Pagina's

zondag 24 mei 2020

Een groene parel 3



Drie jaar later.
Samuel is nu vijftien.
Gaat naar een privé school in Amerikaans Samoa.
Net als Mary en nog enkele andere jongens die goed presteren op de zondagsschool waar zijn moeder Jessica lesgeeft.
Jongens en meisjes waarin Joseph en Jessica hard geloven.
Het grootste gedeelte van het schooljaar zitten ze op die school.
Alleen tijdens de vakanties komen ze naar huis.
Dan haast Samuel zich naar het strand om meteen de zee in te duiken.
Roept de naam van zijn beste vriend.
Toa!
En dat hij het weet, die schrandere dolfijn.
Die zelfs al enige kunstjes heeft geleerd.
In ruil voor een visje, dat spreekt.
Ook Mary is er dan bij.
Mary.
Met haar slanke lichaam, haar licht wiegende heupen, haar welgevormde borsten.
Ze is geen kind meer.
Maar een ontluikende bloem.
Een prachtige bloem.
Alle jongens kijken vol verrukking naar haar.
Maar volgens de dorpelingen staat het nu al in de sterren geschreven dat ze ooit op een dag door haar vader naar het altaar zal begeleid worden om niemand minder dan Samuel eeuwige trouw te beloven.
Samuel.
Die ook geen kind meer is.
Maar een jonge man met brede torso en fel ontwikkelde armspieren.
Die hij op school wekelijks traint sinds hij deel uitmaakt van het roeiteam.
Roeien zit de Polynesische eilandbewoners in de genen.
Ondanks het feit dat hun vissersboten door buitenboordmotoren worden aangedreven is kunnen omgaan met de roeispaan een must voor de Polynesische vissers.
Ze zijn met de roeispaan in de hand geboren zeg maar.
En ja, dat is bij Samuel niet anders.
Met zijn afgetrainde lichaam trekt hij de aandacht van menig meisje en zelfs van de Amerikaanse toeristes die Amerikaans Samoa bezoeken waar hij en Mary school lopen aandoen kijken vol bewondering en stiekem verlangen naar de jonge domineeszoon met getaande huid en stevig gespierd lichaam.
Maar Samuel had alleen maar oog voor Mary en vice versa.
En hij was maar al te blij met die schaarse momenten dat ze elkaar buiten de schooluren zagen en ze even een momentje voor zich alleen hadden.
En ze gingen wandelen naar het strand vlakbij de school.
Om alleen te zijn.
De zon op hun gelaat.
Verdrinken in elkaars ogen.
Er ging van alles door Samuel, maar hij kon het aan niemand kwijt.
Niet aan zijn ouders, niet aan zijn vrienden.
En zeker niet aan Mary zelf.
Ook al probeerde hij het.
Remmingen hielde hem tegen.

Maar nu waren Samuel en Mary terug op Fao'Mara.
En was het weerzien met hun vriend en held Toa hartelijk.
Na een heerlijk uurtje spelen in het water zochten Samuel en Mary het strand op.
Samuel zag haar.
Haar heerlijke gestroomlijnde lichaam.
Het waterdruppels die over haar rug liepen.
Zijn hart klopte sneller en iets weerhield hem om uit het water te komen.
Tot hij ineens bliksemsnel naar zijn pareo greep en deze rond zijn lendenen sloeg.
Waarna hij een diepe zucht van verlichting slaakte.
Mary keek hem glimlachend aan maar zei niets.
Even later zaten ze op het strand te praten.
Zomaar te praten over koetjes en kalfjes.
"Mary, ik moet je wat zeggen." zei Samuel ineens.
"Wat dan Samuel."
Hij hapte naar adem.
"Ik... Ik... "
Mary legde haar hand op de zijne.
"Zeg het maar Samuel," zei ze om hem aan te moedigen.
"Nee, niets.
Ik.
Ik moet naar huis," zei hij.
"Vader heeft gevraagd om vandaag wat vroeger thuis te zijn.
Tot morgen Mary." zei hij.
Mary glimlachte zacht.
"Tot morgen Samuel," zei ze terwijl ze haar parelwitte tanden bloot lachte.
Samuel vervloekte zichzelf tijdens de wandeling huiswaarts.
Vervloekte zijn lafheid.
"Straks is een ander met Mary weg," zei hij tegen zichzelf.
Hij wist dat andere jongens ook een crush hebben op Mary.
En daar baalde hij van.

De volgende dag ging hij weer mee met de jongens vissen.
Eindelijk kwam het er nog eens van.
De jongens vroegen er zelf om.
En ja, hij wilde zelf niets liever.
Alleen was het na dat ene voorval drie jaar terug nog moeilijker geworden om zijn ouders hiervan te overtuigen.
Vooral zijn moeder dan.
"We willen je niet verliezen jongen," zei ze.
Maar vader wist dat dit geen toeval was.
"God heeft plannen met Samuel," zei hij.
"Ik heb hier alle vertrouwen in.
Maar... Verwaarloos je werk voor school niet jongen.
En zeker de bijbel niet."
Samuel zat aan boord.
Weeral naast Johnny.
Samuel keek rond.
"Waar is Toa?
Hopelijk is hem niets overkomen?" zei hij bezorgd.
Daar had hij alle reden toe, want het had de afgelopen nacht hevig gestormd.
De reden waarom de vissers de afgelopen dagen niet uitvoeren. 
Er werden felle en plots opstekende stormen verwacht.
En ja, afgelopen nacht was het zover.
Hevige windstoten, opzwepende golven die tot bij de huizen kwamen.
Daarom dat de huizen die het dichtst bij het strand gelegen zijn op palen staan.
Samuel woont verder in het dorp, vlakbij de kerk.
Maar het huis van Chief Kahehameho staat wel op palen.
Met een mooi versierde gevel, het huis van een dorpshoofd waardig.
"Toa komt wel," zei Johnny.
"Die zal zijn visjes niet laten schieten, wees maar gerust.
En ja, hoor, vanaf het moment dat de boot stilstond en de netten te water gingen was Toa er al.
Samen met enkele andere dolfijnen.
Maar waarom reageert hij zo raar.
Hij bleef maar kreten uitslaken en wapperen met zijn staartgedeelte.
Zijn kop bewoon telkens een andere richting uit.
Dan maakte hij een rondje en herhaalde de voorgenoemde handelingen.
"Wat scheelt er met die dolfijn?" vroeg Johnny.
De andere dolfijnen imiteerde Toa.
"Wat willen die beesten toch?" vroegen ook de anderen zich af.
"Misschien willen we dat we hen volgen?" zei Samuel.
"Wel, misschien moeten we dat wel doen," merkte Johnny op.
De netten werden boven gehaald en de motoren werden gestart.
Op dat moment schoten de dolfijnen als een raket vooruit.
De boot volgde.
"Misschien is er iemand in nood," zei Samuel.
"Zullen we gauw weten Sam," zei Johnny.

Johnny moest een flinke snelheid aanhouden om de dolfijnen bij te houden.
Ze kliefden als een snijdend mes over de waterlijn.
Recht op hun doel af.
"Daar!" riep Samuel.
"Waar?" vroeg Johnny.
"Voor ons, zie je het dan niet?"
"Verdomme ja," zei Johnny.
"Verderop dreef een zeilboot.
Die blijkbaar gekapseisd was.
Mensen in nood, we moeten helpen," zei Samuel.
Johnny bond het touw vast aan de reling van de zeilboot die op zijn zij lag.
"Help me!!!" klonk het.
"Please someone!!! Help me!"
Johnny en Samuel gingen in het ruim, daar bevond zich een vrouw.
Ze was gewond.
Kon geen kant uit.
Ze probeerde om de binnenruimte van haar zeilboot te verlaten maar slaagde er amper in.
"Help me i'm drowning!" riep ze.
"Don't worry!" riep Samuel.
"We will help you."
Johnny wilde haar uit het almaar stijgende water trekken.
"Wacht! wie weet zit ze vast?
Of heeft ze iets gebroken.
Do you have pain misses?" vroeg hij aan de dame.
"Can't move my leg, it hurts.
Mijn been doet pijn.
Please help me.
Help mij!"
Beide jongens pakten de vrouw bij haar bovenlichaam en hielpen haar uit het ruim.
De andere jongens stonden klaar om haar op te vangen en zo voorzichtig mogelijk naar de boot te dragen.
Ze had een open beenbreuk en een lelijke en hevig bloedende hoofdwonde.
In een kastje zag Samuel een EHBO trommel en griste die mee.
Hiermee kon hij de vrouw alvast de eerste zorgen toedienen.
"Naar Fa'o Mara, full speed," zei hij tegen Johnny.
De boten vaarden weg, de zeilboot dreef doelloos verder.
De jongens wisten dat eens bij aankomst de Marine of kustwacht van Nieuw-Zeeland - waartoe Fa'o Mara behoorde - moest worden verwittigd.

Eens op Fa'o Mara werd de vrouw op een draagberrie naar het huis van Joseph en Jessica gebracht waar Jessica haar zo goed mogelijk verzorgde.
"Moet ze niet naar de kliniek gebracht worden," vroeg Chief Paul bezorgd?
"Nee," zei Jessica met al haar ervaring als verpleegster.
"Ze heeft nu vooral rust nodig.
Kan ze evengoed hier in ons huis.
Ik heb hier alles wat ze nodig heeft."
Uit de papieren die de vrouw op zak had bleek dat ze een Nederlandse was.
"Wat doet ze hier?
Komt ze helemaal vanuit 'Holland' met een zeilboot?" vroegen de mensen zich af.
God zei geloofd dat Toa jullie kwam verwittigen," zei Joseph.
Anders was die vrouw reddeloos verloren geweest.
Nieuwsgierige dorpsbewoners troepten samen bij het huis van de dominee in de hoop om een glimp op te vangen van de vreemde vrouw uit de gekapseisde zeilboot.
Gered door de held van de zee.
Toa.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten