Pagina's

maandag 17 oktober 2016

Haveloos.



Het werd avond.
Het schemerduister omhulde de stad en de neonlichten begonnen te branden.
Mensen stapten haastig door de straten, hun werkdag zat er weer op, en het werd tijd dat ze om de rit huiswaarts weer aan te vangen.
Met de auto, bus of trein.  Urenlang foeteren in de file, of zuchten omdat de trein of bus weer niet of te laat komt opdagen.
Snel even een winkel binnenstappen voor dat ene stuk vlees, dat schoolgerief voor zoon of dochter, of dat voorgeschreven medicijn.
Mensen stappen haastig door. Met hun hoofd vol zorgen en hun blik op scherp.
Niemand had oog voor die jonge vrouw in haar slonzige kleren en de doffe blik in haar ogen.
Traag slenterde ze met gebogen hoofd door de winkelstraat.
De pijn van het leven stond in haar ogen te lezen, en haar lichaamstaal gaf een uitgebluste en moegestreden indruk.
27 jaar was ze. 27 jaar en nu al murw geslagen. Zowel letterlijk als figuurlijk.
Ze zette zich neer op een bank, de grote plastic zakken die ze meezeulde zette ze naast zich. En ze staarde wezenloos voor zich uit. Ze tastte in de rechterzak van de vuilgrijze dikke jas die ze aanhad, en haalde met trillende handen een pak sigaretten en een aansteker uit.
Met veel moeite peuterde ze een sigaret uit het pakje, stak die aan zoog met krachtige halen de nicotine eruit. En dan nog eens…
Toen leek ze tot rust te komen.
Ze keek rond naar de mensen die haastig door de winkelstraat stapten.
Giechelende schoolmeisjes die een pak chips deelden. Een verliefd koppeltje. Een oudere dame met een looprek waaraan een plastic zak van de Aldi hing, volgestouwd met levensmiddelen. Een jongeman met GSM aan het oor driftig aan het tateren.
Ze boog het hoofd. Radeloos was ze.
In de zakken die ze meezeulde zaten haar kleren en haar laatste bezittingen.
Ze is uit haar appartement gezet… Wat moest ze nu doen?
Ze huilde. Dikke tranen rolden over haar wangen…
Geen werk, geen woning, geen familie.
Ze was helemaal alleen, helemaal alleen zonder een rooie duit. Met enkel maar een hoop oude versleten kleren. Wat boeken, haar toiletgerief en enige andere bezittingen waar ze enige emotionele waarde aan hechtte. Voor de rest had ze niets meer.
Haar gezicht was vaal en ze  had wallen onder haar ogen. Haar jukbeenderen verraadden dat ze erg vermagerd was. Haar ogen waren dof en levenloos, evenals haar ooit zo mooie blonde haren die er nu dof uitzagen, zonder glans zonder leven.
Haar magere handen trilden en ze had moeite om de sigaret die ze rookte vast te houden.
Amper 27 jaar, maar als je ze zag zou je ze zeker twintig jaar ouder schatten.

Haar naam was Vanessa.
Ooit lachte de toekomst haar toe. Ze leerde voor kapster in het beroepsonderwijs en ze had een droom. Een eigen kapsalon.
Daar werkte en spaarde ze hard voor.
Ze kwam uit een kansarm gezin, elke frank moest in tweeën gebeten worden.
Papa was invalide na een arbeidsongeval en Mama werkte in een wasserij. En moest toen nog eens voor vijf kinderen en een invalide man zorgen.
Op reis gaan, cinema, schoolreizen, speelgoed. Mama moest het hun kinderen met veel spijt in het hart ontzeggen.
Maar Vanessa wist één ding. Dit zouden haar kinderen nooit moeten ondergaan.
Ze ging werken, bij een kapper die in de wolken was over haar talent en haar inzet.
Ze verdiende schoon geld en daarmee kon mama haar jongere broertjes en zusjes al eens op een extraatje trakteren.
En dat motiveerde de jonge Vanessa.
Ze was ambitieus en strijdvaardig. Ze wist wat ze wou in het leven.
Maar ze was ook een levenslustige jonge meid die al eens uitging en zot was van jongens.
Haar verzetje was de zaterdagavond in de disco. Feesten, pret maken met de vriendinnen, en ja… Flirten met de jongens.
Ze raakte in de ban van een jongen, Jonathan heette hij.
Een knapperd met een ‘lekker vette bak’. Een omgebouwde BMW waarmee Jonathan graag grote sier maakte.
Maar Vanessa had niet door dat die Jonathan van haar profiteerde.
Hij was niets meer dan een lui showventje dat alleen aandacht had voor zijn auto, zijn mooie kleren en zijn avondjes uit in de disco.
Maar dat kost geld hé, en voor geld moet je werken.
En dat was het probleem. Jonathan was zo’n jongen die nooit langer dan drie maanden een job kon houden.
Maar Vanessa was dolverliefd en zo goed van hart. Ze stak hem geld toe, tegen beter weten in. En als dank liet hij haar zitten, En die som geld die ze hem leende die was ze kwijt.
Weg mooie droom van een eigen kapsalon?
Of toch niet.
Zo snel kon je Vanessa niet klein krijgen.
Ze werkte hard in het kapsalon en ging eens ze van school af was nog na haar uren aan de bar van een jeugdcafé gaan staan.
Pinten tappen, drankjes serveren. Onvermoeibaar was ze.
En ze was graag gezien bij de klanten hé, jaa ‘Nesje' was een toffe, en ze had een luisterend oor voor iederéén.
En ja er kwam weer een jongen in haar leven. Tim, een lieve knul die als hulpkok werkte en eveneens droomde van een eigen zaak.
Ze besloten samen te wonen. In een klein appartementje midden in de stad. En intussen werkte Vanessa verder aan haar droom. Haar mooie grote droom.
Ze volgde bijscholingen en cursussen en ging op zoek naar een leegstaand winkelpand.
En ze had veel aan de steun van haar lieve Tim die haar bij dit alles volop steunde.
Ze vond een kapsalon die over te nemen was, alle materiaal, de drogers, de wasbakken en zo kon ze overnemen. En dat voor weinig geld.
Eindelijk was het zover. Haar eigen kapsalon.
Kapsalon Vanessa heette het voortaan. En de zaak liep op rolletjes.
Glunderend stond de mooie Vanessa te knippen, te brushen, klanten te onthalen, enzovoort…
Zielsgelukkig was ze. Het geluk stond op haar lieve gezicht te lezen.
Haar ogen straalden en er stond een mooie blos op haar wangen.
Veel van haar klanten waren moeders met kleine kinderen.
Kinderen die geen andere kapster wilden dan die lieve Vanessa die hen altijd op hun gemak wist te stellen met haar stralende lach, haar geduld en haar vrolijkheid.
En als de kleintjes braaf waren kregen ze een lolly van haar.
Wat genoot ze van die stralende oogjes van die kinderen die dat lekkers met een bedeesde ‘dank u Nessa’ in ontvangst namen.
Zielsgelukkig was ze met haar eenvoudige maar o zo mooie droom.

Maar een donkere schaduw kwam over hun geluk.
Tim lustte graag een pintje, en ging na het werk al eens op de lappen met zijn maten van het werk.
En ja hij kwam vaak stomdronken thuis.
Iets te vaak om gezond te zijn.
En op het werk dronk de kok al eens van de fles wijn of de keukencognac, en Tim kreeg ook een slokje.
En elk 'service' werd afgesloten met een versgetapte pint van 't vat.
Kortom alcohol maakte deel uit van zijn leven, of nee, het ging zijn leven gaan leiden.
En zo stapelden de problemen zich op.
Al het geld waarvoor Vanessa zich uit de naad werkte zoop hij op.
Er bleef almaar minder over om de facturen die hoorden bij  een eigen zaak te betalen.
En daardoor kwamen conflicten en Vanessa… Die arme Vanessa.
Ze kreeg slagen, harde slagen.
Meerdere malen belandde ze op de spoedafdeling. Compleet murw geslagen door Tim die zichzelf niet meer onder controle had.
Tot die keer dat ze zwanger was en ze door de slagen op haar buik een miskraam deed.
Toen was voor haar de maat vol en gooide ze Tim eruit.
Maar dacht je dat de miserie ophield?
Nee hoor. Stalken, bedreigen, de ruiten van haar kapsalon ingooien, haatmails, haar nieuwe vriend werd bedreigd en zelfs door Tim en enkele van zijn maatjes in elkaar geslagen.
Die kon het niet meer aan en ook aan deze relatie kwam een einde.
Ze diende talloze klachten in, processen en wat weet ik allemaal.
Het vrat aan haar, ze ging er onderdoor.
Ze werd depressief, viel in een zwart gat.
En uiteindelijk ging haar kapsalon, haar droom er aan kapot.
Failliet, een hele hoop schulden.
Ze zocht werk maar opnieuw voor een baas werken na al die jaren een eigen zaak te hebben gehad. Het lukte niet meer.

Arme Vanessa.
Het leven had haar gekraakt.
Mama was enige jaren terug onverwacht overleden. En Papa zat in een rusthuis.
Haar broers en zussen, daar had ze nauwelijks nog contact mee.
Ze hadden elk hun leven, hun zorgen. De jongsten moesten het zonder Mama’s zorgende handen stellen. Zich nu helemaal alleen in het leven storten. Hen kon ze met haar ellende niet lastigvallen.
Haar vrienden hadden haar laten vallen.
Ze was alleen, Ze had niets meer.
Ze stond op, en zette haar tocht verder.
Ze wandelde de stad door. Met stevige tred ditmaal. Het was intussen avond geworden.
Ze nam de metro tot aan de rand van de stad. Enkele straten verder stapte ze een café binnen.
Daar zat Tim, laveloos aan de toog met een halflege pint in de handen.
“Wa komde gaa hier doen bitch?” Vroeg hij terwijl hij haar vol minachting aankeek.
“Ik kom u bedanken." Zei ze cynisch.
“Ik kom u bedanken omdat ge er in geslaagd zijt om mijn leven te RUINEREN!!
Godverdomse klootzak.”
“Ik ben alles kwijt, mijn kapsalon, een dak boven mijn hoofd. Zelfs mijn kind hebt ge uit mijn buik geschopt gijse fucking zuiplap!!"
Ze nam zijn pint. “Kom jongen zuipt… Zuipt onnozele kloot!!!! Da’s toch het enige wat ge kunt. Zuipen en vrouwen slaan!” Ze gooide de inhoud van het bierglas in zijn gezicht.
“Ga weg!!!” Riep Tim. “Ga godverdomme weg teef dat ge zijt!!!!"
Gij hebt mij nooit gesteund toen ik mijn job verloor, toen ik zonder werk zat. Altijd zagen ‘drinkt zoveel niet, doe dat niet, zoudt ge niet beter...
Altijd staakt ge de schuld op mij.  Klotewijf!"
“Och hoor uzelf." Zei ze.
“Al ONS geld hebt ge verbrast in de café’s. Maar als ik er iets op zei wat deed je? Slaan!
Ja gij laffen hond. Ge had geen verweer tegen mijn argumenten, ge wist goed genoeg dat het uw verslaving was die u en mij in de schulden stak. Ge wist dat ge een drankprobleem had.
Maar ge waart te zwak, wa zeg ik? Te laf dat waart ge.
Te laf om er iets aan te doen. Ja veel beloven, ‘ja zoetje ik ga naar de AA. Ik ga me laten behandelen’.
Beloftes alleen maar beloftes”. Ze begon te zingen 'Paroles paroles paroleeees'.
Ze keek hem uitdagend aan.
“Maar de volgende dag stond ge daar weer hé. Strontzat, onder de kots, stinkend naar den drank.
En weer mocht ik er niets van zeggen. Want dan spraken je vuisten weer… KLOOT!!
Ik zei het iedere keer, denkt aan uw job. Denk aan ons geluk!”
Ze sloeg hem hard in het gezicht.
“Zielige, ZIELIGE ZWAKKELING!!!!!”“Oeew den Tim krijgt slaag van een vrouw!” Lachte één van de zatlappen die naast hem aan de toog zaten.
De anderen lachten luidop mee.
“Den Tim ligt onder de sloef hahaha.”
Toen stond Tim recht.
Hij gaf Vanessa een duw. Ze viel op de grond.
Hij pakte zijn barkruk en sloeg haar ermee op het hoofd.
Eenmaal, tweemaal, driemaal, viermaal. Bloed spatte in alle richtingen.
De cafébaas wilde tussenbeide komen.
“Tim zijde zot geworden gast? Stopt daarmee”.
“Moeidunie!” Schreeuwde hij en hij mepte met zijn barkruk in de cafébaas zijn gezicht.
Niemand durfde nog dichterbij te komen
Toen gooide hij de kruk met volle kracht op Vanessa’s levenloze lichaam.
“Pak aan BITCH!!!” Schreeuwde hij. En hij liep wankelend van zattigheid de kroeg uit.

Vanessa is dood.
Maar dat is wat ze wilde.
Tim, de eens zo lieve zorgzame jongen was door de drank totaal veranderd.
Hij was een zuiplap en een vrouwenmepper die het niet kon verdragen dat een vrouw hem afwees.
Ze herinnerde zich die keer dat ze hem wanhopig uit één of andere marginale kroeg wilde halen.
Toen kreeg ze ook slaag. Keihard, op haar buik. Ze verloor het kindje in haar buik dat ze zo liefdevol koesterde.
Tim kon het niet verdragen dat een vrouw hem de les spelde.
En al zeker niet in het bijzijn van zijn cafévrienden in wiens aanwezigheid hij zich 'de man' voelde.
Dus stampte hij haar op haar bolle buikje.
Zijn macho gedrag, het indruk maken op zijn marginale cafématen - die alleen maar konden zuipen, brallen en domme praat uitkramen - was hem meer waard dan het ongeboren leven dat hij zelf verwekte.
Ze was het niet vergeten, hoe hij met zijn vandalenstreken zijn stalkgedrag en zijn getreiter er alles aan deed om haar leven kapot te maken.
Hij genoot ervan toen hij hoorde dat Simon haar 'nieuwe vriend' een einde maakte aan hun relatie, alleen al omwille van zijn getreiter. En toen hij hoorde dat haar kapsalon over de kop ging gaf hij een vat. Dat er geen geld meer over was om de huur van zijn miezerige studio te betalen kon hem geen barst schelen. Haat, wraak en rancune hadden meester gemaakt van zijn door alcohol aangetaste brein.
"Gij wilt mij kapot?" Dacht Vanessa.
OK 'Timmeke'... Doe maar.
Ge moogt uw werk afmaken."
Dat is wat ze dacht toen ze die groezelige keet binnenstapte waar hij zich laveloos zat te zuipen.
Ze wilde niet liever dan dat hij zou slaan, schoppen stampen.
Ze had toch niets meer…
Ze voelde pijn noch vrees toen Tim met die barkruk op haar hoofd timmerde.
Ze voelde zelfs een soort van euforie.
Want ze had toch niets meer te verliezen. En te sterven door zijn bruut geweld leek haar minder pijnlijk dan te moeten wegkwijnen in de anonimiteit en de marginaliteit van het dakloos en haveloos zijn.
En vooral het feit dat hij voor haar dood zou gestraft worden.
Dat hij EINDELIJK zou gestraft worden.
Dat motiveerde haar nog het meest van al.
Niets meer dan dat gaf haar de moed om zich naar dat ene vieze marginale cafeetje te begeven waar hij, naar ze vernam heelder dagen aan de toog hing om zich te compleet Lazarus te zuipen.
Ja ze was kapster hé. En als kapster hoor je wel eens wat. Ook al moet je noodgedwongen werken voor een baas.
En toen dacht ze. "Mijn leven kapot? Ewel... Het uwe ook... "

Dag lieve Vanessa.
Het was je niet gegund, die mooie droom waar je zo hard voor werkte, zo hard voor vocht.
Het leven was hard voor jou, maar je sloeg op je eigen manier terug.
Je kwelduivel zal nu voor het gerecht moeten verschijnen. En iedereen zal in de krant lezen wat hij je heeft aangedaan.
 Je hebt dat goed gedaan dappere meid.
Nu mag je rusten, voor eeuwig rusten.
Laat die pijn nu maar los lieverd. Laat alle ellende maar uit je lichaam vloeien, samen met je laatste levenskrachten.
Rust nu maar. Ja meisje laat de eeuwige rust over je komen. Je hebt het meer dan verdient…

VAARWEL VANESSA!!!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten