde haar hoesten.
Weer hoestte ze bloed op.
Leek als een vis op het droge.
Hij nam een zakdoek en ving het bloed op dat eerder zwart dan rood was.
En erg 'ongezond' rook.
"Gaat het meisje?" Vroeg hij.
Ze keek hem met vertwijfelde blik aan.
Het brak zijn hart.
"Moet ik je nog wat morfine toedienen?" Vroeg hij.
"Nee." Zei ze haast onhoorbaar.
"Geen mor... fine.
Whisky." Hoorde hij haar fluisteren.
Hij nam de fles whisky en opende die.
Nam een beker, vulde die met whisky en bracht die naar haar mond.
Ze dronk er met kleine slokjes van.
"Veel beter dan morfine." Zei ze.
Jean-Pierre glimlachte.
"Breng me naar buiten." Vroeg ze.
Jean-Pierre keek naar de overkant van het riviertje om zeker te zijn dat er geen rebellen zaten.
Niets bewoog.
Niets dat zijn scherpe arendsoog als verdacht kon opvallen.
Hij tilde haar op en droeg haar op zijn knieën de tent uit.
Hij zette zich neer, en gaf haar de gelegenheid om zich in zijn schoot te nestelen.
Ze nam nog een slok whisky.
Haar ademhaling werd rustiger.
Ze keek hem aan.
Ze zag zijn verdriet.
Ook al huilde hij niet.
Hield hij zich kranig.
Karen zag hoe Jean-Pierre kapot was van verdriet.
"Niet... huilen." Zei ze.
"Ik ga... naar mijn grote liefde.
Naar Paulinho.
Mijn allerliefste Paulinho."
"Ja meisje." Zei Jean-Pierre.
"Hij zal vast op je wachten."
Hij herinnerde zich hoe Karen paar dagen terug vol liefde vertelde over Paulinho.
Die ze leerde kennen in de favela's van Rio De Janeiro.
Waar ze op haar achttiende heen trok als vrijwilligster voor een ontwikkelingsorganisatie.
Ze hielp er mee in een project dat straatkinderen uitzicht moest geven op een nieuwe toekomst.
Paulinho werkte ook mee in het project.
Hij leerde hen Capoeira, een samensmelting van Afrikaanse dans en gevechtssport, welks zijn wortels heeft in de tijd van de slavernij.
Paulinho was even oud als Karen zelf. Maar zo boordevol enthousiasme en idealisme.
Hij geloofde echt dat hij door hen capoeira te leren en hen te leren rappen, die jongeren van de straat kon houden.
Het enthousiasme van de jonge knaap werkte aanstekelijk.
Kereltjes van twaalf, dertien jaar hingen aan zijn lippen en keken naar hem op.
Paulinho was zich bewust van die 'voorbeeldfunctie'.
Hij motiveerde hen om net zo goed hun best te doen op school als tijdens zijn lessen.
Maar hij was ook een poëtische ziel.
Met een zeer rijke woordenschat die hele teksten op papier zette en opnam in de kleine opnamestudio van het project.
Hij droomde ervan om ooit als rapper of muzikant door te breken en zo zijn boodschap aan de jeugd door te geven.
Het klikte meteen tussen Karen en Paulihno.
Nog geen twee weken was ze in Brazilië toen ze wakker werd op zijn kamertje met zicht op de bovenste huizen van de favela die op een steile berghelling lag.
Pasteltinten van de opkomende zon op de felgekleurde huisjes.
In combinatie met een rozige roes van prille liefde en het nagenieten van een bloedhete nacht vol zinderende passie.
Het werd het begin van een mooi verhaal waaraan een tragisch einde kwam toen Paulinho voor haar ogen werd neergemaaid vanuit een rijdende auto.
Karen zelf ontsnapte op het nippertje aan de kogelregen, eigenlijk vooral omdat Paulinho haar net op tijd een stalletje induwde, waar ze plat op de grond viel.
Wie er achter zat was niet duidelijk, maar het feit dat Paulihno de weken ervoor meerdere jongens ervan overtuigde om uit de plaatselijke bende te stappen moest de leider van die bende blijkbaar heel erg boos hebben gemaakt.
Daags na de begrafenis van Paulinho waar ze in tranen afscheid van hem nam trok ze terug naar Nederland waar ze besloot om journalistiek te studeren.
Ze wilde het verhaal van de gewone mensen in de derde wereld vertellen.
Ze wilde dat de mensen in Europa zouden weten hoe die mensen echt zijn en echt denken.
Karen Van Hoevenen lag nog steeds in de armen van Jean-Pierre.
Zijn vinger schoof over haar rechterarm.
Hij voelde haar polsslag die almaar zwakker werd.
Haar ademhaling steeds trager.
Ze zag achter de struiken de berg zand en de spade die er nog inzat.
Haar spade.
Dan draaide ze haar hoofd en keek ze Jean-Pierre aan.
"Bedankt... " Stamelde ze.
Met zijn andere hand woelde hij door haar blonde haren.
Voor de rest was het stil.
Alleen het klateren van het riviertje was hoorbaar.
Jean-Pierre voelde de zon op zijn huid branden.
Eindelijk konden zijn doorweekte kleren wat drogen.
Karen keek hem aan met haar doffe ogen die diep in hun kassen zaten.
Haar wangen waren ingevallen en ze was op een week tijd zienderogen vermagerd.
Ze was nog maar een schim van de zelfverzekerde jonge vrouw die ze was.
Jean-Pierre gaf haar nog een slok whisky.
De helft van het vocht liep uit haar mond.
Maar het leek of het leven in haar ogen terugkwam.
Voor heel even.
"Zo rustig hier." Fluisterde ze terwijl ze haar ogen sloot.
"Ik ben er helemaal klaar voor."
Jean-Pierre kuste haar.
Een allerlaatste maal.
"Ga maar Karen." Fluisterde hij in haar oor.
"Toe.
Ga maar.
Het is voorbij."
Ze knikte.
Dan draaide ze haar hoofd.
Loste haar grip op zijn handen.
Jean-Pierre voelde geen polsslag meer.
Ze ademde niet meer.
HET WAS VOORBIJ!

Jean-Pierre sloot Karens ogen.
Voorgoed.
Dan voelde hij zijn ogen prikken.
Tranen rolden over zijn wangen.
Zonder ophouden.
Hij tilde haar lichaam op en drukte het tegen zijn borst.
Haar hoofd tegen zijn linkerschouder.
Dan weerklonk er een luide wanhopige jammerkreet.
Van een man die een jonge vrouw bijstond in haar laatste levensmomenten.
Een vrouw van wie hij intens was gaan houden.
En met wie hij passionele momenten beleefde.
Maar ook diepe gesprekken had.
Gesprekken die hij met slechts weinig mensen had in zijn leven.
Behalve dan met...
Nee.
Hij wilde niet aan haar denken.
Die naam niet uitspreken.
Hij dacht aan Karen.
Hij dacht aan die jonge vrouw wiens lichaam nu in zijn armen rustte.
Hij dacht aan die momenten met haar.
Toen hij zich laafde aan haar lichaam.
Toen hij met haar whisky dronk bij het kampvuur, terwijl ze vertelde over Paulihno die voor haar rapteksten schreef en in wiens armen ze de avond doorbracht op het dakterras van één van de vele krakkemikkige huisjes in de favela die uitkeek op de baai van Rio De Janeiro.
En ze zich bedacht dat geen enkele van die rijkelui in lofts met uitzicht op Copacabana of Ipanema zo gelukkig kon zijn als zijzelf.
Of ze vertelde over Pilar, het hoogzwangere meisje uit Manilla.
Die in een uit golfplaten en karton opgetrokken hutje onder een brug woonde samen met drie lotgenotes.
Die moest bedelen en zich prostitueren voor een handvol Pesos.
Geen van haar drie lotgenotes was bij haar toen ze onverwacht moest bevallen.
Alleen Karen was er.
Die trommelde nog een ambulance op maar wat ze van de ambulanciers te horen kreeg deed haar bloed stollen.
"We don't transport slumhookers!" Klonk het uit de mond van de jongste ambulancier, waarna hij terug instapte en de ambulance met gierende banden wegreed.
Het enige wat Karen kon doen was bij het ongelukkige meisje blijven dat ter plaatse stierf door overmatig bloedverlies.
Deze gebeurtenis veranderde haar kijk op de wereld en de mensen.
En dit waren maar enkele van de vele verhalen die Karen aan Jean-Pierre vertelde.
En die ook hem erg aangrepen.
Jean-Pierre vermande zich.
Hij tilde haar lichaam op en stapte tot bij het graf.
Hij sprong erin, zakte door zijn knieën en legde haar lichaam in de drassige aarde.
Haar hoofd lag in een modderige plas die haar blonde lokken bevuilden.
Ze droeg alleen haar t-shirt en haar slipje, welks ze aanhad toen ze de avond ervoor in haar slaapzak kroop.
Dan nam Jean-Pierre de spade.
Richtte nog een laatste blik op haar lichaam.
Ze lag met haar hoofd naar links gericht.
Haar armen naast haar.
Haar rechterbeen lichtjes geplooid.
Haar mond beetje geopend.
Jean-Pierre stak zijn spade in de omgewoelde aarde en gooide een grote kluit in de kuil op haar buik terechtkwam.
De tweede bedekte haar gezicht.
Zo werd Karen Van Hoevenen's lichaam aan de aarde toevertrouwd.
Toen de kuil gedicht was nam hij zijn machete en spleet een dikke tak, bijna een boomstronk in twee.
En dan kliefde hij nogmaals door het midden van één van de helften.
Hij plantte die op het pas gedolven graf.
"Ik weet Karen.
Je wilde geen kruis.
Maar ik wil toch dat deze plek een beetje aan je herinnert.
Vergeef me liefje."
Hij kerfde haar naam in het hout met zijn Zwitsers zakmes.
Deed dan een paar stappen opzij en boog het hoofd.
Weer kwamen de tranen.
Bittere tranen om Karen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten